NL1004127C2 - Prelaminaat. - Google Patents

Description

Prelaminaat

De uitvinding betreft het encapsuleren van een vlak voorwerp, bijvoorbeeld een kunststof folie of een vel papier waarop informatie is aangebracht, zoals een afbeelding en/of tekst. Voor dit doel wordt veelal 5 gebruik gemaakt van een inrichting die twee naar elkaar gedrukte aandrijfbare drukrollen omvat, die tijdens aandrijving een aantal lagen, waaronder het betreffende voorwerp, bijvoorbeeld een dragerplaat, een dekfolie, lijmlagen en verdere gewenste lagen tegen elkaar drukt, 10 eventueel onder een zekere verwarming. Aldus wordt door verlijming een vaste eenheid van de verschillende lagen gevormd, waarin het te encapsuleren voorwerp geheel in een laminaat is opgenomen.

De bekende techniek heeft het nadeel, dat het 15 met de hand op elkaar plaatsen en in de kneep van de walsrollen inbrengen van diverse voorwerpen en folies moeilijk is, daar in ieder geval de voorranden daarvan exact geregistreerd dienen te zijn. Bij foutieve registratie bestaat het gevaar, dat bijvoorbeeld een 20 kostbare, vooraf vervaardigde te encapsuleren foto onbruikbaar wordt en dient te worden vervangen.

De uitvinding stelt zich ten doel, voorzieningen te bieden, die erop gericht zijn de beschreven problemen van de bekende techniek te 2 5 onde rvangen.

In verband met deze doelstelling verschaft de uitvinding een prelaminaat, omvattende een aantal lagen die bestemd zijn om gezamenlijk in onderling vaste ruimtelijke relatie te worden ingebracht in de kneep 30 tussen eventueel verwarmde, samenwerkende drukrollen, welk prelaminaat omvat: een dragerlaag; een daarop aangebrachte en daaraan gehechte, eerste lijmlaag; 2 een dekfolie, bijvoorbeeld van transparant materiaal, zoals PET, PVC of dergelijk, en een daarop aangebrachte en daaraan gehechte tweede lijmlaag; 5 welke twee genoemde lijmlagen naar elkaar gericht zijn; welke genoemde lagen rechte voorranden bezitten, die boven elkaar gepositioneerd zijn en in die registerpositie worden gehouden door registreermiddelen; 10 afwijsmiddelen voor het voorkomen van onderlinge hechting tussen de twee lijmlagen; een en ander zodanig, dat de dragerlaag met de eerste lijmlaag en de dekfolie met de tweede lijmlaag, met uitzondering van de voorranden met de 15 registreermiddelen, uiteen kunnen worden gebracht voor het daartussen opnemen van een daartussen vast aan te brengen en aldus te encapsuleren vlak voorwerp, bijvoorbeeld een informatie, zoals een afbeelding en/of tekst, dragend vel, en het door de genoemde drukrollen 20 voeren van de genoemde lagen met het daartussen opgenomen vlakke voorwerp voor het door verlijming daarmee vormen van een laminaat.

Afhankelijk van het type registreermiddelen zijn deze meer of minder zichtbaar in het vervaardigde 25 laminaat. In het bijzonder in het geval waarin de registreermiddelen zichtbaar zijn en de uiterlijke kwaliteit van het laminaat nadelig beïnvloeden wordt de voorkeur gegeven aan een uitvoering waarin de registreermiddelen na vorming van het laminaat 30 verwijderbaar zijn.

Deze variant kan de bijzonderheid vertonen dat de dragerlaag met de eerste lijmlaag en/of de afdekfolie met de tweede lijmlaag van een verzwakkingszone, voorzien is, respectievelijk twee onderling geregistreerde 35 verzwakkingszones voorzien zijn, zodanig dat na vorming van het laminaat de voorranden met de registreermiddelen gezamenlijk kunnen worden verwijderd.

