NL1004056C2

NL1004056C2 - Grijptang.

Info

Publication number: NL1004056C2
Application number: NL1004056A
Authority: NL
Inventors: Justus Laurens Herder; Marcel Jeroen Horward
Original assignee: Tu Delft Afdeling Werktuigbouw
Priority date: 1996-09-18
Filing date: 1996-09-18
Publication date: 1998-03-19
Also published as: WO1998011833A2; WO1998011833A3; EP1011484A1; DE69731774T2; EP1011484B1; AU4224697A; US6447532B1; DE69731774D1

Description

Grijptang

De uitvinding heeft betrekking op een grijptang in het bijzonder maar niet uitsluitend voor chirurgische doeleinden omvattende een frame, aan een eerste zijde van het frame een bedieningshendel en aan een tweede tegenover de 5 eerste zijde gelegen zijde van het frame een grijper, alsmede een koppeling tussen de bedieningshendel en de grijper.

Een dergelijke grijptang is in het bijzonder in gebruik bij zogeheten laparoscopische chirurgie, waarbij enkele smalle incisies worden gemaakt in een huidwand van een pa-10 tiënt ten behoeve van het inbrengen van de grijptang. Dergelijke minimaal invasieve chirurgie is patiëntvriendelijk en ondervindt een toenemende populariteit. De bekende grijptang bestaat er in twee diameter typen, namelijk een waarin het frame dat wordt gevormd door een langgerekte buis een buiten-15 diameter heeft van 5 mm, en een uitvoeringsvorm waarin deze diameter 10 mm bedraagt. Door dit frame verloopt bij de bekende grijptang een staafvormige koppeling tussen de bedieningshendel welke zich bij gebruik van de grijptang in een hand van de chirurg bevindt en het grijporgaan dat in de pa-20 tiënt is ingebracht.

Chirurgische ingrepen met de bekende grijptang ondervinden moeilijkheden door een gebrekkig voelvermogen dat deze grijptang biedt. Een verder nadeel is dat de nauwkeurigheid van de bekende grijptang problematisch is door speling 25 in de koppeling tussen de bedieningshendel en de grijper. Een verder probleem van de bekende grijptang is dat de grijper welke twee samenwerkende grijpdelen omvat, een niet constante bedieningskracht verlangt, afhankelijk van de openingshoek tussen de samenwerkende grijpdelen. Ook is problematisch dat 30 de inwendige stijfheid van de bekende grijptang laag is: de koppeling tussen de bedieningshendel en de grijper is slap, waardoor het vastpakken van een stijf voorwerp niet als stijf wordt waargenomen. Met de uitvinding wordt beoogd de problemen van deze bekende grijptang tegen te gaan en verdere voor-35 delen te verschaffen welke in het navolgende zullen worden toegelicht.

1 o o 0 j 3 2

De grijptang volgens de uitvinding is er door gekenmerkt dat de bedieningshendel en de grijper ieder met een rollende lagering aan het frame zijn gekoppeld. Hiermee wordt het tengevolge van de chirurgische toepassing noodzakelijke 5 gemis aan smering onbelangrijk en wordt voorzien in een grijptang waarin de wrijvingscomponent in de kracht welke dient voor bediening van de grijptang, verregaand is teruggebracht. De grijptang volgens de uitvinding blijkt minder dan 4% van de aangelegde bedieningskracht te vergen voor het 10 overwinnen van de wrijving. Het bedieningsrendement van de grijptang volgens de uitvinding ligt daarmee op meer dan 96%. Het mechanisch rendement van de bekende grijptang bedraagt in tegenstelling daarmee niet meer dan 30%.

Een voordelige uitvoeringsvorm van de grijptang 15 volgens de uitvinding is er door gekenmerkt dat de bedieningshendel een hefboom omvat, die aan de zijde van het frame is voorzien van een cylindrisch gevormd loopvlak dat samenwerkt met een op het frame aangebracht eerste frameloop-vlak, en dat de grijper althans een beweegbaar grijpdeel om-20 vat dat aan de zijde van het frame is voorzien van een cylindrisch gevormd loopvlak dat samenwerkt met een op het frame aangebracht tweede frameloopvlak. De cylindrisch gevormde loopvlakken bij de bedieningshendel en de grijper vormen daarbij in samenwerking met het eerste en tweede frameloop-25 vlak de rollende lagering.

