NL1001982C2 - Meervoudige beglazingseenheid en werkwijze voor het vervaardigen ervan. - Google Patents

Description

Meervoudige beglazingseenheid en werkwijze voor het vervaardigen ervan.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een meervoudige beglazingseenheid, in het bijzonder op een dergelijke eenheid, welke twee panelen van glasachtig materiaal omvat, die in tegenover elkaar gelegen op afstand gescheiden 5 verhouding zijn geplaatst, met een door een zich langs de omtrek uitstrekkend afstandstuk afgebakende gasruimte daartussen. De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke eenheid.

Meervoudige beglazingseenheden, bijvoorbeeld dubbele 10 beglazingseenheden, zijn zeer geschikt voor het verhogen van de thermische en geluidsisolatie van het inwendige van gebouwen en derhalve voor het verhogen van het comfort van degenen die zich in het gebouw bevinden vergeleken met de zwakke isolatie, die wordt verschaft door gewone eenvoudige beglazingseenheden.

15 Eenvoudige dubbele beglazingseenheden worden gevormd door twee platen van glasachtig materiaal, zoals glas, dat wordt bevestigd en gehouden in een op afstand van elkaar gescheiden verhouding, gewoonlijk aan de randen ervan, door middel van een afstandstuk. Het afstandstuk is gewoonlijk een 20 metalen profiel, dat aan de platen is gehecht, langs de lengte van de vier randen ervan. Een hermetisch afgedichte holle ruimte wordt gevormd tussen de platen, welke wordt afgebakend door het afstandstuk. Deze ruimte wordt gevuld met een droog gas, zoals droge lucht. Het is belangrijk, dat het gas, dat 25 zich binnen de ruimte bevindt, in droge toestand dient te worden gehouden teneinde enige condensatie van water in het inwendige van de dubbele beglazing tijdens veranderingen in de temperatuur te vermijden. Indien er condensatie van waterdamp aan de inwendige wanden van de platen plaatsvindt zal de door-30 zichtigheid van de beglazing verminderen en zal de doorkijk door de beglazing nadelig worden beïnvloed.

Er is een meervoudige beglazingseenheid bekend, welke twee panelen van glasachtig materiaal omvat, die in tegenover elkaar gelegen op afstand gescheiden verhouding zijn geplaatst. 35 Een gasruimte tussen de panelen wordt afgebakend door een zich 1001982 2 naar de omtrek uitstrekkend afstandstuk. Een kordon van hars strekt zich ten minste tussen het afstandstuk en elk van de panelen uit, teneinde de panelen op hun plaats te houden. Gewoonlijk wordt de eenheid gemonteerd op een in U-secties 5 verdeeld profielframe, waarin de randen van het paneel worden vastgehouden, waarbij het frame vervolgens wordt bevestigd aan een dragerstructuur, bijvoorbeeld binnen de opening in de wand van een gebouw.

De commerciële behoefte ligt meer en meer in het 10 installeren van de beglazingseenheden in uitspringende ruimten door de panelen hechtend aan de dragerstructuur vast te maken in plaats van de de panelen in een in U-secties verdeeld pro-fielframe te monteren. Deze huidige techniek van paneelinstal-latie wordt vaak als "uitwendige paneelhechtmiddelbevestiging" 15 of (enigszins onjuist) "structurele beglazing" aangeduid. Door deze techniek wordt het mogelijk gemaakt gevels te gevormen, die de indruk geven alsof zij helemaal zijn beglaasd. Bovendien wordt het ook mogelijk gemaakt de eenheden te installeren in een samengevallen toestand met de carrosserie van een voertuig 20 bijvoorbeeld. Door deze techniek wordt het mogelijk gemaakt aantrekkelijke esthetische effecten te verkrijgen.

Volgens een installatiewerkwijze, die thans in praktijk wordt gebracht wordt de meervoudige beglazingseenheid eerst in de fabriek samengesteld. Vervolgens wordt deze naar 25 een werkplaats geleid, waar een frame hechtend wordt vast- gemaakt aan de omtrek van de beglazingseenheid. Het samenstel wordt vervolgens overgebracht naar de bouwplaats teneinde te worden bevestigd aan de structuur van het gebouw. Volgens een alternatieve werkwijze wordt de eenheid ter plaatse aan elkaar 30 gelijmd.

Beide dergelijke werkwijzen berusten op bewerkingen, die worden uitgevoerd buiten de fabriek, waar het niet gemakkelijk kan zijn de kwaliteit van het eindprodukt te controleren en die extra lastige stappen kunnen vereisen.

35 In de Duitse octrooiaanvrage DE 3626194 (Schüco) wordt een dubbel beglaasde eenheid weergegeven, die op zodanige wijze aan de structuur van het gebouw is bevestigd, dat er een totaal beglaasde gevel ontstaat. De uitwendige plaat is groter dan de inwendige plaat en een bevestigingselement, dat aan de struc- 1001982 3 tuur van het gebouw is bevestigd, is vastgemaakt aan de inwendige omtrekszijde van de uitwendige plaat. Eén vertakking van het bevestigingselement is ingestoken in een U-vormig profiel, welk element is verzonken in het centrum van de hechtende 5 afdichtingshars van de eenheid. Dit bevestigingssysteem is naar verhouding complex en zwaar. Onder andere wordt hierdoor de constructie van de eenheid gecompliceerd en worden de kosten hoger, in het bijzonder omdat de eenheid niet kan worden geconstrueerd op een produktielijn van het type, dat wordt gebruikt 10 voor de conventionele dubbel beglaasde eenheden. Het insteken van het profiel in de geharde hars na injectie of de injectie van de hars rondom het profiel zijn zeer lastige delicate bewerkingen om te worden uitgevoerd op grote schaal. Verder is er een risico van onderbreken van de continuïteit van de 15 hechtende hars, in het bijzonder aan de hoeken van de eenheid, waardoor de duurzaamheid van de eenheid drastisch kan worden verminderd.

