NL1003088C2 - Werkwijze en inrichting voor het nemen van een luchtmonster. - Google Patents
Werkwijze en inrichting voor het nemen van een luchtmonster. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1003088C2 NL1003088C2 NL1003088A NL1003088A NL1003088C2 NL 1003088 C2 NL1003088 C2 NL 1003088C2 NL 1003088 A NL1003088 A NL 1003088A NL 1003088 A NL1003088 A NL 1003088A NL 1003088 C2 NL1003088 C2 NL 1003088C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- container
- air
- opening
- valve
- capillary
- Prior art date
Links
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01N—INVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
- G01N1/00—Sampling; Preparing specimens for investigation
- G01N1/02—Devices for withdrawing samples
- G01N1/22—Devices for withdrawing samples in the gaseous state
- G01N1/24—Suction devices
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01N—INVESTIGATING OR ANALYSING MATERIALS BY DETERMINING THEIR CHEMICAL OR PHYSICAL PROPERTIES
- G01N1/00—Sampling; Preparing specimens for investigation
- G01N1/28—Preparing specimens for investigation including physical details of (bio-)chemical methods covered elsewhere, e.g. G01N33/50, C12Q
- G01N1/38—Diluting, dispersing or mixing samples
Landscapes
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Biomedical Technology (AREA)
- Molecular Biology (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Analytical Chemistry (AREA)
- Biochemistry (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- General Physics & Mathematics (AREA)
- Immunology (AREA)
- Pathology (AREA)
- Sampling And Sample Adjustment (AREA)
Description
Werkwijze en inrichting voor het nemen van een luchtmonster.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het nemen van een luchtmonster.
5 De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het nemen van luchtmonsters.
Het is gebruikelijk dat luchtmonsters, bijvoorbeeld ten behoeve van gasanalyse, worden opgeslagen in zakken. Voor geuranalyse hebben dergelijke zakken een inhoud tussen 15 en 60 liter. Het nemen van een 10 dergelijk luchtmonster vindt in het algemeen plaats door een lege zak in een longinrichting te plaatsen en in de inrichting een onderdruk aan te brengen. Hierdoor ontstaat in de zak eveneens een onderdruk en stroomt de te bemonsteren lucht de zak binnen. De met lucht gevulde zak wordt afgesloten en vervolgens vervoerd naar een opslagruimte. 15 Hierna wordt de lucht door een uit een aantal personen gevormd panel getest op de aanwezigheid van geur, door middel van ruiken, zoals beschreven in NVN-2820, 1995.
Het nadeel van de bovenbeschreven werkwijze is dat deze relatief omslachtig is. Tijdens een monstername, dient de 20 longinrichting in de te bemonsteren omgeving te worden gebracht en dient deze te worden aangesloten op een voeding. Bij toepassing van de kunststof zakken voor het opnemen van lucht, kan zich bij monstername, transport of opslag aan de binnenkant van deze zakken condens afzetten. Hierdoor komen geurende componenten van de lucht in 25 de gecondenseerde vloeistof terecht, hetgeen een waarneming van geur onnauwkeurig maakt.
Verder zijn de zakken relatief kwetsbaar en kunnen deze lek raken tijdens het nemen van een luchtmonster of bij het vervoer. Ook zijn de plastic zakken nooit geheel luchtdicht, aangezien een 30 kunststof film altijd enige tot veel gasdiffusie toelaat, zodat een geuranalyse binnen 30 uur na monstername moet plaatsvinden.
Voorts kunnen de zakken voor de opslag van lucht, tijdens gebruik en bij reiniging na gebruik, worden beschadigd. Hierdoor is er een relatief grote uitval. Ook kunnen veel zakken niet worden 35 hergebruikt vanwege achterblijvende geur. Vanuit het oogpunt van reductie van afvalproductie en Europese regelgeving, is hergebruik van de zakken echter gewenst.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in 1003088 2 een werkwijze en een inrichting voor het nemen van luchtmonsters, waarbij op eenvoudige wijze een luchtmonster wordt genomen, en waarbij de hierboven genoemde nadelen worden vermeden. Het is een verder doel te voorzien in een inrichting waarmee relatief langdurige 5 opslag van geurmonsters mogelijk is. Hiertoe heeft een werkwijze volgens de uitvinding als kenmerk: het leegpompen van een houder tot een voorbepaalde onderdruk, plaatsing van de houder in een bemonsteringsomgeving, openen van een luchtinstroomopening van de houder, 10 - afsluiten van de houder na een meting en vervoer van de afgesloten houder naar een analyseruimte waarbij de luchtinstroomopening zodanige afmetingen omvat dat een nagenoeg constante luchtstroom door de luchtinstroomopening naar de houder wordt verkregen, en waarbij de houder na een voorbepaalde meettijd 15 wordt afgesloten.
