NL1003527C2 - Catheter. - Google Patents
Catheter. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1003527C2 NL1003527C2 NL1003527A NL1003527A NL1003527C2 NL 1003527 C2 NL1003527 C2 NL 1003527C2 NL 1003527 A NL1003527 A NL 1003527A NL 1003527 A NL1003527 A NL 1003527A NL 1003527 C2 NL1003527 C2 NL 1003527C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- balloon
- channel
- recanalization
- catheter
- hose
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61N—ELECTROTHERAPY; MAGNETOTHERAPY; RADIATION THERAPY; ULTRASOUND THERAPY
- A61N5/00—Radiation therapy
- A61N5/10—X-ray therapy; Gamma-ray therapy; Particle-irradiation therapy
- A61N5/1001—X-ray therapy; Gamma-ray therapy; Particle-irradiation therapy using radiation sources introduced into or applied onto the body; brachytherapy
- A61N5/1002—Intraluminal radiation therapy
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61M—DEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
- A61M25/00—Catheters; Hollow probes
- A61M25/10—Balloon catheters
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61M—DEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
- A61M25/00—Catheters; Hollow probes
- A61M25/10—Balloon catheters
- A61M25/1011—Multiple balloon catheters
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61M—DEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
- A61M25/00—Catheters; Hollow probes
- A61M25/10—Balloon catheters
- A61M25/1011—Multiple balloon catheters
- A61M2025/1013—Multiple balloon catheters with concentrically mounted balloons, e.g. being independently inflatable
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61N—ELECTROTHERAPY; MAGNETOTHERAPY; RADIATION THERAPY; ULTRASOUND THERAPY
- A61N5/00—Radiation therapy
- A61N5/10—X-ray therapy; Gamma-ray therapy; Particle-irradiation therapy
- A61N5/1001—X-ray therapy; Gamma-ray therapy; Particle-irradiation therapy using radiation sources introduced into or applied onto the body; brachytherapy
- A61N5/1002—Intraluminal radiation therapy
- A61N2005/1003—Intraluminal radiation therapy having means for centering a radioactive source within the lumen, e.g. balloons
Landscapes
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Heart & Thoracic Surgery (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Biomedical Technology (AREA)
- Animal Behavior & Ethology (AREA)
- Veterinary Medicine (AREA)
- Public Health (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Pulmonology (AREA)
- Hematology (AREA)
- Anesthesiology (AREA)
- Biophysics (AREA)
- Child & Adolescent Psychology (AREA)
- Pathology (AREA)
- Nuclear Medicine, Radiotherapy & Molecular Imaging (AREA)
- Radiology & Medical Imaging (AREA)
- Radiation-Therapy Devices (AREA)
- Media Introduction/Drainage Providing Device (AREA)
- Materials For Medical Uses (AREA)
Description
Titel: Catheter
De uitvinding heeft betrekking op een catheter voorzien van een langgerekte slang met een eerste kanaal voor het geleiden van een radio-actief element en een tweede kanaal voor het doorvoeren van een leidraad voor de catheter, 5 waarbij de langgerekte slang nabij zijn distale uiteinde aan zijn buitenomtrek is voorzien van tijdelijk activeerbare centreermiddelen.
Een dergelijke uit EP-A-0 688 580 bekende catheter is bedoeld voor gebruik na een rekanalisatiebehandeling, 10 waarbij een nagenoeg dichtgeslibd bloedvat (bij voorbeeld als gevolg van afzetting van zogenaamde plaque in het lumen van het bloedvat) wordt opgerekt door middel van een uitzetbaar element, zoals een met een fluïdum opblaasbare rekanalisatieballon, bevestigd bij het distale uiteinde van 15 een langgerekte catheter-slang teneinde het bloed weer in hoofdzaak ongehinderd door het opgerekte bloedvat te laten stromen.
Vaak blijkt na relatief korte tijd een nieuwe rekanalisatiebehandeling nodig te zijn, omdat er zich weer een 20 vernauwing in het bloedvat vormt of reeds heeft gevormd. Die vernauwing kan een gevolg zijn van zich op de opgerekte plaats ontwikkelend weefsel (bekend als neo-intima proliferatie), waarschijnlijk doordat de wand van het bloedvat door het oprekken wordt beschadigd. Deze vorming 25 van weefsel in sterke mate is te voorkomen althans te verminderen, wanneer tijdens of kort na de rekanalisatiebehandeling het betreffende bloedvatweefsel wordt bestraald met ioniserende straling, in het bijzonder β en/of γ straling.
30 Voor een dergelijke behandeling kan de uit EP-A- 0 688 580 bekende catheter worden gebruikt. De stralingsintensiteit van het ingebrachte radio-actieve element neemt sterk af met de afstand. Teneinde de dosis straling niet te hoog (beschadiging vatwand) of te laag (niet de gewenste 1 0 0 3 5 27 2 vermindering van zich op de opgerekte plaats ontwikkelend weefsel) te laten zijn, is het van belang het radio-actieve element nauwkeurig in het bloedvat te centreren. Dit geschiedt bij de bekende catheter door middel van centreer-5 middelen in de vorm van een op te blazen ballon die door insnoermiddelen in een aantal ballondelen wordt onderverdeeld. De insnoermiddelen zijn dusdanig bemeten, dat de diverse ballondelen met elkaar communiceren.
