NL1005513C2 - Montagehulp voor een fiets. - Google Patents

Description

Titel: Montagehulp voor een fiets

De uitvinding heeft betrekking op een montagehulp voor een fiets met houdmiddelen om de fiets tijdens reparatie, onderhoud en dergelijke op een afstand van de grond vast te houden.

5 Voor reparatie- en montagewerkzaamheden aan fietsen wordt in fietsreparatiewerkplaatsen gebruik gemaakt van vast opgestelde houdmiddelen, waardoor het mogelijk wordt een fiets zodanig vast te houden dat deze bij de vereiste werkzaamheden noch kan kantelen of schommelen noch meegeeft 10 bij een op de fiets werkende kracht. Voor de private persoon die slechts zijn fiets of de fietsen van de familie wil verzorgen en repareren zijn de professioneel gebruikte houdmiddelen vanwege de ruimte die zij in beslag nemen en vanwege de kosten in het algemeen te duur. De normale 15 bezitter van een fiets voert de reparaties dan ook uit door de fiets hetzij op de kop neer te zetten, hetzij deze met behulp van touwen aan bijvoorbeeld het dak van een garage te hangen. In het eerste geval kan de fiets bij voorkomende werkzaamheden gemakkelijk omvallen en wordt dan beschadigd, 20 terwijl in het andere geval de fiets tijdens het werken heen en weer schommelt en meegeeft met iedere op de fiets inwerkende kracht, zodat het hanteren van de fiets nogal moeizaam verloopt. Er zijn in de handel ook standaards voor het opvijzelen van een*fiets welke echter hetzij te veel 25 plaats in beslag nemen en dan ook in de (normale) tijd dat zij niet gebruikt worden moeizaam zijn op te slaan, hetzij een veel te geringe positioneringszekerheid bieden. Naar mate een fiets waardevoller en kwetsbaarder is, des te ernstiger zijn de nadelen van deze gebruikelijke reparatiestandaards.

30 De uitvinding heeft ten doel een fietsreparatie- en onderhoudsysteem te verschaffen, dat private personen in voldoende mate garandeert dat de fiets niet omvalt of schommelt en niet te veel meegeeft wanneer hieraan wordt 10 0 551 3 2 gewerkt en dat tegelijkertijd wanneer het niet in gebruik is met enkele handgrepen in een rustpositie is op te ruimen.

Overeenkomstig de uitvinding heeft de montagehulp voor een fiets met houdmiddelen om de fiets vast te houden daartoe 5 het kenmerk, dat zwenkbaar aan een wand te bevestigen heforganen aanwezig zijn, met behulp waarvan een standpijp naar keuze hetzij op de grond kan worden geplaatst, hetzij door zwenken van de heforganen tegen de wand kan aanleggen, waarbij de houdmiddelen aan de van de wand afgekeerde zijde 10 van de standpijp aan de standpijp zijn aangebracht. De essentie van de uitvinding is dan ook het verschaffen van een stabiele standpijp waaraan de fiets met behulp van houdmiddelen kan worden vastgezet en die met behulp van heforganen naar keuze in de werk-, respectievelijk 15 montagestand of in de rust- respectievelijk reservestand kan worden gezwenkt. In de montagestand staat de standpijp bij voorkeur loodrecht op de grond en wel op een afstand van de wand, welke afstand onder meer wordt bepaald door de lengte van de heforganen. Opgemerkt zij dat in het Duitse 20 offenlegungsschrift DE-A-24 53 444 een werkbank is beschreven, waarvan een achterste draagbladgedeelte door middel van draagelementen aan een wand bevestigbaar is. Het achterste draagbladgedeelte is voorzien van scharnieren waarin een voorste draagbladgedeelte zwenkbaar is gelagerd.

25 Twee op afstand van elkaar in het voorste bereik van het voorste draagbladgedeelte bevestigde steunen dienen voor het afsteunen van het voorste draagbladgedeelte op de grond. De scharnieren maken een omhoogklappen van het voorste draagbladgedeelte in de richting van de wand mogelijk.

