NL1007301C2

NL1007301C2 - Silo voor een bulkgoed.

Info

Publication number: NL1007301C2
Application number: NL1007301A
Authority: NL
Inventors: Franciscus Antonius Van De Zee
Original assignee: Spaans Babcock B V
Priority date: 1997-10-17
Filing date: 1997-10-17
Publication date: 1999-04-20
Also published as: EP0909729A1

Description

SILO VOOR EEN BULKGOED

De uitvinding heeft betrekking op een silo voor opslag van een bulkgoed, omvattende een vloer, een zijwand, en 5 een dak, welke silo voorzien is van eerste transportmiddelen voor het verticaal binnen de silo transporteren van het bulkgoed, welke eerste transportmiddelen een in hoofdzaak verticaal binnen de silo verlopende, in lengte verstelbare buis omvatten, van welke buis een bovenste 10 uiteinde op vaste afstand van het dak met het inwendige van de silo verbonden is en van welke buis een onderste uiteinde verbonden is met tweede transportmiddelen voor het horizontaal binnen de silo transporteren van het bulkgoed, welke tweede transportmiddelen met het 15 inwendige van de silo verbonden zijn en tussen het bovenste uiteinde van de buis en de vloer van de silo verticaal in hoogte verstelbaar zijn.

Een dergelijke silo is bekend en omvat een in hoofdzaak 20 cilindrisch bouwwerk waarin centraal ten opzichte van de buitenwand een kolom is aangebracht die over althans een deel van de lengte voorzien is van een valschacht.

Tussen de kolom met valschacht en de zijwand is een brug aangebracht die om de kolom met valschacht in een 25 horizontaal vlak kan roteren. De brug draagt middels hijskabels een frame dat ten opzichte van de kolom met valschacht radiaal buitenwaarts reikt en dat in langsrichting van de kolom met valschacht verplaatsbaar is. Het frame draagt een transportschroef voor het bij 30 het vullen en ledigen van de silo verplaatsen van het bulkgoed binnen de silo. Tussen de brug en het frame is een in hoofdzaak verticaal binnen de silo verlopende telescopische valpijp aangebracht, waarvan de lengte door in- en uitschuiven van de telescopische buisdelen 35 verstelbaar is. Het bovenste uiteinde van de valpijp is op vaste afstand van het dak met de brug van de silo verbonden, terwijl het onderste uiteinde van de valpijp verbonden is met het frame, dat via hijskabels met de 1007301 2 brug verbonden is en dat verticaal in hoogte verstelbaar is tussen het bovenste uiteinde van de buis en de vloer van de silo. Bij het vullen transporteert de valpijp het bulkgoed verticaal van het bovenste uiteinde van de 5 valpijp naar het onderste uiteinde van de valpijp.

Door de geleidende functie van de kolom met valschacht volgt het frame bij het vullen en ledigen van de silo het stijgende respectievelijk dalende niveau van de 10 toplaag van een in de silo opgeslagen bulkgoed. Tijdens het ledigen van de silo transporteert de transport-schroef het bulkgoed naar de valschacht in de kolom, waarna het bulkgoed, nadat het door de valschacht heen naar beneden gevallen is, met behulp van een volgende 15 transportschroef en een lange afvoerschroef uit de silo wordt afgevoerd. De valschacht is voorzien van ophijsbare luiken die de valschacht steeds juist tot aan het peil van de toplaag van het bulkgoed afsluiten.

20 Nadelig van de bekende silo is, dat de telescopische valpijp niet goed functioneert. Bij het vullen wordt tengevolge van de door het vallende bulkgoed opgewekte druk binnen de valpijp, stof door de afdichtvlakken van de telescopische buisdelen vanuit de valpijp naar het 25 inwendige van de silo geblazen. Niet alleen verhoogt dit stof de kans op stofexplosies in de silo in aanzienlijke mate, ook lopen personen in de silo door inademing van dit stof gezondheidsrisico's. Bovendien wordt door het stof het telescoperen van de buisdelen van de valpijp 30 bemoeilijkt, waardoor de bedrijfszekerheid van de silo vermindert. Eveneens vervuilt het neerslaande stof de overige delen van het inwendige van de silo.