Bij een dergelijke behandeling moet derhalve eerst de 10 rekanalisatiecatheter tot de gewenste plaats worden ingevoerd en na het uitvoeren van de rekanalisatiebehande-ling worden verwijderd en vervangen door de catheter voor het geleiden van het radio-actieve element, waarbij er uiteraard veel zorg aan moet worden besteed dat dat radio-15 actieve element nauwkeurig op de plaats van de eerdere rekanalisatiebehandeling kan worden geplaatst. Al met al een omslachtige en tijdrovende methode die uiterst secuur moet worden uitgevoerd, terwijl het, ook uit het oogpunt van de patiënt die de behandeling moet ondergaan, de voorkeur 20 verdient zo snel en efficiënt mogelijk te kunnen werken.
Doel van de uitvinding is dan ook een zodanig instrument te ontwerpen dat de behandeling in korte tijd met zo min mogelijk handelingen effectief en betrouwbaar is uit te voeren.
25 Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bij een catheter van de in de aanhef omschreven soort bereikt, doordat de centreermiddelen zijn omgeven door een rekanalisatieballon die door een via een derde kanaal aangevoerd fluïdum opblaasbaar is tot een langgerekt lichaam, en doordat de 30 centreermiddelen activeerbaar zijn binnen de rekanalisatieballon. Door deze maatregelen zijn de rekanalisatiebehandeling en de bestralingsbehandeling van het opgerekte bloed-vatgebied met één en dezelfde catheter uit te voeren, dat wil zeggen snel en zonder tijdverlies omdat een verwijde-35 rings- en een inbrenghandeling van een catheter worden uitgespaard, hetgeen ook door de patiënt bijzonder op prijs zal worden gesteld. Bovendien heeft het niet hoeven wisselen 1003527 3 van catheter het bijzondere, extra voordeel dat de centreer-middelen zich automatisch nauwkeurig op de juiste, gewenste plaats bevinden, zodat tevens aanvullend een waarborg is verkregen dat de bestraling steeds zowel op de juiste plaacs 5 als op de juiste wijze wordt uitgevoerd.
Het activeren van de centreermiddelen kan daarbij geschieden zowel tegelijk met en door het opblazen van de rekanalisatieballon alswel onafhankelijk daarvan, meer in het bijzonder na het uitvoeren van de rekanalisatiebehande-10 ling.
Het tegelijk met het opblazen van de rekanalisatieballon activeren van de centreermiddelen kan automatisch geschieden als overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding de centreermiddelen enerzijds zijn 15 verbonden met de rekanalisatieballon en anderzijds met de slang, een en ander zodanig dat de slang in de rekanalisatieballon bij het opblazen daarvan wordt gecentreerd. De centreermiddelen kunnen hierbij bestaan uit bij voorbeeld een aantal ringvormige delen uit dun kunststof materiaal, 20 die voor het invoeren van de catheter tezamen met de rekanalisatieballon compact om de slang zijn te leggen en door het opblazen van de rekanalisatieballon in een zich dwars op de slang uitstrekkende stand komen om aldus de slang ten opzichte van de rekanalisatieballon te centreren. 25 Ook kunnen de centreermiddelen draadvormige delen zijn die zich in de opgeblazen stand van de rekanalisatieballon radiaal ten opzichte van de slang uitstrekken.
Overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding verdient het evenwel de voorkeur, dat de centreermiddelen 30 opblaasbare ballonmiddelen omvatten, die door via het derde kanaal aangevoerd fluïdum opblaasbaar zijn, waarbij de ballonmiddelen een aantal ballonnen omvatten die het zich tussen de ballonnen uitstrekkende deel van het eerste kanaal centreren ten opzichte van de rekanalisatieballon.
35 Wordt er de voorkeur aan gegeven dat de centreermidde len onafhankelijk van de rekanalisatieballon kunnen worden geactiveerd, bij voorbeeld nadat de rekanalisatiebehandeling 1 0 0 3 5 27 4 is voltooid, dan wordt er overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding een voorkeur voor uitgesproken, dat de centreermiddelen opblaasbare ballonmiddelen omvatten, die door via tenminste een vierde, in de slang aangebracht 5 kanaal aangevoerd fluïdum opblaasbaar zijn, waarbij de ballonmiddelen een aantal ballonnen omvatten die het zich tussen de ballonnen uitstrekkende deel van het eerste kanaal centreren ten opzichte van de buitenomtrek van de rekanali-satieballon. De centreerballonnen kunnen bestaan uit een 10 aantal achter elkaar langs de slang aangebrachte ballonnen of uit een aantal langwerpige ballonnen, die in radiale richting rond de slang naast elkaar liggen.