Door het leegpompen van een relatief stijve houder, bijvoorbeeld een glazen of roestvrijstalen cilinder met een inhoud van bijvoorbeeld drie liter, tot een druk van tussen de ca. 0 en ca. 0,6 bar absoluut, kan met een dergelijke houder een luchtmonster 20 worden genomen zonder plaatsing van een externe pomp of voedingsspanningsbron in de te bemonsteren omgeving. De luchtinstroomopening van de houder is zodanig gedimensioneerd, bijvoorbeeld door toepassing van een kritisch capillair, dat een nagenoeg constante luchtstroom de houder binnenstroomt. Hierdoor kan 25 door het openen van de luchtinstroomopening gedurende een voorbepaalde meettijd, een exact bekende hoeveelheid lucht in de houder worden opgenomen. Op deze wijze kan later een nauwkeurige verdunning van de lucht uit de houder plaatsvinden voor analysedoeleinden. Het openen van de luchtinstroomopening kan continu 30 of intermitterend plaatsvinden.
Verder is de kans sterk verminderd dat bij het innemen van lucht in de op onderdruk gebrachte houder condensvorming optreedt in de houder zoals bij de bekende zakken kan voorkomen. Dit komt doordat waterdamp bij de lage druk die in de houder heerst, minder snel 35 overgaat in de vloeibare fase.
Verder kunnen de stijve houders, na opname van een bepaalde hoeveelheid lucht, relatief lang (bijvoorbeeld een tiental dagen) worden bewaard in vergelijking met de gevulde luchtzakken, aangezien 10 0?'·*· 3 diffusie door de wand van de stijve houder verwaarloosbaar is. Hierdoor kan een groot aantal luchtmonsters worden genomen op een bepaalde locatie, en kunnen deze na verloop van een relatief lange tijd worden geanalyseerd. Doordat een restvacuum achterblijft in de 5 houders kunnen deze langere tijd worden bewaard zonder vorming van condens in de houders.
Verder zijn de stijve houders zeer robuust en nemen weinig ruimte in. In de houders volgens de uitvinding wordt een kleiner volume aan lucht opgeslagen dan in de bekende zakken, welke 10 hoeveelheid later wordt verdund. Aangezien de hoeveelheid lucht die in de houder is opgeslagen nauwkeurig bekend is, kan een verdunning nauwkeurig worden doorgevoerd en kan met dit kleinere volume aan lucht worden volstaan.
Bij luchtmonstername met de bekende zakken vindt vanwege de 15 kwetsbaarheid een dergelijke verdunning niet plaats en dienen daardoor relatief grote volumen aan lucht te worden opgeslagen voor een geuranalyse.
Een uitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding heeft als kenmerk dat ter verdunning van de in de houder opgenomen 20 lucht, de houder met een eerste opening wordt aangesloten op een eerste, met lucht gevuld reservoir en met een tweede opening wordt aangesloten op een tweede, nagenoeg leeg reservoir, waarbij de lucht door de houder van het ene naar het andere reservoir wordt gepompt. In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding zijn de 25 reservoirs flexibel en wordt de lucht heen en weer gepompt door het aanbrengen van een alternerende externe druk op de flexibele reservoirs.
Om na het nemen van een luchtmonster met een houder volgens de uitvinding, die bijvoorbeeld een inhoud heeft tussen drie en twaalf 30 liter, een voldoende hoeveelheid lucht te verkrijgen voor het testen van de lucht op de aanwezigheid van geur door middel van een testpanel, wordt een voorbepaalde hoeveelheid verdunnende lucht via de twee openingen in de houder heen en weer gepompt. Hierdoor wordt een volledige menging van de inhoud van de houder met de inhoud van 35 het met lucht gevulde reservoir verkregen.
