NL1005052C2 - Werkwijze en inrichting voor het voorzien in een pijpleidingstreng in een bouwkundige constructie. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het voorzien in een pijpleidingstrenq in een bouwkundige constructie.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor 5 het voorzien in een pijpleidingstreng in een bouwkundige constructie, zoals een kas, omvattende het voorzien in een aantal pijpleidingdelen en het aan elkaar lassen daarvan tot een pijpleidingstreng, waarbij de pijpleidingdelen aan de lasplaats toegevoerd worden, daar aan elkaar gelast worden.

10 Een dergelijke werkwijze is in de stand der techniek algemeen bekend. Zo wordt bijvoorbeeld voor het leggen van pijpleidingen te land of ter zee gebruik gemaakt van een lasrobot waaraan pijpleiding-delen toegevoerd worden. Nadat twee pijpleidingdelen aan elkaar gelast zijn, wordt de lasrobot over een lengte die overeenkomt met de lengte 15 van een pijpleidingdeel bewogen en wordt het lassen herhaald. Dat wil zeggen, de ontstaande pijpleidingstreng is stationair ten opzichte van de omgeving. Eventueel wordt na het lassen een goot gegraven waarin de pijp met behulp van kranen en dergelijke geplaatst wordt.

Een dergelijke werkwijze is niet toepasbaar bij het lassen van 20 pijpleidingstrengen in bouwkundige constructies zoals kassen. Immers, indien de lasrobot daar zou moeten bewegen na het lassen van de pijpleidingstreng zou dat een bijzonder ondoelmatig heen en weer bewegen van een dergelijke robot betekenen omdat in een kap vaak meer dan één leiding gelegd moet worden. Dergelijke leidingen zijn met name verwar-25 mingsleidingen die bovendien gebruikt worden voor het geleiden van wagens (buisrailwagens). Dit is de reden dat tot nu toe het lassen van dergelijke pijpleidingstrengen met de hand plaatsvindt met alle bijbehorende nadelen. Enerzijds is zeer deskundig kostbaar personeel noodzakelijk en worden hoge eisen aan voortdurende concentratie tijdens 30 het lassen gesteld. Bovendien is bijzondere controle nodig van de vervaardigde lassen terwijl de productie van de betreffende lassers beperkt is.

Uit de Nederlandse octrooipublicatie 7008107 is een pijpleg-ger/lasinrichting bekend waarbij buizen in dwarsrichting aan een ver-35 plaatsbare lasinrichting toegevoerd worden aan de reeds gelegde pijpleidingstreng gelast worden waarna vervolgens de lasinrichting verplaatst wordt. Dat wil zeggen de gelegde pijpleidingstreng wordt niet bewogen.

1005052 2

Het doel van de onderhavige uitvinding is de hierboven beschreven werkwijze zodanig te verbeteren dat deze ten minste grotendeels gemechaniseerd kan worden.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven werkwijze verwezen-5 lijkt doordat het lassen op een stationaire plaats in die constructie gevoerd wordt en de gelaste pijpleidingdelen steeds vanaf die stationaire lesplaats in de richting van de hartlijn van die verbonden pijpleidingdelen naar een eindbegrenzing van die bouwkundige constructie afgevoed worden bij het stationair blijven van die lasplaats en 10 het door lassen bevestigen van een verder pijpleidingdeel.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag dat de lasrobot niet zoals in de stand der techniek beweegt bij het stationair zijn van de pijpleidingstreng, maar dat de lasrobot stationair is terwijl de pijpleidingstreng uit de lasrobot gedrukt wordt. Daardoor is het op 15 eenvoudige wijze mogelijk uitgaande van een positie een aantal pijp-leidingstrengen achtereenvolgens te vervaardigen, d.w.z. dat voor één kap bijvoorbeeld vijf pijpleidingstrengen vervaardigd kunnen worden. In een later stadium kan aansluiting met bochtstukken plaatsvinden hetgeen op gebruikelijke wijze door met de hand lassen verwezenlijkt 20 kan worden. Na het op deze wijze vervaardigen van een aantal pijplei-dingstrengen wordt de inrichting volgens de uitvinding volgens de hierboven beschreven werkwijze verder bewogen in een richting in hoofdzaak loodrecht op de pijpleidingstrengen na een volgende kap van de kas waar een verder aantal pijpleidingstrengen vervaardigd wordt.