Het gebruiken van dezelfde catheter voor zowel de rekanalisatiebehandeling als de bestralingsbehandeling heeft 15 een langere continue verblijfstijd van de catheter op de behandelingsplaats tot gevolg dan het geval is bij het gebruiken van twee achtereenvolgens in te voeren catheters. In verband hiermee wordt er overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding een voorkeur voor 20 uitgesproken, dat een verder kanaal aanwezig is dat zich vanaf een distale plaats voorbij de rekanalisatieballon en de centreermiddelen uitstrekt tot voorbij het proximale einde van de rekanalisatieballon en de centreermiddelen en aan weerszijden van de rekanalisatieballon en de centreer-25 middelen is voorzien van ten minste een verbindingsopening met de omgeving. Door deze maatregelen kan de stroming van het bloed door het behandelde bloedvat in verregaande mate ongestoord blijven, hetgeen bijzondere maatregelen dienaangaande veelal overbodig maakt. Dit effect is op bijzonder 30 voordeelbiedende wijze te realiseren, als overeenkomstig een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding het verdere kanaal samenvalt met het tweede kanaal, waarbij de leidraad vanaf het distale einde van het tweede kanaal daarin verder terug trekbaar is dan de proximale 35 verbindingsopening of -openingen. Aldus wordt op voordeelbiedende wijze gebruik gemaakt van het aanwezige kanaal voor de leidraad, hetgeen zonder meer mogelijk is omdat de 1 0 0 3 5 27 5 leidraad na het op zijn plaats brengen van de catheter geen actieve functie meer heeft te verrichten en zonder problemen tot in een wachtstand kan worden teruggetrokken.
Onder verwijzing naar schematisch in de tekening 5 weergegeven uitvoeringsvoorbeelden zal de catheter volgens de uitvinding thans nader worden toegelicht. Daarbij toont:
Fig. 1 een eerste uitvoeringsvorm van de catheter volgens de uitvinding in langsdoorsnede;
Fig. 2 op vergrote schaal een doorsnede volgens de lijn 10 II-II in Fig. 1;
Fig. 3 een tweede uitvoeringsvorm van de catheter volgens de uitvinding in langsdoorsnede;
Fig. 4 op vergrote schaal een doorsnede volgens de lijn IV-IV in Fig. 3; 15 Fig. 5 op de wijze van Fig. 2 en 4 een derde uitvoeringsvorm van de catheter volgens de uitvinding; en
Fig. 6 in dwarsdoorsnede een vierde uitvoeringsvoor-beeld van een catheter volgens de uitvinding.
In Fig. 1 en 2 is een catheter 1 weergegeven die 20 voorzien is van een slang 2 met een eerste kanaal 3, een tweede kanaal 4, een derde kanaal 5 en een vierde kanaal 6. Op de slang 2 zijn vast en afgedicht achter elkaar aangebrachte opblaasbare centreerballonnen 7 aangebracht die omhuld worden door een eveneens opblaasbare rekanalisatie-25 ballon 8 waarvan de uiteinden eveneens vast en afgedicht aan de slang 2 zijn bevestigd.
Het eerste kanaal 3 is bestemd voor het geleiden van een verder niet weergegeven radio-actief element met een in het algemeen langgerekte vorm, waarbij de lengte van het 30 radio-actieve element is afgestemd op de lengte van het te bestralen, voordien aan de rekanalisatiebehandeling onderworpen bloedvatdeel en de dwarsdoorsnede van het radioactieve element is afgestemd op de dwarsdoorsnede van het eerste kanaal 3, een en ander zodanig dat het radio-actieve 35 element schuifbaar geleid door het eerste kanaal 3 naar en van de bestralingspositie is te verplaatsen. Daartoe kan het radio-actieve element zijn bevestigd aan het uiteinde van 1 003 527 6 een eveneens door het eerste kanaal 3 te verschuiven transportdraad. Het eerste kanaal 3 heeft een gesloten distaai uiteinde, dat dienst kan doen als stuitvlak voor het nauwkeurig positioneren van het radio-actieve element.
5 Het tweede kanaal 4 is bestemd voor het opnemen en doorvoeren van een verder niet-getoonde maar algemeen bekende leidraad die bij het inbrengen van de catheter 1 als eerste in en door het bloedvat wordt gestoken en waarover-heen de catheter wordt nageschoven. In dit verband wordt 10 opgemerkt dat voor het inbrengen van een balloncatheter in een bloedvat verschillende technieken bekend zijn. Als eerste techniek kan genoemd worden de zgn. vaste-draad-techniek (fixed-wire system) ook wel aangeduid als "on-the-wire" system. Een tweede techniek is de zgn. "over-the-wire" 15 techniek, waarbij de balloncatheter over de leidraad geschoven en verschoven kan worden. Volgens een derde techniek wordt gebruik gemaakt van een balloncatheter waarvan een relatief kort segment is voorzien van een kanaal met een ingang en een uitgang, waarbij de leidraad zich door 20 dit kanaal uitstrekt, zodat de catheter langs de leidraad geschoven kan worden. Deze laatste techniek wordt meestal aangeduid als het monorail-systeem. Dit monorail-systeem wordt ook bij voorkeur, doch niet strikt noodzakelijk, toegepast bij catheters volgens de onderhavige uitvinding.
25 In de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm maakt het kanaal 4 de catheter geschikt voor toepassing van de monorail-techniek. Het tweede kanaal 4 is voor en na de plaatsen waar de rekanalisatieballon 8 met de slang 2 is verbonden voorzien van openingen 9 die het tweede kanaal 4 verbinden 30 met de omgeving, dat wil zeggen bij een ingebrachte catheter met het inwendige van het behandelde bloedvat. Verder strekt het tweede kanaal 4 zich niet over de gehele lengte van de slang 2 uit, maar vanaf het distale einde van de slang 2, waar het tweede kanaal 4 in een open mond 10 eindigt, tot op 35 enige afstand voorbij de het verst van die open mond 10 gelegen openingen 9.