30 Genoemde publicatie toont derhalve niet meer dan een tegen de wand opklapbare werkbank.

DE-U-296 20 762 toont een montagehulp voor een fiets, waarbij een inklemconsole, om te fungeren als een houder voor een deel van een fiets, in een klembank van een werkbank 35 wordt geplaatst en daarin vastgeklemd. Voor het ondersteunen van de fietsdelen zijn cilindrische insteekdelen aanwezig die in door twee complementaire delen begrensde cilindrische 1005513 2a openingen worden gestoken. Er worden geen mogelijkheden genoemd om de inklemconsole op een plaatsbesparende wijze tegen een wand aan te brengen. Laatstgenoemd element toont dan ook niet meer dan reeds is vermeld in de kop van 5 conclusie l. Ook in combinatie met het eerstgenoemde

Offenlegungsschrift wordt een montagehulp als omschreven in conclusie 1 niet verkregen.

Overeenkomstig de uitvinding wordt een desbetreffende fiets door houdmiddelen aan de van de wand afgekeerde zijde 10 van de standpijp vastgehouden. De fiets is dan ook op een aanzienlijke afstand van de wand in de montagestand vast te zetten en wel zodanig dat deze voor alle mogelijke reparatie-en onderhoudswerkzaamheden praktisch van alle kanten toegankelijk is.

15 Ondanks deze goede toegankelijkheid kan de fiets met behulp van de desbetreffende houdmiddelen naar verkiezing vast worden verbonden met de op de grond staande standpijp, zodat de fiets noch kan kantelen of schommelen noch tijdens het werk meegeeft met op de fiets inwerkende krachten. Deze 20 stabiliteit kan overeenkomstig de uitvinding verder worden versterkt wanneer de heforganen uit twee aan twee om dezelfde geometrische as zwenkbaar met de wand verbonden hefarmen bestaan die als de benen van een gelijkbenige 1005513 3 driehoek in een hoekpunt met elkaar zijn verbonden en elk hoekverbindingselement door een tot een heforgaan behorend scharnier met de standpijp is verbonden. De standpijp wordt dan niet alleen door zijn opstelling op de grond maar ook 5 door de geometrie van de heforganen zodanig gestabiliseerd, dat deze, ten minste in de montagestand, bij tijdens werkzaamheden hierop inwerkende krachten voldoende vast kan worden gezet. Zo nodig kan gebruik worden gemaakt van twee op afstand verticaal boven elkaar aangebracht heforganen 10 die zwenkbaar in verticale richting aan de wand en de standpijp kunnen worden bevestigd en wel zodanig dat de standpijp door bedienen van de heforganen op en neer zwenkbaar met de wand kan worden verbonden.

Verder kan overeenkomstig de uitvinding ten minste 15 één van de heforganen zodanig met een gereedschapsbak zijn verbonden dat de bak in de werkstand op toegankelijke wijze horizontaal ligt en in de ruststand bij het naar de wand toe zwenken van de heforganen en de standpijp automatisch ongeveer vlak tegen de wand komt te rusten. Daarbij kan het 20 van voordeel zijn wanneer de gereedschapsbak, bij voorbeeld als schaal op de beide armen van het heforgaan in de vorm van een gelijkbenige driehoek kan worden geplaatst.

Zoals hiervoor reeds is vermeld kan de standpijp bij voorkeur met behulp van de beide driehoekheforganen vast 25 aan de wand worden bevestigd. De heforganen bestaan bij voorkeur elk uit twee armen, respectievelijk scharnierbare armen, die als gebogen pijpen kunnen zijn uitgevoerd, en een U-vormige direct aan de wand te schroeven bevestigingsbeugel. In de uitgeklapte toestand worden aldus 30 tussen de standpijp en de wand twee boven elkaar gelegen driehoeken gevormd. Wordt het montagestandaard overeenkomstig de uitvinding tegen de wand geklapt, dan liggen alle delen in hoofdzaak vlak tegen de wand. In deze reserve- respectievelijk ruststand Vkan de gehele 35 inrichting worden vastgezet. Het zwenken in de werk- 1005513 4 respectievelijk montagestand en het zwenken in de ruststand vereisen dan ook beide slechts geringe handgrepen.