De uitvinding beoogt dit nadeel op te heffen. Daartoe is 35 de silo volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de buis voorzien is van een flexibele wand. Hierdoor wordt bereikt dat de lengte van de buis verstelbaar is, 1007301 3 terwijl de wand van de buis over de gehele lengte van de buis stofdicht is.

In een uitvoeringsvorm heeft de silo volgens de 5 uitvinding het kenmerk dat de wand van de buis doekvormig materiaal omvat, in het bijzonder kunststofdoek. Hierdoor wordt bereikt dat de wand van de buis opvouwbaar is. Kunststofdoek heeft het voordeel dat het niet alleen stofdicht is, maar ook licht van gewicht en dun 10 is, waardoor het doek bij het opvouwen weinig ruimte inneemt.

In een andere uitvoeringsvorm heeft de silo volgens de uitvinding het kenmerk dat de wand van de buis voorzien 15 is van in hoofdzaak ringvormige steunsegmenten, in het bijzonder stalen baleinen. Hierdoor wordt bereikt dat de wand van de buis ringvormig gesteund wordt, waardoor aan de binnenzijde van de buis een voldoende ruim door-stroomkanaal gevormd wordt. Bij voorkeur worden stalen 20 baleinen toegepast als steunsegmenten, omdat deze een geringe dikte hebben. De dikte van de baleinen is bij voorkeur 3 tot 6 mm, in het bijzonder 4 mm. Opgemerkt wordt, dat onder ringvormig eveneens hoekig dient te worden verstaan, bijvoorbeeld drie- of meerhoekig.

25

In weer een andere uitvoeringsvorm heeft de silo volgens de uitvinding het kenmerk dat de steunsegmenten coaxiaal in lengterichting op onderlinge tussenafstand geplaatst zijn, bij voorkeur op een tussenafstand van 10 tot 20 30 cm, in het bijzonder circa 15 cm. Hierdoor wordt bereikt dat bij het verstellen van de buis naar een kleinere lengte het materiaal van de wand telkens tussen de steunsegmenten gevouwen kan worden.

35 In nog een andere uitvoeringsvorm heeft de silo volgens de uitvinding het kenmerk dat de wand van de buis voorzien is van gewichten, bij voorkeur gewichten die in 1οη7"Λ4 4 hoofdzaak ringvormig zijn. Hierdoor wordt bereikt dat bij het verstellen van de buis naar een grotere lengte het materiaal van de wand door de zwaartekracht in neerwaartse richting strak getrokken wordt, waardoor het 5 doorstroomkanaal aan de binnenzijde van de buis in langsrichting van de buis gestrekt wordt. Bovendien wordt bereikt dat bij het verstellen van de buis naar een kleinere lengte het materiaal van de wand tussen de gewichten opgevouwen wordt. Eventueel kunnen de 10 gewichten en de steunsegmenten geïntegreerd zijn.

In weer een andere uitvoeringsvorm heeft de silo volgens de uitvinding het kenmerk dat de buis voorzien is van geleidingsmiddelen. Hierdoor wordt bereikt dat de buis 15 bij het verstellen naar een kleinere lengte zonder uitknikken langs zijn langsas kan worden versteld.

In een andere uitvoeringsvorm heeft de silo volgens de uitvinding het kenmerk dat de geleidingsmiddelen 20 tenminste twee, bij voorkeur vier geleidingspalen en/of schotten omvatten die langs de omtrek van het onderste uiteinde van de buis aan het tweede transportorgaan bevestigd zijn. Hierdoor wordt bereikt dat het deel van de buis dat opgevouwen is, dwars op de lengterichting 25 van de buis gesteund wordt en dat bij het in lengte verstellen van de buis de buiswand bij het in- en uitvouwen eveneens gesteund wordt.