1 0 0 4 1 ü 7 3

Een specifieke uitvoering vertoont het kenmerk dat de lijmlagen elk van het thermisch activeerbare en in koude toestand onderling niet-hechtende type zijn. In deze uitvoering kan het feit, dat de lijmlagen slechts 5 bij temperatuurverhoging activeerbaar zijn worden beschouwd als de afwijsmiddelen, die immers de functie hebben, te voorkomen, dat de twee lijmlagen anders dan voor het uiteindelijk vormen van een laminaat, een hechtende, in het bijzonder een onderling hechtende 10 werking bezitten.

Weer een andere uitvoering vertoont de bijzonderheid dat de lijmlagen elk van het drukgevoelige type zijn en het prelaminaat een de afwijsmiddelen vormend schutblad, bijvoorbeeld een tweezijdig 15 gesiliconeerde folie, omvat, welk schutblad wegneembaar tussen de lijmlagen geplaatst is. Het zal duidelijk zijn, dat het onder omstandigheden mogelijk als enigszins nadelig kan worden ondervonden, dat de schutfolie dient te worden verwijderd, voordat het te encapsuleren 20 voorwerp tussen de lijmlagen wordt geplaatst. Het voordeel van het gebruik van een drukgevoelige lijm is echter, dat in principe kan worden afgezien van verwarmingsmiddelen voor het verwarmen van de walsrollen. Opgemerkt wordt, dat bij gebruik van een drukgevoelig 25 lijmtype soms moeilijk te voorkomen is, dat een te encapsuleren voorwerp al aan een lijmlaag hecht, voordat hij zijn correcte positie bereikt heeft. In deze zin zou een lijm van het thermisch activeerbare type van voordeel kunnen zijn.

30 Een specifieke uitvoering vertoont de bijzonderheid dat de registreermiddelen de genoemde lagen aan elkaar hechtende lijmmiddelen omvatten.

Deze uitvoering kan specifiek zodanig zijn ingericht dat de voorranden met elkaar zijn verbonden 35 door een de registreermiddelen vormende, zich op de wijze van een blocnote in hoofdzaak dwars op de voorranden uitstrekkende lijmlaag. Een andere uitvoering vertoont de bijzonderheid dat de dekfolie of de dragerlaag is ^ 6 o s i n .

4 omgevouwen over de voorranden van de overige lagen en daarmee door lijm verbonden zijn.

In een uitvoering waarin de registreermiddelen zijn uitgevoerd als een lasverbinding tussen de lagen, 5 welke lasverbinding is gevormd door het verwarmen de voorrandzone en het vervolgens doen afkoelen daarvan, kan worden afgezien van het gebruik van lijmmiddelen.

In een laatste uitvoering vertoont het prelaminaat volgens de uitvinding de bijzonderheid dat de 10 dragerlaag is voorzien van een daarop aangebrachte en daaraan gehechte derde lijmlaag voor hechting van het prelaminaat of het laminaat op een oppervlak, bijvoorbeeld een stijve draagplaat. In dit laatste verband wordt opgemerkt, dat het niet ongebruikelijk is, 15 na vorming van een laminaat dit door middel van bijvoorbeeld een scherp mes of andere snijmiddelen exact op maat te snijden.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen. In deze tekeningen tonen: 20 figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een aantal op elkaar te brengen lagen volgens de stand der techniek; figuur 2 een met figuur 1 corresponderend aanzicht van een laminaat als eindproduct, verkregen met 25 het prelaminaat of samenstel volgens figuur 1; figuur 3 een met figuur 1 corresponderend aanzicht van een prelaminaat volgens de uitvinding en een daarmee tot samenwerking te brengen beelddrager; figuur 4 een tweede uitvoering van een 30 prelaminaat volgens de uitvinding in een met figuur 1 corresponderend aanzicht; figuur 5 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een inrichting, waarmee een voorwerp kan worden geëncapsuleerd in een prelaminaat 35 volgens de uitvinding; figuur 6 een schematisch zij-aanzicht van een variant ter verduidelijking van de uitvinding; en * 1 * υ 4 | £ i 5 de figuren 7, 8 en 9 perspecivische aanzichten van drie verschillende combinaties van een drager en een daaraan met een voorrand gehechte dekfolie.