Een inrichting volgens de onderhavige uitvinding heeft als kenmerk dat de inrichting een relatief stijve houder omvat welke is voorzien van een ontluchtingsopening die aansluitbaar is op een 1 o o 3 o e c 4 luchtpomp, van een afsluitbare luchttoevoeropening voorzien van een afsluitklep en van een luchtinstroomopening met zodanige afmetingen dat bij opening van de afsluitklep een nagenoeg constante luchtstroom naar het inwendige van de houder wordt verkregen. De houder wordt bij 5 voorkeur gevormd door een cilindrische container met een inhoud van negen, tien of twaalf liter. De container kan met zijn ontluchtingsopening worden aangesloten op een vacuümpomp om daarin een druk tussen 0 en 0,6 bara aan te brengen.
Een afsluitbare luchttoevoeropening van de houder is voorzien 10 van bijvoorbeeld een kritisch capillair, zodat een constante luchtstroom daardoor naar de houder wordt verkregen. De luchttoevoeropening kan een afzonderlijke opening vormen in de houder, of kan worden gevormd door de ontluchtingsopening voor aansluiting op de vacuümpomp. Bij voorkeur is de houder gevormd uit 15 glas, roestvrijstaal of een combinatie daarvan.
In een uitvoeringsvorm omvat het capillair een zodanige inwendige diameter dat een nagenoeg constante luchtstroom tussen bijvoorbeeld 20 ml/min en 3 1/min wordt verkregen. Bij voorkeur is in een stoffilter voorzien aan een van de houder afgelegen zijde van het 20 capillair. Hierdoor wordt voorkomen dat het capillair verstopt raakt en de stroming daardoor wordt verhinderd.
De inrichting volgens de uitvinding kan een inwendige spanningsbron zoals een batterij omvatten, een met de afsluitklep verbonden aandrijfinrichting voor sluiting van de afsluitklep en een 25 met de aandrijfinrichting verbonden tijdsturingseenheid voor het na een voorbepaalde tijd aansturen van de aandrijfinrichting. De aandrijfinrichting en de tijdsturingseenheid zijn aangesloten op de spanningsbron. Wanneer de drukval over het capillair van de luchtinstroomopening beneden een bepaalde drempelwaarde komt, zoals 30 bijvoorbeeld 0,5 bar, is de stroming door de luchtinstroomopening niet meer constant. Door elektronische sturing van de afsluitklep, blijft deze slechts zolang open dat de houder gedeeltelijk wordt gevuld, en de drukval over de luchtinstroomopening daardoor niet onder 0,5 bar komt. Hiertoe kan bijvoorbeeld een drukopnemer zijn 35 verbonden met de aandrijfinrichting van de afsluitklep. Wanneer de drukopneeminrichting de afsluitklep sluit, wordt een signaal gegeven aan de tijdsturingseenheid, waardoor de meettijd wordt vastgelegd zodat het zich in de houder bevindend luchtvolume daardoor bekend is.
1 0 0 3 0 ? 8 5
De drukopneraer kan echter ook achterwege worden gelaten, waarbij de tijdsturingseenheid de afsluitklep na een voorbepaalde meettijd sluit.
Bij voorkeur worden de ontluchtingsopening voor aansluiting van 5 de houder op de vacuümpomp en de luchttoevoeropening in de houder gevormd door één enkele opening. Hierbij is de luchtinstroomopening, zoals bijvoorbeeld een capillair, in een losneembaar huis geplaatst, en wordt dit huis bij aansluiting van de houder op de vacuümpomp verwijderd. Nadat de houder op een onderdruk is gebracht, wordt het 10 huis met bijvoorbeeld het capillair aan de luchttoevoeropening van de houder gekoppeld. Bij voorkeur zijn het capillair en het luchtfilter als een losneembare, geïntegreerde eenheid uitgevoerd.
In een verdere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding is de houder voorzien van een uitstroomopening. Hierdoor 15 kan de houder met de luchttoevoeropening worden verbonden met een eerste luchtreservoir en met de uitstroomopening worden verbonden met een tweede, leeg luchtreservoir voor verdunning van de inhoud van de houder. Door het heen en weer pompen van lucht door de houder via de luchttoevoeropening en de uitstroomopening, wordt de in de houder 20 aanwezige lucht verdund.
Bij voorkeur is de uitstroomopening voorzien van een afsluiter en aan een aan een van de houder afgekeerde zijde gelegen naalddoorvoervlak zoals een septum uit een flexibel materiaal van de afsluiter. De opening van de afsluiter van de uitstroomopening, en 25 het inbrengen van een naald binnen de houder door het flexibele septum, kan een klein luchtmonster uit de houder worden weggenomen. Dit kan worden geanalyseerd met behulp van bijvoorbeeld een gaschromatograaf om de chemische samenstelling daarvan te bepalen.
