NL1003245C2 - Inrichting voor het vormen van een langwerpige overkapping alsmede werkwijze en inrichting voor het oprichten daarvan. - Google Patents

Description

Inrichting voor het vormen van een langwerpige overkapping alsmede werkwijze en inrichting voor het oprichten daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het 5 vormen van een langwerpige overkapping. De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het oprichten daarvan.

Bij het uitvoeren van werkzaamheden aan bijvoorbeeld wegen, spoorwegen, bruggen en dergelijke in de buitenlucht, is het veelal 10 wenselijk de werkzaamheden afgeschermd van de weersomstandigheden te kunnen uitvoeren. Het is daarom een doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een inrichting voor het vormen van een langwerpige overkapping waarmee over een grotere lengte, zoals bijvoorbeeld enkele tientallen tot honderden meters, een stabiele 15 overkapping kan worden gevormd. Het is een verder doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een inrichting waarbij een overkapping met een relatief grote doorsnede op snelle en bedrijfszekere wijze kan worden opgericht en weer afgebroken. Het is een verder doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een 20 langwerpige overkapping die in de gedemonteerde toestand weinig ruimte inneemt en gemakkelijk kan worden getransporteerd.

Hiertoe heeft de inrichting volgens de onderhavige uitvinding als kenmerkt dat deze omvat: een afdekfolie met twee langszijden, 25 - twee of meer flexibele buisvormige opblaasbare ophangelementen die zich dwars tussen de langszijden uitstrekken en die met bevesigingsorganen zijn bevestigd aan de afdekfolie, waarbij de opblaasbare ophangelementen aan ieder uiteinde zijn voorzien van een steunvoet, 30 - langs elke langszijde ten minste een steunelement dat is voorzien van bevestigingsorganen voor losneembare koppeling met een respectieve steunvoet van de opblaasbare ophangelementen, langs ten minste één langszijde een luchttoevoerkanaal, waarbij ieder opblaasbaar ophangelement is voorzien van een 35 luchttoevoeropening die is verbonden met het luchttoevoerkanaal.

Op verrassende wijze is gebleken dat door middel van de flexibele buisvormige opblaasbare ophangelementen, een zeer stabiele, windvaste en waterdichte overkapping kan worden gevormd. Doordat de i. ;n * . , V- ( ; * /- h 2 steunelementen de van een voetstuk voorziene uiteinden van de buisvormige ophangelementen fixeren, nemen deze bij opblazen daarvan automatisch een koepelvorm aan waardoor het afdekfolie boogvormig wordt opgespannen. De breedte van de inrichting volgens de uitvinding 5 kan op zeer eenvoudige wijze worden gevarieerd door het dichter bij elkaar plaatsen of het verder uit elkaar plaatsen van de steunelementen.

Verder kan de overkapping volgens de uitvinding zeer snel worden opgericht door de steunvoeten van de ophangelementen in hun 10 niet-opgeblazen toestand te koppelen met de steunelementen en vervolgens groepsgewijs de ophangelementen op te blazen. Hierdoor kunnen afzonderlijke segmenten van de overkapping successievelijk worden opgericht totdat de gewenste lengte is bereikt.

Verder kan door keuze van de geschikte lengte van de 15 ophangelementen, de doorsnede van de overkapping op eenvoudige wijze worden aangepast aan de te verrichten werkzaamheden. Zo kan de overkapping bijvoorbeeld worden toegepast bij werkzaamheden in tunnels, aan wegen, spoorwegen of bruggen.

20 Tenslotte is de basis van de overkapping volgens de onderhavige uitvinding, die wordt gevormd door de steunelementen, zeer smal zodat de overkapping op een smalle strook, zoals bijvoorbeeld de vangrails van een weg, kan worden afgesteund.