Een ander systeem voor het monteren van de dubbel beglaasde eenheden aan de gevel van een gebouw door "structu-20 rele beglazing" wordt beschreven in het Franse Utiliteitscerti-ficaat FR 2577274 (Schüco). Het afstandstuk van een dubbel beglaasde eenheid wordt ondergebracht in een uitsparing en een U-vormig profiel wordt aangebracht aan de omtrek van de eenheid in de gleuf tussen de glasplaten. De on-line-constructie van 25 deze eenheid is lastig, omdat verwijdering van de overmaat hechtend afdichtingshars voor het opnemen van het U-vormige profiel een delicate bewerking is om te worden uitgevoerd op een produktielijn. Verder bestaat er een risico voor het binnendringen van vocht tussen de uitwendige plaat en het profiel. 30 Onder andere leidt het profiel tot een modificatie van de uitwendige verschijning aan de omtrek van de eenheid, hetgeen ongewenst is uit esthetisch oogpunt, wanneer de gevel van het gebouw wordt waargenomen.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een 35 meervoudige beglazingseenheid en een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke eenheid te verschaffen, waarbij de bewerkingen in een fabriek kunnen worden uitgevoerd teneinde de kwaliteit van het eindprodukt gemakkelijker te controleren en 1001982 4 een meervoudige beglazingseenheid te verschaffen, die gereed is voor installatie via een structurele beglazingstechniek.

Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een meervoudige beglazingseenheid verschaft, welke ten minste twee 5 panelen van glasachtig materiaal omvat, die in tegenover elkaar gelegen, op afstand gescheiden verhouding zijn geplaatst, met een door een zich langs de omtrek uitstrekkend afstandstuk afgebakende gasruimte daartussen, een kordon van hars voor het aan elkaar vastmaken van de panelen en een in de hars verzonken 10 bevestigingselement, teneinde middelen te vormen voor het bevestigen van de beglazingseenheid aan een dragerprofiel, waarbij het bevestigingselement een kanaal vormt, dat naar buiten open is, waarbij het bevestigingselement is geplaatst vlakbij de eerste van de panelen, terwijl dit op afstand wordt 15 gescheiden van de tweede van de panelen.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een beglaasde structuur verschaft, waarvan ten minste één gevel is voorzien van een aantal beglazingseenheden zoals hierboven gedefinieerd.

20 Er zou kunnen worden gedacht, dat de aanwezigheid van de bevestigingselementen een obstakel zou doen ontstaan voer het aanbrengen van de hars, hetgeen zou resulteren in aanwezigheid van bellen aan het scheidingsvlak tussen glas het afstandstuk, of het risico voor een zwakke binding tussen de twee 25 platen van de eenheid.

Het is derhalve verrassend, dat de uitvinding leidt tot de vorming van een eenheid van hoge kwaliteit, die rechtstreeks kan worden vastgemaakt aan de structuur van een gebouw.

Het bevestigingselement kan rechtstreeks aan de een-30 heid worden vastgemaakt op een automatische produktielijn voor de constructie van dubbel beglaasde eenheden, terwijl tegelijkertijd de eenheid aan elkaar wordt gelijmd. Dit kan worden uitgevoerd onder toeziend oog van een expert in de fabriek in plaats van bijvoorbeeld te berusten op bewerkingen, die worden 35 uitgevoerd op de bouwplaats of in een extra werkplaats. Het is derhalve gemakkelijker om de kwaliteit van het eindprodukt te controleren.

Voorts verschaft de uitvinding een meervoudige beglazingseenheid, die gereed is voor installatie door een structu- 1001982 5 rele beglazingstechniek en die gemakkelijk kan worden vervaardigd in een fabriek bij een nauwkeurig gecontroleerd gebruik van de hars.

Bij voorkeur heeft het bevestigingselement de vorm van 5 een in U-secties verdeeld profiel, dat in dwarsdoorsnede twee pootgedeelten kan omvatten, die met elkaar zijn verbonden door middel van een bruggedeelte, waarbij de vrije uiteinden van de pootgedeelten niet onder het niveau van de rand van de eerste panelen liggen, doch idealiter praktisch samenvallen met zowel 10 de rand van het eerste paneel als de rand van het tweede paneel. Het bruggedeelte is bij voorkeur zodanig gebogen, dat het aan het eerste paneel grenzende pootgedeelte langer is dan het andere pootgedeelte. De buigingshoek kan meer dan 10° zijn, bijvoorbeeld tussen 10 en 45°, met voordeel tussen 25° en 40°, 15 zoals ca. 35°.

Bij voorkeur heeft het bevestigingselement een breedte, die minder is dan de helft van de ruimte tussen de eerste en de tweede panelen, waarbij voldoende ruimte wordt verschaft tussen het bevestigingselement en het tweede paneel 20 voor het inbrengen van de hars. Bovendien heeft het bevestigingselement bij voorkeur een diepte, die ligt tussen 25 en 75% van de diepte van de ruimte, die wordt ingenomen door de hars, dat wil zeggen de afstand van het afstandstuk van de randen van de panelen. Dit waarborgt dat de hars contact heeft met een 25 oppervlaktegedeelte van het eerste paneel dat voldoende is om een betrouwbare binding daarmee te verschaffen, terwijl het mogelijk wordt gemaakt, dat het kanaal in het bevestigingselement voldoende diepte heeft om een stevige bevestiging van de toegepaste eenheid te waarborgen.