Om het volume aan lucht dat kan worden opgeslagen in een houder 30 te kunnen variëren, zijn de houders bij voorkeur uitgevoerd als open cilindermantels met boven- en ondereindranden. De cilindermantels kunnen met hun eindranden in cirkelvormige sleuven van een losneembare bovenplaat en een losneembare onderplaat worden geplaatst. Door het wegnemen van de bodemplaat en de bovenplaat, 35 kunnen de cilinders op eenvoudige wijze worden gereinigd. Bij voorkeur zijn de cilinders onderling met elkaar verbonden via verbindingskanalen. De verbindingskanalen kunnen externe leidingen omvatten, maar zijn bij voorkeur gevormd door kanalen die in de 1 0 £ 3 r r 6 bovenplaat en/of bodemplaat zijn gelegen. Door het selectief openen van de verbindings kanal en of door keuze van een losse bodem- of bovenplaat met het gewenste patroon aan verbindingskanalen, worden de cilinders die zijn opgenomen tussen de bodemplaat en de bovenplaat 5 met elkaar verbonden, zodat een gewenst totaalvolume wordt verkregen.
Bij voorkeur zijn de houders aan een binnenzijde bedekt met een laag uit een inert materiaal, bijvoorbeeld teflon.
Enkele uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding zullen nader worden toegelicht aan de hand van 10 de bijgevoegde tekening. In de tekening toont:
Figuur 1 een schematisch zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding,
Figuur 2 een schematisch overzicht van een verdere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, 15 Figuur 3 een schematische weergave van een inrichting voor het verdunnen van in een houder opgenomen lucht,
Figuur 4a en 4b respectievelijk een perspectivisch aanzicht, en een langsdoorsnede langs de lijn IVb-lVb van een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvattende een 20 viertal houders die tussen bodem- en bovenplaten zijn opgenomen zijn en
Figuur 5 een perspectivisch aanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 1 toont een inrichting voor het nemen van luchtmonsters 25 omvattende een houder 2 uit een relatief stijf materiaal. De houder 2 wordt bijvoorbeeld gevormd door een roestvrijstalen cilinder, of een glazen houder met een versterkte buitenwand uit kunststof of metaal. De houder 1 is voorzien van een luchttoevoeropening 5, die de uitgang vormt van een afsluitklep 7. Met de afsluitklep 7 is een 30 besturingseenheid 10 verbonden voor het openen en sluiten van de klep 7. De luchttoevoeropening 5 kan worden aangesloten op een in de figuur niet getoonde vacuümpomp, waarmee de houder 2 op een druk van tussen de 0 en 0.6 bara kan worden gebracht, en vormt dus tevens de ontluchtingsopening van de houder 2. Het is echter ook mogelijk om 35 een aparte ontluchtingsopening aan te brengen in de houder 2 bijvoorbeeld in een achter- of zijwand daarvan voor aansluiting op een vacuümpomp.
Na het aanbrengen van een onderdruk in de houder 2, wordt een 100300? 7 losneembaar mondstuk 4 met de luchttoevoeropening 5 verbonden. Het mondstuk 4 omvat een capillair 8 en een luchtfilter 9. Bij opening van de afsluitklep 7, stroomt lucht via de luchtinstroomopening 3 van het mondstuk 4 de houder 2 binnen, via het filter 9 en het capillair 5 8. Het capillair 8 wordt bijvoorbeeld gevormd door een glascapillair zoals verkrijgbaar van de firma Euroglas, Nederland onder bestelnummer 01k29400 (400 ml/min). Een dergelijk capillair levert een constante luchtstroom waardoor bij een drukverschil over het capillair van niet minder dan 0.4 bar.
10 Het luchtfilter 9, omvat bijvoorbeeld een teflon membraan filter met een porie-afmeting van 5μ en filtert kleine luchtdeeltjes uit de luchtstroom, zodat het capillair 8 niet verstopt raakt. De besturingseenheid 10 omvat bijvoorbeeld een batterij, een tijdsturingseenheid en een drukopnemer die digitaal of analoog kunnen 15 zijn uitgevoerd. Wanneer de druk aan de naar de houder 2 toegekeerde zijde van het capillair 8 tot minder dan bijvoorbeeld 0,6 bara is gestegen, is de luchtstroming door het capillair niet langer onafhankelijk van het drukverschil. Na een voorbepaalde meettijd, die continu of intermitterend kan zijn, wordt de afsluitklep 7 door de 20 besturingseenheid 10 gesloten. Doordat de luchtstroom door het capillair 8 constant is, is het volume aan lucht dat gedurende de meettijd de houder 2 is binnengestroomd exact bekend. De tijdsduur van de luchtinname is zodanig dat het drukverschil over het capillair 8 voldoende groot is om een constante luchtstroom daardoor te 25 verkrijgen. Met behulp van de drukopnemer, worden de procescondities gedurende de meettijd bijgehouden en opgeslagen in het geheugen van de besturingseenheid 10. Op deze wijze kunnen plotselinge variaties in atmosferische druk, of andere drukvariaties die duiden op een onregelmatigheid tijdens de meting, worden waargenomen.
