NL1005060C2 - Werkwijze en inrichting voor het loswerken van resten, in het bijzonder voor de decontaminatie in kerntechnische installaties. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het loswerken van resten, in het bijzonder voor de decontaminatie in kerntechnische installaties.

5 De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het loswerken van resten, in het bijzonder voor de decontaminatie in kerntechnische installaties en houders, alsmede op een inrichting voor de toepassing van de werkwijze.

10 Mechanische verwijdering van afzettingen op opper vlakken van houders en buisleidingen gaat gepaard met zeer grote problemen. Daarbij wordt het materiaal slechts losgewerkt maar vindt geen verwijdering van het vlak plaats. De korsten raken vastgeklemd, zodat de vlakken 15 weliswaar losgewerkt zijn maar nog lang niet van het buismateriaal afvallen.

Hiervoor geeft DE 34 47 827 een werkwijze en een toestel, dat analoog aan slangen voor buisreiniging met spuitkop vooraan kan worden toegepast. Verdere werktuigen 20 zoals een staalborstel kunnen tegelijk door intermitterend fluïdum opzij vooraan de spuitkop in lengterichting door een hydraulische cilinder worden verplaatst. Ook een werktuig zoals een hamer, of meerdere daarvan, kunnen met deze inrichting worden toegepast. Nadelig is dat de afzet-25 tingen ongelijkmatig worden verwijderd en voor het toestel slecht toegankelijke plaatsen niet kunnen worden bewerkt.

Nucleaire (nucleair-chemische) installaties en op-slaghouders zijn dikwijls in ernstige mate door gesedimen-teerde afzettingen gecontamineerd. Voor de decontaminatie 30 van deze afzettingen is het gebruik van chemische oplosmiddelen bekend. Nadelig is dat een volledige decontaminatie door middel van daarvoor toegelaten oplosmiddelen niet uitvoerbaar is.

1005060 2

Verder is het gebruik van ultrageluid voor de verwijdering bekend. Zo wordt ter voorkoming van beschadigingen bij de afbraak van afzettingen aan brandstofelementen door middel van ultrasone trillingen in DE 32 38 886 voorge-5 steld dat het brandstofelement gelijktijdig vanaf tegenover elkaar liggende zijden wordt bestraald met ultrasone trillingen van gelijk vermogen. Deze opstelling laat gebruik voor verwijdering in kerntechnische installaties niet toe. Bovendien treden bij ultrageluid hoge energie-10 verliezen op door een kleine werkzame radius.

Een eveneens wijd verbreide werkwijze voor de decon-taminatie in kerntechnische installaties vormt het zandstralen. Hierbij ontstaat echter secundair afval. Zo zet b.v. het zand zich af en moet dit eveneens worden verwij-15 derd, wat wederom een hoger energieverbruik in de werkwijze tot gevolg heeft.

De uitvinding heeft ten doel een contactloze methode en een opstelling voor het verwijderen van hoogradioactie-ve afzettingen aan te geven dat ook in sterk gestructu-20 reerde omgeving verwijdering mogelijk maakt.

Dit doel wordt bereikt door de maatregelen volgens de kenmerkende gedeelten van conclusies l en 6.

De werkwijze en de inrichting worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld met verwijzing naar 25 de tekening.

Fig. 1 toont een schematische doorsnede van een te decontamineren installatie, en

Fig. 2 is een principevoorstelling van een elektrodenopstelling in de te decontamineren installatie.

30 In fig. 1 is een te decontamineren installatie (hou der) 1 weergegeven. Verder zijn de in deze houder 1 verlopende buisleidingen 2 weergegeven, die niet verder worden beschreven. Door een opening 4 bovenin de houder 1 worden een coaxiaalleiding 8 voor energie, een stuurleiding 9, 35 een drijf- en onderdompelbare draageenheid 6 alsmede pompleidingen 10 gevoerd. In de houder 1 bevindt zich bovendien een vloeibaar draagmedium 14. Bij voorkeur 1005060 3 buiten de houder 1 aangebracht is er een energiebron 11, een stuurinrichting 12 bijvoorbeeld een joystick voor het besturen van de drijf- en onderdoropelbare draageenheid 6 alsmede een opvanghouder 13 voor uitgesedimenteerde afzet-5 tingen 3. Aan de draageenheid 6 is een coaxiaal, meerpolig elektrodensysteem 5 aangebracht, dat door middel van de coaxiaalleiding 8 met de energiebron 11 verbonden is, alsmede een pomp 7 die op de pompleidingen 10 aangesloten is. De werkwijze verloopt als volgt. De draageenheid 6 10 met het meerpolige elektrodensysteem 5 en de pomp 7 wordt door middel van de sluis 4 van de houder in de houder 1 gebracht. Door middel van besturing 12 wordt de drijf- en onderdompelbare draageenheid 6, zoals in fig. 2 weergegeven, gebracht in de nabijheid van de opnieuw te suspende-15 ren afzetting 3. Na plaatsinstelling van het elektrodensysteem 5 in de nabijheid van de opnieuw te suspenderen, d.w.z. los te werken afzetting 3, worden de pulsen 15 van groot vermogen naar de afzettingen 3 gezonden.