Aan de standpijp worden overeenkomstig de uitvinding de houdmiddelen aangebracht. Deze omvatten overeenkomstig 5 de uitvinding een houdarm die zwenkbaar om de standpijp is aangebracht en die zelf als zwenkas, in het bijzonder via een kruisverbindingselement respectievelijk een snelsluiting, fungeert, waarbij aan het vrije uiteinde van de houdarm grijpmiddelen voor het vasthouden van de fiets 10 zijn aangebracht. Hierdoor wordt het mogelijk de houdarm draaibaar om zijn lengte-as met de standpijp te verbinden. Bovendien kan de houdarm in de lengterichting verschuifbaar met de standpijp zijn verbonden.

Voor het vastzetten van de houdarm in een 15 desbetreffende werkstand zijn bij voorkeur van te voren gedefinieerde arrêteerstanden en/of klemmiddelen aanwezig. De houdarm kan dan afhankelijk van de benodigde ruimte (ruimte tussen fiets en wand) meer of minder ver uit zijn verbinding met de standpijp (van de wand af) worden 20 getrokken. Daarbij is het gunstig wanneer de houdarm zowel in de uit- als in de ingeklapte stand van de inrichting overeenkomstig de uitvinding op een aan de standpijp bevestigd plaatstuk of een dergelijk element op een zodanige wijze kan worden vastgezet dat draaiing van de 25 houdarm wordt voorkomen; in dat geval zijn er dan ook twee 90° ten opzichte van elkaar verschoven voorkeursarrêteerposities waarvan één de arrêteerpositie in de ruststand is en de ander de arrêteerpositie in de werkstand.

30 Verder overeenkomstig de uitvinding wordt de houdarm gevormd door een pijp met een cirkelvormige dwarsdoorsnede. Een dergelijke houdarm maakt het mogelijk dat de aan de houdarm bevestigde grijpmiddelen aan de scheefhoek van de onderscheidde delen van het vast te zetten fietsframe 35 kunnen worden aangepast. Voor het aanbrengen van de grijpmiddelen wordt bij voorkeur aan het vrije uiteinde van 1005513 5 de houdarm een dwarsstuk aan gebracht zodat de houdarm de vorm van een "TM krijgt. Omdat de houdarm een van de wand afgekeerd heforgaan aan de standpijp vormt, kan deze ook als een "'T-vormige hefarm1' worden aangeduid.

5 Eveneens overeenkomstig de uitvinding kan met het vrije uiteinde van de houdarm een, in het bijzonder deel van de grijpmiddelen uitmakende, holle hoekige pijp, in het bijzonder een vierhoekige pijp, zijn verbonden, welke hoekige pijp zwenkbaar is om de lengte-as van de houdarm 10 maar in bepaalde zwenkposities van de houdarm vastgezet kan worden. In de hoekige pijp kan op niet draaibare wijze een metalen strip worden gestoken en op willekeurige insteekdiepte instelbaar worden vastgezet. In het bijzonder is de metalen strip, bij voorkeur aan het afgebogen vrije 15 uiteinde voorzien van middelen, in het bijzonder een haak, met behulp waarvan een met de grijpmiddelen bij een framebalk aangegrepen fiets door inhaken aan een andere stang van het fietsframe ter voorkoming van zwenken, kantelen enz. wordt vastgezet. Op deze wijze kunnen 20 fietsframes van willekeurig formaat in naar verkiezing worden vastgezet.

In het algemeen wordt de standpijp overeenkomstig de uitvinding in de rust- respectievelijk de reservestand door zwenken van de heforganen naar boven tegen de wand 25 aangelegd en aldaar tegen een niet beoogt omlaagklappen beveiligd. Overeenkomstig de uitvinding is het echter ook mogelijk de inrichting overeenkomstig de uitvinding in de ruststand naar beneden te klappen zodat een afzonderlijke vergrendeling in het geheel niet nodig is. In dat geval zal 30 de standpijp in het bereik beneden het standpijpscharnier van het onderste heforgaan zijn voorzien van een scharnier met een vrijwel horizontale zwenkas zodat de standpijp na het wegzwenken van het onder laatstgenoemd scharnier aanwezig voetdeel met de heforganen naar beneden tegen de 35 wand kan worden gezwenkt.

