NL1004724C2

NL1004724C2 - Doseereenheid.

Info

Publication number: NL1004724C2
Application number: NL1004724A
Authority: NL
Inventors: Paul Lodewijk Arie Hamm
Original assignee: Hoverdale N V
Priority date: 1996-12-09
Filing date: 1996-12-09
Publication date: 1998-06-11
Also published as: WO1998025843A1

Description

v

Doseereenheid

De uitvinding heeft betrekking op een doseereenheid voor een voedingsmiddel omvattend een houder voor het voedingsmiddel en een met de houder gekoppeld doseerorgaan.

Een dergelijke doseereenheid is bestemd voor het 5 doseren van het voedingsmiddel naar een in de verwerkings-richting gezien achter de doseereenheid geplaatste verdere verwerkingseenheid. De doseereenheid vindt bijvoorbeeld toepassing in een inrichting voor het afbereiden van een diepgevroren voedingsmiddel, zoals beschreven in de Nederlandse 10 octrooiaanvrage van gelijke rang van aanvraagster, getiteld "Inrichting voor het in gerede porties afbereiden van een diepgevroren voedingsmiddel". Een uit de stand van de techniek bekende doseereenheid welke toepassing vindt voor het doseren van een automaat voor het afbakken van pommes frites, 15 bestaat uit een transportband met meenemers welke band wordt gevoed met pommes frites die met een weger zijn afgewogen.

Een andere bekende doseereenheid omvat een vibrator en een klepeenheid, waarbij tussen de klep en de vibrator een ruimte is opengehouden onder welke het voedingsmiddel kan passeren. 20 Een belangrijk nadeel van dit systeem blijkt echter de gevoeligheid voor het type en de afmeting van de gebruikte pommes frites welke gedoseerd dienen te worden. Door onderlinge brugvorming van de frites kan de bekende doseereenheid zelfs dichtlopen.

25 Een verder probleem van bekende doseereenheden is dat bij toepassing op diepgevroren pommes frites het gevaar bestaat dat het dan tamelijk brosse voedingsmiddel gevoelig is voor breuk hetgeen vermeden dient te worden. Een verder probleem van bekende doseereenheden is dat deze tamelijk com-30 plex van constructie zijn en daardoor storingsgevoelig.

Met de uitvinding wordt nu beoogd een nauwkeurige doseereenheid te verschaffen welke eenvoudig van constructie is en betrouwbaar, weinig gevoelig voor vervuiling, en goedkoop te vervaardigen.

35 Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de doseereenheid erdoor wordt gekenmerkt, dat de houder een aan 10047?/! 2 haar onderzijde geplaatste uitstroomopening heeft en het do-seerorgaan een gespiraliseerde draad omvat welke in de houder is geplaatst en tot in de uitstroomopening reikt.

Verrassenderwijs blijkt met deze zeer eenvoudige 5 middelen een doseereenheid te zijn verschaft welke een napw-keurige en betrouwbare dosering van voedingsmiddel, in het bijzonder diepgevroren pommes frites, mogelijk maakt zonder dat daarbij breuk van het te doseren produkt optreedt.

De doseereenheid volgens de uitvinding is voorts van 10 een zeer eenvoudige constructie en daarmee goedkoop te vervaardigen, en deze blijkt vrij ongevoelig voor vervuiling of andersoortige verstorende invloeden op de doseernauwkeurigheid.

De doseereenheid volgens de uitvinding blijkt ge-15 schikt voor het verschaffen van afgepaste porties van het voedingsmiddel.

Bij voorkeur is de doseereenheid voorzien van een houder die in hoofdzaak trechtervormig is. Dit bevordert de goede geleiding van het in de houder aanwezige voedingsmiddel 20 in de richting van de uitstroomopening.

