NL1003982C2 - Slot voor het deksel van een kantelbare houder, in het bijzonder een afvalcontainer. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Slot voor het deksel van een kantelbare houder, in het bijzonder een afvalcontainer.

De uitvinding heeft betrekking op een slot voor het deksel van een kantelbare houder, omvattende een slothuis met daarin een om een as kantelbaar grendelorgaan dat voor het vergrendelen met een eerste einde samenwerkt met een 5 tegenleger en een gewichtbelast, in de gemonteerde toestand van het slot bij het kantelen van de houder in verticale richting beweegbaar, op het grendelorgaan inwerkend blokkeerorgaan dat tevens samenwerkt met een door de gebruiker te bedienen slotmechanisme.

10 Een dergelijk slot is bekend uit EP-A-0 509 932. Het daarin beschreven slot is bestemd te worden toegepast in aan afvalcontainer en heeft tot doel te voorkomen dat derden onbedoeld afval in de eigen container deponeren.

Bij het bekende slot is het grendelorgaan een kantel-15 arm met twee haakvormige einden. Het eerste einde werkt samen met het haakeinde van het tegenleger en het tweede einde staat onder invloed van een langwerpig verschuifbaar geleid, het blokkeerorgaan vormend schuifstuk met aan elk einde een naar het grendelorgaan gerichte bedieningsneus. 20 Dit schuifstuk werkt tevens samen met een daaronder gelegen sleutelbediende bedieningsnok. De bovenste neus blokkeert normaal de kantelarm, doch via de bedieningsnok kan het schuifstuk worden geheven en drukt dan met de onderste neus de kantelarm in de vrijgeef stand, waarin deze arm 25 vrij is van het tegenleger, zodat de houder kan worden geopend. Bij een afgesloten houder zal het kantelen ervan het schuifstuk doen verschuiven naar een stand waarin de onderste bedieningsneus het tweede haakvormige einde van de kantelarm is gepasseerd, zodat het eerste einde van de 30 arm vrij is van het tegenleger en het deksel openvalt.

Het is duidelijk dat deze, zware, constructie voor de goede werking ervan volledig afhankelijk is van het vrij verschuifbaar zijn van het schuifstuk, dat bovendien een bepaalde minimale massa moet hebben. Bijgevolg is het j o o l y b ^ -2- geheel volumineus en gevoelig voor vervuiling. Het slot is bovendien moeilijk in bestaande houders in te bouwen.

De onderhavige uitvinding beoogt deze nadelen op een eenvoudige en goedkope wijze te ondervangen. Daartoe is in 5 het slot volgens de uitvinding het blokkeerorgaan een rollichaam, dat zich tijdens het kantelen van de container langs een op het grendelorgaan aangebrachte rolbaan kan bewegen, waardoor het grendelorgaan al dan niet wordt vrijgegeven.

10 In de gebruiksstand zal het slothuis in hoofdzaak verticaal zijn opgesteld en bevindt het blokkeerorgaan zich in een eerste stand. De gebruiker kan het slot middels een sleutel bedienen en daarmee het deksel van de houder vrijgeven. Wordt de houder in de vergrendelde stand 15 van het slot via een kantelmechanisme over een hoek van meer dan 90° gekanteld om te worden geledigd, dan beweegt het rollichaam zich vanuit de eerste stand onder invloed van de zwaartekracht langs de rolbaan naar een tweede stand waarin het het grendelorgaan vrijgeeft en het deksel 20 dientengevolge openvalt. Na het ledigen van de houder wordt deze teruggekanteld, waardoor het rollichaam terugloopt in de eerste stand en het deksel weer is vergrendeld.

Door de eenvoudige opbouw met een langs een rolbaan 25 bewegend rolorgaan wordt een compacte en eenvoudige constructie verkregen die gemakkelijk in bestaande houders kan worden ingebouwd. Het slothuis kan vrijwel geheel gesloten worden uitgevoerd, waardoor de constructie vergaand ongevoelig is voor vervuiling.