In nog een andere uitvoering heeft de silo volgens de 30 uitvinding het kenmerk dat de geleidingsmiddelen tenminste twee kabels omvatten aan weerszijden van de buis. Hierdoor wordt bereikt dat de buis over de gehele lengte gesteund wordt. Met name in uitvoeringsvormen waarbij de buis geen steunsegmenten in de wand omvat is 35 het voordelig om tenminste drie kabels nabij de wand in lengterichting van de buis aan te brengen. Hierdoor wordt bereikt dat de buis niet alleen geleid wordt, maar 1 Π Π7 O π 1 5 dat ook de aanwezigheid van een voldoende ruim door-stroomkanaal gewaarborgd wordt.

In weer een andere uitvoering heeft de silo volgens de 5 uitvinding het kenmerk dat de buis in lengterichting voorzien is van een doorgaand doorstroomkanaal, in het bijzonder een doorgaand doorstroomkanaal waarvan de binnendiameter in hoofdzaak gelijk is aan de binnendia-meter van de buis. Hierdoor wordt bereikt dat het 10 bulkgoed zonder belemmeringen door het inwendige van de buis naar beneden kan vallen, waardoor de verwerkingscapaciteit van de buis tenminste even groot kan zijn als de verwerkingscapaciteit van de tweede transportmiddelen en/of de capaciteit van transportmiddelen waarmee het 15 bulkgoed aan de buis wordt toegevoerd.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het vullen van een silo met bulkgoed.

20 De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van een in een tekening weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm. In de tekening is: figuur 1 een schematische dwarsdoorsnede van een 25 silo volgens de uitvinding; figuur 2 een schematische weergave van een deel van de kolom met valschacht; figuur 3 een schematische weergave van een detail van figuur 1.

30

In figuur 1 onderscheidt men een dwarsdoorsnede van een in hoofdzaak cilindrische silo 1, omvattende een vloer 2, een zijwand 3 en een dak 4. Centraal op de vloer 2 van silo 1 staat een kolom 5. De kolom 5 omvat een 35 stalen cilinder 6 die in een verdiept gedeelte 7 van de vloer is verankerd. Over een groot deel van de lengte van de cilinder 6 is een in langsrichting verlopende 1007301 6 valschacht 8 uitgespaard. De hoogte van de zijwand 3 van de silo 1 van figuur 1 bedraagt circa 32 m, terwijl de diameter van de silo 1 circa 48 m bedraagt. Het oppervlak van de vloer 2 van de silo 1 is circa 1266 m2.

5

Refererend aan figuur 2 is de valschacht 8 afgesloten door een aantal luikvormige segmenten 9, welke nabij de buitenmantel van de cilinder 6 in een geleiding 10 zijn aangebracht. De segmenten 9 zijn met een tussenafstand 10 onderling verbonden door middel van twee parallel in langsrichting van de kamer 8 verlopende hijskettingen 11.

Opnieuw refererend aan figuur 1 is de kolom 5 axiaal 15 doorlopend en star uitgevoerd. De kolom 5 is vast verbonden met dakspanten 12 nabij de nok 13 van het dak 4 van de silo 1. De kolom 5 met valschacht 8 vormt derhalve een starre verbinding tussen de vloer 2 en het dak 4 van de silo. De cilinder 6 van de kolom 5 is met 20 de dakspanten 12 verbonden met behulp van een niet-weergegeven ring waaraan een achtkantige ster is bevestigd. Daarbij is de ring verbonden met de bovenzijde van het deel 34 van de cilinder 6 en zijn de acht kanten van de ster elk met een dakspant verbonden.

25

Tussen de kolom 5 en de zijwand 3 van de silo is een brug 15 aangebracht die op draagwielen roteerbaar op het dikke deel van kolom 5 steunt en die met de zijwand 3 verbonden is door middel van wielen die steunen op een 30 geleidingsrail 16. De brug 15 draagt middels hijskabels 17 een frame 18 dat in langsrichting van de kolom 5 verplaatsbaar is middels een lier 32. Het frame 18 draagt twee parallel verlopende transportschroeven 19, 20 waarvan de spoed een tegengestelde richting heeft.