Bij voorkeur zijn de opblaasbare ophangelementen aan hun 25 uiteinden luchtdicht afgesloten en zijn deze ieder voorzien van een afsluiter voor het openen en sluiten van de ontluchtingsopening. Na het opblazen van de ophangelementen, waarbij deze allen zijn verbonden met het luchttoevoerkanaal, wordt ieder ophangelement afgesloten, indien één element lek raakt, zal de constructie volgens 30 de uitvinding niet geheel leeg lopen maar blijft het lek beperkt tot een enkel ophangelement. Hierdoor is de inrichting zeer bedrijfszeker en blijft deze opgericht zelfs indien per ongeluk één of meerdere ophangelementen door werkzaamheden lek raken.

Bij voorkeur wordt de overkapping opgebouwd uit een aantal 35 afzonderlijke steunelementen die ieder een luchttoevoerkanaal omvatten met een lengte die in hoofdzaak overeenstemt met de lengte van de steunelementen. Deze luchttoevoerkanalen kunnen onderling losneembaar worden verbonden via een tussenliggende afsluiter. Ieder f u 0 Z 2 k 5 3 steunelement omvat bij voorkeur een aantal bevestigingsorganen, bijvoorbeeld een zestal, voor opname van de steunvoeten van de ophangelementen. Wanneer alle met één steunelement verbonden ophangelementen op druk zijn gebracht, kan een nieuw steunelement met 5 zijn luchttoevoerkanaal worden gekoppeld aan het steunelement met de reeds op druk gebrachte ophangelementen. Wanneer een nieuw aantal ophangelementen is bevestigd met het nieuw aangekoppelde steunelement, waarbij de luchttoevoeropeningen van de ophangelementen zijn gesloten, kan de afsluiter tussen het toevoerkanaal van het 10 reeds geplaatste steunelement en het nieuw geplaatste steunelement worden geopend. Door vervolgens successieve opening van de luchttoevoeropeningen van de nieuw geplaatste, nog niet opgeblazen ophangelementen, kunnen deze één voor één worden opgericht terwijl de lucht via bijvoorbeeld een compressor wordt toegevoerd via het 15 luchttoevoerkanaal van het eerst geplaatste steunelement. Op deze wijze kan de overkapping modulair worden opgebouwd uit in hoofdzaak gelijkvormig achter elkaar te plaatsen afdekfolies en een veelheid van onderling gelijkvormige steunelementen.

Bij voorkeur zijn de opblaasbare ophangelementen aan de 20 binnenzijde van de afdekfolie bevestigd door middel van cilindrische bevestigingskokers uit een foliemateriaal waardoor de ophangelementen zijn geleid. Bij het opblazen van de ophangelementen spannen deze de afdekfolie op. Doordat de bevestigingskokers kunnen glijden langs de ophangelementen, wordt een zeer windvaste constructie verkregen. Bij 25 onverwachte windstoten kan de folie langs de ophangelementen verschuiven en vervormen, zodat inscheuren daarvan wordt voorkomen. Wanneer de windbelasting afneemt, neemt de inrichting zijn oorspronkelijke vorm weer aan.

In de inrichting volgens de uitvinding kan een losneembare wand 30 worden bevestigd die een verplaatsbare wandophanging heeft. Hierbij wordt de wandophanging gevormd door een afzonderlijk opblaasbaar ophangelement dat door opblazing drukkend in contact met het inwendige van de afdekfolie kan worden gebracht of in contact met een opblaasbaar ophangelement van de afdekfolie. Door toepassing van een 35 wandophanging waarbij de lengte van het ophangelement iets groter is dan de lengte van de ophangelementen waaraan de folie is bevestigd, kan de wand klemmend in aanraking worden gebracht met de binnenomtrek van de overkapping. Wanden ter isolatie van bijvoorbeeld geluid, stof ! C 0 3 2 4 5 4 en dergelijke kunnen op deze wijze worden aangebracht in de overkapping om afzonderlijke compartimenten te vormen waarin verschillende werkzaamheden kunnen worden verricht. De wand kan zijn voorzien van een verschuifbare of opklapbare deur.