30 Voor een aantal te verschaffen bevestigingselementen is het mogelijk dat zij zich gezamenlijk uitstrekken rondom de beglazingseenheid. Het verdient de voorkeur, dat een aantal bevestigingselementen wordt verschaft, dat zich gezamenlijk praktisch volledig rondom de omtrek van de eenheid uitstrekt.

35 Dit heeft het voordeel dat hierdoor de beste bevestiging van de beglazingseenheid aan de dragerstructuur wordt verschaft. Wanneer bijvoorbeeld de eenheid een gebruikelijke rechthoekige vorm heeft, worden bij voorkeur vier bevestigingselementen verschaft, die zich elk uitstrekken langs een respectievelijke 1001982 6 rand van de eenheid, waarbij de bevestigingselementen ten opzichte van elkaar in rechte hoeken worden geplaatst. Alternatief kunnen bevestigingselementen worden verschaft aan slechts twee tegenover elkaar liggende randen van de eenheid, 5 waarbij geen bevestigingselementen samenwerken met de andere tegenover elkaar liggende randen van de eenheid. Het bevesti-gingselement kan worden gevormd uit aluminium, roestvrijstaal of een stijf kunststofmateriaal, zoals PVC.

Teneinde het mogelijk te maken, dat de beglazingseen-10 heid volgens de uitvinding wordt gemonteerd onder gebruikmaking van een "structurele beglazingstechniek" verdient het de voorkeur, dat de bevestigingselementen zich niet uitstrekken onder het vlak van die glasplaat van de eenheid, waarvan wordt beoogd dat deze wordt geplaatst in de uitwendige positie, wanneer de 15 eenheid wordt samengesteld tezamen met andere in een structuur, zoals een gebouw.

Teneinde de grootste stijfheid aan het samenstel van afstandstuk/panelen/bevestigingselement te verschaffen strekt een kordon van hars zich bij voorkeur uit tussen het afstand-20 stuk en elk van de panelen.

Bij voorkeur is de hars een hechtmateriaal, dat bij 20°C een verlenging heeft van niet meer dan 12,5%, wanneer het wordt blootgesteld aan een trekspanning van 0,1 MPa, met voordeel 0,14 MPa, zoals gemeten volgens ISO 8339. Het hechtmate-25 riaal heeft bij voorkeur ook bij 20°C een verlenging van niet meer dan 1,25% wanneer het wordt blootgesteld aan een trekspanning van 0,1 MPa na veroudering gedurende 500 uur in water bij 55°C, met name wanneer het wordt blootgesteld aan een trekspanning van 0,4 MPa na veroudering in water gedurende 1000 uur 30 bij 45°C. Het verdient de meeste voorkeur, dat het hechtmateriaal een verlenging heeft van niet meer dan 12,5% wanneer het wordt blootgesteld aan een trekspanning van 0,1 MPa, bij voorkeur 0,14 MPa over een temperatuurtraject van -20 tot 55°C, bij voorkeur over een temperatuurstraject van -40°C tot 70°C.

35 Bij voorkeur heeft het hechtmateriaal een breuksterkte van 20°C van meer dan 0,70 MPa, bij voorkeur ten minste 0,84 MPa en een deformatie bij breuk van groter dan 50%. Het hechtmateriaal, dat de meeste voorkeur verdient heeft een cohesieve 1 c 0 1 9 8 2 7 breuk wanneer het wordt blootgesteld aan een trekspanning, die groter is dan de breuksterkte ervan.

Bij voorkeur wordt het hechtmateriaal gekozen uit siliconhechtmaterialen maar er kunnen ook polysulfide- en poly-5 urethaanhechtmaterialen worden gebruikt. Wanneer een polysulfide- of een ander lichtgevoelig materiaal wordt gebruikt, verdient het de voorkeur in de beglazingseenheid middelen op te nemen om het hechtmateriaal van zonlicht af te schermen. Dergelijke middelen kunnen bijvoorbeeld een UV-beschermlaag op de 10 uitwendige plaat van glasachtig materiaal zijn of een strook glasachtig email, gevormd door zeefdruk.

Bij voorkeur worden lagen afdichtmiddel tussen het afstandstuk en elk van de panelen geplaatst. Zo kan een waterdichte koppeling worden verkregen met behulp van twee verschil-15 lende materialen. Het eerste materiaal, dat in hoge mate ondoorlaatbaar voor water is, doch relatief flexibel, wordt in deze beschrijving in het algemeen als een "afdichtmiddel" aangeduid en kan bijvoorbeeld een polyisobutyleen zijn. Het tweede materiaal, dat in hoge mate hechtend is en relatief stijf is, 20 wordt in het algemeen in de beschrijving als de "hars" aangeduid.

Het afstandstuk kan worden gevormd uit een metaal of uit een kunststofmateriaal. Het afstandstuk kan hol zijn, waarbij het holle inwendige van het afstandstuk in gasverbinding 25 staat met de gasruimte. Wanneer het holle inwendige van het afstandstuk in gasverbinding staat met de gasruimte kan een droogmiddel worden geplaatst in het holle inwendige. Een dergelijk afstandstuk kan een trapeziumvormige dwarsdoorsnede hebben.

30 Alternatief heeft het afstandstuk een dwarsdoorsnede, die open kan zijn naar de gasruimte. Zo heeft bijvoorbeeld de dwarsdoorsnede van het afstandstuk een gebogen U-vorm. Een der-gelijke dwarsdoorsnede kan bestaan uit twee gebogen armdelen, die met elkaar zijn verbonden met behulp van een basisgedeelte. 35 De gebogen armgedeelten kunnen deformeerbaar zijn verbonden met het basisgedeelte om zodoende enige flexibiliteit van de dwarsdoorsnede van het afstandstuk te waarborgen, hetgeen dient voor het opvangen van sommige van de spanningen, die het gevolg zijn van de temperatuurstijging of andere oorzaken. In deze uitvoe- 1001982 8 ringsvormen kan een droogmiddel in het afstandstuk worden geplaatst. Alternatief of als extra kan het afdichtmiddel een droogmiddel bevatten.