Figuur 1 toont een dragerlaag 61 die voorzien 5 is van een lijmlaag 62. Daarop dient een beelddrager 63 te worden geplaatst, die op zijn beurt wordt afgedekt door een transparante PET-folie 64 door tussenkomst van een lijmlaag 65. Door gebruikmaking van bijvoorbeeld de in de figuren 5 en 6 getoonde inrichting 1 zijn in een 10 doorvoerbewerking de lagen van de in figuur 1 getoonde configuratie onder druk en, afhankelijk van de toegepaste lijmsoort, tevens door warmtetoevoer tot samenwerking gebracht ter verkrijging van een laminaat 66 als eindproduct. Dit eindproduct 66 omvat een dragerlaag, 15 bijvoorbeeld een kunststof folie, dan wel een draagplaat van kunststof, kunststof met schuimkern of aluminium met een dikte van bijvoorbeeld 0,1-10 mm. De eerste lijmlaag 62 kan bijvoorbeeld een dikte hebben van 10-20 μπι. De beelddrager 63 kan een dikte bezitten in de orde van 20 75-125 μπι. De tweede lijmlaag 65 bezit bijvoorbeeld ook een dikte van 10-20 μτη. De foliedeklaag 64 kan zeer geschikt een dikte bezitten van bijvoorbeeld 75-125 μπι.

Figuur 3 toont een prelaminaat 67 volgens de uitvinding. De eerste lijmlaag 62 en de tweede lijmlaag 25 65 zijn in deze uitvoering van het drukgevoelige type en om die reden in dit prelaminaat 67 gescheiden door een schutlaag 68. Voordat de beelddrager 63 tussen de lijmlagen 62 en 65 wordt aangebracht om het eindproduct in de vorm van een laminaat, grosso modo corresponderend 30 met het laminaat 66 volgens figuur 2, te vormen, wordt het schutblad 68 verwijderd, en wel door eerst de dragerlaag 61 met eerste lijmlaag 62 op afstand te brengen van de dekfolie 64 met tweede lijmlaag 65. Op deze wijze kan het schutblad 68 worden vrijgegeven om te 35 worden verwijderd. Het schutblad omvat bijvoorbeeld een tweezijdig van een siliconenlaag voorziene papier- of kunststof folie. Door het verwijderen van het schutblad 68 worden de lijmlagen 62 en 65 vrijgegeven, waardoor de 1 0 0 4 1 27 6 beelddrager 63 kan worden geplaatst tegen de registreer-lijmlaag 69, die op de wijze van een schrijfblok de lagen 61, 62, 64, 65 met elkaar verbindt met een aan die lijmlaag 69 grenzende voorranden en aldus 5 in register houdt. Na het verwijderen van het schutblad 68 is het prelaminaat 67 "opengeklapt" en kan de beelddrager 63 met zijn voorrand 70 tegen lijmlaag 69 worden geplaatst. Met de lijmlaag 69 als front wordt vervolgens het aldus ontstane halffabrikaat een 10 lamineer-/encapsuleerinrichting 1 volgens de figuren 5/6 ingebracht. De lijmlaag 69 wordt als eerste in contact gebracht met de drukrollen 4, 5. Tijdens doorvoer vindt een hechting plaats tussen de diverse lagen door tussenkomst van de lijmlagen 62 en 65.

15 Teneinde de schutlaag 68 gemakkelijk te kunnen verwijderen kan deze met voordeel een aan de van de lijmlaag 69 afgewende zijde buiten de lagen 61, 62, 65, 64 uitstekend deel vertonen. Hiermee kan een gebruiker gemakkelijk een scheiding tussen schutblad 68 en 20 lijmlagen 62, 65 bewerkstelligen.