1 0 0 3 5 27 7
Het derde kanaal 5 (Fig. 2} is bestemd voor het toevoeren van fluïdum door gas en/of vloeistof aan de rekanalisatieballon 8. Daartoe zijn in het derde kanaal 5 binnen de rekanalisatieballon 8 doch buiten de centreerbal-5 lonnen 7 openingen in de wand van de slang 2 aanwezig.
Het vierde kanaal 6 (Fig. 2) is bestemd voor het toevoeren van fluïdum (d.w.z. gas en/of vloeistof) aan de centreerballonnen 7. Daartoe zijn binnen elke centreerballon openingen in de wand van de slang 2 aanwezig.
10 Voor het uitvoeren van een rekanalisatie- en bestra- lingsbehandeling wordt de leidraad door het tweede kanaal 4 lopend en met zijn distale uiteinde voorbij de open mond 10 reikend in het bloedvat gestoken en daarin op de gebruikelijke en bekende wijze in de richting van de te behandelen 15 bloedvatwand gestuurd. De catheter 1 wordt met niet opgeblazen ballonnen 7 en 8 door dezelfde opening als de leidraad in het bloedvat gestoken en volgt bij het verder schuiven de leidraad. Nadat aldus het distale einde van de catheter op de gewenste plaats is gebracht, kan desgewenst de leidraad 20 teruggetrokken worden tot voorbij de het verst van de open mond 10 afgelegen openingen 9, waardoor de bloedcirculatie door het bloedvat in verregaande mate ongestoord kan plaatsvinden. Tevens wordt via het derde kanaal 5 fluïdum toegevoerd voor het opblazen van de rekanalisatieballon 8 voor 25 het uitvoeren van de eerste fase van de behandeling: het oprekken van het bloedvat. Nadat deze is voltooid wordt het toegevoerde fluïdum weer afgevoerd via kanaal 5 en wordt fluïdum via het vierde kanaal 6 toegevoerd voor het opblazen van de centreerballonnen 7, waardoor, zoals uit Fig. 2 30 blijkt, de slang 2 zodanig in het bloedvat wordt gepositioneerd, dat de hartlijn van het eerste kanaal 3 gecentreerd in de centreerballonnen en zodoende ook in het bloedvat wordt gepositioneerd. De catheter 1 bevindt zich dan in de optimale bestralingsstand. Het bestralen wordt uitgevoerd 35 door het radio-actieve element door het eerste kanaal 3 te schuiven tot aanslag tegen het uiteinde van het eerste kanaal 3 en, na het de gewenste periode op die plaats houden .1 0 03 5 27 8 weer terugtrekken en uit het lichaam verwijderen van dat radio-actieve element. Tot slot kan na het laten leeglopen van de ballonnen de catheter weer worden verwijderd en is de behandeling voltooid.
5 In Fig. 3 en 4 is een catheter 11 weergegeven die voorzien is van een slang 12 met een eerste kanaal 13, een tweede kanaal 14 en een derde kanaal 15. Rond de slang 12 bij het distale uiteinde daarvan is een rekanalisatieballon 18 aangebracht, die zoals gebruikelijk een langgerekte vorm 10 heeft en bij zijn uiteinden vast en afdichtend met de slang 12 is verbonden. Tussen de slang 12 en de rekanalisatieballon 18 strekt zich een centreermiddel uit in de vorm van een schroeflijnvormig rond de slang 12 lopende strook 17 uit een dun flexibel materiaal. De breedte van de strook 17 komt 15 overeen met de afstand tussen de slang 18 en de rekanalisatieballon 18 in opgeblazen toestand. De strook 17 is bevestigd aan zowel de slang 12 als de rekanalisatieballon 18.
Het eerste kanaal 13 is bestemd voor het geleiden van een verder niet weergegeven radio-actief element van soort-20 gelijk type zoals hierboven reeds besproken. Evenals het eerste kanaal 3 in Fig. 1 heeft het eerste kanaal 13 een gesloten distaai uiteinde, dat dienst kan doen als stuitvlak voor het nauwkeurig positioneren van het radio-actieve element. Het tweede kanaal 14 is bestemd voor het opnemen en 25 doorvoeren van een verder niet-getoonde maar algemeen bekende leidraad. Het tweede kanaal 14 is voor en na de plaatsen waar de rekanalisatieballon 8 met de slang 2 is verbonden voorzien van openingen die het tweede kanaal 4 verbinden met de omgeving, dat wil zeggen bij een 30 ingebrachte catheter met het inwendige van het behandelde bloedvat. Bedoelde openingen bevinden zich in Fig. 3 achter het vlak van tekening en hebben eenzelfde functie als de openingen 9 in de catheter 1 volgens Fig. 1 en 2. Het derde kanaal 15 (Fig. 4) is bestemd voor het toevoeren van fluïdum 35 aan de rekanalisatieballon 18. Daartoe zijn in het derde kanaal 15 binnen de rekanalisatieballon 8 niet-weergegeven openingen in de wand van de slang 12 aanwezig. Gezien het 1 0 0 3 5 27 9 feit dat de strook 17 zich schroeflijnvormig rond de slang 12 uitstrekt, zou in principe met een opening kunnen worden volstaan. Uiteraard is het ook mogelijk meer dan één strook 17 aan te brengen, waarbij dan elke aldus gevormde schroef- 5 gang met fluïdum moet kunnen worden gevoed voor het op de gewenste manier kunnen uitvoeren van de rekanalisatiebehan-deling, hetgeen op soortgelijke wijze kan geschieden zoals hierboven besproken in verband met de catheter volgens Fig.
