NL1003986C2 - Bevestigingsinrichting voor het instelbaar bevestigen van een stuur op een balhoofdbuis van een rijwiel. - Google Patents

Description

Bevestigingsinrichting voor het instelbaar bevestigen van een stuur op een balhoofdbuis van een rijwiel

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor.het bevestigen van een stuur op een balhoofdbuis van een rijwiel, meer in het bijzonder op een beves-tigingsinrichting voor het instelbaar bevestigen van een 5 stuur op een balhoofdbuis van een rijwiel.

Een conventioneel rijwiel omvat een frame, dat voorzien is van een zich verticaal uitstrekkende balhoofdbuis. een stuur en een bevestigingsinrichting voor het bevestigen van het stuur op de balhoofdbuis. De 10 bevestigingsinrichting omvat een vasthoudmanchet, dat om het stuur grijpt en een bevestigingscilinder, die zich uitstrekt vanaf het vasthoudmanchet en door middel van een schroefbevestiging aangebracht is op de balhoofdbuis. Hoewel met de conventionele bevestigingsinrichting het 15 stuur stevig op de balhoofdbuis bevestigd kan worden, is hiermee geen instelling van de hoogte van het stuur ten opzichte van de balhoofdbuis om deze aan te passen aan de fysieke eigenschappen van de berijder mogelijk, waardoor de berijder geen comfortabele rijpositie kan vinden.

20 Een bekende bevestigingsinrichting voor het instelbaar bevestigen van een stuur op een balhoofdbuis van een rijwiel omvat een buisvormig bevestigingsorgaan, dat rond de balhoofdbuis grijpt en voorzien is van een axiaal verlopende spleet. Er zijn twee tegenover gelegen 25 paren bekken, die naar radiaal buiten uitsteken uit het bevestigingsorgaan aan weerszijden van de spleet en voorzien zijn van een daardoor stekende schroefopening, zodat het bevestigingsorgaan vast op de balhoofdbuis bevestigd kan worden. Het bevestigingsorgaan is verder 30 voorzien van een paar met tussenruimte aangebrachte, radiaal naar buiten uitstekende lippen. De bevestigingsinrichting omvat verder een vasthoudorgaan, dat voorzien is van een manchetdeel, dat om het stuur grijpt, en een 1003986 2 steeldeel, dat zich uitstrekt tussen lippen. Er is een bevestigingselement met een steel die rechthoekig is in doorsnede en die door een paar klemorganen, een paar pakkingsringen, het paar lippen en het steeldeel van het 5 vasthoudorgaan steekt, teneinde het vasthoudorgaan op het bevestigingsorgaan te bevestigen. Zo kan, wanneer het bevestigingselement losgenomen wordt, het vasthoudorgaan verdraaid worden ten opzichte van het bevestigingsorgaan, teneinde de hoogte van het stuur ten opzichte van de 10 balhoo£dbuis in te stellen.

De nadelen van de bekende instelbare bevesti-gingsinrichting zijn als volgt: 1. De bevestigingsinrichting vereist een groot aantal componenten om het stuur instelbaar op de bal- 15 hoofdbuis te bevestigen, waardoor de installatie van de bevestigingsinrichting bemoeilijkt wordt.

2. Wanneer de bevestigingsschroeven vast in de schroefgaten in het bevestigingsorgaan gedraaid worden, worden de lippen van het bevestigingsorgaan uit elkaar 20 getrokken, waardoor het moeilijk is het vasthoudorgaan nauw passend op de lippen te bevestigen met behulp van het bevestigingselement.

3. De verschillende accessoires op het stuur, zoals de remhefbomen moeten worden verwijderd voor het 25 stuur vervangen kan worden, hetgeen leidt tot ongemak i « voor de gebruiker.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel een bevestigingsinrichting te verschaffen voor het instelbaar bevestigen van een stuur op een balhoofdbuis van een 30 rijwiel, waarbij geen van de bovengenoemde nadelen van de stand van de techniek zich voordoen.