Volgens een andere uitvoeringsvorm wordt het afstand-5 stuk in hoofdzaak gevormd uit een polymeermateriaal. Een geschikt afstandstuk is bekend als een "swiggle strip" (handelsmerk) van Tremco S.A. te F-75643 Parijs, Cedex 13, hetgeen een vooraf geêxtrudeerde butylstrook is met een metalen kern en waarin een moleculair zeefdroogpoeder aanwezig is. Het afstand-10 stuk dient bovendien als een vochtbarrière.

Het eerste en/of tweede paneel kan zijn gevormd door een samengesteld beglazingspaneel, dat een beglazingspaneel is, dat bestaat uit of is voorzien van een paar glasplaten die aan een tussenlaag van een polymeermateriaal zijn gehecht. De tus-15 senlaag kan bijvoorbeeld PVB zijn om een gelamineerd veilig- heidspaneel te vormen. Andere geschikte materialen voor de tussenlaag, zoals acrylpolymeren, kunnen worden gebruikt voor het verschaffen van uitzonderlijke akoestische eigenschappen aan het samengestelde paneel vanwege hun visco-elastische eigen-20 schappen.

Een samengesteld paneel kan worden gevormd uit twee of meer glasplaten van gelijke dikte of er kan een ongelijkheid in dikte tussen de platen zijn, waarbij de laatste opstelling leidt tot verschillende akoestische isolatie-eigenschappen.

25 Wanneer een samengesteld paneel, dat is gevormd met een tussenlaag van polymeer met visco-elastische eigenschappen voor het verschaffen van akoestische isolatie is geplaatst in de uitwendige positie verdient het de voorkeur, dat de platen van het samengestelde paneel aan elkaar worden gehouden met 30 behulp van de kordon van hars. Dit kan worden bereikt wanneer de randen van de platen ten opzichte van elkaar op zodanige wijze zijn verplaatst, dat de kordon van hars in contact kan staan met beide platen van het samengestelde paneel teneinde retentie van de uitwendige plaat te waarborgen.

35 Met voordeel bestaat het tweede paneel van de begla- zingseenheid volgens de uitvinding uit een enkelvoudige ongelamineerde plaat van glasachtig materiaal. Een dergelijke plaat is veel minder kostbaar om te produceren dan een samengesteld paneel. Bij voorkeur zijn de glasplaten van de eenheid onder- 1001982 9 worpen aan een thermische temperingsbehandeling. Het verdient echter de voorkeur dat de inwendige glasplaat thermisch wordt gehard in plaats van te worden getemperd, zodat het uitwendige paneel continu wordt vastgehouden aan zijn omtrek in het geval 5 dat het paneel breekt.

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het vervaardigen van een meervoudige beglazingseenheid, welke werkwijze de stappen omvat van: (i) het verschaffen van twee panelen van glasachtig 10 materiaal; (ii) het vastmaken van een bevestigingselement aan het eerste van de panelen aan het randgedeelte ervan om middelen te vormen voor het bevestigen van de beglazingseenheid aan een dragerstructuur, waarbij het bevestigingselement een kanaal 15 bepaalt, dat naar buiten open is en waarbij beide glaspanelen in tegenover elkaar gelegen op afstand gescheiden verhouding zijn geplaatst, met een door een zich langs de omtrek uitstrekkend afstandstuk afgebakende gasruimte daartussen, zodat het bevestigingselement zich in een positie vlakbij het eerste van 20 de panelen bevindt, terwijl dit op afstand is gecheiden van de tweede van de panelen; (iii) het aanbrengen van een kordon van hars in de door de panelen, de afstandstuk en het bevestigingselement bepaalde ruimte, om het bevestigingselement te doen verzinken 25 en de panelen aan elkaar vast te maken.

Deze eenvoudige constructiewerkwijze kan on-line worden uitgevoerd onder gecontroleerde atmosfeer om te waarborgen, dat het bevestigingselement correct en stevig is gebonden aan de eenheid voor het bevestigen van de eenheid op zijn bedoelde 30 plaats op een stevige manier en tegelijkertijd te waarborgen, dat gasruimte een voldoende lage vochtigheid heeft. De eenheid is afkomstig van de fabriek in een voor installatie gerede toestand, waarbij ter plaatse praktisch geen verdere constructie benodigd is anders dan het bevestigen van de eenheid aan de 35 dragerstructuur van bijvoorbeeld een gebouw.

Bij voorkeur wordt het bevestigingselement vastgemaakt aan het eerste paneel door middel van dubbelzijdig plakband, maar andere vastmaakmiddelen, zoals lijm, kunnen worden gebruikt. Wanneer een dubbelzijdig plakband wordt gebruikt 1001982 10 heeft dit bij voorkeur een gedeelte dat zich uitstrekt onder de rand van een eerste paneel, waarbij het uitstekende deel over elkaar wordt gevouwen om de open mond van het kanaal af te dekken voordat stap (iii) van de werkwijze wordt uitgevoerd om te 5 beletten, dat het kanaal met hars wordt gevuld. Het over elkaar gevouwen gedeelte van het dubbelzijdige plakband kan worden teruggevouwen of verwijderd voordat de eenheid wordt gemonteerd in een dragerstructuur.

Aangezien het bevestigingselement reeds is vastgemaakt 10 tegen één van de panelen, behoeft de injectie van de hars aan slechts één zijde van het bevestigingselement plaats te vinden, waardoor het mogelijk wordt gemaakt, dat het samenstellen machinaal kan worden uitgevoerd op een conventionele produktie-lijn. Dit maakt het bovendien overbodig om het bevestigings-15 element te forceren in de koppeling na aan elkaar lijmen van de eenheid.

