NL1004813C2 - Inrichting voor het zuiveren van water met behulp van watervlooien. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het zuiveren van water met behulp van watervlooien.

5 Beschrijving:

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het zuiveren van water in een bassin, zoals bijvoorbeeld een visvijver of aquarium, waarbij de inrichting een omhulling 10 bevat, welke omhulling een ruimte begrenst, waarin watervlooien kunnen worden gehouden in een aantal dat voldoende is om via één of meer instroomopeningen binnentredend water te zuiveren, een uitgang van de inrichting is gekoppeld met eerste filter-middelen voor het 15 voorkomen dat de watervlooien het bassin in worden getransporteerd.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage NL-A-9002231.

In deze bekende inrichting wordt via de instroom-20 openingen het te zuiveren water uit het bassin aangevoerd en wordt dan geleid naar een ruimte, waarin zich watervlooien bevinden, die organische afvalstoffen aan het water onttrekken, waardoor de helderheid van het water negatief beïnvloedende zweefalgen de voedselbron worden ontnomen, 25 afsterven en neerslaan. Vervolgens wordt het gezuiverde water via de uitgang terug in het bassin geleid.

Een nadeel van deze bekende inrichting is dat door vissen in het bassin gelegde eieren, indien deze los raken, via de instroomopeningen in de ruimte terecht kunnen komen.

30 Tevens kunnen jonge (kleine) vissen via de instroomopeningen in de ruimte terecht komen. Hierdoor worden de watervlooien, nadat de eieren zijn uitgekomen, door deze (nieuwe) vissen opgegeten, waardoor de werking van de inrichting verminderd en uiteindelijk volledig beëindigd wordt.

35 Een verder nadeel van de bekende inrichting is, dat de watervlooien vooral 's-nachts bij een uitgeschakelde inrichting de ruimte via de instroom- en/of uitstroom-openingen kunnen verlaten, waardoor de werking van de 1 C Q 4 : 1 ' 2 inrichting verminderd wordt.

De onderhavige uitvinding beoogt de bovengenoemde bezwaren te ondervangen en een inrichting te verschaffen, die zweefalg doelmatig bestrijdt.

5 Daartoe wordt de inrichting gekenmerkt, doordat de instroomopeningen van tweede filter-middelen zijn voorzien. Hierdoor wordt voorkomen, dat watervlooien de inrichting kunnen verlaten en dat visseneieren en/of vissen de inrichting binnen kunnen komen, waardoor de werking van de 10 inrichting sterk wordt verbeterd. Tevens kunnen door de combinatie van de instroomopeningen met tweede filter-middelen de afmetingen van deze instroomopeningen willekeurig zijn, zonder rekening te moeten houden met de grootte van de watervlooien, de visseneieren en de vissen.

15 De instroomopeningen kunnen in combinatie met de tweede filter-middelen vergroot worden uitgevoerd, waardoor de zuiverings-capaciteit van de inrichting aanzienlijk wordt vergroot, zodat de inrichting ook in grote bassins met een grote hoeveelheid water kan worden toegepast.

20 Overeenkomstig een nader kenmerk van de uitvinding kunnen de instroomopeningen in een wand van de omhulling zijn aangebracht. De omhulling van de inrichting kan ook middels een deksel afsluitbaar zijn, waarbij volgens een ander kenmerk de instroomopeningen tussen de deksel en de rand van 25 de omhulling zijn aangebracht. Door de combinatie van de tweede filter-middelen met de instroomopeningen, is de lokatie van de instroomopeningen in de inrichting vrij te bepalen, hetgeen de werking en de toepassing van de inrichting aanzienlijk verbetert en uitbreidt.

30 De tweede filter-middelen kunnen volgens de uitvinding bijvoorbeeld van roestvrij-staal zijn vervaardigd. Dit materiaal is betrekkelijk goedkoop en vrij eenvoudig te verwerken en is tevens corrosie-ongevoelig, waardoor de inrichting een lange levensduur bezit en weinig onderhoud 35 vraagt. Tevens blijkt het materiaal een afstotende reactie op de watervlooien te hebben, zodat deze in de omhulling blijven opgesloten.

Overeenkomstig een nader kenmerk van de uitvinding zijn 3 de tweede filter-middelen van een groot aantal filter-openingen voorzien, waarbij de hydraulische doorsneden van deze filter-openingen tenminste gelijk of groter zijn dan de hydraulische doorsneden van de filter-openingen van de eerste 5 filter-middelen. Hierbij kunnen de hydraulische doorsneden van de filter-openingen van de tweede filter-middelen minder dan 1 mm en in het bijzonder 0.8 mm bedragen. Hierdoor worden de watervlooien van een voldoende toevoer van te zuiveren water voorzien, terwijl de filter-openingen tevens voldoende 10 licht doorlaten ten behoeve van de groei en de instandhouding van de populatie watervlooien.

