NL1003629C2 - Inrichting voorzien van een om een draaiïngsas roteerbaar wiel en een met behulp van het wiel aandrijfbare dynamo. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voorzien van een om een draaiïngsas roteerbaar wiel en een met behulp van het wiel aandrijfbare dynamo.

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voorzien van een om een draaiïngsas roteerbaar wiel en een met behulp van het wiel aindrijfbare dynamo, die een spoel en een magneet omvat.

Bij dergelijke, op zich bekende inrichting, die bijvoorbeeld bij een rijwiel wordt toegepast, kan een met de dynamo 10 verbonden rol tegen een zijkant van het wiel aan worden gebracht en vervolgens door het roteren van het wiel worden aangedreven, waardoor de spoel en de magneet ten opzichte van elkaar worden bewogen zodanig dat door de spoel een elektrische stroom wordt afgegeven. Een nadeel van een dergelijke dynamo is dat bij regenachtig weer de rol op het wiel gaat 15 slippen, zodoende niet meer wordt aangedreven en er geen elektrische stroom door de dynamo wordt opgewekt.

Bij een andere op zich bekende inrichting is de dynamo in het wiel geïntegreerd, waardoor de dynamo ook bij regenachtig weer blijft functioneren. Een dergelijke geïntegreerde dynamo heeft echter als 20 nadeel dat er altijd een elektrische stroom wordt opgewekt, ook indien men dit niet wenst, waardoor het aandrijven van het wiel onnodig zwaar is.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen, waarbij de dynamo kan worden in- of uitgeschakeld, terwijl de dynamo ook 25 bij regenachtig weer blijft functioneren.

Dit doel wordt bij de inrichting volgens de uitvinding bereikt doordat de magneet ten opzichte van de spoel roteerbaar is om de draaiïngsas, waarbij de onderlinge positie van de magneet en de spoel instelbaar is.

30 Doordat de onderlinge positie van de magneet en de spoel instelbaar is, is de door de dynamo afgegeven stroom ook instelbaar en kan op een door de gebruiker gewenste stand worden ingesteld. Doordat de magneet ten opzichte van de spoel roteerbaar is om de draal ïngsas, waarbij of de magneet of de spoel met het wiel is verbonden, kan ook bij 35 regenachtige weer door het roteren van het wiel een elektrische stroom worden opgewekt. Het is hierbij mogelijk om de magneet en de spoel ten opzichte van elkaar te verplaatsen zodat de onderlinge afstand instelbaar is, of dat de spoel en de magneet over een instelbaar gedeelte tegenover 1003629.

2 elkaar zijn gelegen. Het is ook mogelijk om de magneet en de spoel in een eerste stand gezamenlijk om de draaiïngsas te laten roteren en in een andere, tweede stand ten opzichte van elkaar te laten roteren.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 5 uitvinding wordt gekenmerkt doordat dat de ringvormige magneet met het wiel is verbonden.

Hierbij kan de spoel ten opzichte van het rijwiel stil blijven staan, waardoor een eenvoudige elektrische verbinding van de spoel met de op het rijwiel aanwezige elektrische voorziening, zoals een lamp, 10 mogelijk is.

Een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de spoel in een evenwijdig aan de draaiïngsas gelegen richting van de magneet af en naar de magneet toe verplaatsbaar is.

15 Hierdoor kan op eenvoudige wijze de afstand tussen de spoel en de magneet worden ingesteld.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin fig.l een langsdoorsnede toont van een inrichting 20 volgens de uitvinding, waarbij in het bovenste gedeelte den eerste stand en in het onderste gedeelte een tweede stand van de inrichting is weergegeven, fig. 2 een zijaanzicht van de in fig. 1 weergegeven inrichting toont, 25 fig. 3 een perspectivisch aanzicht van de in fig. 1 weergegeven inrichting toont.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