De lijmlagen 62 en 65 zijn van het drukgevoelige type. Voor deze uitvoering van het prelaminaat volgens de uitvinding behoeven de walsrollen niet voorzien te zijn van verwarmingsmiddelen voor het 25 activeren van de lijmlagen.

Opgemerkt wordt, dat de diverse laagdikten ter wille van de duidelijkheid niet op schaal zijn weergegeven.

Figuur 4 toont een uitvoering, waarin lijmlagen 30 71, 72, functioneel overeenkomend met de drukgevoelige lijmlagen 62, 65 volgens figuur 3, van het warmte-activeerbare type zijn. Symbolisch is aangeduid, dat er tussen deze lagen een zekere ruimte 74 bestaat.

Het zal overigens duidelijk zijn, dat in de praktijk het 35 prelaminaat 73 in deze uitvoering zodanig wordt geleverd, dat de lagen 71, 72 op elkaar liggen. In deze uitvoering volgens figuur 4 behoeft geen schutfolie aanwezig te zijn, daar de lijmlagen 71, 72 uitsluitend door 1 P 0 ' 1 2 7 7 verwarming activeerbaar zijn. In deze uitvoering behoeft derhalve de beelddrager 63 slechts te worden ingebracht in de ruimte 74 door het openklappen van het laminaat, dat wil zeggen het uit elkaar bewegen van de delen 61, 71 5 en 64, 72, zodanig dat de voorrand 70 van beelddrager 63 tegen de registreer-lijmlaag 69 komt te liggen. Anders dan in het prelaminaat volgens figuur 3 dient voor het vormen van het eindproduct, waarbij de lagen van het laminaat volledig aan elkaar zijn gehecht, gebruik te 10 worden gemaakt van twee drukrollen en van daaraan toegevoegde verwarmingsmiddelen, bijvoorbeeld de in figuur 6 aangeduidde verwarmingselementen 24, 25. Als alternatief kunnen overigens de walsrollen van verwarmd type zijn.

15 Opgemerkt wordt, dat het volgens de uitvinding van voordeel kan zijn, dat een gebruiker de bijvoorbeeld geheel transparante deklaag 64 niet met de vingers behoeft aan te raken. Duidelijk zal zijn dat vingerafdrukken nadelig kunnen werken op de kwaliteit van 20 het eindproduct. In verband daarmee kan de PET-folie 64 aan zijn van de lijmlaag 69 afgewende zijde bijvoorbeeld zijn voorzien van een licht hechtende lip, waarmee het prelaminaat 73 volgens figuur 4 op de beschreven wijze kan worden opengeklapt voor het daarin opnemen van de 25 beelddrager 63. Vervolgens kan desgewenst de betreffende lip worden verwijderd, zonder dat de gebruiker vingerafdrukken op het eindproduct heeft achtergelaten.

Figuur 5 toont een inrichting 1 in een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding.

30 De inrichting 1 omvat twee samen een horizontale kneep 2 definiërende, door een motor 3 aangedreven walsrollen 4, 5. De onderste walsrol 4 is rond een vaste hartlijn gelagerd, terwijl de walsrol 5 door drukveren 6 naar de walsrol 4 gedrukt wordt.

35 Aan de invoerzijde van de kneep 2 sluit een vlakke aanvoerplaat 7 aan. De voorrand 8 daarvan vertoont een aan de vorm van de onderste walsrol 4 aangepaste Λ ,,/.7 8 vorm, waardoor het bovenvlak 9 van de aanvoerplaat 7 zich althans ongeveer op de hoogte van de kneep 2 bevindt.

Zoals figuur 5 toont, is de aanvoerplaat 7 onder een van de horizontale stand afwijkende 5 hellingshoek van ongeveer 40° opgesteld, zodanig dat de kneep 2 zich aan het ondereinde van de aanvoerplaat 7 bevindt. Het imaginaire platte vlak door de onderling evenwijdige rotatie-hartlijnen van de walsrollen 4 en 5 strekt zich in hoofdzaak loodrecht op het bovenvlak 9 van 10 de aanvoerplaat 7 uit.