Na polymerisatie van de hars kan de eenheid, die de fabriek verlaat, direct naar de bouwplaats worden gezonden om te worden bevestigd aan de structuur van het gebouw, waar aan-20 vullende bevestigingsstukken worden ingestoken in het kanaal van de bevestigingselementen.

Teneinde de eenheid aan de gevel te bevestigen aan de gevel kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van draaibare bevestigingsstukken met een lengte van 25 mm, die zijn verdeeld 25 bij elke 20 cm rond de uitspringende ruimte waarin de eenheid dient te worden vastgemaakt. De eenheid wordt op zijn plaats gebracht en vervolgens worden de bevestigingsstukken over een hoek van 90° gedraaid om deze te doen ingrijpen in de door het bevestigingselement gevormde kanalen op zodanige wijze, dat de 30 eenheid op zijn plaats blijft.

De uitvinding zal thans nader worden beschreven aan de hand van de bijgevoegde tekeningen, waarin: fig. 1 een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van een dubbele beglazingseenheid volgens een eerste uitvoeringsvorm van 35 de uitvinding toont; fig. 2 een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van een dubbele beglazingseenheid volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding toont; 1001982 11 fig. 3 een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van een dubbele beglazingseenheid volgens een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding toont; fig. 4 in gedeeltelijke dwarsdoorsnede een manier 5 toont, waarop twee aangrenzende beglazingseenheden volgens fig. 1 worden bevestigd aan de gevel van een gebouw; en fig. 5 in gedeeltelijk vooraanzicht een aantal beglazingseenheden volgens in fig. 1 toont, die zijn vastgemaakt aan de gevel van een gebouw.

10 Onder verwijzing naar fig. 1 wordt daarin een meer voudige beglazingseenheid getoond, welke twee glazen panelen 7, 8 omvat, die in tegenover elkaar gelegen op afstand gescheiden verhouding zijn geplaatst. De eerste plaat 7 vormt de inwendige plaat van de beglazingseenheid. Een gasruimte 9 tussen de panels len wordt afgebakend door een zich aan de omtrek uitstrekkend afstandstuk 3, gevormd uit gegalvaniseerd staal met een dikte van 0,4 mm. Lagen polyisobutyleenafdichtmiddel 5 zijn aangebracht tussen het afstandstuk 3 en elk van de platen 7, 8.

Het gebruikte polyisobutyleen heeft een doorlaatbaarheid van 20 ca. 0,11 g water x mm dikte per m2 x 24 u x kPa waterdamp.

Een kordon van hars 6 vult een ruimte tussen het afstandstuk 3 en elk van de panelen 7, 8 op en maakt de panelen aan elkaar vast. Een bevestigingselement 2 is verzonken in de hars om middelen te vormen voor het bevestigen van de begla-25 zingseenheid aan een dragerstructuur. Het bevestigingselement bepaalt een kanaal 25, dat naar buiten open is. Het bevestigingselement is geplaatst vlakbij het eerste paneel 7 en is daaraan vastgemaakt, terwijl het op een afstand van het tweede paneel 8 is gescheiden.

30 Het bevestigingselement heeft de vorm van een in U- secties verdeeld profiel, dat in dwarsdoorsnede twee poot-gedeelten 21, 22 omvat, die met elkaar zijn verbonden door middel van een bruggedeelte 23, dat gebogen is over een hoek van ca. 35° opdat de hars de ruimte volledig opvult. De vrije 35 uiteinden 21a, 22a, van de pootgedeelten vallen praktisch samen met de randen 71 van het eerste paneel 7 en met de rand 81 van het tweede paneel 8.

1001982 12

Het bevestigingselement 2 is vastgemaakt aan het eerste paneel 7 door middel van dubbelzijdig plakband 1, zoals Beglazingsband VG 132 (van Qualitape, België).

Het bevestigingselement 2 heeft een breedte, die min-5 der is dan de helft van de ruimte tussen de eerste en tweede panelen 7, 8. Wanneer bijvoorbeeld de panelen 7 en 8 op een afstand van 12 mm zijn gescheiden bedraagt de totale breedte van het bevestigingselement 2 5 mm. Wanneer bovendien het afstandstuk 3 16 mm van de randen 71, 81 van de panelen 7, 8 is 10 geplaatst heeft het bevestigingselement 2 op geschikte wijze een totale diepte van ca. 10 mm om voldoende te waarborgen, dat de hars 6 voldoende contact heeft met het oppervlaktegebied van het eerste paneel 7 teneinde een betrouwbare binding daarmee te verschaffen, terwijl het mogelijk wordt gemaakt, dat het kanaal 15 25 in het bevestigingselement 2 voldoende diepte heeft om een stevige bevestiging van de eenheid te waarborgen.

De hars 6 is een siliconhechtmateriaal, dat bij 20°C een verlenging heeft van niet meer dan 12,5% wanneer het wordt blootgesteld aan een trekspanning van 0,1 MPa, zoals gemeten 20 volgens ISO 8339. Het siliconbindingshechtmateriaal dat de voorkeur geniet is "Q 3362" van Dow Corning, met een verlenging van 12,5% wanneer het wordt blootgesteld aan een trekspanning van 0,27 MPa vóór veroudering en een verlenging van 12,5% wanneer het wordt blootgesteld aan een trekspanning van 0,2 MPa, 25 na veroudering gedurende 21 dagen in water bij 55°C, zoals gemeten volgens een code A van ISO 8339. De breuksterkte van dit materiaal is 1,08 MPa vóór veroudering en 0,92 MPa na veroudering, waarbij de verlenging bij breuk meer dan 50% is en de breuk cohesief is, zowel vóór als na veroudering. De hars 6 30 staat in contact met één zijde van de eerste plaat 7 en ook met één zijde van de tweede plaat 8.