1005513 6

Het op en neer zwenken van de inrichting overeenkomstig de uitvinding kan, zoals reeds eerder is gezegd, met weinig handgrepen worden gerealiseerd. Men behoeft slechts de draagconstructie met heforganen, 5 standpijp enz. uit de vergrendeling aan de wand los te maken en omlaag te laten zakken of omhoog te brengen. Wanneer het gewicht van de montagehulp eventueel met de door deze gedragen fiets overeenkomstig de uitvinding te hoog wordt, dan kan het in het kader van de uitvinding ook 10 gunstig zijn voor het omhoog brengen of omlaag brengen mechanische trekmiddelen aan te brengen. Bijvoorbeeld kunnen hiertoe trekmiddelen boven de heforganen aan de wand of aan het dak van de ruimte worden aangebracht. Een dergelijke mechanische ophefmogelijkheid van de inrichting 15 kan in het bijzonder gunstig zijn wanneer de montagehulp in de ruststand naar onderen kan worden geklapt. In dat geval kan de fiets waaraan moet worden gewerkt en die daartoe op de grond staat, na in de houdmiddelen te zijn vastgezet door actievering van de trekmiddelen tezamen met de 20 montagehulp respectievelijk de grijpmiddelen in de montagestand naar boven worden getrokken. In de montagestand wordt, respectievelijk is dan het voetdeel van de standpijp in de verticale stand gebracht, zodat dit voetdeel dan het grootste gedeelte van het gewicht van de 25 fiets en de montagehulp kan dragen.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van schematische tekeningen van enkele uitvoeringsvoorbeelden:

Fig. 1 toont een fietsmontagehulp met een daarin 30 vastgezette fiets (in zijaanzicht van de fiets); fig. 2 toont het in figuur 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld in een bovenaanzicht; fig. 3 toont de werkpositie van de montagehulp; fig. 4 toont de ruststand van de montagehulp met 35 naar bovengeklapte standpijp; 1005513 7 fig. 5 toont aan de standpijp te bevestigen houdmiddelen waarin een framedeel van de fiets kan worden vastgezet; fig. 6 toont een aan de houdmiddelen van de 5 standpijp bevestigde framehouder ter voorkoming van verdraaiing; terwijl in fig. 7 een montagehulp met een in de ruststand naar beneden of naar boven tegen de wand te klappen standpijp en met mechanische trekmiddelen is weergegeven.

10 De in de figuren 1 tot 4 tezamen in verschillende posities afgebeelde montagehulp 1 voor het vasthouden van een fiets 2 op afstand van de grond 3 en met afstand tot een aangrenzende wand 4 bestaat in hoofdzaak uit een standpijp 5 waaraan, aan de van de wand 4 afgekeerde zijde 15 houdmiddelen 6 voor het vasthouden van de fiets 2 zijn aangebracht. De standpijp 5 is met behulp van aan de wand 4 zwenkbaar te bevestigen heforganen 7 naar keuze op de grond 3 te plaatsen of (door zwenken van de heforganen 7) tegen de wand 4 aanliggend geplaatst.

20 De houdmiddelen 6 bestaan uit een houdarm 8 die via een kruisverbinding of een snelsluiting 9 te bevestigen is aan de standpijp 5 en wel in een bij de montage niet verschuifbare onwrikbare positie en die aan het vrije uiteinde 10 is voorzien van grijpmiddelen 11 voor het 25 vasthouden van een deel van de fiets 2, bijvoorbeeld de framebalk 12 daarvan. De grijpmiddelen 11 kunnen, zoals is aangegeven in de figuren 3 en 5, worden gevormd door twee paar verend aangebrachte klemrollen 13 waartussen de framebalk 12 is vast te zetten en een zwenkbare en 30 vastzetbare grendel 14 met behulp waarvan de in de klemrollenparen 13 aangebrachte framebalk 12 in een ingestelde positie kan worden vastgezet door verzwenken van de grendel 14 (met behulp van de greep 15) onder de draaibare knop 16. De grendel 14 is bij voorkeur van een 35 kunststof oppervlaktelaag voorzien opdat op de framebalk 12 geen krassen kunnen komen. Voor een goede vastzetting van 1005513 8 de framebalk 12 kan het bovendien van voordeel zijn de greep 15 aan zijn as 17 te voorzien van een (niet in de figuren weergegeven) vering in de asrichting, zodat de grendel 14 de balk 15 in de arrêteerpositie tezamen met de 5 klemrollenparen 13 in voldoende mate vasthoudt.