Aan de uitvoerzijde de kneep 2 sluit een afvoerplaat 10 aan. Het aan de kneep 2 grenzende deel van de afvoerplaat 10 is vlak en sluit via een vloeiend gebogen deel 11 aan een opvangbak 12.

15 Voor het behandelen van lagen die aan elkaar dienen te worden gehecht door middel van aan die lagen vooraf aangebrachte warmte-activeerbare hechtlagen zijn de walsrollen 4, 5 verwarmd.

Langs een zijgeleiding 13 wordt, zoals figuur 5 20 toont, een dragerplaat 14 over het bovenvlak 9 van de aanvoerplaat 7 naar de kneep 2 geschoven. Via een voorrand 15 is met de dragerplaat 14 een transparante afdekfolie 16 gehecht. Deze folie 16 wordt, voorafgaand aan het doorvoeren door de kneep 2, opgeheven om een 25 visuele informatie dragend vel 17 op de dragerplaat 14 te plaatsen, zodanig dat de voorrand van dat vel 17 aanligt tegen de voorrand 15. Vervolgens wordt de combinatie 14, 17, 16 in de richting van pijl 18 bewogen om door de kneep 2 te worden gevoerd.

30 Opgemerkt wordt, dat de motor 3 de walsrollen 4, 5 continu kan aandrijven. In dit geval mag de voorrand 15 pas in de kneep worden aangebracht na het positioneren van het vel 17.

In een andere uitvoering worden de walsrollen 35 4, 5 gedurende een voorbereidingsfase nog niet aangedreven. In deze fase kan de voorrand 15 tegen de kneep worden gebracht, hetgeen automatisch een correcte evenwijdige positionering met zich mee brengt, waarna de

Cf. 't . t / 9 folie 16 omhoog wordt geklapt, het vel 17 wordt geplaatst en de aandrijving van de walsrollen 4, 5 wordt bekrachtigd.

Figuur 6 toont een sterk geschematiseerde 5 inrichting 19 in een tweede uitvoering van de uitvinding. Deze uitvoering omvat, behalve de walsrollen 4, 5, twee door veermiddelen 20 naar elkaar gedrukte invoerrollen, respectievelijk een onderste invoerrol 21 en een bovenste invoerrol 22. Deze begrenzen samen een kneep 23. Tussen 10 de knepen 23 en 2 strekt zich een stationair verwarmingselement 24 en een in een draagarm 25 voor de invoerrol 22 aanwezig verwarmingselement 26 uit.

In figuur 5 is terwille van de duidelijkheid de afdekfolie 16 zodanig getekend, dat hij slechts over een 15 beperkte hoogte is opgelicht. Figuur 6 toont de reeds beschreven meest praktische wijze van handelen. In deze uitvoering is de folie 16 geheel opgeslagen om het bovenvlak van de dragerplaat 14 geheel vrij te geven.

De inrichting 19 is zodanig uitgevoerd, dat de 20 walsrollen 4, 5 continu zijn aangedreven. De invoerrollen 21, 22 kunnen naar keuze van de gebruiker worden aangedreven, waardoor in de stilstaande toestand van de rollen 21, 22 de kneep 23 als registratie-aanslag kan fungeren. Na het positioneren van het vel 17 kan de 25 aandrijving van de rollen 21, 22 worden bekrachtigd.

Figuur 7 toont in opgeklapte toestand een combinatie 27, bestaande uit respectievelijk een drager 28, een polyetheenlaag 29, een polyetheenlaag 30 en een transparante dekfolie 31. Over een voorrand 32 zijn door 30 een verwarmingsbewerking de lagen 29 en 30 met elkaar versmolten. De polyetheenlagen 29 en 30 doen dienst als warmte-activeerbare hechtlagen.