1 en 2. Daarbij zal de centreerfunctie van de centreerbal-10 lonnen 7 bij catheter 1, bij catheter 11 worden overgenomen door de strook 17 die bij het opblazen van de rekanalisatie-ballon 18 de in Fig. 3 weergegeven, zich loodrecht op de slang 12 en de wand van de rekanalisatieballon 18 uitstrekkende, schroeflijnvormige stand gaat innemen en zodoende, 15 zoals getoond in Fig. 4, de hartlijn van het eerste kanaal 13 ten opzichte van de rekanalisatieballon 18 en dus de wand van het te behandelen bloedvat centreert.
Opgemerkt wordt, dat ingeval twee stroken 17 worden aangebracht binnen de rekanalisatieballon 18 alsmede gebruik 20 wordt gemaakt van een slang 2 zoals getoond in Fig. 1 en 2, waarbij de ene schroefgang binnen de rekanalisatieballon 18 wordt gevoed door het derde kanaal 5 en de andere schroefgang door het vierde kanaal 6 in de slang 2, het na de rekanalisatiebehandeling mogelijk is één der schroefgangen 25 van de fluïdumdruk te ontlasten of zelfs onder een lichte onderdruk te brengen, waardoor rond de buitenzijde van de rekanalisatieballon een schroeflijnvormige doorgang voor het circuleren van het bloed door het bloedvat wordt verkregen. Desgewenst kan afwisselend de ene en de andere schroefgang 30 die doorvoerfunctie vervullen.
In fig. 5 is in dwarsdoorsnede een catheter 21 weergegeven die in hoofdzaak gelijk is aan die volgens Fig. 3 en 4, hetgeen uit de gelijke verwijzingscijfers moge blijken. Afwijkend is dat de strook 17 bij deze uitvoeringsvorm is 35 vervangen door draadvormige elementen 27 die enerzijds met de slang 12 en anderzijds met de rekanalisatieballon 18 zijn verbonden. Bij het opblazen van de rekanalisatieballon 18 1 0 0 3 5 27 10 zullen de draadvormige elementen 27 de hartlijn van het eerste kanaal 13 centreren ten opzichte van de rekanalisa-tieballon 18 en zodoende de te behandelen bloedvatwand.
Fig. 6 toont schematisch in dwarsdoorsnede een uitvoe-5 ringsvoorbeeld van een catheter volgens de uitvinding waarbij de centreermiddelen evenals in de uitvoeringsvorm van fig. 1 een aantal ballonnen omvatten. De centreerballonnen van de in fig. 6 getoonde uitvoeringsvorm zijn echter niet in de lengterichting van de catheter achter elkaar aange-10 bracht, zoals in fig. 1 doch zijn radiaal verdeeld rondom de centrale slang 30 aangebracht. Fig. 6 toont zes centreerballonnen 32 t/m 37 die binnen een rekanalisatieballon 31 zijn aangebracht rondom de centrale slang 30. De centreerballonnen hebben een langwerpige vorm met een lengte die even 15 groot is als die van de rekanalisatieballon of tenminste een aanzienlijk deel daarvan beslaat. In het getoonde voorbeeld kunnen de langwerpige centreerballonnen opgeblazen worden via de kanalen 5 en 6, die hiertoe van dwarsboringen 5a, 5b, 5c respectievelijk 6a, 6b, 6c zijn voorzien. De langwerpige 20 ballonnen liggen radiaal rond de slang 2. Daar echter het voor de geleiding van het radio-actieve element dienende kanaal 3 niet gecentreerd in de slang ligt, varieert de diameter van de langwerpige ballonnen, naarmate deze zich dichterbij of verder van het kanaal 3 bevinden, zodat de 25 centreerballonnen in opgeblazen toestand nauwkeurig het kanaal 3 centreren ten opzichte van de tegen de bloedvatwand liggende rekanalisatieballon 31. Opgemerkt wordt, dat elke langwerpige ballon een combinatie van een aantal achter elkaar gelegen ballonnen zou kunnen zijn.
30 Het spreekt voor zich, dat er binnen het kader van de uitvinding zoals neergelegd in de bijgaande conclusies, nog vele wijzigingen en varianten mogelijk zijn. Zo zou het eerste kanaal tevens gebruikt kunnen worden voor het toevoeren van fluïdum aan de ballonnen, zodat het derde 35 en/of vierde kanaal zouden kunnen komen te vervallen.
