NL1003156C2 - Positioneer-inrichting. - Google Patents

Description

Positioneer-inrichting

De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor het met een gewenste oriëntatie positioneren van een staander om hieraan een opbouw, zoals een pijler van een hoogspanningsmast, te bevestigen.' 5 Bij het positioneren van een staander, en in het bijzonder om hieraan een pijler van een hoogspanningsmast te bevestigen, is een hoge mate van nauwkeurigheid vereist. In het geval van een hoogspanningsmast resulteert elke minimale afwijking in de hellingshoek van 10 de staander, de hoogte van de staander en/of de pijler-spreiding in grote problemen met betrekking tot de constructie van de mast, aangezien de pijlers in opwaartse richting in één punt dienen te convergeren op grote hoogte.

15 In de techniek is geen inrichting bekend voor het positioneren van een staander roet een gewenste oriëntatie, waarmee gewenste nauwkeurigheden op eenvoudige wijze kunnen worden bewerkstelligd.

De uitvinding beoogt een inrichting te ver- 20 schaffen, die zich onderscheidt, door: een gestel; en een met het gestel verbonden rotatieroechanisme voor rotatie in een vlak om een staande as, waarbij het rotatiemecha-nisme koppelmiddelen omvat voor koppeling hiermee van de staander met de gewenste hellingshoek.

25 Door de koppeling van de staander onder de ge wenste hellingshoek aan de koppelmiddelen, en door rotatie in een bij benadering horizontaal vlak om een staande as, is positionering van een staander in de gewenste oriëntatie bewerkstelligd.

30 In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat een in richting volgens de onderhavige uitvinding een tussen het gestel en het rotatiemechanisme aangebracht translatieme- 1 0031 56 2 chanisme voor aan het rotatievlak evenwijdige translatie van het rotatiemechanisme.

In deze voorkeursuitvoeringsvorm hoeft het gestel niet te worden verplaatst, wanneer de onderzijde van 5 de staander dient te worden verplaatst, bijv. na rotatie van het rotatiemechanisme.

Veelal, en in het bijzonder in het geval van staanders voor pijlers van hoogspanningsmasten, is tevens het instellen van de hoogte, tot waar de staander zich 10 uitstrekt, van belang. Derhalve omvat het gestel in een inrichting volgens de onderhavige uitvinding in een derde voorkeursuitvoeringsvorm althans drie poten, welke stel-middelen omvatten, om de hoogte hiervan in te stellen.

Door gelijkmatige bijstelling van de bij elk 15 van de poten behorende stelmiddelen wordt verhoging of verlaging van het rotatievlak en de hiermee samenhangende hoogte van de staander bewerkstelligd. Bovendien kan door afzonderlijke instelling van de bij elk van de poten behorende instelmiddelen worden bewerkstelligd, dat de 20 stand van het rotatievlak wordt ingesteld. Dit is in het bijzonder van belang in het geval van een oneffen ondergrond, waarop het gestel is geplaatst, zodat het rotatievlak met behulp van de stelmiddelen horizontaal kan worden gemaakt. Verder kan eveneens door afzonderlijke in-25 stelling van de bij elke van de poten behorende stelmiddelen compensatie worden bewerkstelligd voor materi-aaloneffenheden op het oppervlak van de koppelmiddelen en/of van de staander, als gevolg waarvan de hellingshoek van de roet de koppelmiddelen gekoppelde staander niet de 30 gewenste is. In dit geval wordt door instelling van de bij de afzonderlijke poten behorende stelmiddelen het rotatievlak niet-horizontaal gemaakt om de hiermee samenhangende gewenste hellingshoek te bewerkstelligen.

In nog een andere voorkeursuitvoeringsvorm van 35 een inrichting volgens de onderhavige uitvinding zijn de koppelmiddelen losmaakbaar aan het rotatiemechanisme bevestigd en omvatten een koppeldeel, waarvan de vorm ge- 1 0031 56 3 schikt is voor koppeling hiermee van de toe te passen staander onder een hierbij behorende hellingshoek.

Dit is in het bijzonder van belang om met een inrichting volgens de onderhavige uitvinding verschillen-5 de soorten staanders met afzonderlijke vormen en eigen hierbij behorende gewenste hellingshoeken te kunnen positioneren.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende figuurbeschrijving van een 10 uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding. In de tekening toont: fig. 1 een inrichting volgens de onderhavige uitvinding; en fig. 2 een weergave van het principe van de 15 wijze, waarop de inrichting volgens de onderhavige uitvinding dient toegepast te worden.