Figuur 8 toont een combinatie 33, bestaande uit respectievelijk een kartonnen drager 34, een hechtlaag 35 35, een hechtlaag 36 en een transparante dekfolie 37. De hechtlagen 35 en 36 kunnen van elk geschikt type zijn. In het geval, waarin ze van drukgevoelig type zijn, dienen ze, voorafgaand aan het gebruik in de inrichting volgens 10 0 4 127 10 de uitvinding van elkaar te zijn gescheiden door een niet-hechtende schut- of separatiefolie, bijvoorbeeld een siliconen- of waspapier.

De hechtlagen 35, 36 zijn over een voorrand 38 5 aan elkaar gehecht.

Figuur 9 tenslotte toont een combinatie 39, omvattende een draagplaat 40 van schuimstof, de daaraan gehechte hechtlaag 35, de hechtlaag 36 en de transparante dekfolie 37, waaraan de hechtlaag 36 gehecht is. In het 10 gebied van de voorrand 38 zijn de hechtlagen 35, 36 vooraf aan elkaar gehecht.

De inrichtingen 1 en 19 zijn in staat, verschillende dikten van te behandelen combinaties te accommoderen doordat de walsrollen onder veerbelasting 15 naar elkaar zijn gedrukt. Bijvoorbeeld kan de grootste te accommoderen dikte in de orde van 20-40 mm liggen. De breedte van de walsrollen bepaalt de grootste te accommoderen breedte van een combinatie. De inrichting kan bijvoorbeeld zodanig ontworpen zijn, dat hij 20 afmetingen tot het genormaliseerde formaat A0 kan behandelen. Dit is echter een kwestie van ontwerpvrijheid en de wensen van een gebruiker.

Opgemerkt wordt, dat de uitvinding zich niet beperkt tot de getekende en aan de hand van de tekeningen 25 beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Bijvoorbeeld kan de dragerlaag bijvoorbeeld als een relatief stijve plaat van karton of bestaande uit een sandwichstructuur met ten minste één huidplaat en een schuimstofkern bestaan. Deze dragerlaag en/of de afdekfolie kan respectievelijk kunnen 30 zijn voorzien van één respectievelijk twee onderling geregistreerde verzwakkingszones. Aldus kan na vorming van het laminaat door middel van een nabewerking de voorrandzone, inclusief de registreermiddelen, worden verwijderd. Bijvoorbeeld kan evenwijdig aan de 35 gemeenschappelijke voorranden in de dragerplaat een relatief diepe snede zijn gemaakt. Langs deze snede kan de voorrand van de dragerplaat worden afgebroken. Vervolgens kan bijvoorbeeld met een scherp mes een i 0 0 ·' 1 2 7 11 zodanig doorsnijding in de resterende lagen worden gemaakt, dat deze scherp langs de rand worden afgesneden.

Als alternatief of in combinatie kan een buitenste laag over de voorranden van de overige lagen 5 zijn gevouwen en zich zelfs via een volgende vouw over de randzone van het tegengesteld gerichte oppervlak uitstrekken. Ook kan van een separaat folie-element gebruik worden gemaakt dat de betreffende voorranden aan elkaar hecht. Als alternatief kan tenslotte door een 10 tijdelijke verwarming van de gemeenschappelijke voorranden een samensmelting van de diverse lagen plaatsvinden. Het nadeel van een dergelijke bewerking is, dat de aldus verkregen randzone in het algemeen een weinig fraai uiterlijk heeft en derhalve bij voorkeur na 15 vorming van het laminaat wordt verwijderd. Bij een ander type registreermiddelen, in het bijzonder bij een over de betreffende overige lagen gevouwen eindrand van de afdekfolie, is in het algemeen een nabewerking in de vorm van het verwijderen van de registreermiddelen niet 20 noodzakelijk.