Fig. 1 toont een inrichting 1 volgens de uitvinding 30 die is voorzien van een om een draai ïngsas 2 roteerbaar wiel 3 en een door het wiel 3 aandrijfbare dynamo 4. De draai ïngsas 2 is aan weerszijden van het wiel 3 verbonden met een frame 5 van een rijwiel (niet weergegeven). Het frame 5 is nabij de draai ïngsas 2 voorzien van van een opening 6 voorziene flenzen 7, waardoorheen de draaiïngsas 2 zich uitstrekt. Op elk 35 uiteinde van de draaiïngsas 2 is een ring 8 geschoven waarna met behulp van een moer 9 de draaiïngsas 2 met het frame 5 is verbonden. Nabij elke flens 7 is een afstandsbus 10 om de draaiïngsas 2 gelegen om een gewenste afstand tussen het wiel 3 en het frame 5 te garanderen. Aan de rechterzijde 1 00 3 6 2 9 .

3 is tegen de afstandsbus 10 een kogellager 11 opgesteld, waarvan een eerste gedeelte 12 is verbonden met de draaiïngsas 2 en een tweede, ten opzichte van het eerste gedeelte roteerbare gedeelte 13 is verbonden met het wiel 3. Aan de linkerzijde is eveneens een kogellager 11 opgesteld waarbij tussen 5 het kogellager 11 en de afstandbus 10 een trommel 14 is geklemd.

Het wiel 3 is voorzien van een in dwarsdoorsnede H-vormige, naaf 15, die een busvormig gedeelte 16, een radiaal uitstrekkende flens 17 en een met een uiteinde van de radiaal uitstrekkende flens 17 verbonden bus 18 omvat. Aan een van de flens 17 afgekeerd uiteinde is de 10 bus 18 voorzien van uitsparingen waarin spaken 19 zijn bevestigd. Ook het busvormige gedeelte 16 is aan een van de bus 18 afgekeerde zijde voorzien van uitsparingen waarin spaken 19 zijn bevestigd. In de aluminium naaf 15 is tegen de flens 17 een ijzeren ring 20 gemonteerd die aan een van de flens 17 afgekeerde zijde is voorzien van een ringvormige magneet 21, 15 die deel uitmaakt van de dynamo 4.

Op de trommel 14 is een van opstaande randde!en 22 voorziene bus 23 schuifbaar gelagerd, waarbij de randdelen 22 in aangrijping zijn met een van een inwendige schroefdraad 24 voorziene, om de draaiïngsas verzwenkbare schijf 25. De schroefdraad 24 is aangebracht 20 op twee flenzen 24’. De bus 23 is voorzien van een radiaal uitstrekkende flens 26 die aan een uiteinde is voorzien van een houder 27 waarin wikkelingen van een spoel 28 zijn gelegen. Op de bus 23 is verder een ring 23’ met vingers 27’ geschoven die tussen de vingers van de houder 27 zijn gelegen. De twee uiteinden 29, 30 van de spoel 28 zijn door middel van 25 stekkers 31 verbonden met elektrische draden 32, 33 die respectievelijk de positieve en negatieve uitgangen van de spoel 28 vormen. De stekkers 31 strekken zich uit door een deksel 34 die met de trommel 14 is verbonden. Een van de trommel 14 afgekeerd uiteinde van de deksel 34 is vrij lopend in een U-vormig uiteinde 35 van de bus 18 gelegen. Hierdoor wordt regen 30 en stof verhinderd om bij de spoel 28 over de magneet 21 te geraken. De schijf 25 is verder voorzien van een handgreep 36 met behulp waarvan de schijf 25 verzwenkbaar is om de draaiïngsas 2. De schijf 25 is beperkt verplaatsbaar ten opzichte van de schijf 34 doordat de flenzen 24’ zich uitstrekken door zich niet over de volledige omtrek van de schijf 34 35 uitstrekkende sleuven (niet weergegeven). De deksel 34 is voorzien van cijfers 0-2 met behulp waarvan de verschillende standen van de handgreep 36 zijn aangegeven.