30 In een voorkeursuitvoeringsvorm is het rollichaam een in hoofdzaak ronde kogel en is de rolbaan een in de langs-richting van het grendelorgaan aangebrachte geleidegroef. De geleidegroef loopt nabij het einde van het grendelorgaan aan weerszijden dwars uit in twee tegenover de aan-35 slag gelegen kamers, welke kamers de kogel althans gedeeltelijk hierin opnemen wanneer de houder vanuit de gebruiksstand zijwaarts is gekanteld. De aanslag is zodanig ingericht dat zij zich nagenoeg over de volledige breedte 1003982 -3- van de twee kamers uitstrekt. Hierdoor kan de zich in één van beide kamers bevindende kogel niet naar de tweede stand bewegen, als gevolg waarvan de houder bij zijwaartse kanteling gesloten blijft.

5 Volgens een andere voordelige uitvoeringsvorm heeft de geleidegroef nabij het eerste einde van het grendelor-gaan een naar een tussengelegen gedeelte daarvan oplopende eerste helling, die de kogel nagenoeg in de eerste stand houdt tot de houder over een hoek groter dan 90° voor-10 waarts is gekanteld. Hierdoor wordt voorkomen dat het deksel zich tijdens het kantelen van de houder vroegtijdig kan openen. Nabij het tweede einde van het grendelorgaan heeft de geleidegroef een naar een tussengelegen gedeelte daarvan oplopende helling, die de kogel nagenoeg in de 15 tweede stand houdt, waardoor het deksel tijdens het terugkantelen van de houder eerst wordt gesloten.

Bij voorkeur bevindt de kantelas van het grendelorgaan zich nabij het op afstand van het eerste einde gelegen tweede einde daarvan. Hierdoor ontstaat een gunstige 20 compacte constructie. Een op het tweede einde van het grendelorgaan inwerkend geplaatst veerelement zorgt ervoor dat het grendelorgaan bij het oplichten van het deksel, na het passeren van het tegenleger, terugveert. Dit veerelement is bij voorkeur een excentrisch geplaatste drukveer 25 die ruimtebesparend gemakkelijk te monteren is.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is het slotmechanisme een draaibare slotcilinder, die aan het einde daarvan de aanslag draagt. Het slot is hierdoor eenvoudig met in de handel verkrijgbare, goedkope standaardelementen opge-30 bouwd.

De houder is bij voorkeur een afvalcontainer, waarbij het slothuis op voordelige wijze aan het deksel, en het tegenleger aan de kuip daarvan, is bevestigd. Hierdoor kan het slot ter plaatse worden gemonteerd of kan worden vol-35 staan met het wisselen van het deksel met het slot op de container, waardoor de ombouwtijd beperkt blijft en het eenvoudig op standaard afvalcontainers kan worden toegepast. De opbouw van het slot maakt het ongevoelig voor 1003982 -4- vervuiling.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: figuur 1 een afbeelding in uiteengenomen vorm toont 5 van het slot volgens de onderhavige uitvinding; figuur 2a en 2b dwarsdoorsneden tonen van het slot in twee verschillende standen; figuur 3 een dwarsdoorsnede toont van het slot in een derde stand; 10 figuur 4 een tweede dwarsdoorsnede toont van het slot; en figuur 5 een aanzicht in perspectief toont van het slot volgens figuur 1.

Figuur 1 toont het slot in uiteengenomen vorm. Het 15 bestaat uit een slothuis 2 met een deksel 4, door welk deksel een cilinderhuis 6 gaat, dat een middels een sleutel 8 door de gebruiker te bedienen cilinderslot 10 opneemt. Het beweegbare deel van het cilinderslot 10 draagt aan het einde een aanslag 12. In het onderoppervlak van de 20 aanslag 12 zijn twee niet weergegeven groeven aangebracht, die de aanslag 12 onder inwerking van een door een druk-veer 14 belaste grendelkogel 16 in twee standen vergrendelt.