Door aan de grijptang een uitvoering te geven waarbij het eerste en het tweede frameloopvlak cirkelsegmentvormig zijn en een gelijke kromtestraal bezitten, wordt bereikt dat de beweging welke het bedieningshendel ondergaat 30 een op een kan worden doorgegeven aan het beweegbare grijpdeel. Gewenst is daarbij dat het eerste en tweede frameloopvlak met hetzelfde kromtemiddelpunt op het frame zijn gepositioneerd, zodat de koppeling tussen de bedieningshendel en de grijper lengte-invariant kan zijn uitgevoerd.

35 Bij voorkeur is iedere rollende lagering die wordt gevormd door het eerste, respectievelijk het tweede frameloopvlak enerzijds en het cylindrisch gevormde loopvlak van de bedieningshendel, respectievelijk van het beweegbare 10c· ili.

3 grijpdeel anderzijds, voorzien van een eerste en een tweede flexibele band die ieder aan een uiteinde verbonden zijn met het eerste, respectievelijk het tweede frameloopvlak, en tussen het eerste, respectievelijk het tweede frameloopvlak en 5 het daarmee samenwerkende cylindrische loopvlak van de bedie-ningshendel, respectievelijk van het beweegbare grijpdeel zijn doorgevoerd en met het andere uiteinde zijn verbonden met het cylindrische loopvlak van de bedieningshendel, respectievelijk van het beweegbare grijpdeel, en dat voorzien is 10 in een verschoven in het verlengde van de éerste en tweede flexibele band aangebrachte derde flexibele band, die tussen en nabij de verbinding van de eerste en tweede flexibele band met het cylindrisch loopvlak van de bedieningshendel, respectievelijk van het beweegbare grijpdeel daarmee tevens is ver-15 bonden, en vandaar als verlengde van de eerste en tweede flexibele band tussen het eerste, respectievelijk tweede frameloopvlak en het daarmee samenwerkende cylindrische loopvlak van de bedieningshendel, respectievelijk van het beweegbare grijpdeel is doorgevoerd en op een plaats verwijderd van 20 de verbinding van de eerste en tweede flexibele band aan het eerste, respectievelijk het tweede frameloopvlak daarmee tevens is verbonden. Hiermee wordt bereikt dat slip in de rollende lagers wordt voorkomen en is de robuustheid van de grijptang verhoogd, zodat deze in staat is ten opzichte van 25 de samenwerkende loopvlakken optredende tangentiële krachten op te vangen zonder dat de rollende samenwerking van deze loopvlakken verbroken wordt.

Een praktische realisatievorm is die waarin de eerste, de tweede en de derde flexibele band door een dwarsstuk 30 met elkaar zijn verbonden. Het aantal toe te passen flexibele banden kan eenvoudig worden verhoogd.

Bij de bediening van de grijptang kunnen de samenwerkende loopvlakken op elkaar afrollen onder meebuigen van de flexibele banden, waarbij deze langs elkaar kunnen verlo-35 pen. De beste resultaten zijn daarbij te verkrijgen indien iedere flexibele band een dikte heeft welke wordt gekozen in evenredigheid met de kleinste kromtestraal van de rollende lagering.

W - i' 4

Een praktische en relatief eenvoudig te realiseren uitvoeringsvorm van de grijptang volgens de uitvinding is er door gekenmerkt dat de bedieningshendel is voorzien van een bedieningsrol waarop het loopvlak is voorzien dat samenwerkt 5 met het eerste frameloopvlak en het beweegbare grijpdeel is voorzien van een grijpdeelrol waarop het loopvlak is voorzien dat samenwerkt met het tweede frameloopvlak, en dat de bedieningsrol en de grijpdeelrol met elkaar in hoofdzaak ver-draaivast gekoppeld zijn. Er wordt daarmee een zeer directe 10 koppeling verkregen tussen de beweging van het grijpdeel en het bedieningsorgaan, zodat de terugkoppeling van krachten die het grijpdeel ondervindt naar de bedieningshendel optimaal is.

Er zijn diverse uitvoeringsvarianten denkbaar om de 15 verdraaivaste koppeling tussen grijpdeelrol en bedieningsrol te realiseren. Bij voorkeur omvat daarbij de koppeling van de bedieningsrol en de grijpdeelrol althans een spanstang. Naast de spanstang kan dan verder voorzien zijn in een of meer veren elementen. Het voordeel van een dergelijke oplossing 20 met veren elementen is dat tengevolge van de veerwerking een aparte afstelling van de onderscheiden elementen van de grijptang overbodig is.

