NL1003951C2

NL1003951C2 - Bedekkingselement voor bodemgedeelten.

Info

Publication number: NL1003951C2
Application number: NL1003951A
Authority: NL
Inventors: Alphons Albertus Schirris
Original assignee: Fosch Creatlon B V
Priority date: 1996-09-04
Filing date: 1996-09-04
Publication date: 1998-03-06
Also published as: EP0833009A1

Description

Bedekkingselement voor bodemgedeelten

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een bedekkingselement voor het bedekken van bodemgedeelten, omvattende een in hoofdzaak vlak element met een bovenzijde en een naar het bodemgedeelte gerichte zijde.

5 Dergelijke bedekkingselementen zijn algemeen bekend en in de handel te verkrijgen.

Het gaat hierbij met name om tegels, vlonders, bielzen en andere bedekkingselementen die geschikt zijn voor plaatsing op -een gedeelte van- de grondbodem, bijvoorbeeld in een tuin. Deze bedekkingselementen worden, veelal grenzend aan elkaar, op de grondbodem gelegd om bijvoorbeeld een pad of een terras te vormen.

10 Het nadeel van de bekende bedekkingselementen is echter dat na verloop van tijd nadat deze op de grondbodem gelegd zijn, onkruid en andere wildgroei langs en tussen de bedekkingselementen omhoog groeit. Deze wildgroei is niet alleen nadelig voor het aanzicht, maar is ook slechts met moeite te verwijderen, daar veelal resten van de wildgroei, zoals bijvoorbeeld de wortels, tussen of onder de bedekkingselementen 15 achterblijven.

Bovengenoemd nadeel kan worden voorkomen door voordat de bedekkingselementen op de grondbodem worden gelegd, een zogenaamd anti-worteldoek op het te bedekken bodemgedeelte te plaatsen opdat wildgroei onder en langs de bedekkingselementen in hoofdzaak voorkomen wordt. Deze werkwijze is echter omslachtig omdat het doek op 20 maat gesneden moet worden en is bovendien vaak, met name bij de toepassing van vlonders als bedekkingselement, ontoereikend. Omdat vlonders aan de naar het bodemgedeelte gerichte zijde gewoonlijk voorzien zijn van verbindingselementen die op afstand van elkaar aan de onderzijde van het bedekkingselement zijn bevestigd, zal de vlonder bij plaatsing op het anti-worteldoek slechts over een klein oppervlak hiermee in 25 aanraking komen, waardoor de kans vergroot wordt dat het anti-worteldoek over het overige gedeelte losraakt zodat de beoogde werking verloren gaat.

10 0 3 9 5 1 -2-

De onderhavige uitvinding heeft ten doel om de bovengenoemde nadelen te vermijden en voorziet daartoe in een bedekkingselement volgens de aanhef dat gekenmerkt wordt doordat de naar het bodemgedeelte gerichte zijde van het element voorzien is van een water doorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag. Door het bedekkingselement van 5 een dergelijke laag te voorzien kan deze op eenvoudige wijze, zonder de extra handeling van tussenplaatsing van bovengenoemd doek, op de grondbodem worden gelegd, terwijl door de ondoorlatendheid voor vaste stof van de reeds aanwezige laag voorkomen wordt dat onkruid en wildgroei van onder de bedekkingselementen omhoog groeien. In principe kan de water doorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag aangebracht 10 worden aan ieder bedekkingselement waarbij het hierboven besproken probleem zich kan voordoen. De vaste stof ondoorlatende laag kan in het geval van toepassing van vlonders als bedekkingselement direct tegen de onderzijde van de bovenkant worden aangebracht, waarbij verbindingselementen pas daarna worden aangebracht. Dit heeft als aanvullend voordeel dat de ruimte tussen de bovenlatten van de vlonder direct aan de 15 onderzijde is afgedicht, zodat voorwerpen en vuil tussen de latten gemakkelijk te verwijderen zijn.

De water doorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag kan een woven of een non-woven materiaal omvatten. Bij voorkeur is de water doorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag behandeld met een plantengroei remmend middel zodat eventuele 20 planten- en wortelgroei geremd wordt. Het moge duidelijk zijn dat een met een plantengroei remmend middel behandelde laag eveneens de hierboven genoemde anti-worteldoek omvat.

In een bijzondere uitvoeringsvorm is de waterdoorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag onder toepassing van een chemische verbinding aan de naar het 25 bodemgedeelte gerichte zijde van het element aangebracht. Een dergelijk chemische verbinding kan bijvoorbeeld een lijmverbinding omvatten. In een andere voordelige uitvoeringsvorm wordt de waterdoorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag echter met behulp van mechanische verbindingsorganen aan de naar het bodemgedeelte 10 0 5 9 5 1 -3- gerichte zijde van het element aangebracht. Dergelijke mechanische verbindingsorganen omvatten bijvoorbeeld spijkers, nagels of nietjes.

*

Tenslotte heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het bedekken van een bodemgedeelte, waarbij ten minste een bedekkingselement op het te 5 bedekken bodemgedeelte worden geplaatst. Deze werkwijze wordt gekenmerkt doordat het bedekkingselement een bedekkingselement volgens de onderhavige uitvinding, zoals beschreven in het bovenstaande, omvat.