5 De opblaasbare ophangelementen hebben bij voorkeur een lengte van ten minste 4,5 meter en bij voorkeur ten minste 10 meter. De opblaasbare ophangelementen hebben een diameter van ten minste 5 centimeter, bij voorkeur ten minste 10 centimeter en kunnen op zeer voordelige wijze worden gevormd uit brandweerslangen. Dergelijke 10 slangen zijn zeer flexibel en kunnen een grote druk weerstaan, bijvoorbeeld drukken tussen 3 bar en 7 bar. Bij dergelijke drukken richten de slangen zich op tot zeer vormvaste constructies indien bevestigd aan hun eindpunten.

Een werkwijze voor het oprichten van de overkapping omvat de 15 stappen van a. parallelle plaatsing van een eerste tweetal steunelementen op een voorbepaalde onderlinge afstand, b. koppeling van de bevestigingsorganen van reeds aan een afdekfolie bevestigde ophangelementen, waarvan het aantal 20 overeenstemt met het aantal bevestigingsorganen van een steunelement, in hun niet-opgeblazen toestand, aan de steunelementen, waarbij de afsluiters van de ophangelementen zich in hun gesloten toestand bevinden, c. het opblazen van de ophangelementen, door opening van de 25 afsluiter van het luchttoevoerkanaal en van de afsluiters van de ophangelementen, d. koppeling van het luchttoevoerkanaal van een tweede paar steunelementen met het luchttoevoerkanaal van het eerste paar steunelementen, 30 e. herhaling van stappen b, c en d totdat een overkapping met een gewenste lengte is bereikt, en bij voorkeur f. afsluiten van de luchttoevoeropeningen van de opgeblazen ophangelementen.

Door het successievelijk opblazen van segmenten van de 35 overkapping, waarbij ieder segment bijvoorbeeld zes ophangelementen omvat en ieder steunelement eveneens zes bevestigingsorganen heeft, kan met een compressor met een relatief laag vermogen een zeer grote overkapping worden opgericht. Hierbij dienen de reeds opgeblazen -*· / r

·.· » h vJ

5 delen als een buffer en dient steeds slechts een afzonderlijk segment te worden opgeblazen. Het nieuw aangekoppelde segment kan weer stapsgewijs worden opgeblazen indien gewenst, door successieve opening van de afsluiters van de ophangelementen.

5 De overkapping volgens de uitvinding kan op een zeer eenvoudige wijze worden opgericht door middel van een verrijdbare ondersteuning waarop een aantal folielagen met daarin de niet-opgeblazen ophangelementen zijn gelegen. Hierbij worden de folielagen ondersteund door een in hoogte verstelbare verticale arm en twee 10 scharnierbaar met de verticale arm verbonden zijarmen. In de transportstand bevindt de verticale arm zich in zijn laagste positie en zijn de zijarmen parallel aan de verticale arm gelegen. Bij plaatsing van de folielagen wordt de verticale arm naar boven bewogen waarbij de zijarmen zich zijwaarts naar een horizontale toestand 15 uitstrekken. Hierdoor worden de folielagen zijwaarts gestrekt zodat deze de ruimte tussen de steunelementen overbruggen en daar makkelijk mee kunnen worden verbonden.

Een uitvoeringsvorm van een overkapping volgens de uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening. 20 In de tekening toont:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een doorwerkvoorziening omvattende een inrichting volgens de uitvinding,

Figuur 2 een deel van twee gekoppelde steunelementen met daaraan verbonden de steunvoet van een tweetal ophangelementen, 25 Figuur 3 een vooraanzicht van een inrichting voor plaatsing van de overkapping volgens de uitvinding,

Figuur 4 een vooraanzicht van een verplaatsbare wand opgenomen in de inrichting volgens de uitvinding en

Figuur 5 een doorsnede langs de lijn V-V in figuur 4.