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm kan zijn voorzien in twee veren elementen, waarbij een eerste veren 25 element de bedieningsrol koppelt aan het frame, en het tweede veren element de grijpdeelrol koppelt aan het frame, en waarbij deze beide veren elementen elkaar balanceren. Onder gebalanceerde veren elementen wordt verstaan dat indien het eerste veren element spant, het tweede veren element ontspant, 30 zodanig dat de spanenergie welke benodigd is voor het spannen van de ene veer, vrijkomt bij het ontspannen van de andere veer, waardoor het lijkt of er geen veren aanwezig zijn.

Een tweede uitvoeringsvorm van de grijptang met veren elementen is er door gekenmerkt dat er slechts een ve-35 ren element is dat de bedieningsrol aan de grijpdeelrol koppelt. Daarmee wordt voorkomen dat onvolledige balancering van de toe te passen veren elementen, indien dit er twee zijn, de goede werking van de grijptang nadelig beïnvloedt.

1 0 0 } 0 j 6 5

In een derde uitvoeringsvorm is de grijptang er volgens de uitvinding door gekenmerkt dat de koppeling van de bedieningsrol en de grijpdeelrol twee spanstangen omvat. Daarmee wordt een volledig starre verbinding verschaft tussen 5 bedieningsrol en grijpdeelrol, maar is wel een afstellings-werkzaamheid nodig voor het spannen van de twee spanstangen. Dit laat zich zeer eenvoudig realiseren door de grijptang zodanig uit te voeren dat het frame tweedelig is zodanig, dat de afstand tussen het eerste frameloopvlak en het tweede 10 frameloopvlak instelbaar is.

Teneinde alle voordelen van de uitvinding te realiseren, is het gewenst dat de koppeling van iedere spanstang met de bedieningsrol en de grijpdeelrol is uitgevoerd met een rollende lagering.

15 Een voordelige uitvoeringsvorm is die waarbij de spanstang aan ieder uiteinde is voorzien van een oog voor ontvangst van een cylindrische pen die gekoppeld is met de bedieningsrol respectievelijk de grijpdeelrol. Daarbij dient volgens de uitvinding de zijde van het oog dat in contact 20 staat met de pen cirkelsegmentvormig te zijn en een kromtestraal te hebben die gelijk is aan de helft van de afstand tussen de met de pennen contact makende zijden van de aan weerszijden van de spanstang voorziene ogen.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de 25 hand van de tekening, waarin: figuur la en lb de grijptang volgens de uitvinding in een eerste uitvoeringsvorm tonen; figuur 2 de uitvinding in een tweede uitvoeringsvorm toont; 30 figuur 3 de grijptang volgens de uitvinding in een derde uitvoeringsvorm toont; en figuur 4 een onderdeel van een rollend lager van de grijptang volgens de uitvinding toont.

In de tekening gebruikte gelijke verwijzingscijfers 35 verwijzen naar dezelfde onderdelen.

In de figuren la, lb, 2 en 3 wordt een grijptang getoond dat een frame 1, een bedieningshendel 2 en een grijper 3 omvat. Zowel de bedieningshendel 2 als de grijper 3 is voorzien van een rollende lagering 4, 5. Deze rollende 1004056 6 lagering 4, 5 is opgebouwd uit een rol 6, respectievelijk 7, welke deel uitmaakt van de bedieningshendel 2, respectievelijk een beweegbaar grijpdeel 8. De rollen 6 en 7 hebben een cylindrisch gevormd loopvlak en deze loopvlakken werken samen 5 met een eerste frameloopvak 9 en een tweede frameloopvlak 10. Het eerste frameloopvlak 9 en het tweede frameloopvlak 10 zijn cirkelsegmentvormig en bezitten een gelijke kromtestraal. In de getoonde uitvoeringsvormen zijn het eerste en het tweede frameloopvlak 9, 10 tevens met eenzelfde kromte-10 middelpunt op het frame l gepositioneerd, zodat deze frame-loopvlakken 9, 10 als het ware deel uitmaken van een en dezelfde denkbeeldige cylinder.