30 Het mondstuk 4 vormt een geïntegreerde eenheid die op de luchttoevoer/ontluchtingsopening 5 kan worden aangesloten door middel van bijvoorbeeld een schroefdraad of een op zich bekende bajonetsluiting. Aan de achterzijde van de houder 2 bevindt zich een uitstroomopening 11 die wordt afgesloten door afsluiter 12. Een 35 septum 13 kan zijn opgenomen aan een van de houder 2 afgekeerde zijde van de afsluiter 12. Bij opening van de afsluiter 12, kan met behulp van een naald door het rubberen septum een luchtmonster uit de houder 2 worden genomen, voor gasanalyse. Dit luchtmonster kan worden 10 0 3 OS 6 8 toegevoerd aan een gaschromatograaf voor analyse van de chemische samenstelling van de lucht. Hierbij wordt, voorafgaand aan het nemen van het monster via het septum 13, de inhoud van de houder 2 op omgevingsdruk gebracht door toevoer van een inert gas aan de houder 5 zoals stikstof.
Figuur 2 toont een schematisch overzicht van een inrichting voor het nemen van luchtmonsters, waarbij een tweetal cilinders 15, 15' parallel zijn geplaatst. Iedere cilinder 15, 15' is via een afsluitklep 16, 16' verbonden met een capillair 17, 17'. De uitgang 10 van ieder capillair 17, 17' is via een verdere klep 18, 18' met een respectief filter 19, 19' verbonden. De lucht wordt toegevoerd vanuit een bemonsteringspunt 20 en een leiding 31 . In de leiding 31 is een meetkamer 21 opgenomen en een luchtvochtigheids- en temperatuursensor 22. Verder is een luchtpomp 24 opgenomen in leiding 31 die tijdens 15 een meting continu wordt bedreven. Een nabij het bemonsteringspunt 20 gelegen anemometer 23 meet de luchtsnelheid van de toegevoerde lucht. Een besturingseenheid 25 is verbonden met de drukopnemer 29 en met de pomp 24. Met behulp van de luchtvochtigheids- en temperatuursensor 22 en de drukopnemer 29 worden de omgevingscondities tijdens het 20 bemonsteringsproces vastgelegd en opgeslagen in een geheugen van de besturingseenheid 25. De besturingseenheid 25 registreert middels de anemometer 23 de snelheid van de lucht die langs het bemonsteringspunt 20 stroomt. Dit meetsignaal kan gebruikt worden voor het nemen van een proportioneel luchtmonster middels het 25 intermitterend schakelen van kleppen 18 en 18'. De drukopnemer 29 kan via een schakelaar 30 worden verbonden met de stroomafwaarts gelegen zijden van het capillair 17 of 17', afhankelijk van welke cilinder 15, 15' op dat moment wordt gevuld met lucht. Na een voorbepaalde bemonsteringstijd, wordt de afsluiter van één van de cilinders 15, 30 15' afgesloten, en de afsluiter van de andere cilinder geopend.
Hierbij heerst in de desbetreffende cilinder een druk van bijvoorbeeld 0,6 bar absoluut, waarbij de stroom door het bijbehorende capillair nog net constant is. In plaats van sequentieel, kunnen de cilinders 15, 15' ook tegelijkertijd worden 35 gevuld.
De cilinders 15, 15' zijn omgeven door een gethermostatiseerde behuizing omvattende een verhittingselement voor het op constante temperatuur houden van de cilinders 15, 15'.
10 0 3 C
9
De besturingseenheid 25, alsmede de aansturing van de afsluitkleppen 16, 16', 18, 18' en van de schakelaar 30 worden gevoed door een batterij 26, die bijvoorbeeld een 12 volt, 8 ampère uur accu omvat, of een op de netspanning aansluitbare voeding.