30 Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een doorwerkinrichting omvattende een overkapping 1 volgens de onderhavige uitvinding. De overkapping 1 is aangebracht over een wegdekgedeelte waaraan werkzaamheden worden verricht. Een afdekfolie 3 is bevestigd aan ophangelementen 5 die met hun uiteinden zijn 35 gekoppeld aan steunelementen 7, 7' en 9, 9’. De steunelementen zijn aan weerszijden van het wegdek gelegen en kunnen bijvoorbeeld zijn afgesteund op het wegdek zelf of op de langs het wegdek gelegen vangrails. Hierbij zijn de langszijden 15, 15' van de folie 3 .0 C 3 2 4 5 6 parallel aan de langsrijden van het wegdek. De opblaasbare ophangelementen 5 zijn aan hun onderzijden voorzien van een steunvoet 19 die is gekoppeld met de steunelementen 7, 7', 9 en 9'. De afdekfolie 3 is via cilindrische bevestigingskokers of -hoezen 13, 5 13' met zijn binnenzijde bevestigd aan de ophangelementen 5.

Met behulp van een generator 11 zijn de ophangelementen 5 op een druk gebracht tussen 3 en 7 bar, bij voorkeur rond 5 bar. De afstand tussen de steunelementen 7, 7' en 9, 9' bedraagt bijvoorbeeld 8 meter, terwijl de maximale hoogte van de overkapping 1 bijvoorbeeld 10 6 meter bedraagt. De overkapping is modulair uitgevoerd en bestaat uit een aantal achter elkaar geplaatste steunelementen 7, 9 en 7', 9' en kan in lengte variëren tussen bijvoorbeeld 6 meter en enkele honderden meters.

In figuur 2 zijn een tweetal onderling verbonden steunelementen 15 7, 9 getoond. Ieder steunelement omvat een koker met bijvoorbeeld een lengte van ongeveer 4 meter, voorzien van een zestal bevestigingsorganen in de vorm van bussen 16 die op een onderlinge afstand van bijvoorbeeld 64 centimeter zijn geplaatst. De steunvoeten 19 van de ophangelementen, die bij voorkeur zijn gevormd uit een 20 brandweerslang 29, zijn opgenomen in de bussen 16. Een luchttoevoeropening 27 in de steunvoet 19 is via een koppelingsslang 22 verbonden met een luchttoevoerkanaal 21. Het luchttoevoerkanaal 21 is in het inwendige van de koker 17 opgenomen, welke koker bijvoorbeeld een rechthoekige dwarsdoorsnede heeft met een 25 oppervlakte van 10 bij 10 centimeter, via een koppelingsslang 23 is het luchttoevoerkanaal 21 ' van koker 9 verbonden met het luchttoevoerkanaal 21. Via een afsluiter 25 kan de luchttoevoer naar het luchttoevoerkanaal 21' worden onderbroken. Iedere brandweerslang 29 is via een afzonderlijke koppelingsslang 22 verbonden met het 30 luchttoevoerkanaal 21.

Wanneer de doorwerkvoorziening 1 wordt opgericht, zullen eerst steunelementen 7 en 7' aan weerszijden van het wegdek worden geplaatst. Vervolgens worden de steunvoeten 19 van de ophangelementen 5 in de bussen 16 geplaatst terwijl de ophangelementen zich in een 35 niet-opgeblazen toestand bevinden. De afsluiter 25 is in dit geval gesloten. Vervolgens worden bijvoorbeeld door successieve opening van * de afsluiters 26 van de ophangelementen, deze één voor één met lucht gevuld. Nadat het laatste ophangelement gevuld is, wordt het ' i . · '· t

1 . V

7 luchttoevoerkanaal 21 verbonden met het luchttoevoerkanaal 21' van het volgende steunelement 9. Hierbij zijn de afsluiters 26' van de ophangelementen die met het steunelement 9 zijn verbonden gesloten. Vervolgens wordt de afsluiter 25' geopend zodat perslucht wordt 5 toegevoerd aan het luchttoevoerkanaal 21'. Door successieve opening van de afsluiters 26' worden de ophangelementen 5' die zijn verbonden met het steunelement 9 één voor één op druk gebracht.

De brandweerslang 29 die bijvoorbeeld een diameter heeft van ongeveer 12,5 cm, is via klemkoppelingen 31 verbonden met de 10 steunvoet 19.