35 Tussen brug 15 en frame 18 is een verticaal verlopende, in lengte verstelbare buis 21 met flexibele wand aangebracht. De buis 21 en de werking daarvan zal 1007«ni 7 verderop in deze aanvrage besproken worden. De kolom met valschacht en het ten opzichte van de langsas daarvan roteerbare tansportorgaan zijn elektrisch verbonden met behulp van en niet-weergegeven kabel die nabij het deel 5 34 met de kleinere diameter is aangebracht. Door deze kabel kunnen voedingssignalen en besturingssignalen worden doorgegeven. De kabel is verbonden met een zich buiten de silo bevindende schakelkast.

10 Het vullen van de silo 1 gebeurt als volgt. Bulkgoed wordt via een transportschroef 22 van buiten de silo 1 aangevoerd. Het bulkgoed valt onder invloed van de zwaartekracht via een pijp 23 op een ringtransporteur 33 en wordt vanuit de ringtransporteur 33 met behulp van 15 een transportschroef 24 op de brug 15 naar de in lengte verstelbare buis 21 met flexibele wand geleid. Via de buis 21 valt het bulkgoed op het frame 18 dat zich ter hoogte van de toplaag 25 van het reeds in de silo 1 opgeslagen bulkgoed 35 bevindt. Het aangevoerde bulkgoed 20 wordt door een transportschroef 26 naar een opening in het frame 18 getransporteerd waar het tussen de transportschroeven 19 en 20 valt. Met behulp van deze transportschroeven wordt het bulkgoed op de toplaag 25 aangebracht in een radiaal ten opzichte van de kolom 5 25 met valschacht 8 buitenwaarts reikende, rupsvormige laag met een nagenoeg uniforme dikte. Nadat een dergelijke laag is aangebracht wordt het transportorgaan 14 met behulp van een niet-weergegeven aandrijving ten opzichte van de langsas van de kolom met valschacht 6 geroteerd 30 over een hoek van 3-5°. Bij het roteren wordt een geleidingsdeel 27 van het frame 18 om de kolom 5 geleid.

Nadat het transportorgaan 14 stapsgewijs in een horizontaal vlak een omwenteling heeft gemaakt, wordt 35 het frame 18 middels hijskabels 17 langs de kolom 5 verplaatst naar een hoger gelegen vlak, zodat de windingen van de transportschroeven 19, 20 zich op een ‘ Uü730 1 8 vooraf ingestelde hoogte boven de toplaag 25 van het bulkgoed bevinden. Het geleidingsdeel 27 wordt ook bij deze langsbeweging langs de kolom 5 met valschacht 8 geleid. De lengte van de flexibele buis 21 wordt bij het 5 naar een hoger vlak verplaatsen van het frame ingekort doordat de flexibele wand opvouwt, zoals hierna zal worden beschreven. Eenmaal aangekomen in dit nieuwe vlak wordt de rotatierichting van het transportorgaan 14 ten opzichte van de kolom 5 met de valschacht 8 omgekeerd.

10 Bij het met aardappelmeel vullen van de silo van figuur 1 wordt bijvoorbeeld gedurende de maanden augustus tot en met februari continu aardappelmeel aan de silo toegevoerd, waarbij het niveau van de toplaag van het bulkgoed met circa 1 meter per week stijgt.