1003629.

4

De werking van de inrichting 1 volgens de uitvinding zal nu aan de hand van fig. 1 nader worden toegelicht.

Het wiel 3 is door middel van de kogellagers 11 roteerbaar om de draaiïngsas 2. Hierbij roteert de met het wiel 3 5 magneet 21 ten opzichte van de met de draaiïngsas 2 verbonden spoel 28.

Bij de in het onderste gedeelte van fig. 1 weergegeven stand van de spoel 28, ligt de spoel 28 op een afstand AO van de magneet 21, die zodanig is dat in de spoel 28 geen elektrische stroom door de roterende magneet 21 wordt opgewekt. Indien door de gebruiker van het 10 rijwiel een elektrische stroom wordt gewenst, verplaatst de gebruiker de handgreep 36 in een door pijl PI aangegeven richting (zie fig. 2), waardoor de schijf 25 om de draai ïngsas 2 wordt verzwenkt. De bus 23 is met de randen 22 in aangrijping met de inwendige vertanding 24 en zal door het verzwenken van de schijf 25 in een door pijl P2 aangegeven richting worden 15 verplaatst, waardoor tevens de met de bus 23 verbonden spoel 28 wordt verplaatst. De spoel 28 is nu op een afstand A2 van de magneet 21 gelegen. Dit is weergegeven in het bovenste gedeelte van fig. 1. Bij een dergelijke onderlinge afstand A2 wordt door de roterende magneet een maximale stroom in de spoel 28 opgewekt die vervolgens via de draden 32, 33 aan een 20 elektrische voorziening op het rijwiel wordt toegevoerd. Deze elektrische voorziening kan bijvoorbeeld een lamp zijn maar ook een kilometerteller of dergelijke. Het is ook mogelijk om de handel 36 slechts tot de eerste stand te verplaatsen waarbij de onderlinge afstand tussen de spoel 28 en de magneet 21 gelijk is aan Al. Hierbij wordt door de spoel de helft van 25 de maximale stroom afgegeven.

Het is uiteraard ook mogelijk om de spoel in een van de daartussen gelegen standen met de magneet te laten samenwerken.

Het is ook mogelijk om de magneet te bevestigen aan de bus 18 waarbij door het in de door pijl P2 aangegeven richting 30 verplaatsen van de spoel 28 de spoel 28 over een groter of kleiner gedeelte tegenover de magneet 21 is gelegen. Ook op deze wijze is een regeling van de door de spoel 28 afgegeven stroom te realiseren.

Het is ook mogelijk om de inrichting zodanig uit te voeren dat in een eerste stand de magneet en de spoel gezamenlijk om de 35 draaiÏngsas roteren en in een tweede stand de spoel ten opzichte van de draai ïngsas wordt stilgezet en de magneet ten opzichte van de spoel wordt geroteerd. In de eerste stand wordt geen elektrische energie opgewekt en in de tweede stand wel.

1003629.

Claims (5)

1. Inrichting voorzien van een om een draaiingsas roteerbaar wiel en een met behulp van het wiel aandrijfbare dynamo, die een spoel en een magneet omvat, met het kenmerk, dat de magneet ten 5 opzichte van de spoel roteerbaar is om de draaiingsas, waarbij de onderlinge positie van de magneet en de spoel instelbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ringvormige magneet met het wiel is verbonden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 10 dat de spoel in een evenwijdig aan de draaiingsas gelegen richting van de magneet af en naar de magneet toe verplaatsbaar is.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de spoel is verbonden met een van opstaande randdelen voorziene bus, welke randdelen in aangrijping zijn met een van inwendige schroefdraad voorziene, 15 om de draaiingsas zwenkbare schijf.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de spoel en de magneet ten opzichte van elkaar fixeerbaar zijn. 1003629.