De bevestigingsinrichting volgens deze uitvinding wordt derhalve gebruikt voor het bevestigen van een stuur op een balhoofdbuis van een rijwiel, en is voorzien 35 van een positioneringsorgaan, dat ingericht is om op de balhoofdbuis bevestigd te worden en een vasthoudorgaan, dat complementaire eerste en tweede vasthoudarmen omvat, elk waarvan een zwenkeinddeel, een aangrijpingseinddeel 1003986 3 en een zich tussen het zwenk- en aangrijpingseinddeel uitstrekkend steunvlak vertoont. Eén van het zwenkeind-deel van elk van de vasthoudarmen en het positionerings-orgaan is voorzien van een zwenkopening, terwijl de ander 5 van de zwenkeinddeel van elk van de vasthoudarmen en het positioneringsorgaan is voorzien van een zwenkuitsteek-sel, dat opgenomen wordt in de zwenkopening teneinde het zwenkeinddeel van elk van de vasthoudarmen zwerkbaar te bevestigen op het positioneringsorgaan. Het aangrijpings-10 einddeel van elk van de vasthoudarmen is voorzien van een aangrijpingssectie met een as, die evenwijdig is aan een as van de zwenkopening. De aangrijpingssecties van de vasthoudarmen zijn ingericht om nauw passend het stuur daartussen te 'grijpen. De steunvlakken van de vasthoudar-15 men zijn complementair en zijn uitgevoerd als tegen elkaar rustende getordeerde vlakken. Een eerste bevesti-gingselement steekt uit door het zwenkeinddeel van elk van de vasthoudarmen en het positioneringsorgaan teneinde het vasthoudorgaan op het positioneringsorgaan te beves-20 tigen. Een tweede bevestigingselement steekt uit door de vasthoudarmen aan één zijde van de aangrijpingssectie teneinde het vasthoudorgaan op het stuur te bevestigen.

Andere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen duidelijk worden uit de navolgende gedetailleerde 25 beschrijving van voorkeursuitvoeringen daarvan, onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening, waarin: fig. 1 een aanzicht met uiteengenomen delen is van een voorkeursuitvoering van een bevestigingsinrich-ting volgens de onderhavige uitvinding; 30 fig. 2 een bovenaanzicht is van de voorkeurs uitvoering; fig. 3 een zijaanzicht is van de voorkeursuitvoering ; fig. 4 een doorsnedeaanzicht is van de voor-35 keursuitvoering genomen langs de lijn IV-IV in fig. 3; fig. 5 een doorsnedeaanzicht is van de voorkeur suit voering genomen langs de lijn V-V in fig. 2; en * υ V j ir c : 4 fig. 6 een aanzicht met uiteengenomen delen is van een alternatieve uitvoeringsvorm van een bevesti-gingsinrichting volgens de uitvinding.

Verwezen wordt naar fig. l, waar een voorkeurs-5 uitvoering van een bevestigingsinrichting volgens de * uitvinding weergegeven wordt voor gebruik bij het bevestigen van.een stuur 30 op een balhoofdbuis 10 van een rijwiel. De bevestigingsinrichting omvat een positione-ringsorgaan 11, een vasthoudorgaan 20, een eerste beves-10 tigingselement 40 en een paar tweede bevestigingselemen- ten 50.

Het positioneringsorgaan 11 is integraal aangebracht op een boveneinde van de balhoofdbuis 10 en is uitgevoerd als' een cilindrisch blok met een as die dwars 15 staat op de balhoofdbuis 10. Het positioneringsorgaan 11 vertoont tegenover elkaar gelegen vlakke zijvlakken, elk waarvan voorzien is van een respectief zwenkuitsteeksel 12. Elk zwenkuitsteeksel 12 vertoont een as die coaxiaal is met die van het positioneringsorgaan 11 en is uitge-20 voerd als een afgeknotte kegel, dat wil zeggen dat de diameter van het zwenkuitsteeksel 12 afneemt in een richting verwijderd van het respectieve vlakke zijvlak van het positioneringsorgaan 11. Elk zwenkuitsteeksel 12 vertoont een getand buitenoppervlak 121. Het positione-25 ringsorgaan 11 is verder voorzien van een doorgaande opening 122, die zich axiaal uitstrekt door de zwenkuit-steeksels 12.