15

Het ledigen van de silo gaat als volgt. Met behulp van de hijskettingen 11 worden de opeen gestapelde luikvor-mige segmenten 9 langs de geleiding 10 van de valschacht 8 in de cilinder 6 opgehesen zodat juist onder de 20 toplaag 25 een opening in de valschacht 8 ontstaat (fig. 2). Met behulp van de transportschroeven 19, 20 van het transportorgaan 14 wordt het bulkgoed vanuit de toplaag 25 radiaal binnenwaarts gevoerd naar de woelschroef 28 voor het losmaken van het materiaal en een schoepenkrans 25 29. Het transportorgaan 14 roteert daarbij in een continue beweging in een horizontaal vlak om de kolom 5. De schoepenkrans 29 wordt daarbij om de kolom 5 geroteerd zodat het bulkgoed door de schoepen van de schoepenkrans 29 meegenomen wordt naar de opening van de 30 valschacht 8. Via de valschacht 8 in de kolom 5 valt het bulkgoed naar beneden en wordt het via de transport-schroef 30 en de lange afvoerschroef 31 via het verdiepte gedeelte 7 van de vloer 2 van de silo 1 naar buiten afgevoerd.

35

Nadat het transportorgaan 14 in een horizontaal vlak een omwenteling heeft gemaakt wordt het frame 18 middels de 1007301 9 hijskabels 17 verplaatst naar een lager gelegen vlak, zodat de windingen van de transportschroeven 19, 20 weer met de gewenste insteekdiepte in aangrijping zijn met het bulkgoed in de toplaag 25. Eenmaal aangekomen in een 5 nieuw vlak wordt de rotatierichting van het transportor-gaan 14 omgekeerd. Eveneens wordt telkens die transport-schroef van het paar transportschroeven 19, 20 aangedreven die, gezien de rotatierichting van het transportor-gaan 14, de juiste spoedrichting heeft om het bulkgoed 10 radiaal binnenwaarts te transporteren. De snelheid waarmee het niveau van de toplaag van het bulkgoed daalt is onder andere afhankelijk van het debiet van de transportschroeven 19,20 en is bijvoorbeeld circa 1 meter per week bij een gemiddeld debiet van circa 10 ton 15 per uur.

De elektrische verbinding tussen de kolom 5 met valschacht 8 en het ten opzichte daarvan roteerbare transportorgaan 14 is uitgevoerd door middel van een 20 niet-weergegeven kabel omdat het transportorgaan 14 telkens slechts ongeveer één omwenteling maakt.

Refererend aan figuur 3 is daarin schematisch de buis 21 getoond. De buis heeft een diameter van 600 mm en heeft 25 een lengte die verstelbaar is tussen 1,2 m en 32 m. Het bovenste uiteinde 41 van de buis 21 is op vaste afstand van het dak 4 van de silo 1 via de brug 15 met de kolom 6 verbonden, terwijl het onderste uiteinde 42 van de buis 21 met het frame 18 is verbonden, welk frame 18 30 verticaal langs de kolom 6 verplaatsbaar is. De buis 21 is nabij de kolom 6 gelegen en verloopt in hoofdzaak parallel daaraan. De buis 21 heeft een flexibele wand 43 van kunststof doek. De wand 43 is voorzien van op onderlinge tussenafstand geplaatste ringvormige, stalen 35 baleinen 44, waardoor aan de binnenzijde van de buis 21 een zich over de lengte van de buis 21 uitstrekkend, doorgaand doorstroomkanaal gevormd wordt waarvan de 1 0073 01 10 binnendiameter nagenoeg gelijk is aan de binnendiameter van de buis 21. De buis 21 omvat een aantal buisdelen 46 van elk 3 meter lengte, die onderling gekoppeld zijn met behulp van snelkoppelingen 45. De snelkoppelingen 5 omvatten bijvoorbeeld een in hoofdzaak ringvormig profiel met een u-vormige doorsnede, waarvan de poten binnenwaarts gericht zijn. Bij het koppelen wordt, nadat het profiel om de uiteinden van twee buisdelen is aangebracht, de diameter van het profiel verkleind door 10 met behulp van een stelschroef de omtrek van het profiel te verkleinen.

Ter plaatste van het onderste deel 47 van de buis 21 steunen de baleinen 44 op het frame 18, terwijl het 15 materiaal van de wand 43 ertussen gevouwen is.