5 Figuur 3 toont schematisch een inrichting waarmee een hoeveelheid in een houder 32 volgens de onderhavige uitvinding opgeslagen lucht met een nauwkeurig bepaalde mengverhouding kan worden verdund. Via een toevoerleiding 35 is een zak 37 met verdunnende lucht verbonden met de afsluitklep 33 van de 10 luchttoevoeropening. Via een klep 34 is de uitstroomopening van de houder 32 verbonden met een lege zak 38. De zakken 37 en 38 zijn binnen containers 39 en 43 geplaatst. Via een leiding 40 wordt lucht uit een toevoerleiding 42 naar de container 39 geleid en wordt een druk opgebouwd in de container 39, zodat lucht uit de zak 37, via de 15 leiding 35, de houder 32 en de leiding 36 naar de zak 38 wordt verplaatst. Door het omschakelen van een in de toevoerleiding 42 opgenomen klep, kan de luchtdruk op de zak 38 worden verhoogd, zodat een luchtstroming van de zak 38, via de houder 32 naar de zak 37 plaatsvindt. Het heen en weer pompen van lucht wordt herhaald totdat 20 een homogene verdunning van de in de houder 32 aanwezige lucht is opgetreden.
Figuur 4a toont een inrichting waarbij een viertal houders 45, 46, 47 en 48 onderling zijn verbonden om een totaal volume te verkrijgen van viermaal de inhoud van een individuele houder. Houders 25 45 en 46, en 47 en 48 zijn onderling verbonden door respectieve verbindingskanalen 49 en 50. De houders 46 en 47 zijn verbonden via verbindingskanaal 51. Lucht wordt in de houder 45 gebracht via luchttoevoeropening 52 en kan uit de onderling gekoppelde houders worden weggeleid via afvoeropening 53.
30 Figuur 4b toont een langsdoorsnede door de gekoppelde houderconfiguratie van figuur 4b langs de lijn IVb-IVb. Bovenste eindranden 64, 64' en onderste eindranden 65, 65' van de cilindermantels 57, 57' vallen in de sleuven 60 en 61 van de bovenplaat 54. De toevoeropening 52 wordt gevormd door een zich door 35 de plaat uitstrekkende opening. De cilinders 45 en 46 zijn onderling verbonden door een in de bodemplaat 59 uitgeboord verbindingskanaal 49. De cilinders 45 en 46 zijn via een in de sleuven 60-63 geplaatste o-ring afdichtend met de bovenplaat 54 en de onderplaat 59 verbonden.
1003088 10
Figuur 5a toont een opstelling waarbij cilinderpaar 45,46 en 47,48 parallel zijn geplaatst tussen een bovenplaat 54 en een bodemplaat 59. Hierbij kan in ieder cilinderpaar 45,46 en 47,48 een afzonderlijk luchtmonster worden opgeslagen.
5 Hoewel de onderhavige uitvinding in het bijzonder is beschreven voor toepassing van monstername ten behoeve van geuranalyse, is de onderhavige uitvinding eveneens geschikt voor het nemen van lucht- of gasmonsters voor analysedoeleinden in het algemeen. Hierbij kan worden gedacht aan meting van bijvoorbeeld Nox, ozon, ammoniak, of 10 andere substanties in lucht.
10 0 · ï : 5
Claims (18)
1. Werkwijze voor het nemen van een luchtmonster, met het kenmerk dat de werkwijze omvat: 5 leegpompen van een houder tot een voorbepaalde onderdruk, plaatsing van de houder in een bemonsteringsomgeving, openen van een luchtinstroomopening van de houder, afsluiten van de houder na een meting en vervoer van de 10 afgesloten houder naar een analyseruimte waarbij de luchtinstroomopening zodanige afmetingen omvat dat een nagenoeg constante luchtstroom door de luchtinstroomopening naar de houder wordt verkregen, en waarbij de houder na een voorbepaalde meettijd wordt afgesloten. 15
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij na afsluiting van de houder daarin een druk heerst van ten hoogste 0,9 bar absoluut bij voorkeur ten hoogste 0,6 bar absoluut.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat voor verdunning van de in de houder opgenomen lucht, de houder met een eerste opening wordt aangesloten op een eerste, met lucht gevuld reservoir en met een tweede opening wordt aangesloten op een tweede, nagenoeg leeg reservoir, waarbij de lucht door de houder van het ene 25 naar het andere reservoir wordt gepompt.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de reservoirs flexibel zijn en dat lucht van het eerste naar het tweede reservoir wordt gepompt door het aanbrengen van een alternerende 30 externe druk op de flexibele reservoirs.