Daarnaast kan de uitgang van de inrichting overeenkomstig de uitvinding zijn voorzien van een pomp, in het bijzonder een waterpomp. De pomp dient in de eerste 15 plaats voor een voldoende circulatie van het te zuiveren water te zorgen. Door de vergrote zuiverings-capaciteit van de inrichting kan de waterpomp bijvoorbeeld als een fontein fungeren, hetgeen de presentatie en het uiterlijk van het bassin aanzienlijk verbetert.

20 De uitvinding zal aan de hand van een tekening nader worden toegelicht. De tekening toont in:

Figuur 1 een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting overeenkomstig de uitvinding.

25 Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding voor het zuiveren van water in een bassin, zoals bijvoorbeeld een visvijver of aquarium, een zwembad of een watervoorraad voor de tuinderij. De inrichting wordt gevormd door een bijvoorbeeld cilindrische omhulling 1, 30 welke bijvoorbeeld door een deksel 2 kan worden afgesloten.

De omhulling 1 en de deksel 2 omsluiten een ruimte 3, waarin eerste filter-middelen 4 zijn geplaatst. De eerste filter-middelen 4 scheiden een ruimte 5 van de ruimte 3 af. In de ruimte 3 bevinden zich, tijdens de werking van de 35 inrichting, watervlooien, welke ten gevolge van de filter-middelen 4 de ruimte 5 niet kunnen bereiken. Door de deksel 2 is een pijp-/buisvormig verbindingsstuk 6 aangebracht, welk verbindingsstuk in de door de eerste filter-middelen 4 < f . ^ 4 omsloten ruimte 5 uitmondt en deze ruimte via de uitgang 7 met het bassin verbindt. In deze uitvoeringsvorm bevindt de door de eerste filter-middelen 4 omsloten ruimte 5 zich onder de deksel 2, de plaats van de ruimte 5 is echter niet 5 beperkt tot deze lokatie. De ruimte 5 kan ook tegen de binnenzijde van de wand van de omhulling 1 zijn geplaatst.

Het met zweefalg en organische afvalstoffen verontreinigde water treedt via een aantal instroomopeningen 8 de ruimte 3 in. In de ruimte 3 bevinden zich een groot 10 aantal watervlooien 10. Deze watervlooien blijken in de praktijk goed te gedijen in het water (waarin zich zweefalg en organische afvalstoffen van bijvoorbeeld vissen bevinden) en zuiveren het water zodanig, dat het via de ruimte 5 het verbindingsstuk 6 en de uitgang 7 de inrichting uittredende 15 water van organische afvalstoffen is ontdaan. Hierdoor is er in het bassin geen voedsel meer voor de zweefalg, die daardoor zal afsterven en neerslaan, waardoor het water in het bassin helder wordt en blijft.

Om te voorkomen dat watervlooien 10 de ruimte 3 via de 20 instroomopeningen 8 kunnen verlaten en de in het bassin aanwezige vissen-eieren en vissen de ruimte 3 kunnen binnentreden en zo de watervlooien 10 opeten, waardoor de werking van de inrichting vermindert en uiteindelijk volledig wordt beëindigd, zijn de instroomopeningen 8 van tweede 25 filter-middelen 9 voorzien. Deze tweede filter-middelen 9 zijn op overigens bekende wijze over de instroomopeningen 8 aan de binnen- of de buitenzijde van de wand van de omhulling 1 aangebracht. De filter-middelen 9 zijn bij voorkeur van roestvrij-staal vervaardigd, welk materiaal 30 gemakkelijk te bewerken is en tevens corrosie-ongevoelig is. Daarnaast oefent dit materiaal een afstotende reactie op de watervlooien uit, zodat deze gemakkelijk in de ruimte 3 opgesloten kunnen blijven.

Door de combinatie van de instroomopening 8 en de tweede 35 filter-middelen 9 hoeft er geen rekening gehouden te worden met de grootte van de watervlooien, de visseneieren en de vissen, maar kunnen de afmetingen van de instroomopeningen 8 willekeurig groot gekozen worden. Hierdoor kan een inrichting 1004813 5 met een grotere zuiverings-capaciteit worden verkregen, hetgeen de toepassing van een dergelijke inrichting in bijvoorbeeld grotere bassins met grote hoeveelheden water mogelijk maakt.

5 De eerste en de tweede filter-middelen 4 respectievelijk 9 kunnen van hetzelfde materiaal zijn vervaardigd, waarbij de filter-openingen van de tweede filter-middelen 9 tenminste gelijk of groter zijn dan de filter-openingen van de eerste filter-middelen 4. De 10 hydraulische doorsneden van de filter-openingen van de tweede filter-middelen 9 bedragen bij voorkeur minder dan 1 mm en in het bijzonder 0.8 mm. Zodoende kan een voldoende instroom van met zweefalg en organische afvalstoffen verontreinigd water vanuit het bassin via de imstroomopeningen 8 de ruimte 4 15 binnentreden. Door de instroomopeningen 8 voldoende groot te maken, kan via de filter-openingen van de tweede filter-middelen 9 voldoende zonlicht binnentreden, waardoor de populatie watervlooien 10 in stand kan worden gehouden. Hierdoor is het niet nodig de omhulling 1 en de deksel 2 van 20 doorzichtig materiaal te vervaardigen, zoals breekbaar glas, doorzichtig plastic of transparante kunststof (bijvoorbeeld PET), maar kan de omhulling 2 en de deksel 3 van ondoorzichtig materiaal, bijvoorbeeld ondoorzichtig plastic of metaal worden vervaardigd, hetgeen de inrichting eenvoudig 25 van constructie, robuust en tevens goedkoop maakt.