Door de zeer smalle basis van de overkapping volgens de onderhavige uitvinding, bijvoorbeeld met een dwarsdoorsnede van de steunelementen van 10 maal 10 centimeter, kan de overkapping volgens de onderhavige uitvinding op een zeer smal oppervlak worden 15 aangebracht. Hierdoor blijft de beschikbare ruimte binnen de overkapping maximaal, en kan deze op anders moeilijk te bereiken posities worden opgesteld zoals bijvoorbeeld op de bovenkant van een vangrails, of langs het inwendige van een tunnel.

Na het op druk brengen van de ophangelementen 5, 5', 20 bijvoorbeeld op een druk van 3 tot 7 bar, worden de afsluiters 26, 26' gesloten. Hierdoor worden de ophangelementen 5, 5' onderling geïsoleerd zodat in het geval van een lekkage aan één van de ophangelementen, de druk in de andere elementen constant blijft.

Figuur 3 toont een verrijdbaar onderstel 34 voor plaatsing van 25 de inrichting 1 volgens de uitvinding. Op het onderstel 34 is een verticale arm 37 geplaatst en twee scharnierbare zijarmen 39, 41.

Over de armen 37, 39, 41 zijn bijvoorbeeld een 20-tal folieelementen 35, gedrapeerd. De ophangelementen 36 zijn reeds in niet-opgeblazen toestand bevestigd aan de folieelementen 35, die bijvoorbeeld een 30 lengte hebben dwars op de ophangelementen van 6 meter. Tijdens transport van de folieelementen 35 bevinden de armen 37, 39, 41 zich in de verticale positie zoals weergegeven door de streep-stippellijn. Bij plaatsing van de folieelementen 35, scharnieren de zijarmen 39, 41 zijwaarts naar buiten en wordt de centrale arm 37 naar boven 35 bewogen. De steunvoeten 38 bevinden zich dan nabij de reeds geplaatste steunelementen 40, 40' en kunnen handmatig op eenvoudige wijze daarin worden aangebracht. Na het op druk brengen van de steunelementen 36 van het bovenste foliesegment dat over de armen 37, 1 0 0 3 24 5 8 39, 41 is gedrapeerd, komt dit vrij te staan van de armen zoals aangegeven met de boogvormige streep-stippellijn. Vervolgens kan het onderstel 34 naar een volgende positie worden verreden waarna het proces zich herhaalt.

5 Figuur 4 toont een vooraanzicht van een wand 47 die dwars op de lengterichting van de inrichting volgens de uitvinding is geplaatst. De wand 47 omvat een wandophanging 48 in de vorm van een opblaasbaar element. Het opblaasbare element van de wandophanging 48 is gelijksoortig aan de opblaasbare ophangelementen 46 van de inrichting 10 maar heeft een enigszins grotere lengte en is bijvoorbeeld 5 centimeter langer dan de ophangelementen 46. Bij het opblazen van de wandophanging 48 die met zijn steunvoeten 49, 49' is afgesteund in een afzonderlijk steunelement 53, 53' komt de wand afdichtend en klemmend aan te liggen tegen de binnenzijde van het ophangelement 46 15 of tegen de daarmee verbonden folie. In de wand bevindt zich een verschuifbare, oprolbare of opklapbare deur 50.

Figuur 5 toont een dwarsdoorsnede door de wandophanging 48 volgens de lijn V-V uit figuur 4. Zoals kan worden gezien omvat de wandophanging een tweetal flexibele buizen 46 die aan de bovenzijde 20 van de wand 47 zich in een dubbelgeslagen gedeelte daarvan bevinden. Door toepassing van een tweetal parallelle flexibele buizen, kan een voldoende stijve ophanging van de wand 47 worden verkregen.

k7 tK f v Ó 4 tl

Claims (12)