25 Als voorbeeld wordt een lengte van de pijpleidingdelen van onge veer 7 meter genoemd, terwijl de lengte van de betreffende kas ongeveer 70 meter is.

Het is met de constructie volgens de uitvinding bijzonder efficiënt om vanuit het middenpad van twee kasdelen te werken. Bij een 30 dergelijke uitvoering zal bij voorkeur meer dan één lasrobot aanwezig zijn, waarbij één lasrobot naar één zijde vanaf het middenpad werkt en de andere lasrobot naar de andere zijde.

Om doelmatig te zijn is het noodzakelijk minimaal vier pijpleidingdelen met elkaar te verbinden tot een buisstreng met de hierboven 35 beschreven werkwijze. Immers in alle andere gevallen is het met de hand lassen efficiënter.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding vindt zowel het lassen als het afvoeren op enige 1005052m 3 hoogte boven het bodemoppervlak van de kas plaats. Op deze wijze liggen de pijpleidingstrengen iets hoger dan de uiteindelijke bevesti-gingspositie en kunnen deze later eenvoudig naar beneden gebracht worden. Hiermee vervalt het zware naar boven brengen van de pijplei-5 dingstrengen zoals bij de stand der techniek gebruikelijk is waar eerst op de bodem de pijpleidingdelen verbonden worden en deze vervolgens naar boven gebracht worden.

De hierboven beschreven werkwijze hee£t bovendien als voordeel dat tijdens het lassen slechts het middenpad van de kas bezet is. Dat wil 10 zeggen in het overige deel van de kas kunnen verdere werkzaamheden plaatsvinden of is het mogelijk dat het overige deel van de kas nog niet begaanbaar is.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de hierboven beschreven werkwijze. Deze inrichting voor 15 het door lassen vervaardigen van een pijpleidingstreng uit pijpleidingdelen in een bouwkundige constructie zoals een kas, omvat een lasrobot voorzien van afvoermiddelen voor die gelaste pijpdelen alsmede op de afvoer van die lasrobot aansluitende geleidingsmiddelen, welke geleidingsmiddelen een lengte van ten minste viermaal die van de 20 pijpleidingdelen hebben.

Zoals hierboven aangeduid, is deze inrichting bij voorkeur voorzien van een aandrijving voor verplaatsing in een richting in hoofdzaak loodrecht op de hartlijn van die zojuist gelaste pijpleidingstreng.

25 Zeker bij langere pijpleidingstrengen is het noodzakelijk in een geleiding te voorzien van de pijpleidingstreng die uit de lasrobot bewogen wordt. Na het volledig zijn van de betreffende pijpleidingstreng kan door het naar boven heffen aan het begin een golf vormige beweging van de pijpleidingstreng verkregen worden waardoor deze uit 30 de geleiding schiet en de geleiding gebruikt kan worden voor het vervaardigen van een volgende pijpleidingstreng.

Om op een verhoogde positie het lassen uit te kunnen voeren bestaat de lasinrichting bij voorkeur uit een onderstel alsmede een in hoogte verstelbaar werkplateau waarop de lasrobot aangebracht is. De 35 afvoermiddelen zijn zodanig uitgevoerd dat de pijpleidingstreng met enige kracht weggedrukt wordt en zijn bij voorkeur uitgevoerd als daarop aangrijpende wielen of rollen.

Indien vanuit het middenpad gewerkt wordt en aan weerszijden daar- 1005052 4 van zich een kasconstructie bevindt, wordt bij voorkeur met twee lasrobots gewerkt die elk in een richting functioneren.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij 5 tonen:

Fig. 1 in perspectivisch aanzicht de inrichting volgens de onderhavige uitvinding aangebracht in het middenpad van een kas;

Fig. 2 schematisch een kopsaanzicht de inrichting volgens de onderhavige uitvinding; en 10 Fig. 3 een deel van de inrichting volgens de uitvinding in boven aanzicht waaruit verdere constructiedetails blijken.