Hierbij kan worden bedacht, dat het eerste kanaal tijdens de rekanalisatiebehandeling niet wordt gebruikt, zodat dit dan 1 0 0 3 5 27 11 ter beschikking staat voor het toevoeren van fluïdum onder druk aan de rekanalisatieballon. Wordt geen overdruk in het eerste kanaal gewenst tijdens het transporteren van het radio-actieve element dan dient in de uitvoering met de 5 centreerballonnen of de dubbele schroefgang een apart kanaal aanwezig te zijn voor het bedienen van de centreermiddelen. Ook zou het eerste kanaal gebruikt kunnen worden voor de leidraad, omdat leidraad en radio-actief element niet gelijktijdig worden gebruikt. Deze mogelijkheid verdient 10 echter minder de voorkeur omdat het eerste kanaal dan aan zijn distale uiteinde open moet zijn en het radio-actieve element in contact kan komen met bloed.
Voorts kan, afhankelijk van de beoogde toepassing van de catheter het tweede kanaal 4 of 14 zich uitsluitend in 15 het voorste einde van de catheter, d.w.z. tussen de ballon-middelen en het distale einde bevinden. Deze en soortgelijke modificaties liggen voor de deskundige voor de hand.
1 0 0 3 5 27
Claims (17)
1. Catheter omvattend een langgerekte slang met een eerste kanaal voor het geleiden van een radio-actief element en een 5 tweede kanaal voor het doorvoeren van een leidraad voor de catheter, waarbij de langgerekte slang nabij zijn distale uiteinde aan zijn buitenomtrek is voorzien van tijdelijk activeerbare centreermiddelen, met het kenmerk, dat de centreermiddelen zijn omgeven door een rekanalisatieballon 10 die door een via een derde kanaal aangevoerd fluïdum opblaasbaar is tot een langgerekt lichaam, en dat de centreermiddelen activeerbaar zijn binnen de rekanalisatieballon .
2. Catheter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 15 centreermiddelen door het opblazen van de rekanalisatieballon worden geactiveerd.
3. Catheter volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de centreermiddelen enerzijds zijn verbonden met de rekanalisatieballon en anderzijds met de slang, een en ander zodanig 20 dat de slang in de rekanalisatieballon bij het opblazen daarvan wordt gecentreerd.
4. Catheter volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de centreermiddelen opblaasbare ballonmiddelen omvatten, die door via het derde kanaal aangevoerd fluïdum opblaasbaar 25 zijn, waarbij de ballonmiddelen een aantal ballonnen omvatten die het zich tussen de ballonnen uitstrekkende deel van het eerste kanaal centreren ten opzichte van de buitenomtrek van de rekanalisatieballon.
5. Catheter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 30 centreermiddelen onafhankelijk van het opblazen van de rekanalisatieballon activeerbaar zijn.
6. Catheter volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de centreermiddelen opblaasbare ballonmiddelen omvatten, die door via tenminste een vierde, in de slang aangebracht 35 kanaal aangevoerd fluïdum opblaasbaar zijn, waarbij de ballonmiddelen een aantal ballonnen omvatten die het zich tussen de eerste en laatste ballon uitstrekkende deel van 1 0 0 3 5 27 het eerste kanaal centreren ten opzichte van de buitenomtrek van de rekanalisatieballon.
7. Catheter volgens één der conclusies 4 t/m 6, met het kenmerk, dat de ballonmiddelen een aantal ballonnen 5 omvatten, die binnen de rekanalisatieballon in de lengterichting van de slang achter elkaar zijn aangebracht.
8. Catheter volgens één der conclusies 4 t/m 6, met het kenmerk, dat de ballonmiddelen een aantal langwerpige ballonnen omvatten, die naast elkaar met de lengte-as 10 evenwijdig aan die van de slang radiaal rondom de slang zijn aangebracht.
9. Catheter volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de langwerpige ballonnen een diameter hebben, die aangepast is aan de radiale positie van de desbetreffende ballon ten 15 opzichte van de slang.
10. Catheter volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de langwerpige ballonnen een lengte hebben die tenminste eer. aanzienlijk deel van de lengte van de rekanalisatieballon bedraagt.
11. Catheter volgens één der conclusies 7 t/m 10, met het kenmerk, dat één of meer langwerpige ballonnen zijn gevormd door een aantal achter elkaar geplaatste ballonnen.
12. Catheter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een verder kanaal aanwezig is dat zich vanaf 25 een distale plaats voorbij de rekanalisatieballon en de centreermiddelen uitstrekt tot voorbij het proximale einde van de rekanalisatieballon en de centreermiddelen en aan weerszijden van de rekanalisatieballon en de centreermiddelen is voorzien van ten minste een verbindingsopening met de 3 0 omgeving.
13. Catheter volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het verdere kanaal samenvalt met het tweede kanaal, waarbij de leidraad vanaf het distale einde van het tweede kanaal daarin verder terug trekbaar is dan de proximale verbin- 35 dingsopening of -openingen.
14. Catheter volgens één der conclusies 4 t/m 11, met het kenmerk, dat de ballonmiddelen bestaan uit een aantal onder- 1003527 ling onafhankelijke ballondelen die elk met de slang zijn verbonden en elk in verbinding staan met het derde kanaal.
15. Catheter volgens één der conclusies 4 t/m 11, met het kenmerk, dat de ballonmiddelen bestaan uit een aantal onder- 5 ling onafhankelijke ballondelen die elk met de slang zijn verbonden en elk in verbinding staan met het vierde kanaal.