Daartoe wordt in de energiebron 11 door middel van 20 een niet nader weergegeven impulsgelijkstroombron en een evenmin nader weergegeven condensatorbatterij, op traditionele wijze een puls 15 van groot vermogen opgewekt. Deze ontlaadt zich over een schakelvonkenbaan van het zich in het draagmedium 14 bevindende elektrodensysteem 5. Daarbij 25 vindt verdichting van een laag in het draagmedium 14 plaats. Bepaald door de sterkte van de tussen het elektrodensysteem 5 ontstaande puls 15 van groot vermogen, en daarmee van de daaruit ontstaande drukimpuls alsmede het feit dat de opnieuw te suspenderen afzettingen 3 onregel-30 matigheden in de stof bezitten, vindt in de afzettingen 3 een druk- en trekbelasting plaats. De energie van de puls 15 van hoog vermogen ligt daarbij tussen 2 kJ en 20 Kj, afhankelijk van de dikte en de aard van de afzettingen 3. De afzettingen 3 komen los van de wand en worden via de 35 pomp 7 en de pompleidingen 10 uit de houder 1 gepompt. In de opvanghouder 13 wordt dan een materiaalscheiding uitgevoerd, d.w.z. het vloeibare draagmedium 14 wordt geschei- 1005060 4 den van de afzettingen 3 en stroomt weer terug naar de houder 1.

De drijf- en onderdompelbare draageenheid 6 met het coaxiale meerpolige elektrodensysteem 5 en de pomp 7 wordt 5 door middel van de joystick 12 op traditionele wijze bestuurd. De draageenheid 6 bezit eveneens bewakings- en controleinrichtingen 16. Zo kan de besturing door middel van meettechniek in de bewakings- en controleinrichting 16, d.w.z. door stralingswaarden of door visuele besturing 10 met behulp van camera's plaatsvinden. Door middel van de drijf- en onderdompelbare draageenheid 6 wordt het reinigingsproces bewaakt en na volledig opnieuw suspenderen van de afzettingen 3 op de zojuist bewerkte plaats wordt het elektrodensysteem 5 door de draageenheid 6 opnieuw inge-15 steld op een andere plaats.

De opbouw van de draageenheid 6 ziet er als volgt uit. Het elektrodensysteem 5 is met behulp van de univer-seelgewrichten 21 aangebracht aan het huis 20 van de draageenheid 6. Bij voorkeur onder de draageenheid 6 20 bevindt zich de pomp 7. De bevestiging van de pomp 7 kan daarbij star of flexibel plaatsvinden. Bij voorkeur in de nabijheid van het elektrodensysteem 5 bevindt zich de bewakings- en controleinrichting 16. Daarbij kan direct aan het elektrodensysteem 5 een niet nader weergegeven 25 camera aangebracht zijn voor de visuele herkenbaarheid van de decontaminatie. Praktisch eenvoudiger is het aanbrengen van de inrichting 16 aan het huis 20. Het huis 20 bestaat bij voorkeur uit roestvrijstaal en het is waterdicht uitgevoerd. De draageenheid 6 bezit in het huis 20 bij 30 voorkeur ballast- en luchttanks en kan daardoor rolbewe-gingen maken zoals een onderzeeboot.

Door de bewegelijke uitvoering van het elektrodensysteem 5 aan het huis 20 en van de onderzeebootachtige bewegingsvrijheid van de draageenheid 6 worden de opgewek-35 te druk- resp. stootgolven ook naar ontoegankelijke nauwe plaatsen geleid.

1005060

Claims (9)

1. Werkwijze voor het loswerken van resten, in het bijzonder voor de decontaminatie in kerntechnische instal- 5 laties en houders, met het kenmerk, dat een puls (15) van groot vermogen, die door een meerpolig elektrodensysteem (5) wordt opgewekt, een schokgolf teweeg brengt, de schokgolf een drukgolf opwekt, de drukgolf afzettingen (3) op hun plaatsen van discontinuïteit in de stof belast op trek 10 en druk en daarmee de afzettingen (3) van de houder (1) worden losgemaakt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het meerpolige elektrodensysteem (5) door middel van een drijf- en onderdompelbare draageenheid (6) in de 15 houder (1) wordt ingebracht.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het meerpolige elektrodensysteem (5) door middel van de draageenheid (6) op zijn plaats wordt ingesteld.

4. Werkwijze volgens één der conclusies 1 tot 3, met 20 het kenmerk, dat zich in de houder (1) een vloeistof (14) bevindt.

5. Werkwijze volgens één der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat de plaatsinstelling van de draageenheid (6) plaatsvindt door middel van een besturing (12).

6. Inrichting voor het loswerken van resten, in het bijzonder voor de decontaminatie in kerntechnische installaties en houders, met het kenmerk, dat een drijf- en onderdompelbare draageenheid (6) met een coaxiaal meerpolig elektrodensysteem (5) in de houder (1) instelbaar ten 30 opzichte van de afzettingen (3) aangebracht is.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het elektrodensysteem (5) door middel van bewegelijke gewrichten (21) aan een huis (20) van de draageenheid (6) bevestigd is.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat aan de draageenheid (6) bovendien een be-wakings- en controleinrichting (16) aangebracht is. 1005060 5

9. Inrichting volgens één der conclusies 6 tot 8, met het kenmerk, dat aan de draageenheid (6) een pomp (7) aangebracht is. 1005060