In het algemeen wordt met betrekking tot de registreermiddelen nog opgemerkt, dat deze zich niet noodzakelijkerwijze over de gehele lengte van de voorrandzone behoeven uit te strekken, maar dat 25 bijvoorbeeld twee of meer op afstand van elkaar geplaatste hechtzones kunnen volstaan.

·" V ·\ΙΊ

Claims (10)

1. Prelaminaat, omvattende een aantal lagen die bestemd zijn om gezamenlijk in onderling vaste ruimtelijke relatie te worden ingebracht in de kneep tussen eventueel verwarmde, samenwerkende drukrollen, 5 welk prelaminaat omvat: een dragerlaag; een daarop aangebrachte en daaraan gehechte, eerste lijmlaag; een dekfolie, bijvoorbeeld van transparant 10 materiaal, zoals PET, PVC of dergelijk, en een daarop aangebrachte en daaraan gehechte tweede lijmlaag; welke twee genoemde lijmlagen naar elkaar gericht zijn; 15 welke genoemde lagen rechte voorranden bezitten, die boven elkaar gepositioneerd zijn en in die registerpositie worden gehouden door registreermiddelen; afwijsmiddelen voor het voorkomen van onderlinge hechting tussen de twee lijmlagen; 20 een en ander zodanig, dat de dragerlaag met de eerste lijmlaag en de dekfolie met de tweede lijmlaag, met uitzondering van de voorranden met de registreermiddelen, uiteen kunnen worden gebracht voor het daartussen opnemen van een daartussen vast aan te 25 brengen en aldus te encapsuleren vlak voorwerp, bijvoorbeeld een informatie, zoals een afbeelding en/of tekst, dragend vel, en het door de genoemde drukrollen voeren van de genoemde lagen met het daartussen opgenomen vlakke voorwerp voor het door verlijming daarmee vormen 30 van een laminaat.

2. Prelaminaat volgens conclusie 1, waarin de registreermiddelen na vorming van het laminaat verwijderbaar zijn.

3. Prelaminaat volgens conclusie 2, waarin de dragerlaag met de eerste lijmlaag en/of de afdekfolie met de tweede lijmlaag van een verzwakkingszone, voorzien is, respectievelijk twee onderling geregistreerde 5 verzwakkingszones voorzien zijn, zodanig dat na vorming van het laminaat de voorranden met de registreermiddelen gezamenlijk kunnen worden verwijderd.

4. Prelaminaat volgens conclusie 1, waarin de lijmlagen elk van het thermisch activeerbare en in koude 10 toestand onderling niet-hechtende type zijn.

5. Prelaminaat volgens conclusie 1, waarin de lijmlagen elk van het drukgevoelige type zijn en het prelaminaat een de afwijsmiddelen vormend schutblad, bijvoorbeeld een tweezijdig gesiliconeerde folie, omvat, 15 welk schutblad wegneembaar tussen de lijmlagen geplaatst is.

6. Prelaminaat volgens conclusie 1, waarin de registreermiddelen de genoemde lagen aan elkaar hechtende lijmmiddelen omvatten.

7. Prelaminaat volgens conclusie 6, waarin de voorranden met elkaar zijn verbonden door een de registreermiddelen vormende, zich op de wijze van een blocnote in hoofdzaak dwars op de voorranden uitstrekkende lijmlaag.

8. Prelaminaat volgens conclusie 6, waarin de dekfolie of de dragerlaag is omgevouwen over de voorranden van de overige lagen en daarmee door lijm verbonden zijn.

9. Prelaminaat volgens conclusie 1, waarin de 30 registreermiddelen zijn uitgevoerd als een lasverbinding tussen de lagen, welke lasverbinding is gevormd door het verwarmen de voorrandzone en het vervolgens doen afkoelen daarvan.

10. Prelaminaat volgens conclusie 1, waarin de 35 dragerlaag is voorzien van een daarop aangebrachte en daaraan gehechte derde lijmlaag voor hechting van het prelaminaat of het laminaat op een oppervlak, bijvoorbeeld een stijve draagplaat. 1 0 0 4 1 2 7