16. Catheter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat als de hartlijn van het eerste kanaal niet samenvalt met de langshartlijn van de slang de centreer- 10 middelen zodanig zijn vormgegeven dat na het activeren daarvan de hartlijn van het eerste kanaal samenvalt met de langshartlijn van de centreermiddelen.
17. Catheter volgens één der conclusies 1 t/m 12, of 14 t/m 16, met het kenmerk, dat het tweede kanaal zich vanaf 15 een distale plaats voorbij de rekanalisatieballon uitstrekt tot aan of nabij het distale einde van de slang. 1 0 0 3 5 27
Priority Applications (7)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1003527A NL1003527C2 (nl) | 1996-07-05 | 1996-07-05 | Catheter. |
EP97929581A EP0959949B1 (en) | 1996-07-05 | 1997-07-04 | Catheter |
PCT/NL1997/000384 WO1998001183A1 (nl) | 1996-07-05 | 1997-07-04 | Catheter |
JP50508598A JP4170394B2 (ja) | 1996-07-05 | 1997-07-04 | カテーテル |
DE69726315T DE69726315T2 (de) | 1996-07-05 | 1997-07-04 | Katheter |
AT97929581T ATE254489T1 (de) | 1996-07-05 | 1997-07-04 | Katheter |
US09/051,414 US6572633B1 (en) | 1996-07-05 | 1997-07-04 | Catheter |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1003527 | 1996-07-05 | ||
NL1003527A NL1003527C2 (nl) | 1996-07-05 | 1996-07-05 | Catheter. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1003527C2 true NL1003527C2 (nl) | 1998-01-07 |
Family
ID=19763158
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1003527A NL1003527C2 (nl) | 1996-07-05 | 1996-07-05 | Catheter. |
Country Status (7)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US6572633B1 (nl) |
EP (1) | EP0959949B1 (nl) |
JP (1) | JP4170394B2 (nl) |
AT (1) | ATE254489T1 (nl) |
DE (1) | DE69726315T2 (nl) |
NL (1) | NL1003527C2 (nl) |
WO (1) | WO1998001183A1 (nl) |
Families Citing this family (14)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5797948A (en) * | 1996-10-03 | 1998-08-25 | Cordis Corporation | Centering balloon catheter |
US5851171A (en) * | 1997-11-04 | 1998-12-22 | Advanced Cardiovascular Systems, Inc. | Catheter assembly for centering a radiation source within a body lumen |
JP4705715B2 (ja) * | 2000-09-29 | 2011-06-22 | クリエートメディック株式会社 | バルーンカテーテル |
US6527739B1 (en) | 2000-12-29 | 2003-03-04 | Advanced Cardiovascular Systems, Inc. | Spiraled balloon arrangement for treatment of a tortuous vessel |
ATE337639T1 (de) | 2002-05-24 | 2006-09-15 | Velocity Magnetics Inc | Primärteil eines synchron-linear- permanentmagnetmotors |
DE60218038T2 (de) | 2002-09-27 | 2007-10-25 | Nucletron B.V. | Einrichtung zur Strahlenbehandlung von proliferativem Gewebe grenzend an eine Körperhöhle |
US7753926B1 (en) * | 2003-06-10 | 2010-07-13 | Abbott Cardiovascular Systems Inc. | Method and apparatus for treating vulnerable plaque |
DE602004023073D1 (de) * | 2004-07-20 | 2009-10-22 | Nucletron Bv | Einrichtung zur Strahlenbehandlung von proliferativem Gewebe grenzend an eine Körperhöhle |
US9358042B2 (en) * | 2013-03-13 | 2016-06-07 | The Spectranetics Corporation | Expandable member for perforation occlusion |
JP6341532B2 (ja) * | 2014-03-20 | 2018-06-13 | テルモ株式会社 | 生体管留置チューブ |
EP3125971A4 (en) | 2014-04-02 | 2018-10-24 | GC Medtech LLC | Internal body cavity therapeutic applicators and methods for using them |
US10499892B2 (en) | 2015-08-11 | 2019-12-10 | The Spectranetics Corporation | Temporary occlusion balloon devices and methods for preventing blood flow through a vascular perforation |
US10449336B2 (en) | 2015-08-11 | 2019-10-22 | The Spectranetics Corporation | Temporary occlusions balloon devices and methods for preventing blood flow through a vascular perforation |
EP3668416A1 (en) * | 2017-08-17 | 2020-06-24 | Koninklijke Philips N.V. | Temporary occlusion balloon devices, systems and methods for preventing flow through a vascular perforation |
Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4781681A (en) * | 1987-09-15 | 1988-11-01 | Gv Medical, Inc. | Inflatable tip for laser catheterization |
EP0330376A2 (en) * | 1988-02-23 | 1989-08-30 | C.R. Bard, Inc. | Cerebral balloon angioplasty system |
DE9102312U1 (de) * | 1991-02-27 | 1992-06-25 | Merkel, Volkmar, Dipl.-Ing. (FH), 8520 Erlangen | Vorrichtung zur Behandlung von Stenosen oder Wucherungen |
EP0567788A1 (en) * | 1992-04-02 | 1993-11-03 | Indiana University Foundation | Method and apparatus for intravascular drug delivery |