De in fig. 1 getoonde steltafel 1 als uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt hier toegepast voor het positioneren van 20 een hoekstijl 2 als staander. Gewoonlijk rust een (niet weergegeven) mast op vier uit de grond stekende ijzeren buizen 3, welke onder een bepaalde, de gewenste benaderende hellingshoek ten opzichte van de verticaal en globaal in de richting van de top van de mast in de grond 25 zijn aangebracht. De hoekstijlen 2 dienen onder een bij het soort hoekstijl en het soort te vervaardigen hoogspanningsmast behorende oriëntatie in de buizen 3 te worden bevestigd, bijv. door ijzeren stroken 4 aan de hoekstijlen 2 en de ijzeren buizen 3 vast te lassen. De 30 steltafel 1 als uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding heeft derhalve een dubbele functie: het met een gewenste oriëntatie positioneren van de hoekstijlen 2; en het fixeren hiervan tijdens het bevestigen van de hoekstijl 2 in de ijzeren buis 3.

35 De steltafel 1 omvat in hoofdzaak: een als po ten 5 met verbindingsprofielen 6 hiertussen vormgegeven gestel; en een als draaikrans 7 vormgegeven rotatiemecha-nisme voor rotatie in de met pijl A aangeduide richting.

1003156 4

Door toepassing van de draaikrans 7 wordt derhalve instelling van de richting van de projectie van de hoekstijl 2 in een met de draaikrans 7 overeenkomend rotatie-vlak ingesteld.

5 De draaikrans 7 is op een raam 8 bevestigd, dat tussen de C-vormige geleiderprofielen 9 verplaatsbaar is in de met pijl B aangeduide richting. Hiertoe zijn aan het raam 8 in de geleiderprofielen 9 lopende lagers 10 bevestigd en grijpt een vijzel 11 het raam 8 aan om ver-10 plaatsing in de met pijl B aangeduide richting te bewerkstelligen, waarbij de met pijl B aangeduide richting evenwijdig is aan het bij de draaikrans 7 behorende ro-tatievlak.

De geleiderprofielen 9 zijn bevestigd op L-15 vormige steunprofielen 12. Het samenstel van de draaikrans 7, de tafel 8, de geleiderprofielen 9 en de steunprof ielen 12 is tussen C-vormige geleiderprofielen 13 in de met pijl C aangeduide richting verplaatsbaar. Hiertoe zijn aan de steunprofielen 12 in de geleiderprofielen 13 20 lopende lagers 14 aangebracht en grijpt een vijzel 15 het raam 8 aan om verplaatsing te bewerkstelligen in de met pijl C aangeduide richting, waarbij de met pijl C aangeduide richting evenwijdig is aan het bij de draaikrans 7 behorende rotatievlak. De geleiderprofielen 13 zijn op de 25 verbindingsprofielen 6 bevestigd. Het samenstel van de geleiderprofielen 9, 13, de lagers 10, 14 en de vijzels 11, 15 vormt een translatie-mechanisme voor translatie van de draaikrans 7 in richtingen, welke evenwijdig zijn aan het bij de draaikrans 7 behorende rotatievlak.

30 De hoekstijl 2 is vastgekoppeld met koppelplaat 16, welke door middel van bevestigingen 17 aan de draaikrans 7 is bevestigd onder de gewenste hellingshoek met het bij de draaikrans 7 behorende rotatievlak, wanneer het bij de draaikrans 7 behorende rotatievlak exact hori-35 zontaai is. Deze hellingshoek komt in dit geval overeen met de met pijl D aangeduide hoek tussen de horizontaal 20 en de hoekstijl 2. De horizontaal 20 is een projectie van de hoekstijl 20 in het horizontale vlak dat door de 1003156 5 bovenzijde van de buis 3 loopt. Dit rotatievlak kan horizontaal worden gemaakt met behulp van in de poten 5 aangebrachte vijzels 18 en zwengels 19 om de lengte van elk van de poten 5 in de met pijl E aangeduide richting 5 in te stellen. Wanneer in het geval van een horizontaal gemaakt rotatievlak de hellingshoek van de hoekstijl 2 niet de gewenste is als gevolg van oneffenheden van het oppervlak van de hoekstijl 2 en/of van de koppelplaat 16, kan dit worden verholpen door instelling van de lengte 10 van de poten 5 om de gewenste hellingshoek te bewerkstelligen, waarbij echter vanzelfsprekend het rotatievlak uit de horizontale toestand hiervan wordt gebracht. De de vijzels 18 omvattende stelmiddelen in de poten 5 om de lengte van de poten in te stellen zijn in elk geval 15 bruikbaar om eerst het rotatievlak van een op een oneffen ondergrond geplaatste steltafel 1 in horizontale toestand hiervan te brengen. Vervolgens kunnen eventuele oneffenheden op het oppervlak van de hoekstijl 2 en/of de koppelplaat 16 worden verholpen.