Om te voorkomen dat de in de grijpmiddelen 11 vast opgenomen fiets om de lengte-as van de ingeklemde framebalk 12 kan draaien, wordt aan het vrije uiteinde 10 van de houdarm 8, in het bijzonder als deel van de grijpmiddelen 10 11, een holle hoekige pijp 18, in het bijzonder een vierhoekige pijp, zwenkbaar om de lengte-as van de houdarm 8, arrêteerbaar in gedefinieerde draaiposities aangebracht. In deze, in figuur 6 weergegeven, hoekige pijp 18 wordt een metalen strip 19 onverdraaibaar gestoken. Deze metalen 15 strip kan in een willekeurige of van te voren bepaalde insteekdiepte, bijvoorbeeld door middel van een arrêteerschroef 20, instelbaar worden vastgezet. De metalen strip 19 bezit middelen, in het bijzonder een haak 21, die bij voorkeur zijn aangebracht aan het gebogen vrije 20 uiteinde 22, met behulp van welke middelen een in de grijpmiddelen 11 bij een framebalk 12 aangegrepen fiets door inhaken in een andere framestang gevrijwaard is tegen draaien, kantelen, enz. Deze vrijwaring tegen verdraaiing met behulp van de afgebogen metalen strip 19 is eveneens 25 weergegeven in de figuren 1 en 2.

De in het kader van de onderhavige uitvinding van essentieel belang zijnde standpijp 5 kan, zoals is aangegeven in de figuren 3 en 4, met behulp van heforganen 7 in de zwenkrichting 23 naar boven worden geklapt en 30 aldaar met een arrêteermiddel 24 worden vastgezet. In figuur 4 is de rusttoestand aangegeven waarin, bijvoorbeeld de standpijp 5 in de arrêteermiddelen 24 zijn opgenomen. Om doelmatigheidsredenen wordt in deze stand de houdarm 8 zodanig om de lengte-as van de standpijp 5, bijvoorbeeld 35 bij een vrijgegeven snelsluiting 9, verdraait, dat de houdarm ongeveer parallel aan de wand 4 verloopt. De beide 1005513 9 in de figuren 3 en 4 weergegeven heforganen 7 bevinden zich met een onderlinge afstand verticaal boven elkaar. Zij zijn met scharnieren 25 aan de wand 4 en met scharnieren 26 aan de standpijp 5 bevestigd. De wandscharnieren 25 kunnen zich 5 aan het einde van een aan de wand 24 aangebrachte bijvoorbeeld daaraan vastgeschroefde U-vormige plaat bevinden (figuur 2).

In het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 3 en 4 wordt de standpijp 5 in de ruststand naar boven tegen de 10 wand 4 geklapt. Zoals blijkt uit figuur 7 past het eveneens in het kader van de uitvinding om de montagehulp in de ruststand niet naar boven maar naar beneden tegen de wand 4 te klappen. In dat geval kan de standpijp 5 in het bereik beneden het standpijpscharnier 26 van de onderste 15 heforganen 7 zijn voorzien van een scharnier 28 (bij voorkeur met een vrijwel horizontale draaias), zodat de standpijp 5 na wegdraaien van het onder het scharnier 28 aanwezige voetdeel 29 daarvan tezamen met de heforganen 7 naar beneden tegen de wand 4 kan worden geklapt. In figuur 20 7 zijn de beide zwenkposities van de montagehulp 1 schematisch afgebeeld. Uit ruimtelijke overwegingen zal het in hoge mate van belang zijn het voetdeel van de standpijp 5 van de wand 4 weg of (bij voorkeur) in een richting parallel aan de wand 4 zwenkbaar uit te voeren.