In figuur 4 is in detail getoond dat de rollen 6,7 en het eerste respectievelijk tweede frameloopvlak 9,10 15 onderling gekoppeld zijn door een aantal flexibele banden 12, 13, 14, 23 die ieder zowel verbonden zijn met het eerste respectievelijk het tweede frameloopvlak 9, 10, als met de rol 6, resp. 7. Dergelijke flexibele banden zijn bijvoorbeeld gevormd uit een dun plaatje roestvast staal dat zich zonder 20 veel weerstand door verplaatsing van de rol 6,7 laat afwikkelen langs het eerste respectievelijk tweede frameoppervlak 9, 10.

Zoals duidelijk is getoond in figuur 4, zijn een eerste flexibele band 13, en een tweede flexibele band 14 aan 25 een uiteinde verbonden met het eerste, respectievelijk het tweede frameloopvlak 9, 10 en zijn deze tussen het eerste, respectievelijk tweede frameloopvlak 9, 10 en de rol 6, 7 doorgevoerd en met het andere uiteinde verbonden aan de rol 6, 7. Daarbij is telkens verder voorzien in een ten opzichte 30 van een dergelijke eerste en tweede flexibele band 13, 14 verschoven in het verlengde daarvan aangebrachte derde flexibele band 12 of 23 die tussen en nabij de verbinding van de eerste en tweede flexibele band 13, 14 met de rol 6, 7 tevens daarmee is verbonden en vandaar als verlengde van de 35 eerste en tweede flexibele band 13, 14 tussen het eerste, respectievelijk tweede frameloopvlak 9, 10 en de rol 6, 7 is doorgevoerd om op een plaats verwijderd van de verbinding van de eerste en tweede flexibele band aan het eerste, respectievelijk tweede frameloopvlak 9, 10 tevens met dit eerste, res- 1004056 7 pectievelijk tweede frameloopvlak 9, 10 te zijn verbonden. In de figuur is verder duidelijk te zien dat toepassing is gegeven aan twee flexibele banden enerzijds, aangegeven met ver-wijzingscijfers 13 en 14, en anderzijds twee daartussen in 5 het verlengde gelegen flexibele banden welke zijn aangegeven met verwijzingscijfers 12 en 23. Dit is gedaan om de verder nog toe te lichten spanstangen 16, 20 die in het midden van de rol 6, 7 aangrijpen, te kunnen doorvoeren. Een praktische uitvoeringsvorm van een en ander is tevens in de figuur 4 10 duidelijk getoond, namelijk de toepassing van een dwarsstuk 15, waarmee alle flexibele banden 13, 14 en 12, 23 met elkaar verbonden zijn.

De keuze van de dikte van de flexibele banden 12, 13, 14, 23 laat zich optimaliseren naar de sterkte die deze 15 band biedt tegen breuk respectievelijk naar de geboden rol-weerstand. De optimale dikte van de flexibele band 11 is afhankelijk van de kleinste kromtestraal van de samenwerkende loopvlakken van de rollende lagering; in dit geval de straal van de rol van 6, 7. De dikte van de flexibele band wordt 20 daarbij gekozen in evenredigheid met de zojuist bedoelde kleinste kromtestraal.

De figuren la, lb, 2 en 3 tonen duidelijk dat de be-dieningshendel 2 is voorzien van een bedieningsrol 6, waarop het loopvlak is voorzien dat samenwerkt met het eerste frame-25 loopvlak 9, en dat het beweegbare grijpdeel 8 is voorzien van een grijpdeelrol 7, waarop het loopvlak is voorzien dat samenwerkt met het tweede frameloopvlak 10 en dat de bedieningsrol 6 en de grijpdeelrol 7 met elkaar in hoofdzaak verdraaivast gekoppeld zijn. In alle getoonde uitvoerings-30 vormen omvat de koppeling van de bedieningsrol 6 en de grijpdeelrol 7, althans een spanstang 16. In figuur 2 is getoond dat de koppeling van de bedieningsrol 6 en de grijpdeelrol 7 verder veren elementen 17 en 18 omvat die elkaar balanceren, waarbij een eerste veren element 17 de bedieningsrol 6 kop-35 pelt aan het frame 1 en het tweede veren element 18 de grijpdeelrol 7 koppelt aan het frame 1. In figuur 3 is een andere voorkeuruitvoeringsvorm getoond, waarin er slechts één veren element 19 is dat de bedieningsrol 6 en de grijpdeelrol 7 onmiddellijk aan elkaar koppelt. In de figuren la en lb is 100*056 δ weer een andere uitvoeringsvorm getoond, namelijk die waarin de koppeling van de bedieningsrol 6 en de grijpdeelrol 7 twee spanstangen 16 en 20 omvat.