Tijdens gebruik vormt het afdichtmiddel 5 een barrière voor de penetratie van waterdamp in de gasruimte 9 terwijl de hars 6 dient voor het vasthouden van de platen 7, 8 in hun 35 tegenover elkaar gelegen verhouding.

De werkwijze voor de vervaardiging van de meervoudige beglazingseenheid is als volgt. Eerst wordt het bevestigingselement 2 vlak tegen het eerste paneel 7 gelegd en daaraan vastgemaakt met behulp van het dubbelzijdige plakband 1. In een 1 0 Q 19 8 2 13 tweede stap worden afdichtingsbuizen van polyisobutyleen in een voldoende mate aan de zijkanten van het afstandstuk 3 gelegd, waarbij het afstandstuk langs het randgebied van de glasplaat 7 wordt gelegd en de andere glasplaat 8 daaroverheen wordt 5 gelegd. De glasplaten worden vervolgens samengedrukt om het butylafdichtmiddel in de gewenste mate te doen verspreiden tussen de glasplaten. Het bevestigingselement 2 wordt dus vlak tegen het eerste paneel 7 geplaatst terwijl het op een afstand is gescheiden van het tweede paneel 8.

10 Daarna wordt de kordon van hars 6 geïnjecteerd in de ruimte, die wordt bepaald door panelen 7, 8 en het afstandstuk 3 en het bevestigingselement 2 teneinde het bevestigingselement 2 te doen verzinken en gehard of hard laten worden om de panelen 7, 8 aan elkaar vast te maken.

15 Het dubbelzijdige plakband 1 heeft een gedeelte 11, dat zich uitstrekt onder de rand 71 van het eerste paneel 7, waarbij het gedeelte 11 over elkaar wordt gevouwen (zoals in fig. 1 door de gebroken lijnen aangegeven) teneinde de open mond van het kanaal 25 af te dekken voordat de hars wordt 20 geïnjecteerd om te voorkomen dat het kanaal met hars wordt gevuld. Het over elkaar gevouwen gedeelte 11 van het dubbelzijdige plakband wordt verwijderd zodat de eenheid wordt gemonteerd in een dragerstructuur.

In de uitvoeringsvorm zoals getoond in fig. 2 wordt 25 het eerste paneel 7 gevormd door een samengesteld beglazings-paneel met een paar glasplaten 72, 73, gehecht aan een tussenlaag 74 van polymeermateriaal, dat daartussen is gesandwiched.

De eerste plaat 72 is gevormd uit thermisch gehard glas met een dikte van 6 mm en voorzien van een zonwerende dek-30 laag van STOPSOL (handelsmerk) aan de inwendige zijde ervan. De tweede plaat 73 is gevormd uit thermisch gehard glas met een dikte van 5 mm en voorzien van deklaag met lage uitstraling.

Een deklaag met lage uitstraling is aangebracht aan die zijde van de plaat 73, welke op afstand van de plaat 72 is geplaatst. 35 De eerste plaat 72 vormt de inwendige plaat van de beglazings-eenheid.

De acrylpolymeerlaag 74 heeft viscos-elastische eigenschappen zodat de kritische frequentie van de coïncidentie van het paneel 7 groter is dan de kritische frequentie van de coin- 1 o o 1 ? I? 2 14 cidentie van de grillige monolitische glasplaat, die dezelfde vorm en oppervlakte heeft als het paneel 7 en een massa heeft, die gelijk is aan de totale massa glasachtig materiaal in het paneel 7. Een geschikt acrylpolymeer is UVEKOL (handelsmerk) 5 van UCB S.A. te B-1620 Drogenbos, België.

De in fig. 2 afgeheelde beglazingseenheid heeft de vorm van een dubbele beglazingseenheid en is voorzien van een tweede beglazingspaneel 8, gevormd uit een 5 mm dik thermisch getemperd glas, dat in tegenover gelegen houding ten opzichte 10 van de plaat 73 van het samengestelde paneel 7 is geplaatst en daarvan afstand gescheiden teneinde een luchtruimte 9 van 12 mm te verschaffen.

De werkwijze voor de vervaardiging van de beglazingseenheid volgens fig. 2 omvat de volgende stappen. Eerst wordt 15 het paar glasplaten 72, 73 in tegenover gelegen verhouding ten opzichte van elkaar geplaatst. Een strook butylafdichtmateriaal 75 met een breedte van 8 mm wordt gelegd tussen de platen 72 en 73 op een afstand van ca. 8 mm vanaf de omtreksrand 71 van de platen. Deze strook wordt gevormd door het aanbrengen van een 20 cilindervormige kordon van het butylafdichtmateriaal op één van de glasplaten en door het samendrukken van de kordon tot een strook met de bedoelde breedte door samenpersen van de twee platen. De strook 75 is continu op twee onderbrekingen (niet getoond) na teneinde een trekken van de ruimte tussen de glas-25 platen enerzijds en de injectie in de ruimte van een acryl-polymeervoorloper anderzijds mogelijk te maken, waarbij de strook een gebied begrenst, dat is bezet door het polymeer-materiaal in het samengestelde paneel 7. Na de injectie van de voorloper wordt de onderbreking in de strook afdichtmateriaal 30 gesloten door het aanbrengen van nog meer afdichtmateriaal. De acrylpolymeervoorloper wordt vervolgens in een toestand gebracht om het polymeer te polymeriseren door blootstelling aan ultraviolette stralen.

De volgende stap van het proces is het plaatsen van 35 het bevestigingselement 2, gevolgd door de boven uiteengezette stappen met betrekking tot de uitvoeringsvorm volgens fig. 1.