Bij de opwaartse beweging van het frame 18 tijdens het vullen van de silo 1 wordt, zodra er een balein 44 nabij het onderste deel 47 door het frame 18 gesteund wordt, 20 het materiaal van de wand 43 tussen de gesteunde balein 44 en de onderste nog hangende balein 44 opgevouwen, zodanig dat de doorstroomopening aan de binnenzijde van de buis 21 in hoofdzaak vrij blijft. Bij voorkeur is het materiaal van de wand 43 van de buis 21 voorzien van 25 verzwakkingen om het opvouwen van het materiaal op gecontroleerde wijze te doen plaats vinden.

In figuur 3 zijn drie van vier rondom het onderste deel 47 van de buis 21 geplaatste geleidingspalen 51 30 zichtbaar die de buis 21 bij het in- en uitvouwen geleiden. De lengte van de geleidingspalen correspondeert met de minimale afstand tussen de brug 15 en het frame 18 en bedraagt in dit voorbeeld 1,2 m. De geleidingspalen 51 zorgen eveneens voor ondersteuning 35 van het opgevouwen, onderste deel 47 van de buis 21 wanneer dit in een richting dwars op zijn lengte-as belast wordt.

1007301 11

Zodra er bij het vullen de silo in de ruimte tussen de geleidingspalen 51 twee opgevouwen buisdelen 52 aanwezig zijn, wordt het storten van bulkgoed onderbroken en worden de uiteinden van de opgevouwen buisdelen 52 5 ontkoppeld door de diameter van de snelkoppelingen 45 met behulp van de stelschroeven te vergroten. Vervolgens worden de nu ontkoppelde buisdelen 52 een voor een van de buis 21 verwijderd en wordt het onderste nog hangende buisdeel 46 gekoppeld met het uiteinde 42. Hierna kan 10 het storten worden hervat.

Bij het ledigen van de silo wordt de buis 21 niet gebruikt. Derhalve worden bij voorkeur de buisdelen 46 pas wanneer de silo gevuld moet worden, en paarsgewijs 15 tijdens het zakken van het frame 18, tussen de brug 15 en het frame 18 aangebracht.

Bij het overschakelen van het legen naar het vullen van de silo moet het frame derhalve één maal omhoog gebracht 20 worden zodat bij een neergaande beweging de buisdelen aangebracht kunnen worden.

Wanneer gebruik gemaakt wordt van buisdelen 46 met een lengte van 3 meter, moeten in dit voorbeeld ongeveer 25 elke 6 weken twee buisdelen 46 worden verwijderd. Het ontkoppelen en verwijderen van de opgevouwen buisdelen 52 wordt handmatig uitgevoerd door een persoon die zich binnen de silo l nabij het frame 18 bevindt. Door gebruik te maken van steunsegmenten 44 met verschillende 30 diameters kan de buis dichter opeen worden opgestapeld, waardoor het tijdsinterval tussen het verwijderen van de buisdelen 46 groter worden gekozen.

Wanneer gebruik gemaakt wordt van een buis 21 uit één 35 stuk, zonder steunsegmenten 44 en met een wand 43 van zeer dun kunststof doek, kan de buis 21 in zijn geheel worden opgevouwen in de tussenruimte die tussen de brug 1 0 07 301 12 15 en het frame 18 aanwezig is bij de hoogste stand van het frame 18. Dit heeft tot voordeel dat het handmatige verwijderen van buisdelen niet nodig is; bij beschadiging van de buiswand 43 zal echter de gehele buis 21 5 vervangen moeten worden.

Resumerend is de buis 21 met flexibele wand 43 volgens de uitvinding door in- en uitvouwen van het materiaal van de wand 43 in lengte verstelbaar, terwijl het 10 materiaal van de wand 43 de buis 21 over de gehele lengte stofdicht afsluit. Het verticaal door de doorstroomopening neerwaarts vallend bulkgoed doet geen stof zijwaarts door de buiswand uittreden naar het inwendige van de silo.