De uitvoeringsvormen die getoond zijn in de figuren 5 2 en 3 behoeven dankzij de toepassing van de veren elementen 17, 18 en 19 geen afstelling voor het spannen van de span-staaf 16. Een spelingsvrije koppeling tussen de bedieningsrol 6 en de grijpdeelrol 7 is min of meer automatisch verschaft door de toepassing van de veren elementen 17, 18 en 19. Dit 10 is anders in de uitvoeringsvorm getoond in de figuren la en lb, waarbij een starre koppeling is aangebracht tussen de bedieningsrol 6 en de grijpdeelrol 7 door middel van de spanstangen 16 en 20. Voor de instelling van deze spanstangen 16 en 20 is het vereist dat het eerste frameloopvlak 9 en het 15 tweede frameloopvlak 10 van elkaar af bewogen kunnen worden. Daartoe is het frame 1 tweedelig uitgevoerd (niet getoond) zodanig dat de afstand tussen het eerste frameloopvlak 9 en het tweede frameloopvlak 10 instelbaar is. Dit kan op voor de vakman overigens bekende wijze zijn uitgevoerd, zodat een 20 nadere toelichting van deze tweedeligheid van het frame 1 hier verder onbesproken kan blijven.

Beide spanstangen 16 en 20 zijn met de bedieningsrol 6, respectievelijk de grijpdeelrol 7 gekoppeld door middel van een rollende lagering. Daartoe is iedere spanstang 16,20 25 aan ieder uiteinde voorzien van een oog 21 voor ontvangst van een cylindrische pen 22, die gekoppeld is met de bedieningsrol 6 respectievelijk de grijpdeelrol 7. De zijde van ieder oog 21 dat in contact staat met een pen 22 is daarbij cirkelsegmentvormig uitgevoerd met een kromtestraal die gelijk is 30 aan de helft van de afstand tussen de met de pennen 22 contact makende zijden van de aan weerszijden van de spanstang 16 respectievelijk 20 voorziene ogen 21.

1 Q 0 ƒ r' ' £

Claims

1. Grijptang in het bijzonder maar niet uitsluitend voor chirurgische doeleinden omvattende een frame (1), aan een eerste zijde van het frame (1) een bedieningshendel (2) en aan een tweede tegenover de eerste zijde gelegen zijde van 5 het frame (1) een grijper (3), alsmede een koppeling tussen de bedieningshendel (2) en de grijper (3), met het kenmerk, dat de bedieningshendel (2) en de grijper (3) ieder met een rollende lagering (6, 9; 7, 10) aan het frame (1) zijn gekoppeld.

2. Grijptang volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bedieningshendel een hefboom (2) omvat die aan de zijde van het frame (1) voorzien is van een cylindrisch gevormd loopvlak dat samenwerkt met een op het frame (1) aangebracht eerste frameloopvlak (9).

3. Grijptang volgens conclusie 1 of 2, met het ken merk, dat de grijper (3) althans een beweegbaar grijpdeel (8) omvat dat aan de zijde van het frame (1) is voorzien van een cylindrisch gevormd loopvlak dat samenwerkt met een op het frame (1) aangebracht tweede frameloopvlak (10).

4. Grijptang volgens de conclusies 1-3, met het ken merk, dat het eerste en het tweede frameloopvlak (9 resp. 10) cirkelsegmentvormig zijn en een gelijke kromtestraal bezitten.

5. Grijptang volgens conclusie 4, met het kenmerk, 25 dat het eerste en het tweede frameloopvlak (9 resp. 10) met hetzelfde kromtemiddelpunt op het frame zijn gepositioneerd.