Volgens een variant strekt de film 74 zich uit tot de rand 71 (dat wil zeggen dat de strook 75 van butylafdichtmateriaal is weggelaten) en wordt gevormd door PVB.

1001982 15

Volgens een andere variant worden het afstandstuk 3 en het afdichtmiddel 5 worden vervangen door een "swiggle strip".

In de uitvoeringsvorm zoals getoond in fig. 3 heeft de beglazingseenheid de vorm van een dubbele beglazingseenheid, 5 die is voorzien van eerste glazen paneel 7 in de vorm van een enkelvoudige plaat en een tweede paneel 8, gevormd door een samengesteld beglazingspaneel. Het samengestelde beglazings-paneel 8 bestaat uit een paar glasplaten 83, 82, gehecht aan een tussenlaag 84 van een polymeermateriaal met visco-elas-10 tische eigenschappen en daartussen gesandwiched. Een strook 85 van butylafdichtmateriaal is gelegd tussen de platen 83 en 82. Het eerste paneel 7 is in tegenover gelegen verhouding ten opzichte van de plaat 82 van het samengestelde paneel 8 geplaatst en op afstand daarvan gescheiden om een luchtruimte 9 15 te verschaffen. De eerste plaat 83 vormt de uitwendige plaat van de beglazingseenheid.

Een gedeelte van de eerste plaat 83 overlapt de rand van de tweede plaat 82. Het overlappende marginale deel strekt zich uit rond de omtrek van het samengestelde paneel 8. De hars 20 6 is in contact met één zijde van de eerste plaat 83 en ook met één zijde van de rand van de tweede plaat 82. De hars 6 dient niet alleen voor het aan elkaar vastmaken van de beide panelen maar dient ook voor het vastmaken van beide platen van het samengestelde paneel 8.

25 De vrije uiteinden 21a, 22a van de pootgedeelten van het in U-secties verdeelde bevestigingselement 2 liggen praktisch gelijk met de rand 71 van het eerste paneel 7 en met de rand 81 van de uitwendige plaat 83 van het tweede paneel 8.

Fig. 4 toont de manier waarop twee aangrenzende een-30 heden 41, 42 worden bevestigd aan de structuur van een gebouw. De ruimte tussen de eenheden is ca. 20 mm. Afdichtnaden 44 zijn aangebracht tussen de eenheden en een dragerdeel 43, dat is bevestigd aan de structuur van het gebouw. Draaibare bevesti-gingsstukken 45, die worden gedragen op het dragerdeel 43 met 35 behulp van een schroef 46 worden 90° gedraaid, nadat de eenheid in positie is geplaatst, om in te grijpen met het bevestigingselement 2. De ruimte van de eenheid van het dragerdeel 43 wordt bepaald door een cilindervormig afstandsstuk 47, dat de schroef 46 omgeeft. De inwendige plaat van de eenheid wordt daardoor 1001982 16 gedrukt tegen de afdichtnaden 44. Schuimvulmateriaal 48 bedekt de kop van de schroef 46 en wordt op zijn beurt beschermd door een siliconafdichtnaad 49.

De massa van elke eenheid dient te worden ondersteund 5 door ten minste twee klemmen per eenheid, die worden bevestigd aan de structuur van het gebouw. Deze klemmen zijn niet getoond in fig. 4 ter wille van de duidelijkheid.

Fig. 5 toont de eenheden 41 en 42, tezamen met aangrenzende eenheden 41' en 42' in gedeeltelijk bovenaanzicht.

10 Fig 5 toont de verdeling van de bevestigingsstukken 45 rondom de eenheden en de plaatsing van de bevestigingselementen 2. Slechts vier hoeken van vier aangrenzende eenheden zijn getoond, waarbij de gebogen lijnen de plaatsing van de beves-tigingselementne laten zien en de roteerbare bevestigingsstuk-15 ken 45, die naar boven toe worden gedraaid teneinde de bovenste eenheid te bevestigen en naar beneden toe teneinde de onderste eenheid te bevestigen en naar links of rechts teneinde respectievelijk de linker en rechter eenheden te bevestigen.

1001982

Claims (25)

1. Meervoudige beglazingseenheid, met het kenmerk, dat deze ten minste twee panelen van glasachtig materiaal omvat, die in tegenover elkaar gelegen, op afstand gescheiden verhouding zijn geplaatst, met een door een zich langs de omtrek 5 uitstrekkend afstandstuk afgebakende gasruimte (9) daartussen, een kordon van hars (6) voor het aan elkaar vastmaken van de panelen en een in de hars verzonken bevestigingselement, teneinde middelen te vormen voor het bevestigen van de beglazingseenheid aan een dragerprofiel, waarbij het bevestigingselement 10 een kanaal (25) vormt, dat naar buiten open is, waarbij het bevestigingselement is geplaatst vlakbij de eerste van de panelen (7), terwijl dit op afstand wordt gescheiden van de tweede van de panelen (8).

2. Meervoudige beglazingseenheid volgens conclusie 1, 15 met het kenmerk, dat het bevestigingselement is vastgemaakt aan het eerste paneel (7), bij voorkeur door middel van dubbelzijdig plakband (1).

3. Meervoudige beglazingseenheid volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het bevestigingselement de vorm 20 heeft van een in U-secties verdeeld profiel.

4. Meervoudige beglazingseenheid volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het bevestigingselement (2) in dwarsdoorsnede gezien is voorzien van twee pootgedeelten (21, 22) met elkaar verbonden door middel van een bruggedeelte (23) , waarbij 25 de vrije uiteinden (21a, 22a) van de pootgedeelten niet achter de lijn van de rand (71) van het eerste paneel (7) liggen.