20 Fig. 2 toont een weergave van de wijze, waarop elk van de hoekstijlen 2 met behulp van de in fig. 1 getoonde steltafel 1 wordt gepositioneerd. Dit omvat de volgende stappen.

- Het middelpunt van de bovenkant van de buizen 25 3 wordt bepaald na bepaling met behulp van een tachymeter 21 van de positie van deze bovenkanten van de buizen 3 in een coördinatenstelsel. Hierbij is nog enige verschuiving van het middelpunt, en derhalve van de hoekstijlen 2, mogelijk als gevolg van speling tussen de buizen 3 en de 30 hoekstijlen 2, om ook optimale centrering van de hoekstijlen 2 in de buizen 3 mogelijk te maken.

- De hoekstijl 2 wordt aan de in fig. 1 getoonde steltafel 1 volgens de onderhavige uitvinding gekoppeld, waarbij de onderzijde van de hoekstijl 2 in de 35 buis 3 is gestoken. Vervolgens worden aan de hoekstijl 2 een hellingshoekmeter 22 en een spiegelplaat 23 bevestigd, welke noodzakelijk zijn om de hieronder beschreven meting met de tachymeter 21 uit te kunnen voeren.

1003156 6 - Met de tachyineter 21 worden de volgende metingen verricht: * het bepalen van de richting van bij voorkeur het middelpunt van de mast naar het hart van de hoekstijl 5 op basis van richtmerken in de mastlijnrichting (de tachymeter kan op zich ook op een andere plaats dan het middelpunt van de mast worden opgesteld); * het bepalen van de rotatie om de verticale as aan de hand van een streep 25 op de spiegelplaat 23; 10 * het bepalen van de hoogte van de hoekstijl 2; * het bepalen van de rechtstand van de hoekstijl in de verticaal loodrecht op de richting van het middelpunt naar de hoekstijl; * het bepalen van de horizontale afstand tussen

15 de tachymeter 21 en het prisma, welke afstand met pijl F

is aangeduid; en * het bepalen van de hellingshoek ten opzichte van de verticaal in de richting tussen het middelpunt en de hoekstijl met behulp van de hellingsmeter.

20 Vervolgens worden de volgende stappen uitge voerd.

- Op basis van de hierboven beschreven metingen worden afwijkingen van de meetresultaten ten opzichte van de gewenste oriëntatie vastgesteld, hetgeen met een re- 25 keneenheid en een de meetresultaten bewerkend besturingsprogramma kan geschieden; - De afwijkingen worden verholpen door het verstellen van de instellingen van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, in fig. 1 steltafel 1; 30 - De hoekstijl 2 wordt in de gewenste oriënta tie in de buis 3 vastgelast, waarbij de hoekstijl 2 gekoppeld blijft met de inrichting; - De buis 3 wordt volgestort met beton; - De opbouw, zoals een hoogspanningsmast wordt 35 aan de hoekstijl 2 bevestigd, bijv. door middel van (niet getoonde) bouten.

10031 56

Claims (7)

1. Inrichting voor het met een gewenste oriëntatie positioneren van een staander om hieraan een opbouw, zoals een pijler van een hoogspanningsmast, te bevestigen, gekenmerkt door 5 - een gestel; en - een met het gestel verbonden rotatiemechanisme voor rotatie in een vlak om een staande as, waarbij het rotatiemechanisme koppelmiddelen omvat voor koppeling hiermee van de staander met de gewenste hellingshoek.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een tussen het gestel en het rotatiemechanisme aangebracht translatiemechanisme voor aan het rotatievlak evenwijdige translatie van de staander.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het 15 kenmerk, dat het gestel althans drie poten omvat, welke stelmiddelen omvatten om de hoogte hiervan in te stellen.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de koppelmiddelen losmaakbaar aan het rotatiemechanisme zijn bevestigd en een koppeldeel omvat- 20 ten, waarvan de vorm geschikt is voor koppeling hiermee van de toe te passen staander onder een hierbij behorende hellingshoek.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het rotatiemechanisme 25 een draaikrans omvat.

6. Inrichting volgens één van de conclusies 2 tot en met 5, met het kenmerk, dat het translatiemechanisme althans één in een raamwerk beweegbaar teflonlager omvat.

7. Inrichting volgens één van de conclusies 3 tot en met 6, met het kenmerk, dat de stelmiddelen vijzels omvatten. 1003156