De uitgang 7 van het verbindingsstuk 6 kan met een pomp 11 worden verbonden. Deze pomp 11 kan bijvoorbeeld een water- of een luchtpomp zijn, welke op overigens bekende wijze, bijvoorbeeld met behulp van een waterlift, het 30 gezuiverde water vanuit de ruimte 3 via de ruimte 5 en het verbindingsstuk 6 terug het bassin in transporteert.

Eventueel kan op deze wijze een fontein worden gecreëerd, hetgeen het uiterlijk en de presentatie van het bassin, waarin de inrichting is geplaatst, verbetert en 35 aantrekkelijker maakt.

De inrichting blijkt in de praktijk zeer goed te functioneren en is bovendien zeer eenvoudig van opzet. Nadat de inrichting in gebruik is genomen kunnen de filter-middelen Λ . ^ ^ g 6 4 en 9 in de beginperiode dichtslibben. Omdat zich na enige tijd muggenlarven op de filter-middelen 4 en 9 gaan ophouden, grazen zij, vooral als ze groot zijn, de filter-middelen 4 en 9 schoon. Omdat de op de filter-middelen 9 aanwezige 5 muggenlarven tevens vissen uit het bassin aantrekken en door deze vissen opgegeten worden, leveren ook de vissen een bijdrage aan het schoonhouden van de filter-middelen 9. Door de aanzuigende werking van de pomp ontstaat er tussen de instroomopeningen 8, de ruimte 5 en de uitgang 7 een zekere 10 stroming van water. Deze stroming nabij de instroomopeningen 8 zorgt ervoor, dat de watervlooien 10 zich moeilijk nabij de instroomopeningen 8 kunnen ophouden, maar dat deze watervlooien binnen in de ruimte 3 worden bijeengehouden.

De populatie watervlooien 10 in de ruimte 3 houdt zich 15 op natuurlijke wijze in stand al naar gelang de hoeveelheid organische afvalstoffen en zweefalgen in het water.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding zich niet beperkt tot de onderhavige uitvoeringsvorm, maar dat er ook andere uitvoeringsvormen zijn, welke geacht worden onder de 20 uitvindingsgedachte te vallen. Door de montage van de pomp boven op de deksel 2 kan een gecombineerde zuiveringsinrichting/ fontein worden verkregen, waarbij de pomp tevens als ballast kan dienen.

Hoewel in deze uitvoeringsvorm de instroomopeningen 8 in 25 de wand van de omhulling 1 zijn aangebracht, kunnen de instroomopeningen 8 inclusief de tweede filter-middelen 9 ook in de deksel 2 of tussen de rand van de omhulling 1 en de deksel 2 zijn aangebracht. Om vervoer, installatie, verplaatsing en onderhoud van de inrichting te 30 vergemakkelijken, kunnen op de omhulling 1 of op de deksel 2 handvaten zijn aangebracht.

• J Ü ξ' -

Claims (7)

1. Inrichting voor het zuiveren van water in een bassin, zoals bijvoorbeeld een visvijver of aquarium, waarbij 5 de inrichting een omhulling bevat, welke omhulling een ruimte begrenst, waarin watervlooien kunnen worden gehouden in een aantal dat voldoende is om via één of meer instroomopeningen binnentredend water te zuiveren, een uitgang van de inrichting is gekoppeld met eerste filter-middelen voor het 10 voorkomen dat de watervlooien het bassin in worden getransporteerd, met het kenmerk, dat de instroomopeningen zijn voorzien van tweede filter-middelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de instroomopeningen in een wand van de omhulling zijn 15 aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de omhulling middels een deksel afsluitbaar is, met het kenmerk, dat de instroomopeningen tussen de deksel en de rand van de Omhulling zijn aangebracht.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede filter-middelen van roestvrij-staal zijn vervaardigd.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede filter-middelen 25 van een groot aantal filter-openingen zijn voorzien, waarbij de hydraulische doorsneden van deze filter-openingen tenminste gelijk of groter zijn dan de hydraulische doorsneden van de filter-openingen van de eerste filter-middelen.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hydraulische doorsneden van de filter-openingen van de tweede filter-middelen minder dan 1 mm en in het bijzonder 0.8 mm bedragen.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande 35 conclusies, met het kenmerk, dat de uitgang van de inrichting is voorzien van een pomp, in het bijzonder een waterpomp. '‘0048 1 3