De inrichting volgens de uitvinding is in de figuren in het geheel met 1 aangegeven. Deze bestaat uit een onderstel 2 voorzien van een niet nader afgeheelde aandrijving voor twee rupsbanden 22. Op het 15 onderstel 2 is via een schaarconstructie 3 een werkplateau 4 aangebracht. Vanaf bediening 15 op werkplateau 4 kan de hoogte van het werkplateau 4 ten opzichte van onderstel 2 geregeld worden. Dit kan met behulp van een niet afgebeeld hydraulisch stelsel verwezenlijkt worden.

20 Op het werkplateau 4 bevinden zich behalve bediening 15 twee las robots 5, 6 (zie fig. 3). Elke lasrobot bestaat uit twee klauwplaten 23 alsmede een laskop 24. Laskop 24 is hier uitgevoerd als een zogenaamde MAG-laskop waarbij de stroombron met 25 aangegeven is en de gastoevoer met 16. Draad is afkomstig uit opslag 27. Klauwplaten 23 25 zijn roteerbaar opgesteld. Aan weerszijden van de klauwplaten 23 bevindt zich enerzijds een aantal afvoerrollen 8 en een aantal toevoer-rollen 7. Uit afvoerrollen 8 steekt het begin van buisstreng 19 terwijl aanvoerrollen 7 een buisdeel 20 aangrijpen.

Een aanvoertransporteur 9 is voor elke lasrobot aanwezig bestaande 30 uit een uitschuifbaar stelsel (hydraulisch) waarop een aantal steun-banden 10 aangebracht is. Een magazijn 11 voor het opslaan van buisde-len 20 is aanwezig alsmede transportinrichtingen 26, 28.

Op de lasrobots sluit aan de afvoerzijde een geleidingssysteem aan bestaande uit een afvoergoot 12 met aanzienlijke lengte (tientallen 35 meters) welke op regelmatige afstand voorzien is van lagerrollen 18.

In fig. 1 is schematisch een kas weergegeven omvattende staanders 14 alsmede hulpspanten 17. De afvoergoten 12 zijn op dergelijke hulp-spanten geplaatst.

1005052 5

De hierboven beschreven inrichting werkt als volgt. Zoals uit fig. 1 blijkt bevindt inrichting 1 zich in het middenpad 13 van een kas. Een buisdeel 20 wordt uit magazijn 11 naar beneden bewogen en door hetzij transportinrichting 26 hetzij transportinrichting 28 aangegre-5 pen en op hetzij de steunbanden 10 van lasrobot 5 hetzij de steunban-den 10 van lasrobot 6 bewogen. Bij het roteren van deze steunbanden wordt het betreffende buisdeel 20 in de positie gebracht zoals getoond is aan de hand van lasrobot 6 in fig. 3. Vervolgens wordt door aan-voerrollen 7 het betreffende buisdeel 20 naar rechts bewogen door de 10 klauwplaat 23 op enige afstand van het vrije einde van buisstreng 19 of daar tegenaan liggend. Vervolgens worden de klauwplaten 23 geroteerd en wordt lassen geëffectueerd. Daarna wordt met behulp van af-voerrol 8 buisstreng 19 verder naar rechts bewogen over de afvoergoot 12. Dit wordt vergemakkelijkt door de aanwezigheid van lagerrollen 18 15 in deze afvoergoot. De aanvoer- respectievelijk afvoerrollen 7, 8 zijn bij het ontvangen van de betreffende pijp geopend en sluiten daarna bij het aangrijpen daarvan. Indien een buisstreng 19 volledig gelast is, wordt door het in geringe mate omhoog bewegen nabij het vrije uiteinde daarvan deze buisstreng 19 uit afvoergoot 12 gezwiept en kan 20 een volgende buisstreng vervaardigd worden. Als voorbeeld wordt een lengte van 70 meter door het aan elkaar lassen van tien buisdelen vervaardigd. De buisstrengen blijven rusten op de hulpspanten 17 en worden later in ophanghaken of andere hulpconstructies bevestigd, die bevestigd zijn aan staander 14. Dit kan definitief of tijdelijk zijn. 25 Lasrobot 5 voert dezelfde werkzaamheden gelijktijdig uit, waarbij vanzelfsprekend de aanvoer van buisdelen 20 na de aanvoer van buisdelen aan lasrobot 6 plaatsvindt. Op deze wijze kan een bijzonder hoog tempo verkregen worden.

