NL1005493C2 - Hoeksteun. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Hoeksteun.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een hoeksteun voor het schoren van een onder een hoek op een wand of een andere basis geplaatst kokerelement, in het bijzonder een kokerelement, dat twee evenwijdige en zich * 5 in langsrichting uitstrekkende zijkanten, een bodem die de zijkanten verbindt, en een bovenzijde, die is gevormd door twee vanaf de zijkanten naar binnen gerichte flenzen die tussen hen in een langssleuf begrenzen, heeft.

Bij een algemeen bekende uitvoering van een hoeksteun 10 volgens de aanhef van conclusie 1, is het verbindingslichaam een metalen U-profiel, dat aan zijn beide uiteinden onder 45° schuin is afgezaagd, waarbij op elk uiteinde een steunplaat met een of meer boutgaten is gelast.

15 De onderhavige uitvinding beoogt een eenvoudig gecontrueerde hoeksteun te verschaffen die meer montagemogelijkheden heeft dan de bekende hoeksteun.

Dit oogmerk wordt bereikt met een hoeksteun volgens de aanhef van conclusie 1, die is gekenmerkt doordat 20 het dwarslijf eindigt op een afstand van ten minste één van de steunplaten, zodat een door de steunplaat, het dwarslijf en de verbindingslijven begrensde doorsteekopening is gevormd met een grootte die het daar doorheen steken van het kokerelement toelaat. Hierdoor kan 25 de hoeksteun met de buitenzijde van de steunplaat tegen het kokerelement worden geplaatst of wordt het kokerelement door de doorsteekopening gestoken, zodat de binnenzijde van de steunplaat tegen het kokerelement ligt.

Bij voorkeur is er in voorzien dat het dwarslijf op 30 een afstand van beide steunplaten eindigt, zodat door elk van de steunplaten, het dwarslijf en de verbindingslij ven een doorsteekopening is begrensd met een grootte die het daar doorheen steken van het kokerelement toelaat.

De onderhavige uitvinding zal hierna worden 35 toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven 1005493 -2- voorkeursuitvoeringsvorm van de hoeksteun volgens de uitvinding. Daarbij toont: fig. 1 in perspectief de hoeksteun volgens de uitvinding in een toepassing voor het schoren van een 5 kokerelement ten opzichte van een ander kokerelement, fig. 2 de hoeksteun van figuur 1 in een toepassing voor het schoren van een kokerelement ten opzichte van een wand, en fig. 3 de hoeksteun van figuur 1 bij dezlfde 10 toepassing als in figuur 2 maar in een andere montagestand.

De in de figuren 1, 2 en 3 getoonde hoeksteun 1 heeft twee metalen steunplaten 2, 3, die zijn vastgelast tussen 15 de uiteinden van twee op een afstand evenwijdig aan elkaar liggende metalen stroken 4,5. De uiteinden van de stroken 4, 5 zijn onder een hoek van 45° schuin afgekort, zodat de steunplaten 2, 3 een onderlinge hoek van 90° hebben. In een niet getoonde variant kan de hoek tussen de 20 steunplaten 2,3 ook anders dan haaks zijn, bijvoorbeeld 60° of 45°.

Elk van de steunplaten 2, 3 is voorzien van twee sleufgaten, resp. 6,7 en 8,9, waarbij het de voorkeur heeft dat de sleufgaten 6,7 en 8,9 in elk van de 25 steunplaat 2, 3 haaks op elkaar zijn gericht.

In de toepassing van figuur 1 is de hoeksteun 1 opgesteld voor het ondersteunen van het kokerelement 10 ten opzichte van het kokerelement 11. Hierbij is elk van de steunplaten 2, 3 bestemd om in gemonteerde toestand 30 tegen één van de kokerelementen 10, 11 aan te liggen.

Beide metalen kokerelementen 10 en 11 zijn in dit voorbeeld wat hun doorsnedevorm betreft identiek. De getoonde doorsnedevorm is algemeen bekend en kan worden beschreven doordat elk kokerelement 10, 11 twee 35 evenwijdige en zich in langsrichting uitstrekkende zijkanten, een bodem die de zijkanten verbindt, en een bovenzijde, die is gevormd door twee vanaf de zijkanten 1005493 -3- naar binnen gerichte flenzen die tussen hen in een langssleuf begrenzen, heeft. De kokerelementen 10, ll kunnen echter ook een andere doorsnedevorm hebben en hoeven niet identiek van doorsnedevorm te zijn.

5 Voor de bevestiging van de hoeksteun 1 aan de kokerelementen 10, 11, worden niet getoonde bouten door de gaten 6,7 en 8,9 aangebracht, waarop moeren zijn geschroefd die achter de flenzen van de kokerelementen 10, 11 grijpen.

10 Tussen de beide metalen stroken 4,5 is een metalen dwarslijf 12 gelast. Het dwarslijf 12 eindigt op een afstand van elk van de steunplaten 2,3, zodat twee, elk door een van de steunplaat 2,3, het dwarslijf 12 en de metalen stroken 4,5 begrensde doorsteekopeningen 13, 14 15 worden gevormd. Daarbij heeft elke doorsteekopening 13, 14 een grootte die het daar doorheen steken van een van de kokerelementen 10, 11 toelaat.