15

Opgemerkt wordt dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier besproken uitvoeringsvormen, maar dat binnen het kader van de uitvinding andere uitvoeringsvormen mogelijk zijn.

20 1007301

Claims

1. Silo voor opslag van een bulkgoed, omvattende een vloer, een zijwand, en een dak, welke silo voorzien 5 is van eerste transportmiddelen voor het verticaal binnen de silo transporteren van het bulkgoed, welke eerste transportmiddelen een in hoofdzaak verticaal binnen de silo verlopende, in lengte verstelbare buis omvatten, van welke buis een 10 bovenste uiteinde op vaste afstand van het dak met het inwendige van de silo verbonden is en van welke buis een onderste uiteinde verbonden is met tweede transportmiddelen voor het horizontaal binnen de silo transporteren van het bulkgoed, welke tweede 15 transportmiddelen met het inwendige van de silo verbonden zijn en tussen het bovenste uiteinde van de buis en de vloer van de silo verticaal in hoogte verstelbaar zijn, met het kenmerk, dat de buis voorzien is van een flexibele wand. 20

2. Silo volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wand van de buis doekvormig materiaal omvat, in het bijzonder kunststofdoek. 25

3 . Silo volgens conclusie 1 of 2 , met het kenmerk ,dat de wand van de buis voorzien is van in hoofdzaak ringvormige steunsegmenten, in het bijzonder stalen baleinen.

4. Silo volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de steunsegmenten coaxiaal in lengterichting van de buis op onderlinge tussenafstand geplaatst zijn, bij voorkeur op een onderlinge tussenafstand van 10 tot 20 cm, in het bijzonder circa 15 cm. 35

5. Silo volgens een der conclusies 3 of 4, met het kenmerk, dat de steunsegmenten telkens in een vlak i 007 301 gelegen zijn dat in hoofdzaak loodrecht op de langsas van de buis staat.

6. Silo volgens een der voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat de wand van de buis voorzien is van gewichten.

7. Silo volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de gewichten in hoofdzaak ringvormig zijn. 10

8. Silo volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buis is voorzien van geleidingsmid-delen.

9. Silo volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen tenminste twee, bij voorkeur vier geleidingspalen en/of schotten omvatten die langs de omtrek van de buis nabij het onderste uiteinde van de buis aan het tweede transportorgaan 20 bevestigd zijn.

10. Silo volgens een der voorgaande conclusies 8 of 9, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen tenminste twee kabels omvatten aan weerszijden van de 25 buis.

11. Silo volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de diameter van de buis inbegrepen is tussen 300 en 900 mm, in het bijzonder tussen 500 30 en 700 mm, bij voorkeur tussen 550 en 650 mm.

12. Silo volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lengte van de buis verstelbaar is tussen 1,0 en 36 m, in het bijzonder tussen 1,2 en 35 32 m.

13. Silo volgens een der voorgaande conclusies, met het 1 0 07 301 kenmerk, dat de buis tenminste twee buisdelen omvat die in lengterichting met behulp van koppelmiddelen gekoppeld zijn. 5

14 Silo volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buis in lengterichting voorzien is van een doorgaand doorstroomkanaal.

15. Silo volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de 10 binnendiameter van het doorstroomkanaal in hoofd zaak gelijk is aan de binnendiameter van de buis.

16. Buis of buisdeel kennelijk geschikt voor toepassing in een silo volgens een der voorgaande conclusies.

17. Werkwijze voor het met bulkgoed vullen van een silo volgens een der voorgaande conclusies 13 tot en met 15, waarbij de tweede transportmiddelen tijdens het vullen vanaf de vloer verticaal naar het bovenste 20 uiteinde van de buis bewogen worden en waarbij de buiswand nabij het onderste uiteinde van de buis opgevouwen wordt, en waarbij telkens wanneer tenminste een buisdeel opgevouwen is, het opgevouwen buisdeel van de buis wordt ontkoppeld en van de 25 buis wordt verwijderd. 1037301