Het vasthoudorgaan 20 omvat complementaire eerste en tweede vasthoudarmen 21, 22. Elk van de vast-30 houdarmen 21, 22 vertoont een zwenkeinddeel, een aangrij-pingseinddeel en een steunvlak 213, 223, dat zich uitstrekt tussen het zwenkeinddeel en het aangrijpingseind-deel.

Het zwenkeinddeel van elk van de vasthoudarmen 35 21, 22 is voorzien van een zwenkopening 211, 221 voor het opnemen van een respectief zwenkuitsteeksel 12. Elke zwenkopening 211, 221 is voorzien van een getand binnen-oppervlak 2lla, 221a voor ingrijping met het getande i * . j y 8 Γ; 5 buitenoppervlak 121 van het respectieve zwenkuitsteeksel 12. Elke zwenkopening 211, 221 vertoont verder een open einde 211b, 221b, dat op één lijn gelegen is met de doorgaande opening 122 in het positioneringsorgaan 11.

5 Het eerste bevestigingselement 40, zoals een schroef, strekt zich uit door de zwenkopening 211, 221 in de vasthoudarmen 21, 22 en de doorgaande opening 122 in het positioneringsorgaan 11, en grijpt in in een moer 41 teneinde het vasthoudorgaan 20 op het positioneringsor-10 gaan n te bevestigen.

Het aangrijpingseinddeel van elk van de vasthoudarmen 21, 22 is voorzien van een half-cirkelvormige aangrijpingssectie 212, 222. De assen LI van de aangrij-pingssecties 2l2, 222 zijn evenwijdig aan de assen L2 van 15 de zwenkopening 211, 221. De aangrijpingssecties 212, 222 zijn ingericht om het stuur 30 nauw passend daartussen te grijpen.

De steunvlakken 213, 223 van de vasthoudarmen 21, 22 zijn complementair en zijn uitgevoerd als getor-20 deerde vlakken die tegen elkaar rusten. Bij voorkeur vertoont elk steunvlak 213, 223 een rand 214, 224 in de nabijheid van het aangrijpingseinddeel die dwars staat op een tegenover gelegen rand 215, 225, welke zich in de nabijheid van het zwenkeinddeel bevindt.

25 De eerste vasthoudarm 21 is voorzien van twee

« I

met schroefdraad uitgeruste openingen 216, die respectievelijk aan tegenover gelegen zijden van de aangrijpingssectie 212 zijn geplaatst. De tweede vasthoudarm 22 is voorzien van twee bevestigingsopeningen 226, die in 30 register liggen met de schroefdraadopeningen 216 in de eerste vasthoudarm 21. Wanneer dus het stuur 30 aangegrepen wordt door de aangrijpingssecties 212, 222 kunnen de tweede bevestigingselementen 50 door de doorgaande openingen 226 gestoken worden teneinde in te grijpen in de 35 schroefdraadopeningen 216 om zo het vasthoudorgaan 20 op het stuur 30 te bevestigen.

Verwezen wordt nu naar fig. 2 tot 5, waar tijdens het samenbouwen de zwenkeindelen van de vasthoud- 'I 0 0 3 * 8 6 6 armen 21, 22 bevestigd worden aan het positioneringsor-gaan 11 door de zwenkuitsteeksel 12 in de zwenkopeningen 211, 221 te steken. Op dat moment rusten de steunvlakken 213, 223 van de vasthoudarmen 21, 22 tegen elkaar, en 5 grijpt het getande binnenoppervlak 211a, 22la van de zwenkopeningen 211, 221 in in het getande buitenoppervlak 121 van de zwenkuitsteeksels 12. Wanneer het stuur tussen de aangrijpingssecties 212, 222 van de vasthoudarmen 21, 22 geplaatst is, kan het eerste bevestigingselement 40 10 door de zwenkopeningen 211, 221 in de vasthoudarmen 21, 22 en de doorgaande opening 122 in het positioneringsorgaan 11 gestoken worden teneinde in te grijpen in de moer 41, waardoor het vasthoudorgaan 20 stevig op het positio-neringsorgaan 'li bevestigd wordt. Door de ingrijping 15 tussen het getande binnenoppervlak 21la, 221a van de zwenkopeningen 211, 221 en het getande buitenoppervlak 121 van de zwenkuitsteeksels 12 wordt een verdraaiing van het vasthoudorgaan 20 ten opzichte van het positione-ringsorgaan 11 tegengegaan. Wanneer de tweede bevesti-20 gingselementen 50 door de doorgaande openingen 226 in de tweede vasthoudarm 22 gestoken worden en ingrijpen in de schroefdraadopeningen 216 in de eerste vasthoudarm 21, grijpen de aangrijpingssecties 212, 222 nauw om het stuur 30, waardoor het vasthoudorgaan 20 aan het stuur 30 25 bevestigd wordt.