5. Inrichting (1) voor het nemen van luchtmonsters, met het kenmerk, dat de inrichting een relatief stijve houder (2) omvat welke is voorzien van een ontluchtingsopening die aansluitbaar is op een 35 luchtpomp, van een afsluitbare luchttoevoeropening (5) voorzien van een afsluitklep (7) en van een luchtinstroomopening (3) met zodanige afmetingen dat bij opening van de afsluitklep (7) een nagenoeg constante luchtstroom door de luchtinstroomopening (3) naar het 1003060 inwendige van de houder wordt verkregen.
6. Inrichting (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de luchtinstroomopening (3) een capillair (8) omvat met een zodanige 5 inwendige diameter dat een nagenoeg constante luchtstroom van tussen 20 ml/min en 20 1/min wordt verkregen, bij voorkeur tussen 20 ml/min. en 3 1/min.
7. Inrichting (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het 10 capillair (8) met een van de houder afgelegen zijde is verbonden met een filter (9).
8. Inrichting (1) volgens een der conclusies 5 tot en met 7, met het kenmerk, dat de inrichting een spanningsbron (26) omvat, een met 15 de afsluitklep (7, 16, 16') verbonden aandrijfinrichting voor sluiting van de afsluitklep en een met de aandrijfinrichting verbonden tijdsturingseenheid (10, 25) voor het na een voorbepaalde tijd aansturen van de aandrijfinrichting, welke aandrijfinrichting en tijdsturingseenheid zijn aangesloten op de spanningsbron. 20
9. Inrichting (1) volgens een der conclusies 5 tot en met 8, met het kenmerk, dat de ontluchtingsopening wordt gevormd door de luchttoevoeropening (5), waarbij de luchtinstroomopening (3) is gelegen in een van de luchttoevoeropening (5) losneembaar huis (4). 25
10. Inrichting (1) volgens conclusie 9 onder verwijzing naar conclusie 6, met het kenmerk, dat het capillair (8), en het filter (9) als een losneembare, geïntegreerde eenheid zijn uitgevoerd.
11. Inrichting (1) volgens een der conclusies 5 tot en met 10, met het kenmerk, dat aan een tweede uiteinde van de houder een uitstroomopening (11) is opgenomen.
12. Inrichting (1) volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de 35 uitstroomopening (11) is voorzien van een afsluiter (12) en van een naaldoorvoervlak (13) uit een flexibel materiaal dat is gelegen, aan een van de houder (2) afgekeerde zijde van de afsluiter (12). 1 0 0 ? C 8 r-
13. Inrichting (1) volgens een der conclusies 5 tot en met 12, met het kenmerk, dat de houder een cilindermantel (57, 57') omvat met een boven- (64,64') en een ondereindrand (65,65'), waarbij de inrichting een losneembare bovenplaat (54) en een losneembare bodemplaat (59) 5 omvat, waarbij iedere plaat (54,59) ten minste twee cilinderbevestigingszones omvat met cirkelvormige sleuven voor het afdichtend opnemen van de eindranden (64,64',65,65') van ten minste twee cilindermantels (57,57') bij plaatsing van de cilindermantels tussen de platen (54,59). 10
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat een eerste cilinderbevestigingszone een toevoeropening (52) omvat en een tweede cilinderbevestigingszone een afvoeropening (53) omvat, welke openingen zich door de dikte van de bovenplaat (54) of de bodemplaat 15 (59) uitstrekken, waarbij de inrichting een verbindingskanaal (49,50,51) omvat dat een eerste cilinderbevestigingszone met een tweede cilinderbevestigingszone van een respectieve plaat (54,59) verbindt.
15. Inrichting (1) volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het verbindingskanaal (49) tussen een boven- en ondervlak van de respectieve plaat (59) is gevormd.
16. Inrichting (1) volgens conclusie 13 ,of 14 met het kenmerk, dat 25 ten minste een van de verbindingskanalen (49,50,51) afsluitbaar is.