25 In een verdere uitvoering overeenkomstig de uitvinding kan het voorts van voordeel zijn om de montagehulp 1 niet rechtstreeks in de werkstand te brengen door het met de hand omlaag of omhoog brengen, maar door het omlaag brengen respectievelijk het omhoog brengen met 30 behulp van trekmiddelen vanuit de ruststand te realiseren. Dat kan in het bijzonder gunstig zijn wanneer de fiets 2 nog op de grond 3 staat en men de grijpmiddelen 11 van de houdarm 8 wil aanbrengen om de fiets daarna met behulp van de mechanische trekmiddelen 30 uit de in figuur 7 met A 35 aangeduide bevestigingsstand naar boven in de werkstand B te brengen. De trekmiddelen 30 kunnen met de hand 1005513 10 bijvoorbeeld onder gebruikmaking van een hijsklok worden bediend, doch echter ook motorisch worden aangedreven. Een dergelijk hulpmiddel is in het bijzonder gunstig wanneer dit door slechts één persoon moet worden bediend die zelf 5 niet in de toestand is de fiets tezamen met de montagehulp vanuit de ene in de andere positie te brengen.

De heforganen 7 kunnen in wezen worden gevormd door van de wand 4 af horizontaal verlopende stangen respectievelijk buizen. Voor de stabiliteit van de 10 montagehulp 1 is het echter gunstig wanneer de heforganen 7 worden gevormd door twee aan twee om dezelfde geometrische as van de wandscharnieren 25 scharnierbare hefarmen 31 die als de benen van een gelijkbenige driehoek in een hoekpunt met elkaar zijn verbonden, waarbij het 15 hoekverbindingselement is verbonden met de tot de heforganen 7 respectievelijk 31 behorende standpijpscharnieren 26. Een voorwaarde voor deze driehoekscharnieropstelling van de standpijp 5 is echter dat de standpijp in de werkpositie, staande op de grond 3, 20 in alle horizontale richtingen is te monteren.

Een bijzonder voordeel van de scharniering van de standpijp 5 aan de als gelijkbenige driehoek uitgevoerde heforganen is daarin gelegen dat op het heforgaan een gereedschapsbak 32 kan worden geplaatst. Deze 25 gereedschapsbak wordt bij het omhoog en omlaag klappen van de montagehulp 1 automatisch vlak, respectievelijk parallel aan de wand 4 geplaatst. De bak vereist derhalve noch in de werkstand noch in de ruststand extra ruimte.

Wanneer een standpijp aanwezig is waarbij de 30 houdmiddelen aan de van de wand afgekeerde zijde van de standpijp aan de standpijp zijn aangebracht en met behulp van heforganen de standpijp naar keuze hetzij op de grond kan worden geplaatst hetzij door zwenken van de heforganen tegen de wand kan worden gebracht, dan resulteert een 35 montagehulp voor een fiets met houdmiddelen om de fiets op afstand van de grond vast te houden terwijl reparaties, * 005513 11 onderhoud en dergelijke worden uitgevoerd, in een met betrekking tot kantelen en schommelen stabiele positionering van de fiets tijdens monteren of plegen van onderhoud en is tegelijkertijd wanneer de hulp niet in 5 gebruik is met enkele handgrepen in een ruststand te brengen en vanuit deze ruststand weer in de werkstand.

1005513 12

VERWIJZINGSLIJST

1 = montagehulp 2 = fiets 3 = grond 4 = wand 5 = standpijp 6 = houdmiddel 7 = heforgaan 8 = houdarm 9 = snelsluiting 10 = vrije uiteinde 11 = grijpmiddel 12 = framebalk 13 = klemrollenpaar 14 = grendel 15 = greep 16 = knop 17 = as 18 = hoekige pijp 19 = metalen strip 20 = arrêteerschroef 21 = haak 22 = vrije langseinde 23 = zwenkrichting 24 = arrêteermiddel 25 = wandscharnier 26 = standpijpscharnier 27 = U-vormige plaat 28 = scharnier 29 = voetdeel 30 = trekmiddel 31 = hefarm 32 = gereedschapsbak A = ruststand B = werkstand 1005513

Claims (12)

13

1. Montagehulp voor een fiets met houdmiddelen om de fiets tijdens reparatie, onderhoud en dergelijke op een afstand van de grond vast te houden, met het kenmerk, dat zwenkbaar aan een wand te bevestigen heforganen aanwezig 5 zijn, met behulp waarvan een standpijp naar keuze hetzij op de grond kan worden geplaatst, hetzij door zwenken van de heforganen tegen de wand kan aanleggen, waarbij de houdmiddelen aan de van de wand afgekeerde zijde van de standpijp aan de standpijp zijn aangebracht.