1. Inrichting voor het vormen van een langwerpige overkapping, met het kenmerk, dat de inrichting omvat: 5 een afdekfolie met twee langszijden, twee of meer flexibele buisvormige opblaasbare ophangelementen die zich dwars tussen de langszijden uitstrekken en die met bevesigingsorganen zijn bevestigd aan de afdekfolie, waarbij de 10 opblaasbare ophangelementen aan ieder uiteinde zijn voorzien van een steunvoet, langs elke langszijde ten minste een steunelement dat is voorzien van een bevestigingsorgaan voor losneembare koppeling met een steunvoet van een opblaasbaar ophangelement, 15. langs ten minste één langszijde een luchttoevoerkanaal, waarbij ieder opblaasbaar ophangelement is voorzien van een luchttoevoeropening die is verbonden met het luchttoevoerkanaal.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk. dat de 20 opblaasbare ophangelementen aan hun uiteinden luchtdicht zijn afgesloten en ieder zijn voorzien van een afsluiter voor het openen en sluiten van de luchttoevoeropening.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat langs 25 iedere langszijde ten minste twee afzonderlijke steunelementen in eikaars verlengde zijn gelegen die langs ten minste één langszijde ieder een luchttoevoerkanaal omvatten met een lengte die in hoofdzaak overeenstemt met de lengte van het steunelement, waarbij de luchttoevoerkanalen van de steunelementen onderling losneembaar 30 kunnen worden verbonden via ten minste een afsluiter die aan het uiteinde van het luchttoevoerkanaal van ten minste een van de steunelementen is gelegen .

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies omvattende 35 ten minste twee afzonderlijke, achter elkaar te plaatsen gelijkvormige afdekfolies en een veelheid van onderling gelijkvormige steunelementen. ,003245

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat de opblaasbare ophangelementen aan de binnenzijde van de afdekfolie zijn bevestigd door middel van cilindrische bevestigingskokers uit een foliemateriaal waardoor de opblaasbare 5 ophangelementen zijn geleid.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies omvattende een zich dwars op de lengterichting van de inrichting uitstrekkende wand die is bevestigd aan een verplaatsbare wandophanging omvattende een 10 afzonderlijk opblaasbaar ophangelement dat door opblazing drukkend in contact kan worden gebracht met het inwendige van de afdekfolie of met een opblaasbaar ophangelement van het afdekfolie.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 15 kenmerk, dat de opblaasbare ophangelementen een lengte hebben van ten minste 4.5 m, bij voorkeur ten minste 10 m.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opblaasbare ophangelementen een diameter hebben van 20 ten minste 5 cm, bij voorkeur ten minste 10 cm.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de opblaasbare ophangelmenten zijn gevormd uit brandweerslangen. 25

10. Werkwijze voor het oprichten van een langwerpige overkapping uit een flexibel afdekfolie volgens een der conclusies 1 t/m 9 omvattende de stappen van: 30 a. parallelle plaatsing van een eerste tweetal steunelementen op een voorbepaalde onderlinge afstand, b. koppeling van de steunvoeten van reeds aan een afdekfolie bevestigde ophangelementen, waarvan het aantal overeenstemt met het 35 aantal bevestigingsorganen van een steunelement, in een niet-opgeblazen toestand, van de ophangelementen aan de steunelementen, waarbij de afsluiters van de ophangelementen zich in hun gesloten toestand bevinden, (003245 c. het opblazen van de ophangelementen, door opening van de afsluiter van het luchttoevoerkanaal en van de afsluiters van de ophangelementen, 5 d. koppeling van het luchttoevoerkanaal van een tweede paar steunelementen met het luchttoevoerkanaal van het eerste paar steunelementen, e. herhaling van stappen b, c en d totdat een overkapping met een 10 gewenste lengte is bereikt.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk. dat na het opblazen van de steunelementen de luchttoevoeropeningen van de opgeblazen ophangelementen worden afgesloten. 15

12. Inrichting voor het oprichten van een langwerpige overkapping met de inrichting volgens conclusies 1 tot en met 9, omvattende een verrijdbare ondersteuning voor een aantal folielagen met daarin de niet-opgeblazen ophangelementen omvattende een in hoogte verstelbare 20 verticale arm en twee scharnierbaar met de verticale arm verbonden zijarmen, die bij het naar beneden bewegen van de verticale arm naar de verticale arm toe scharnieren, en bij het naar boven bewegen daarvan, van de verticale arm af scharnieren. i 0 0 3 24 5