Tegenover de aanslag 12 bevindt zich een grendelor-25 gaan in de vorm van een blokkeerpal 18. De blokkeerpal 18 heeft een langgerekte vorm, waarbij een eerste einde een dwars uitstekend, van de aanslag 12 af gericht gedeelte 18a heeft en een tweede einde uitstekende kanteltappen 18b heeft die aangrijpen in corresponderende uitsparingen 2a 30 in het slothuis 2, en waaromheen de blokkeerpal 18 kantelbaar binnen het slothuis 2 is opgehangen. Dit tweede einde staat onder inwerking van twee excentrisch geplaatste drukveren 20. In de lengterichting van de blokkeerpal 18 is aan de zijde van de aanslag 12 een verticale geleide-35 groef 18c aangebracht, die nabij het eerste einde van de blokkeerpal 18 aan weerszijden dwars uitloopt in kamers 18d, 18e. De geleidegroef 18c heeft een dwarsdoorsnede- omtrek die althans gedeeltelijk overeenkomt met die van 1003982 -5- een kogel 22, welke kogel een enigszins kleinere diameter heeft dan de geleidegroef 18c. De kamers 18d, 18e zijn zodanig ingericht dat zij de kogel 22 slechts gedeeltelijk kunnen opnemen. De blokkeerpal 18 werkt samen met een op 5 een sluitplaat 24 aangebracht tegenleger in de vorm van een nok 24a. Het dwars uitstekende gedeelte 18a van de blokkeerpal 18 is zodanig ingericht dat het achter de nok 24a van de sluitplaat 24 kan grijpen. Het slothuis 2 kan middels bouten 26 door een af dekplaat 28 heen aan het 10 deksel van een houder worden bevestigd. De sluitplaat 24 kan met behulp van bevestigingsschroeven 30 aan de binnenzijde van de kuip van de houder worden gemonteerd.

Figuur 2a toont het slot in de gebruiksstand van de houder, waarbij het deksel is vergrendeld. Hierbij staat 15 de slotcilinder 10 in een zodanige stand dat de aanslag 12 de kogel 22 nagenoeg raakt. De kogel 22 blokkeert hiermee het rond de kanteltappen 18b scharnierbare tweede einde van de blokkeerpal 18. Het dwars uitstekende gedeelte 18a van het eerste einde van de blokkeerpal 18 grijpt hierdoor 20 achter de nok 24a en verhindert dat het deksel kan worden opgelicht.

Figuur 2b toont het slot in de vrijgegeven stand terwijl de gebruiker het deksel enigszins heeft opgelicht. De slotcilinder 10 is door de gebruiker middels de sleutel 8 25 ten opzichte van de in fig. 2a weergegeven stand over een hoek van 90° gedraaid, waardoor de aanslag 12 in de richting van pijl A is verplaatst. Hierdoor is de ruimte tussen de aanslag 12 en de kogel 22 zodanig vergroot dat, wanneer de gebruiker het deksel enigszins oplicht, de nok 30 24a de blokkeerpal 18 tegen de veerkracht van de drukveren 20 in wegdrukt. Het dwars uitstekende gedeelte 18a van de blokkeerpal 18 passeert de nok 24a bij verder oplichten van het deksel, waardoor de houder geheel is te openen.

Figuur 3 toont het slot in een stand waarbij de 35 houder met een vergrendeld slot (waarbij de aanslag 12 zich in dezelfde stand bevindt als in fig. 2a is weergegeven) voorwaarts over een hoek van meer dan 90° gekanteld is. Door de kantelbeweging echter heeft de kogel 22 zich ^ 0 0 3 o 8 2 -6- vanuit de eerste stand langs de geleidegroef 18c verplaatst naar een eindpositie nabij het tweede einde van de blokkeerpal 18. Een eerste helling 18f van de blokkeerpal 18 zorgt ervoor dat de kogel 22 pas gaat bewegen wanneer 5 de houder over meer dan 90° is gekanteld, waardoor wordt voorkomen dat het deksel reeds bij een kleinere kantelhoek zou openvallen. De kogel 22 belandt uiteindelijk op een tweede helling 18g die de eindpositie daarvan bepaalt. Hierdoor is de blokkeerpal 18 vrijgegeven ten opzichte van 10 de nok 24a. Het deksel opent zich onder invloed van de zwaartekracht nu verder. Tijdens het terugkantelen van de houder blijft de kogel 22 door de tweede helling 18g nog even in de eindpositie, waardoor het deksel zich eerst kan sluiten. Vervolgens loopt de kogel 22 langs de geleide-15 groef 18c weer terug in de blokkeerstand volgens fig. 2a.