2. Montagehulp volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de heforganen uit twee aan twee om dezelfde geometrische as zwenkbaar met de wand verbonden hefarmen bestaan die als de benen van een gelijkbenige driehoek in een hoekpunt met elkaar zijn verbonden en elk 15 hoekverbindingselement door een tot een heforgaan behorend scharnier met de standpijp is verbonden.

3. Montagehulp volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de standpijp via twee op afstand verticaal boven elkaar aangebracht heforganen, die zwenkbaar in 20 verticale richting aan de wand en de standpijp kunnen worden bevestigd, op en neer zwenkbaar met de band kan worden verbonden.

4. Montagehulp volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat ten minste een van de heforganen zodanig met 25 een gereedschapsbak is verbonden dat de bak in de werkstand op toegankelijke wijze horizontaal ligt en in de ruststand bij het naar de wand toezwenken van de heforganen en de standpijp automatisch ongeveer vlak tegen de wand komt te rusten.

5. Montagehulp volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de houdmiddelen een houdarm omvatten die zwenkbaar om de standpijp is aangebracht en die zelf als zwenkas, in het bijzonder via een kruisverbindingselement 1005513 14 respectievelijk een snelsluiting, fungeert, waarbij aan het vrije uiteinde van de houdarm grijpmiddelen voor hec vasthouden van de fiets zijn aangebracht.

6. Montagehulp volgens conclusie 5, met het kenmerk, 5 dat de houdarm tevens draaibaar om zijn lengte-as met de standpijp is verbonden.

7. Montagehulp volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de houdarm in de lengterichting verschuifbaar met de standpijp is verbonden en hieraan in een 10 willekeurige stand kan worden vastgezet.

8. Montagehulp volgens ten minste een der conclusies 5-7, met het kenmerk, dat arrêteerstanden en/of klemmiddelen aanwezig zijn voor het vastzetten van de houdarm.

9. Montagehulp volgens ten minste een der conclusie 5- 15 8, met het kenmerk, dat de houdarm wordt gevormd met een pijp met een cirkelvormige dwarsdoorsnede.

10. Montagehulp volgens ten minste een der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de standpijp met de daaraan bevestigde grijpmiddelen door zwenken van de heforganen 20 naar boven tegen de wand in de ruststand kan worden gebracht en in de ruststand kan worden vastgezet en dat de houdarm in deze stand door zwenken om de standpijp in een positie ongeveer parallel aan de wand kan worden gebracht.

11. Montagehulp volgens ten minste een der conclusies 1- 25 10, met het kenmerk, dat met het vrije uiteinde van de houdarm (1) een, in het bijzonder deel van de grijpmiddelen uitmakende, holle hoekige pijp, in het bijzonder een vierhoekige pijp, is verbonden, welke hoekige pijp zwenkbaar is om de lengte-as van de houdarm maar in 30 bepaalde zwenkposities van de houdarm vastgezet kan worden, dat in de hoekige pijp een metalen strip op niet draaibare wijze kan worden gestoken en op willekeurige insteekdiepte instelbaar kan worden vastgezet en dat de metalen strip bij voorkeur aan het afgebogen vrije uiteinde is voorzien van 35 middelen, in het bijzonder een haak, met behulp waarvan een met de grijpmiddelen bij een framebalk aangegrepen fiets 1005513 15 door inhaken aan een andere stang van het fietsframe ter voorkoming van zwenken, kantelen, enz. is vast te zetten.

12. Montagehulp volgens ten minste een der conclusies 1-11, met het kenmerk, dat de standpijp in het bereik beneden 5 het standpijpscharnier van het onderste heforgaan is voorzien van een scharnier met een vrijwel horizontale zwenkas zodat de standpijp na het wegzwenken van het onder laatstgenoemd scharnier aanwezig voetdeel met de heforganen naar beneden tegen de wand kan worden gezwenkt. 1005513