17. Inrichting volgens een der conclusies 5 tot en met 16, met het kenmerk, dat de houder aan een binnenzijde is voorzien van een bedekkende laag uit een relatief inert materiaal, zoals bijvoorbeeld
30 Teflon, of glas. f * '· /
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1003088A NL1003088C2 (nl) | 1996-05-10 | 1996-05-10 | Werkwijze en inrichting voor het nemen van een luchtmonster. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1003088A NL1003088C2 (nl) | 1996-05-10 | 1996-05-10 | Werkwijze en inrichting voor het nemen van een luchtmonster. |
NL1003088 | 1996-05-10 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1003088C2 true NL1003088C2 (nl) | 1997-11-18 |
Family
ID=19762839
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1003088A NL1003088C2 (nl) | 1996-05-10 | 1996-05-10 | Werkwijze en inrichting voor het nemen van een luchtmonster. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1003088C2 (nl) |
Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1441066A (en) * | 1921-02-18 | 1923-01-02 | Earle A Clark | Gas-sampling device |
US3866474A (en) * | 1973-06-25 | 1975-02-18 | Trw Inc | Gas sample collecting device |
US4040299A (en) * | 1974-11-13 | 1977-08-09 | Ethyl Corporation | Air sampling apparatus |
JPS5592130A (en) * | 1980-01-14 | 1980-07-12 | Masao Moriyama | Mixer |
JPS58186029A (ja) * | 1982-04-26 | 1983-10-29 | Wada Kogyosho:Kk | ガス濃度希釈方法および装置 |
JPS59171830A (ja) * | 1983-03-18 | 1984-09-28 | Tokyo Electric Power Co Inc:The | 試料液希釈装置 |
-
1996
- 1996-05-10 NL NL1003088A patent/NL1003088C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1441066A (en) * | 1921-02-18 | 1923-01-02 | Earle A Clark | Gas-sampling device |
US3866474A (en) * | 1973-06-25 | 1975-02-18 | Trw Inc | Gas sample collecting device |
US4040299A (en) * | 1974-11-13 | 1977-08-09 | Ethyl Corporation | Air sampling apparatus |
JPS5592130A (en) * | 1980-01-14 | 1980-07-12 | Masao Moriyama | Mixer |
JPS58186029A (ja) * | 1982-04-26 | 1983-10-29 | Wada Kogyosho:Kk | ガス濃度希釈方法および装置 |
JPS59171830A (ja) * | 1983-03-18 | 1984-09-28 | Tokyo Electric Power Co Inc:The | 試料液希釈装置 |
Non-Patent Citations (3)
Title |
---|
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 004, no. 144 (C - 027) 11 October 1980 (1980-10-11) * |
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 008, no. 031 (P - 253) 9 February 1984 (1984-02-09) * |
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 009, no. 026 (P - 332) 5 February 1985 (1985-02-05) * |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5475486A (en) | Flow cell system for turbidimeter | |
US9075033B2 (en) | Reagent cartridge | |
US8959997B2 (en) | Method and apparatus for measuring volume flow rate of liquid flowing into a container and/or volume of liquid which has flowed into the container | |
ES2319635T3 (es) | Colector de uso unico para la transferencia aseptica automatizada de soluciones en aplicaciones de bioprocesos. | |
CA2770434A1 (en) | A process analyzer | |
US3669542A (en) | Liquid borne particle sensor | |
KR20170033295A (ko) | 서열분석 디바이스 | |
JPS59157557A (ja) | 少なくとも1つのセンサ−を有する測定装置 | |
CN107843460A (zh) | 海水中微塑料采样系统及方法 | |
CN101511991B (zh) | 收集并分离环境空气中存在的颗粒和微生物的装置 | |
AU720646B2 (en) | Gas collecting system | |
WO1997003355A1 (de) | Mobiles handgerät mit biosensor | |
US8454893B2 (en) | Fluid sampling system with an in-line probe | |
US4025311A (en) | Programmed fluid sampling and analysis apparatus | |
NL1003088C2 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het nemen van een luchtmonster. | |
CN101672756A (zh) | 全自动污染指数值在线监测仪器 | |
US4163392A (en) | Sampler purge system | |
JPH11201953A (ja) | 固相抽出装置用カートリッジ | |
JP3718064B2 (ja) | 標本液分取装置 | |
JPH1123567A (ja) | 土試料の物質拡散性を調べるための試験装置及び方法 | |
CN114858541B (zh) | 一种水中气体收集及定量装置和方法 | |
KR20160040803A (ko) | 모듈형 악취 시료 채집기 | |
RU2003104103A (ru) | Система отбора и доставки проб фильтрата для ионометрии | |
RU2265822C2 (ru) | Пассивный пробоотборник жидкости | |
KR20240107231A (ko) | 가스시료의 부숙지표물질 검사장치 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20001201 |