5. Meervoudige beglazingseenheid volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het bruggedeelte (23) zodanig is omgebogen, dat het pootgedeelte (22) in de nabijheid van de eerste 30 poot (7) langer is dan het andere pootgedeelte (21).

6. Meervoudige beglazingseenheid volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vrije uiteinden (21a, 22a) van de pootgedeelten praktisch samenvallen met de beide randen (71) van het eerste paneel (7) en de rand (81) van 35 het tweede paneel (8).

7. Meervoudige beglazingseenheid volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigingselement 1001982 (2) een breedte heeft, die minder is dan de helft van de ruimte tussen de eerste en tweede panelen (7, 8).

8. Beglazingseenheid volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kordon hars (6) zich uitstrekt 5 ten minste tussen de afstandstuk (3) en elk van de panelen (7, 8) .

9. Beglazingseenheid volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hars (6) een hechtmateriaal is, dat bij 20°C een verlenging heeft van niet meer dan 12,5%, 10 wanneer het wordt blootgesteld aan een trekspanning van 0,1 MPa, gemeten volgens ISO 8339.

10. Beglazingseenheid volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het hechtmateriaal bij 20°C een verlenging heeft van niet meer dan 12,5% wanneer het wordt blootgesteld aan een 15 trekspanning van 0,14 MPa.

11. Beglazingseenheid volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het hechtmateriaal bij 20°C een verlenging heeft van niet meer dan 12,5% wanneer het wordt blootgesteld aan een trekspanning van 0,1 MPa na veroudering gedurende 500 20 uur in water bij 55°C.

12. Beglazingseenheid volgens één der voorgaande conclusies 9 tot 11, met het kenmerk, dat het hechtmateriaal een verlenging heeft van niet meer dan 12,5% wanneer het wordt blootgesteld aan een trekspanning van 0,14 MPa na veroudering 25 in water gedurende 1000 uur bij 45°C.

13. Beglazingseenheid volgens één der voorgaande conclusies 9 tot 12, met het kenmerk, dat het hechtmateriaal een breuksterkte heeft bij 20°C van niet meer dan 70 MPa en een deformatie bij breuk van groter dan 50%.

14. Beglazingseenheid volgens één der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat de hars (6) is gekozen uit siliconhechtmaterialen.

15. Beglazingseenheid volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat één van de panelen wordt gevormd 35 door een samengesteld glazen paneel met een paar glasplaten (72, 73; 82, 83), gehecht aan een tussenlaag (74; 84) van polymeer materiaal dat daartussen is gesandwiched. 1001982

16. Beglazingseenheid volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de polymeertussenlaag (74; 84) is gekozen uit acrylaatpolymeren.

17. Beglazingseenheid volgens één der voorgaande con-5 clusies, met het kenmerk, dat de laag afdichtmiddel (5) is aangebracht tussen het afstandstuk (3) en elk van de panelen (7, 8) .

18. Beglazingseenheid volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een aantal bevestigingselementen 10 aanwezig zijn, die tezamen zich uitstrekken rondom de beglazingseenheid.

19. Beglazingseenheid volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de beglazingseenheid een in het algemeen rechthoekige vorm heeft, is voorzien van vier bevestigingselementen 15 waarvan elk zich uitstrekt langs de desbetreffende rand van de eenheid, waarbij de bevestigingselementen ten opzichte van elkaar een rechte hoek vormen.

20. Beglazingseenheid met het kenmerk, dat ten minste één voorgevel wordt gevormd uit meerdere beglazingseenheden, 20 volgens één van de conclusies 1 tot 19.

21. Werkwijze voor het construeren van een meervoudige beglazingseenheid, met het kenmerk, dat deze de stappen omvat van: (i) het verschaffen van twee panelen van glasachtig 25 materiaal (7, 8); (ii) het vastmaken van een bevestigingselement (22) aan het eerste van de panelen aan het randgedeelte ervan om middelen te vormen voor het bevestigen van de beglazingseenheid aan een dragerstructuur, waarbij het bevestigingselement een 30 kanaal (25) bepaalt, dat naar buiten open is en waarbij beide glaspanelen in tegenover elkaar gelegen op afstand gescheiden verhouding zijn geplaatst, met een door een zich langs de omtrek uitstrekkend afstandstuk (3) afgebakende gasruimte (9) daartussen, zodat het bevestigingselement (2) zich in een 35 positie vlakbij het eerste van de panelen bevindt, terwijl dit op afstand is gecheiden van de tweede van de panelen (8); (iii) het aanbrengen van een kordon van hars in de door de panelen (7, 8), het afstandstuk (3) en het bevesti- 1 00 1 98 2 gingselement (2) bepaalde ruimte, om het bevestigingselement te doen verzinken en de panelen (7, 8) aan elkaar vast te maken.

22. Werkwijze volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de stap (ii) omvat het vastmaken van het bevestigingsele- 5 ment (2) aan het eerste paneel (7) door middel van dubbelzijdig plakband (1).

23. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het dubbelzijdige plakband (1) een gedeelte (11) heeft dat zich uitstrekt onder de rand (71) van het eerste paneel (7), 10 waarbij het gedeelte (11) over elkaar wordt gevouwen teneinde de open mond van het kanaal (25) af te dekken voorafgaande aan stap (iii) teneinde te voorkomen dat het kanaal met hars wordt gevuld.

24. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk, 15 dat het over elkaar gevouwen gedeelte (11) van het dubbelzijdige plakband wordt verwijderd alvorens de eenheid wordt gemonteerd op een dragerstructuur.

25. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 21 tot 24, met het kenmerk, dat de stap (ii) omvat het vastmaken 20 van een bevestigingselement (2) langs elke rand van het eerste paneel (7). 1001982