Een mogelijke uitvoeringsvorm van de gespiraliseerde draad is erdoor gekenmerkt dat deze een constante diameter heeft. Het heeft echter de voorkeur dat de gespiraliseerde draad vanaf de opening een naar boven toe zich verwijdende 25 diameter heeft. Daarmee wordt bereikt dat de gehele voorraad van het in de houder aanwezige voedingsmiddel wordt betrokken bij de dosering. Het is dan wel wenselijk dat de diameter van de gespiraliseerde draad vanaf de opening naar boven toe niet meer toeneemt dan de afstand van de wanden van de trechter-30 vormige houder, teneinde te vermijden dat verstopping van de uitstroomopening optreedt door te grote toevoer van het voedingsmiddel .

De goede werking van het doseerorgaan gevormd door de gespiraliseerde draad berust er waarschijnlijk op dat deze 35 een geleiding voor het in de kern van de draad getrokken voedingsmiddel vormt, waarbij de neiging tot brugvorming van het voedingsmiddel ervoor zorgt dat dit produkt niet door de spi-raalopeningen valt, wanneer de rotatie daarvan wordt onderbroken .

i η n 17 o /1 3

Het heeft de voorkeur dat de diameter van de gespi-raliseerde draad in de uitstroomopening in geringe mate kleiner is dan de diameter van de uitstroomopening. Hiermee wordt voorkomen dat voedingsmiddel, in het bijzonder pommes frites, 5 zich tussen de draad en de wand van de uitstroomopening zal begeven, hetgeen tot breuk aanleiding zou zijn.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de doseereenheid volgens de uitvinding is deze erdoor gekenmerkt, dat de ge-spiraliseerde draad nabij de uitstroomopening voorzien is van 10 een afdichting welke circa 30-80 % van een gehele winding van de spiraal afdicht. Hiermee wordt een effectieve afdichting van de doseereenheid, althans onderbreking van de dosering bereikt bij staken van rotatie van de gespiraliseerde draad.

De nauwkeurigheid van de dosering en effectiviteit 15 van de afdichting is optimaal wanneer de afdichting circa de helft van een winding van de spiraal afdicht.

Voor een geautomatiseerde werking van de doseereenheid is het wenselijk dat de gespiraliseerde draad voorzien is van een motoraandrijving. Bij voorkeur is dan voorts voor-20 zien in een besturingsorgaan voor bekrachtiging van de motoraandri jving, en een pulsteller gekoppeld met het besturingsorgaan en de gespiraliseerde draad of de motoraandrijving voor het bepalen van de verstelling van de gespiraliseerde draad. Het besturingsorgaan kan dan van geval tot geval zoda-25 nig worden ingesteld dat aanpassing van de hoeveelheid voedingsmiddel die gedoseerd dient te worden eenvoudig mogelijk is.

Teneinde de gewenste werking van de doseereenheid te verkrijgen, is het wenselijk dat door activering van de mo-30 toraandrijving de gespiraliseerde draad wordt geroteerd in dezelfde richting als de spoed van de draad.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, in welke fig. 1 in doorsnede een schematisch zijaanzicht van 35 de doseereenheid volgens de uitvinding toont; en fig. 2 in doorsnede een schematisch vooraanzicht van de doseereenheid volgens de uitvinding toont.

In de figuren gebruikte gelijke verwijzingscijfers verwijzen naar dezelfde onderdelen.