In de toepassing van figuur 1 wordt geen gebruik gemaakt van de doorsteekopeningen 13, 14 in de hoeksteun 20 1. Er zij echter situaties denkbaar, waarin het voordelig is één of beide kokerelementen 10, 11 door de bijbehorende doorsteekopening 13, 14 van de hoeksteun 1 te steken en dan weer met bouten aan de hoeksteun 1 te bevestigen.

Bij de toepassing in figuur 2 worden de 25 doorsteekopeningen 13, 14 ook niet gebruikt. Wel toont figuur 2 de toepassing van de hoeksteun 1 voor het ondersteunen van een kokerelement 15, dat is voorzien van een wandmontageplaat 16, voor de montage van het kokerelement 15 aan een vertikale wand. De doorsnede van 30 het kokerelement 15 komt in dit voorbeeld overeen met de doorsnede van de kokerelementen 10 en 11.

Figuur 3 toont dezelfde onderdelen als figuur 2 maar hier is het kokerelement 15 door de doorsteekopening 14 van de in het vertikale vlak opgestelde hoeksteun 1 35 gestoken en hangt het kokerelement 15 aan de hoeksteun 1.

De hoeksteun 1 is ook geschikt voor een andere opstelling ten opzichte van het kokerelement 15 dan in 1005493 -4- figuur 3 is weergegeven teneinde het kokerelement 15 te ondersteunen wanneer het met horizontaal langs de wand gerichte krachten wordt belast. De hoeksteun 1 wordt dan bij voorkeur opgesteld in het horizontale vlak ten 5 opzichte van het kokerelement 15 in plaatst van vertikaal, zoals in figuur 3. Om in deze horizontale opstelling de hoeksteun 1 met het kokerelement 15 te kunnen verbinden, zijn bij elke doorsteekopening 13, 14 in beide stroken 4, 5 additionele boutgaten 17, 18 aangebracht, waar een 10 bevestigingbout doorheen kan worden gestoken.

Het zal duidelijk zijn dat de stroken 4,5 en het dwarslijf 12 van de hoeksteun 1 ook een andere vorm kunnen hebben, zonder het kader van de conclusies te verlaten.

1005493

Claims (7)

1. Hoeksteun (1) voor het schoren van een onder een hoek op een wand of een andere basis geplaatst kokerelement (10,11;15), omvattende twee van gaten (6,7,8,9) voorziene steunplaten (2,3) die onder een hoek ten opzichte van 5 elkaar zijn aangebracht aan een gemeenschappelijk verbindingslichaam, welk verbindingslichaam twee evenwijdig op een afstand van elkaar gelegen verbindingslijven (4,5) omvat, tussen de uiteinden waarvan de steunplaten (2,3) zijn aangebracht, alsmede een 10 dwarslijf (12), dat de verbindingslijven (4,5) met elkaar verbindt, met het kenmerk, dat het dwarslijf (12) eindigt op een afstand van ten minste één van de steunplaten (2,3), zodat een door de steunplaat (2,3), het dwarslijf (12) en de verbindingslijven (4,5) begrensde 15 doorsteekopening (13,14) is gevormd met een grootte die het daar doorheen steken van het kokerelement (10,11,15) toelaat.

2. Hoeksteun volgens conclusie 1, waarbij het dwarslijf 20 (12) op een afstand van beide steunplaten (2,3) eindigt, zodat door elk van de steunplaten (2,3), het dwarslijf (12) en de verbindingslijven (4,5) een doorsteekopening (13,14) is begrensd met een grootte die het daar doorheen steken van het kokerelement (10,11,15) toelaat. 25

3. Hoeksteun volgens conclusie 1 of 2, waarbij het dwarslijf (12) met de verbindingslijven (4,5) een H-vormige doorsnede heeft.

4. Hoeksteun volgens conclusie l of 2, waarbij in elke steunplaat (2,3) twee sleufgaten (6,7,8,9) zijn voorzien, die haaks op elkaar zijn gericht.

5. Hoeksteun volgens een of meer van de voorgaande 35 conclusies, waarbij de verbindingslijven (4,5) ter hoogte 1 0 0 5 49 3 -6- van elke doorsteekopening (13,14) zijn voorzien van gaten (17,18).

6. In combinatie een hoeksteun (1) volgens een of meer 5 van de voorgaande conclusies en een kokerelement (10,11,15), dat twee evenwijdige en zich in langsrichting uitstrekkende zijkanten, een bodem die de zijkanten verbindt, en een bovenzijde, die is gevormd door twee vanaf de zijkanten naar binnen gerichte flenzen die tussen 10 hen in een langssleuf begrenzen, heeft.

7. De combinatie volgens conclusie 6, waarbij de afstand tussen de verbindingslijven (4,5) van de hoeksteun (1) is afgestemd op het met geringe speling opnemen van het door 15 een doorsteekopening van de hoeksteun gestoken kokerelement. 1005493