De onderhavige uitvinding zal in het navolgende nader worden toegelicht aan de hand van de bij gevoegde tekening, waarin: 10 figuur 1 schematisch een rangschikking van een aantal tegelvormige elementen met een aan de naar de bodem gerichte zijde aangebrachte waterdoorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag volgens de onderhavige uitvinding toont; en figuur 2 schematisch een vlonder met een aan de naar de bodem gerichte zijde 15 aangebrachte waterdoorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag volgens de onderhavige uitvinding toont.

De figuren zijn zuiver schematisch en niet op schaal getekend. Met name zijn ter wille van de duidelijkheid sommige dimensies sterk overdreven weergegeven. Overeenkomstige delen zijn in de figuren zoveel mogelijk met eenzelfde 20 verwijzingscijfer aangeduid.

In figuur 1 is schematisch een groep van vier naast elkaar gerangschikte tegelvormige elementen 1 getoond, waarbij zich tussen de elementen 1 groeven 3 bevinden. Bij plaatsing van de afzonderlijke elementen 1 op een bodemgedeelte kan tussen de elementen ter plaatse van de groeven 3 onkruid- en wildgroei plaatsvinden. Om dit te 25 vermijden zijn de tegelvormige elementen volgens de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm voorzien van een aan de naar de bodem gerichte zijde daarvan aangebrachte waterdoorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag 2. In figuur 1 1003951 -4- worden de tegelvormige elementen 1 door de laag 2 in de gerangschikte positie gehouden en kan het samenstel van tegelvormige elementen 1 als zodanig op een bodemgedeelte worden geplaatst. Een andere mogelijkheid is om verbindingselementen toe te passen om de tegelvormige elementen 1 in de gewenste positie ten opzichte van 5 elkaar te houden. De groei van onkruid of enigerlei andere wildgroei in de groeven 3 wordt tegengehouden door de water doorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag. Deze laag omvat bij voorkeur een materiaal dat behandeld is met een plantengroei remmend middel, zoals bijvoorbeeld anti-worteldoek. Doordat de laag direct aan de onderzijde van de tegel 1 is aangebracht, kan de laatstgenoemde, zonder de extra 10 handeling van het op maat snijden van anti-worteldoek direct op de grond geplaatst worden, terwijl de laag 2 waarborgt dat onkruid of wildgroei tussen of naast de tegels in hoge mate wordt tegengehouden. Hiertoe steekt de laag 2 bovendien enigszins buiten de tegelvormige elementen 1 uit, zoals getoond in figuur 1.

Figuur 2 toont een vlonder 6 met een aan de naar de bodem gerichte zijde daarvan 15 aangebrachte waterdoorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag 2. De vlonder 6 is een gebruikelijke vlonder en omvat een aantal parallel aan elkaar geplaatste latten 4 die met behulp van loodrecht op de richting van de latten geplaatste verbindingselementen 5 in de gewenste positie worden gehouden. De laag 2 bevindt zich direct aan de onderzijde van de latten 4, tussen de latten 4 en de verbindingselementen 5. Door de 20 laag op deze wijze met de vlonder te koppelen is men ervan verzekerd dat in hoofdzaak het gehele oppervlak van de vlonder beschermd wordt tegen onkruid en wildgroei. Bovendien vormt de laag 2 een soort van vanggoot zodat voorwerpen die tussen de latten 4 vallen, alsmede vuil, gemakkelijk verwijderd kunnen worden.

Zowel in het geval van een tegel als in het geval van een vlonder kan de laag 2 onder 25 toepassing van een chemische of lijmverbinding met de onderzijde van het bedekkingselement worden verbonden; het is echter ook mogelijk om mechanische verbindingsorganen, zoals spijkers, nagels, nietjes en dergelijke toe te passen.

1003951 -5-

Hoewel de onderhavige uitvinding aan de hand van de hierboven besproken uitvoeringsvoorbeelden nader is toegelicht, zal het een ieder duidelijk zijn dat de uitvinding geenszins hiertoe beperkt is. In principe is de uitvinding toepasbaar bij ieder bedekkingselement waarbij door de aanwezigheid van kieren, groeven en dergelijke de 5 groei van onkruid in, naast of langs het bedekkingselement plaats kan vinden.

10 0 3 9 5 1

Claims

1. Bedekkingselement voor het bedekken van bodemgedeelten, omvattende een in hoofdzaak vlak element met een bovenzijde en een naar het bodemgedeelte gerichte zijde, met het kenmerk, dat de naar het bodemgedeelte gerichte zijde van het element 5 voorzien is van een waterdoorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag (2).

2. Bedekkingselement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de waterdoorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag (2) behandeld is met een plantengroei remmend middel.

3. Bedekkingselement volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 10 waterdoorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag (2) onder toepassing van een chemische verbinding aan de naar het bodemgedeelte gerichte zijde van het element is aangebracht.

4. Bedekkingselement volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de waterdoorlatende, doch vaste stof ondoorlatende laag (2) onder toepassing van 15 mechanische verbindingselementen aan de naar het bodemgedeelte gerichte zijde van het element is aangebracht.

5. Werkwijze voor het bedekken van een bodemgedeelte, waarbij ten minste een bedekkingselement op het te bedekken bodemgedeelte worden geplaatst, met het kenmerk, dat het bedekkingselement een bedekkingselement volgens een of meer der 20 conclusies 1-4 omvat. 100 3 951