6. Grijptang volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat iedere rollende lagering (6, 9; 7, 10) gevormd door het eerste (9), respectievelijk het tweede (10) frame- 30 loopvlak enerzijds en het cylindrisch gevormde loopvlak van de bedieningshendel (2), respectievelijk van het beweegbare grijpdeel (8) anderzijds, voorzien is van een eerste en een tweede flexibele band (13, 14) die ieder aan een uiteinde verbonden zijn met het eerste, respectievelijk het tweede 35 frameloopvlak (9, 10), tussen dit eerste, respectievelijk tweede frameloopvlak (9, 10) en het daarmee samenwerkende 1 0 ^ ' n- cylindrische loopvlak van de bedieningshendel (2), respectievelijk van het beweegbare grijpdeel (8) zijn doorgevoerd en met het andere uiteinde zijn verbonden met het cylindrische loopvlak van de bedieningshendel (2), respectievelijk van het 5 beweegbare grijpdeel (8), en dat voorzien is in een verschoven in het verlengde van de eerste en tweede flexibele band (13, 14) aangebrachte derde flexibele band (12 of 23), die tussen en nabij de verbinding van de eerste en tweede flexibele band (13, 14) met het cylindrische loopvlak van de be-10 dieningshendel (2), respectievelijk van het beweegbare grijpdeel (8) daarmee tevens is verbonden, en vandaar als verlengde van de eerste en tweede flexibele band (13, 14) tussen het eerste, respectievelijk tweede frameloopvlak (9, 10) en het daarmee samenwerkende cylindrische loopvlak van de be-15 dieningshendel (2), respectievelijk van het beweegbare grijpdeel (8) is doorgevoerd en op een plaats verwijderd van de verbinding van de eerste en tweede flexibele band (13, 14) aan het eerste, respectievelijk het tweede frameloopvlak (9, 10) daarmee tevens is verbonden.

7. Grijptang volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de eerste en tweede flexibele band (13, 14) en de derde flexibele band (12, 23) door een dwarsstuk (15) met elkaar zijn verbonden.

8. Grijptang volgens conclusie 6 of 7, met het ken-25 merk, dat iedere flexibele band (12, 13, 14, 23) een dikte heeft welke wordt gekozen in evenredigheid met de kleinste kromtestraal van de rollende lagering.

9. Grijptang volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bedieningshendel (2) is voorzien van 30 een bedieningsrol (6) waarop het loopvlak is voorzien dat samenwerkt met het eerste frameloopvlak (10) en het beweegbare grijpdeel (8) is voorzien van een grijpdeelrol (7) waarop het loopvlak is voorzien dat samenwerkt met het tweede frameloopvlak (10), en dat de bedieningsrol (6) en de grijpdeelrol 35 (7) met elkaar in hoofdzaak verdraaivast gekoppeld zijn.

10. Grijptang volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de koppeling van de bedieningsrol (6) en de grijpdeelrol (7) althans een spanstang (16) omvat. 1004036

11. Grijptang volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de koppeling van de bedieningsrol (6) en de grijpdeelrol (7) een of meer veren elementen (17, 18, 19) omvat.

12. Grijptang volgens conclusie ll, met het kenmerk, dat er twee veren elementen (17, 18) zijn, waarbij een eerste veren element (17) de bedieningsrol (16) koppelt aan het frame (1), en het tweede veren element (18) de grijpdeelrol (7) koppelt aan het frame (1), waarbij deze veren elementen 10 (17, 18) elkaar balanceren.

13. Grijptang volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat er een slechts een veren element (19) is dat de bedieningsrol (6) aan de grijpdeelrol (7) koppelt.

14. Grijptang volgens conclusie 9 of 10, met het 15 kenmerk, dat de koppeling van de bedieningsrol (6) en de grijpdeelrol (7) twee spanstangen (16, 20) omvat.

15. Grijptang volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het frame (1) tweedelig is zodanig dat de afstand tussen het eerste frameloopvlak (9) en het tweede frameloopvlak (10) 20 instelbaar is.

16. Grijptang volgens een der conclusies 10-15, met het kenmerk, dat de koppeling van iedere spanstang (16, 20) met de bedieningsrol (6) en de grijpdeelrol (7) is uitgevoerd met een rollende lagering.

17. Grijptang volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de spanstang (16, 20) aan ieder uiteinde is voorzien van een oog (21) voor ontvangst van een cylindrische pen (22) die gekoppeld is met de bedieningsrol (6) respectievelijk de grijpdeelrol (7).

18. Grijptang volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de zijde van het oog (21) dat in contact staat met de pen (22) cirkelsegmentvormig is, en een kromtestraal heeft die gelijk is aan de helft van de afstand tussen de met de pennen contact makende zijden van de aan weerszijden van de span-35 stang (16, 20) voorziene ogen (21). 'f Γ : j t