» ·

Wanneer het gewenst is de hoogte van een stuur 30 in te stellen, worden de eerste en tweede bevesti-gingselementen 40, 50 losgenomen, teneinde het getande binnenoppervlak 2ila, 221a van de zwenkopeningen 211, 221 30 en het getande buitenoppervlak 121 van de zwenkuitsteeksels 12 buiten aangrijping te brengen. Op dat moment kunnen de zwenkeinddelen van de vasthoudarmen 21, 22 verdraaid worden ten opzichte van de zwenkuitsteeksels 12, teneinde de hoek te veranderen die gevormd wordt 35 tussen het vasthoudorgaan 20 en de balhoofdbuis 10, om zo op zijn beurt de hoogte van het stuur 30 in te stellen. Daarna worden de eerste en tweede bevestigingselementen 1003986 7 40, 50 vastgedraaid teneinde het stuur 30 op de gewenste hoogte te fixeren.

Wanneer het gewenst is het stuur 30 in axiale richting te roteren, teneinde de helling van de (hier 5 niet weergegeven) handvatdelen daarvan in te stellen, worden eenvoudigweg de tweede bevestigingselementen 50 losgedraaid, teneinde de aangrijpingssecties 212, 222 nog slechts los om het stuur 30 te doen grijpen. De tweede bevestigingselementen 50 worden weer vastgedraaid wanneer 10 het stuur 30 eenmaal in axiale richting naar de gewenste stand geroteerd is.

De voordelen en kenmerken van de bevestigings-inrichting volgens de uitvinding zijn als volgt: 1. De bevestigingsinrichting volgens de uitvin-15 ding vertoont een eenvoudige constructie, waarbij gebruik gemaakt wordt van een relatief klein aantal onderdelen, hetgeen resulteert in een eenvoudige installatie van de bevestigingsinrichting en een net uiterlijk daarvan.

2. Wanneer met behulp van het eerste bevesti-20 gingselement 40 de zwenkeinddelen van de vasthoudarmen 21, 22 op het positioneringsorgaan 11 bevestigd worden, worden de krachten die doorgegeven worden aan de zwenkeinddelen gelijkmatig verdeeld over de steunvlakken 213, 223. Derhalve wordt geen trekkracht opgewekt tussen de 25 vasthoudarmen 21, 22, hetgeen resulteert in een verbinding die zowel stabiel als eenvoudig te bevestigen is.

3. De verschillende accessoires op het stuur 30, zoals de remhefbomen hoeven niet verwijderd te worden wanneer het stuur vervangen wordt. Wanneer het stuur 30 vervangen wordt, wordt het eerste bevestigingselement 40 enigszins losgenomen en worden daarna de tweede bevestigingselementen 50 verwijderd. Op dat moment kunnen de vasthoudarmen 21, 22 in tegengestelde richting verdraaid worden, teneinde de aangrijpingssecties 212, 222 van 35 elkaar te nemen en verwijdering van het stuur 30 mogelijk te maken.

4. De zwenkopeningen 211, 221 in de vasthoudarmen 21, 22 en de zwenkuitsteeksels 12 op het positione- 'I 0 U 3 * ü o 8 ringsorgaan 11 zijn uitgevoerd als afgeknotte kegels, teneinde de ingrijping daartussen te vereenvoudigen.