Indien de houder achterwaarts wordt gekanteld, dan gaat de kogel 22 vanuit de eerste stand waarin zij zich bevindt tussen de aanslag 12 en de blokkeerpal 18 (zoals in fig. 2a is weergegeven) via een helling 2b van het 20 slothuis 2 naar een helling 2c. De helling 2c zorgt ervoor dat de kogel 22 de eindstand pas bereikt wanneer de houder over een hoek groter dan 90° is gekanteld. In de eindstand is de blokkeerpal 18 vrijgegeven ten opzichte van de nok 24a, waardoor het deksel zich onder invloed van de zwaar-25 tekracht verder opent.

Figuur 4 laat zien dat de kogel 22 zich bij zijwaartse kanteling van de houder gedeeltelijk in de kamers I8d, 18e kan bevinden, waardoor de blokkeerpal 18 niet wordt vrijgegeven. Door deze maatregelen wordt voorkomen dat 30 kwaadwilligen de houder gaan kantelen om deze te openen.

Een gunstig detail is in fig. 5 weergegeven. Hierin is getoond hoe nokken 2d aan het slothuis 2 worden opgenomen in uitsparingen 24b in de sluitplaat 24. Door deze maatregel wordt voorkomen dat door verbuiging van het 35 deksel de blokkeerpal 18 langs de nok 24a kan bewegen, waardoor het deksel alsnog opgelicht zou kunnen worden.

ί (I U j d d 2 -

Claims (9)

1. Slot voor het deksel van een kantelbare houder, omvattende een slothuls met daarin een om een as kantelbaar grendelorgaan dat voor het vergrendelen met een eerste einde samenwerkt met een tegenleger en een ge- 5 wichtbelast, in de gemonteerde toestand van het slot bij het kantelen van de houder in verticale richting beweegbaar, op het grendelorgaan inwerkend blokkeerorgaan dat tevens samenwerkt met een door de gebruiker te bedienen slotmechanisme, aet het kenmerk, dat het blokkeerorgaan 10 een rollichaam is dat zich tijdens het kantelen van de houder langs een op het grendelorgaan (18) aangebrachte rolbaan kan bewegen, en wel vanuit een eerste stand waarin het zich bevindt tussen een via het slotmechanisme (10) verplaatsbare aanslag (12) enerzijds en het grendelorgaan 15 (18) anderzijds dat dan hierdoor in hoofdzaak geblokkeerd is, naar een tweede stand waarin het grendelorgaan (18) zich ten opzichte van het tegenleger (24a) vrij kan bewegen.

2. Slot volgens conclusie l, met het kenmerk, dat het 20 rollichaam een in hoofdzaak ronde kogel (22) is en de rolbaan een in de langsrichting van het grendelorgaan (18) aangebrachte geleidegroef (18c) is, die nabij het eerste einde van het grendelorgaan (18) aan weerszijden daarvan dwars uitloopt in twee tegenover de aanslag (12) gelegen 25 kamers (18d, lae), welke kamers zodanig ingericht zijn dat zij de kogel (22) althans gedeeltelijk kunnen opnemen, en de aanslag (12) zich nagenoeg uitstrekt over de volledige breedte daarvan.

3. slot volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de 30 geleidegroef (18c) vanaf het eerste einde van het grendelorgaan (18) en het op afstand daarvan gelegen tweede einde langs hellingen (18f, 18g) oploopt naar een tussen-gelegen gedeelte daarvan.

4. Slot volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de 35 kantelas van het grendelorgaan (18) zich nabij het op afstand van het eerste einde gelegen tweede einde daarvan . ) i j o £· -8- bevindt, op welk tweede einde tenminste één veerelement inwerkt.

5. Slot volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het veerelement een excentrisch geplaatste drukveer (20) is.

6. Slot volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het slotmechanisme een draaibare slotcilinder (10) is die aan het einde de aanslag (12) draagt.

7. Slot volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de houder een afvalcontainer is.

8. Slot volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het slothuis (2) is ingericht ter bevestiging aan het deksel van de afvalcontainer en het tegenleger (24a) is ingericht ter bevestiging aan de kuip daarvan.

9. Slot volgens conclusies 7 of 8, met het kenmerk, dat 15 het tegenleger (24a) deel uitmaakt van een sluitplaat (24) ter bevestiging aan de kuip, welke sluitplaat is voorzien van uitsparingen (24b) voor het opnemen van corresponderende nokken (2d) aan het slothuis (2). 1003982