WO1995026681A1 (en) * | 1994-03-31 | 1995-10-12 | Liprie Samuel F | Device for treating constriction in a bodily conduit |
WO1996006654A1 (en) * | 1994-08-30 | 1996-03-07 | Teirstein Paul S | Irradiation catheter and method of use |
WO1996014898A1 (en) * | 1994-11-15 | 1996-05-23 | Omnitron International, Inc. | Method and apparatus for uniform radiation treatment of vascular lumens |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5279546A (en) * | 1990-06-27 | 1994-01-18 | Lake Region Manufacturing Company, Inc. | Thrombolysis catheter system |
US6196996B1 (en) * | 1993-07-15 | 2001-03-06 | Paul S. Teirstein | Irradiation catheter and method of use |
US5618266A (en) | 1994-03-31 | 1997-04-08 | Liprie; Samuel F. | Catheter for maneuvering radioactive source wire to site of treatment |
NL1003529C2 (nl) * | 1996-07-05 | 1998-01-07 | Optische Ind Oede Oude Delftoe | Catheter met centreermiddelen. |
-
1996
- 1996-07-05 NL NL1003527A patent/NL1003527C2/nl not_active IP Right Cessation
-
1997
- 1997-07-04 AT AT97929581T patent/ATE254489T1/de active
- 1997-07-04 US US09/051,414 patent/US6572633B1/en not_active Expired - Fee Related
- 1997-07-04 JP JP50508598A patent/JP4170394B2/ja not_active Expired - Fee Related
- 1997-07-04 EP EP97929581A patent/EP0959949B1/en not_active Expired - Lifetime
- 1997-07-04 DE DE69726315T patent/DE69726315T2/de not_active Expired - Lifetime
- 1997-07-04 WO PCT/NL1997/000384 patent/WO1998001183A1/nl active IP Right Grant
Patent Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4781681A (en) * | 1987-09-15 | 1988-11-01 | Gv Medical, Inc. | Inflatable tip for laser catheterization |
EP0330376A2 (en) * | 1988-02-23 | 1989-08-30 | C.R. Bard, Inc. | Cerebral balloon angioplasty system |
DE9102312U1 (de) * | 1991-02-27 | 1992-06-25 | Merkel, Volkmar, Dipl.-Ing. (FH), 8520 Erlangen | Vorrichtung zur Behandlung von Stenosen oder Wucherungen |
EP0567788A1 (en) * | 1992-04-02 | 1993-11-03 | Indiana University Foundation | Method and apparatus for intravascular drug delivery |
WO1995026681A1 (en) * | 1994-03-31 | 1995-10-12 | Liprie Samuel F | Device for treating constriction in a bodily conduit |
WO1996006654A1 (en) * | 1994-08-30 | 1996-03-07 | Teirstein Paul S | Irradiation catheter and method of use |
WO1996014898A1 (en) * | 1994-11-15 | 1996-05-23 | Omnitron International, Inc. | Method and apparatus for uniform radiation treatment of vascular lumens |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP0959949B1 (en) | 2003-11-19 |
DE69726315D1 (de) | 2003-12-24 |
DE69726315T2 (de) | 2004-09-09 |
ATE254489T1 (de) | 2003-12-15 |
WO1998001183A1 (nl) | 1998-01-15 |
EP0959949A1 (en) | 1999-12-01 |
JP4170394B2 (ja) | 2008-10-22 |
US6572633B1 (en) | 2003-06-03 |
JP2000514325A (ja) | 2000-10-31 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1003527C2 (nl) | Catheter. | |
NL1003529C2 (nl) | Catheter met centreermiddelen. | |
JP2636504B2 (ja) | 注入内腔を有する拡大カテーテル | |
US4988356A (en) | Catheter and guidewire exchange system | |
US5409458A (en) | Grooved balloon for dilatation catheter | |
US5370617A (en) | Blood perfusion balloon catheter | |
EP0829271B1 (en) | Dilatation/centering catheter | |
US5836957A (en) | Large volume atherectomy device | |
JP3560691B2 (ja) | 体管の一部を電離放射線によって処置するための医療器具 | |
US5938582A (en) | Radiation delivery centering catheter | |
CA1328791C (en) | Catheter and guidewire exchange system | |
US4798586A (en) | Method and apparatus for aiding dilatation catheterization | |
EP0773810B1 (en) | Telescoping catheter | |
EP0770405B1 (en) | An infusion catheter | |
US6527692B1 (en) | Radiation catheters optimized for stepped delivery technique | |
US5531690A (en) | Rapid exchange catheter | |
AU698703B2 (en) | Method and apparatus for treating vascular tissue following angioplasty to minimize restenosis | |
US20030040769A1 (en) | Single lumen rapid-exchange catheter | |
EP0266957A2 (en) | Two balloons angiplasty catheter | |
US6966890B2 (en) | Convertible balloon catheter and manufacture thereof | |
WO1999020324A1 (en) | Helical spiral balloon catheter | |
US20060135983A1 (en) | Catheter with tapered end balloon | |
NL9400089A (nl) | Catheter met ballon. | |
EP0834333B1 (en) | Centering balloon catheter | |
US20040176792A1 (en) | Device and method for advancing a wire |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
AD1B | A search report has been drawn up | ||
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20130201 |