Nadat de buisstrengen in de gewenste positie gebracht zijn, wordt 30 handmatig het einddeel bevestigd dat in het algemeen een bochtstuk zal zijn en wordt in verbinding met het ketelhuis en dergelijke voorzien.

Begrepen zal worden dat het op deze wijze het niet langer noodzakelijk is om de buizen achter elkaar in de kas te leggen en deze vervolgens te lassen. Op één centraal punt is het mogelijk de buisdelen 35 in het magazijn 11 te laden. Dit kan bundelsgewijs met bijvoorbeeld een vorkheftruck plaatsvinden. Begrepen zal worden dat op elk niveau in de hoogte gewerkt kan worden waardoor in ieder geval hijsen van de buisstrengen in een later stadium zoveel mogelijk voorkomen wordt. De 1005052 6 hierboven beschreven inrichting kan compact uitgevoerd worden en op eenvoudige wijze in een vrachtwagen getransporteerd worden en op de plek waar de werkzaamheden plaatsvinden gelost worden.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuit-5 voering beschreven is, dient begrepen te worden dat daaraan talrijke wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige aanvrage te geraken. Deze wordt uitsluitend bepaald door de bijgaande conclusies. Zo is het mogelijk een enkele lasrobot aan te brengen of twee in dezelfde richting werkende.

1005052 '

Claims (9)

1. Werkwijze voor het voorzien in een pijpleidingstreng in een bouwkundige constructie, zoals een kas, omvattende het voorzien in een aantal pijpleidingdelen en het aan elkaar lassen daarvan tot een pijp- 5 leidingstreng, waarbij de pijpleidingdelen aan de lasplaats toegevoerd worden, daar aan elkaar gelast worden, met het kenmerk, dat het lassen op een stationaire plaats in die constructie gevoerd wordt en de gelaste pijpleidingdelen steeds vanaf die stationaire lasplaats in de richting van de hartlijn van die verbonden pijpleidingdelen naar een 10 eindbegrenzing van die bouwkundige constructie afgevoed worden bij het stationair blijven van die lasplaats en het door lassen bevestigen van een verder pijpleidingdeel.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het lassen met een lasrobot uitgevoerd wordt, welke na het vervaardigen van een of meer 15 pijpstrengen in een richting in hoofdzaak loodrecht op de hartlijn van die pijpleidingstrengen wordt bewogen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij het lassen en de afvoer van de pijpleidingstrengen op afstand van de bodem van die bouwkundige constructie plaatsvindt.

4. Lasinrichting voor het door lassen vervaardigen van een pijp leidingstreng uit pijpleidingdelen in een bouwkundige constructie zoals een kas (21), omvattende een lasrobot (5, 6) voorzien van af-voermiddelen (8) voor die gelaste pijpdelen alsmede op de afvoer van die lasrobot aansluitende geleidingsmiddelen (12), welke geleidings- 25 middelen een lengte van ten minste viermaal die van de pijpleidingdelen hebben.

5. Lasinrichting volgens conclusie 4, voorzien van een aandrijving voor verplaatsing in hoofdzaak loodrecht op de hartlijn van die pijp-leidings treng.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, waarbij die geleidingsmid delen een profiel omvatten op regelmatige afstanden voorzien van la-germiddelen (18).

7. Inrichting volgens een van de conclusies 4-6, waarbij de lasinrichting omvat een onderstel (2) alsmede een werkplateau (4) waarbij 35 de lasrobot op dat werkplateau aangebracht is en dat werkplateau ten opzichte van dat onderstel in hoogte verplaatsbaar is.

8. Lasinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die afvoermiddelen (8) op de pijpleiding streng-aangrijpende wielen 1005052 omvatten.

9. Inrichting volgens een van de conclusies 4-8, waarbij die las-inrichting omvat twee in tegenovergestelde richting werkende lasrobots . 1005052