4

De in fig. l en fig. 2 getoonde doseereenheid 1 omvat een houder 2 voor het voedingsmiddel en een met de houder 2 gekoppeld doseerorgaan 3. De houder 2 heeft aan haar onderzijde een uitstroomopening 4. In deze uitstroomopening 4 5 reikt althans ten dele een gespiraliseerde draad 5 welke in de houder 2 is geplaatst. De houder 2 is zoals duidelijk getoond in de fig. 1 en 2 in hoofdzaak trechtervormig, en de gespiraliseerde draad 5 heeft een vanaf de uitstroomopening 4 naar boven toe toenemende diameter. Deze diameter van de ge-10 spiraliseerde draad 5 neemt niet meer toe dan de horizontale afstand van de wanden van de trechtervormige houder 2. Voorts kan ten aanzien van de diameter van de gespiraliseerde draad 5 gezegd worden dat deze in de uitstroomopening 4 enigszins geringer is dan de diameter van de uitstroomopeningen 4 zelf. 15 Ook mogelijk is dat de gespiraliseerde draad 5 met een constante diameter is uitgevoerd, zodat er derhalve naar boven toe geen verwijding van de spiraal aanwezig is. Nabij de uitstroomopening 4 is de gespiraliseerde draad 5 voorzien van een afdichting 6 welke bij voorkeur circa 30-80 % van een 20 gehele winding van de spiraal in beslag neemt. In het getoonde geval bedraagt deze afdichting circa de helft van één volledige winding van de gespiraliseerde draad 5. Aan de bovenzijde is de draad 5 voorts gekoppeld met een motoraandrijving 7. Voorts kan zijn voorzien in een overigens niet getoond 25 besturingsorgaan voor bekrachtiging van de motoraandrijving 7, en een pulsteller gekoppeld met het besturingsorgaan en de gespiraliseerde draad 5 of de motoraandrijving 7 voor het bepalen van de verstelling van de gespiraliseerde draad. In het getoonde geval met een spoed van de draad 5, gezien in de 30 richting vanaf de uitstroomopening 4 welke rechtsom verloopt, dient de motoraandrijving 7 de gespiraliseerde draad 5 tijdens bekrachtiging tevens rechtsom te draaien, zodat deze draad door rotatie schijnbaar in de uitstroomopening 4 verdwijnt. Bij toepassing van de doseereenheid voor het doseren 35 van diepgevroren pommes frites bevindt zich de houder 2 met de daarin aanwezige gespiraliseerde draad 5 op een temperatuur welke circa -10°C bedraagt.

Voor de vakman zal duidelijk zijn dat de hierboven beschreven uitvoeringsvorm slechts een voorkeursuitvoering ^00 47 2 4 5 betreft, en dat binnen het kader van de aangehechte conclusies diverse varianten op deze uitvoeringsvorm denkbaar zijn.

4 00 47 24

Claims

1. Doseereenheid voor een voedingsmiddel omvattend een houder voor het voedingsmiddel en een met de houder gekoppeld doseerorgaan, met het kenmerk, dat de houder een aan haar onderzijde geplaatste uitstroomopening heeft en het do- 5 seerorgaan een gespiraliseerde draad omvat welke in de houder is geplaatst en tot in de uitstroomopening reikt.

2. Doseereenheid volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de houder in hoofdzaak trechtervormig is.

3. Doseereenheid volgens conclusie 1 of 2, met het 10 kenmerk, dat de gespiraliseerde draad vanaf de opening een naar boven toe zich verwijdende diameter heeft.

4. Doseereenheid volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de diameter van de gespiraliseerde draad vanaf de opening naar boven toe niet meer toeneemt dan de afstand van 15 de wanden van de trechtervormige houder.

5. Doseereenheid volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de diameter van de gespiraliseerde draad in de uitstroomopening in geringe mate kleiner is dan de diameter van de uitstroomopening.

6. Doseereenheid volgens een der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de gespiraliseerde draad nabij de uitstroomopening voorzien is van een afdichting welke circa 30-80 % van een gehele winding van de spiraal afdicht.

7. Doseereenheid volgens conclusie 6, met het ken-25 merk, dat de afdichting circa de helft van een winding van de spiraal afdicht.

8. Doseereenheid volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gespiraliseerde draad voorzien is van een motoraandrijving.

9. Doseereenheid volgens conclusie 8, met het ken merk, dat voorzien is in een besturingsorgaan voor bekrachtiging van de motoraandrijving, en een pulsteller gekoppeld met het besturingsorgaan en de gespiraliseerde draad of de motoraandrijving voor het bepalen van de verstelling van de gespi-35 raliseerde draad. £ O !' L 0 w ^ * »

10. Doseereenheid volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat door activering van de motoraan-drijving de gespiraliseerde draad wordt geroteerd in dezelfde richting als de spoed van de draad. n r' , ' ü