Fig. 6 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding. De 5 alternatieve uitvoeringsvorm is in hoofdzaak gelijk aan de voorgaande uitvoeringsvorm, met de uitzondering dat bij deze uitvoeringsvorm elk van de tegenover gelegen vlakke zijvlakken van het positioneringsorgaan 11A voorzien is van een zwenkopening 12A, die afgeknot kegelvor-10 mig uitgevoerd is en een getand binnenoppervlak 12IA

vertoont, terwijl het zwenkeinddeel van elk van de vast-houdarmen 21A, 22A van het vasthoudorgaan 20A voorzien is van een zwenkuitsteeksel 211A, 221A, dat opgenomen kan t worden in een respectieve zwenkopening 12A en voorzien is 15 van een getand buitenoppervlak voor ingrijping met het getande binnenoppervlak 121A van de respectieve zwenkopening 12A.

¥ · 1 0 0 3 9 8 6

Claims (5)

1. Bevestigingsinrichting voor het bevestigen van een stuur (30) op een balhoofdbuis (10) van een rijwiel, gekenmerkt door: een positioneringsorgaan (11), dat ingericht is 5 om op de balhoo£dbuis (10) bevestigd te worden; een vasthoudorgaan (20), dat complementaire eerste en tweede vasthoudarmen (21, 22) omvat, elk waarvan een zwenkeinddeel, een aangrijpingseinddeel en een zich tussen het zwenk- en aangrijpingseinddeel uitstrek-10 kend steunvlak (213, 223) vertoont, waarbij één van het zwenkeinddeel van elk van de vasthoudarmen (21, 22) en het positioneringsorgaan (11) voorzien is van een zwenk-opening (211, 221), en de ander van de zwenkeinddeel van elk van de vasthoudarmen (21, 22) en het positionerings-15 orgaan (11) voorzien is van een zwenkuitsteeksel (12), dat opgenomen wordt in de zwenkopening (211, 221) teneinde het zwenkeinddeel van elk van de vasthoudarmen (21, 22) zwenkbaar te bevestigen op het positioneringsorgaan (11), waarbij het aangrijpingseinddeel van elk van 20 de vasthoudarmen (21, 22) voorzien is van een aangrij- pingssectie (212, 222) met een as (LI), die evenwijdig is aan een as (L2) van de zwenkopening (211, 221), waarbij de aangrijpingssecties (212, 222) van de vasthoudarmen (21, 22) ingericht zijn om nauw passend het stuur (30) 25 daartussen te grijpen, waarbij de steunvlakken (213, 223) van de vasthoudarmen (21, 22) complementair zijn en zijn uitgevoerd als tegen elkaar rustende getordeerde vlakken; een eerste bevestigingselement (40), dat uit-steekt door het zwenkeinddeel van elk van de vasthoudar-30 men (21, 22) en het positioneringsorgaan (11) teneinde het vasthoudorgaan (20) op het positioneringsorgaan (ll) te bevestigen; en een tweede bevestigingselement (50), dat uit-steekt door de vasthoudarmen (21, 22) aan één zijde van 35 de aangrijpingssectie (212, 222) teneinde het vasthoudorgaan (20) op het stuur (30) te bevestigen. * 0 ü o o 3 δ

2. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zwenkopening (211, 221) en het zwenkuitsteeksel (12) afgeknot kegelvormig uitgevoerd zijn.

3. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zwenkopening (211, 221) een getand binnenoppervlak (211a, 221a) vertoont, en het zwenkuitsteeksel (12) een getand buitenoppervlak (121) vertoont voor ingrijping met het getarnde binnenoppervlak 10 (211a, 221a) van de zwenkopening (211, 221) .

4. Bevestigingsinrichting volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de aangrijpingssectie (212, 222) aan het aangrijpingseinddeel van elk van de vasthoudarmen (21, 22) een in hoofdzaak half-cirkelvormige doorsnede 15 vertoont.

5. Bevestigingsinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het steunvlak (213, 223) van elk van de vasthoudarmen (21, 22) nabij het aangrijpingseinddeel een rand (214, 224) vertoont, 20 die dwars staat op een tegenover gelegen rand (215, 225) in de nabijheid van het zwenkeinddeel. i ia 8 δ