NL1000971C2 - Ploegwentelinrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Ploegwentelinrichting.

De uitvinding betreft een hydraulische bedieningsinrichting voor een in breedte verstelbare en wentelbare ploeg volgens de aanhef van conclusie 1.

In de landbouw wordt veel gebruik gemaakt van zogenaamde 5 wentelploegen. Een wentelploeg wordt achteraan een tractor bevestigd met een constructie die het mogelijk maakt naar keuze aan een van beide zijden van de tractor te ploegen. Voor het wentelen van een ploeg om aan de andere zijde van de tractor te kunnen ploegen, is het wenselijk de ploeg eerst in een zodanige 10 stand te brengen, dat het zwaartepunt van het te wentelen deel zo dicht mogelijk bij de wentelas ligt (welke stand overeenkomt met de smalste ploegbreedte, voordat de ploeg om zijn wentelas, die in hoofzaak horizontaal en in de langsrichting van de tractor ligt, wordt gedraaid. Vervolgens moet de ploeg weer op de gewenste 15 ploegbreedte worden ingesteld. De twee hierboven genoemde hoofdbewegingen van de wentelploeg worden gebruikelijk gerealiseerd door twee hydraulische cilinders. De aan deze cilinders toe te voeren hydraulische vloeistof onder druk wordt gewoonlijk geleverd door een hydraulische pompeenheid die op de tractor aanwezig is 20 en een pomp en een reservoir omvat.

Een bekende inrichting van de in de aanhef genoemde soort omvat voor het aansturen van de wentelcilinder een hydraulische went el schakeling zoals beschreven in de Europese octrooischriften EP 0 434 531 en EP 0 438 936. Bij deze bekende inrichting moet 25 de bestuurder van de tractor door een aantal bedieningsknoppen in een bepaalde volgorde te bedienen de gewenste bewegingsvolgorde van de beide hydraulische cilinders aansturen.

De onderhavige uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen die op basis van één enkele bedieningsopdracht van 30 de bestuurder het gehele bewegingsverloop realiseert en voor iedere willekeurige hydraulische wentelinrichting kan worden geplaatst. De onderhavige uitvinding beoogt dit te realiseren met hydraulische middelen en zodanig dat voor het verbinden van de op de tractor aanwezige hydraulische aggregaat met de hydraulische 35 bedieningsinrichting slechts twee hydraulische leidingen en 1000971 - 2 - bijbehorende losneembare koppelingen nodig zijn.

Dit oogmerk wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt door een hydraulische bedieningsinrichting volgens conclusie 1.

Verder voordelige uitvoeringsvormen van de 5 bedieningsinrichting volgens de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en in de navolgende beschrijving aan de hand van de tekening. In de tekening toont: figuur 1 een hydraulisch schema van een voorkeursuitvoeringsvorm van de bedieningsinrichting volgens de 10 uitvinding, figuur 2 de volgschakelkring van het schema in fig. 1 uitgevoerd als hydraulisch kleppenblok in een eerste schakeltoestand, figuur 3 de volgschakelkring van het schema in fig. 1 15 uitgevoerd als hydraulisch kleppenblok in een tweede schakeltoestand, en figuur 4 de volgschakelkring van het schema in fig. 1 uitgevoerd als hydraulisch kleppenblok in een derde schakeltoestand.

20

In figuur 1 is in een hydraulische schema een hydraulische bedieningsinrichting voor een wentelploeg volgens de uitvinding weergegeven. De inrichting omvat een dubbelwerkende hydraulische cilinder 1, die dient voor het instellen van de ploegbreedte van 25 de ploeg. In het kader van de onderhavige uitvinding wordt de cilinder 1 aangeduid als breedte-instelcilinder 1. Verder omvat de inrichting een dubbelwerkende hydraulische cilinder 2, die dient voor het wentelen van de ploeg tussen een eerste wentelstand, waarbij de ploeg zich aan de ene zijde van de tractor bevindt, 30 en een tweede wentelstand, waarbij de ploeg zich aan de andere zijde van de tractor bevindt. In het kader van de onderhavige uitvinding wordt de cilinder 2 aangeduid als wentelcilinder 2.

De voor het bedienen van de cilinders 1 en 2 benodigde hydraulische vloeistof onder druk wordt verschaft door een 35 hydraulische aggregaat op de tractor. Deze aggregaat omvat een in hoofdzaak drukloos reservoir 3 voor de hydraulische vloeistof en een hydraulische pomp 4. Op de tractor bevinden zich verder 1000 9 7 1 - 3 - nog twee aansluitingen 5 en 6, bij voorkeur snelkoppelaanslui-tingen, voor de hydraulische bedieningsinrichting volgens de uitvinding. Tussen de aansluiting 5 en 6 enerzijds en het reservoir 3 en de pomp 4 anderzijds bevindt zich een 4/3-schuifklep 7, die 5 handbediend is uitgevoerd. De klep 7 heeft een neutrale middenstand, waarin de aansluitingen 5 en 6 zijn afgesloten en in de andere twee standen is telkens een van beide aansluitingen 5 en 6 verbonden met het reservoir 3 en de andere met de pomp 4.

De hydraulische bedieningsinrichting omvat een hydraulische 10 wentelschakeling 10 (streeplijn) van een op zich bekende uitvoering. Voor een gedetaileerde beschrijving van de opbouw en werking van de wentelschakeling 10 wordt hier verwezen naar de Europese octrooischriften EP 0 434 531 en EP 0 438 936.

De wentelschakeling 10 omvat een drukpoort A', een 15 retourpoort B', alsmede een eerste aansluitpoort W1 en een tweede aansluitpoort W2 voor de wentelcilinder 2 en een schuifklep 11.

Door de wentelschakeling 10 wordt bewerkstelligd dat indien hydraulische vloeistof onder druk wordt toegevoerd aan de drukpoort A', de wentelcilinder 2 vanuit zijn ene eindpositie 20 naar zijn andere eindpositie beweegt, ongeacht welke eindpositie de wentelcilinder 2 inneemt bij het aanvangen van de vloeistof toevoer aan de drukpoort A'. De aan de andere zijde van de zuiger van de wentelcilinder 2 verdrongen vloeistof stroomt weg via de retourpoort B'.

25 Volgens de onderhavige uitvinding omvat de hydraulische bedieningsinrichting verder nog een hydraulische volgschakelkring 20.

In fig. 1 is een voorkeursuitvoeringsvorm van de volgschakelkring in een hydraulisch schema weergegeven. De 30 volgschakelkring 20 omvat: - een drukpoort P, die, bijvoorbeeld via een hydraulische slang met snelkoppeling, aansluitbaar is op de aansluiting 5 van de tractor, - een retourpoort R, die, bijvoorbeeld via een hydraulische slang 35 met snelkoppeling, aansluitbaar is op de aansluiting 6 van de tractor, - een eerste aansluitpoort D, die in verbinding staat met de 1000971 - 4 - breedte-instelcilinder 1, zodat bij stroming van hydraulische vloeistof van de eerste aansluitpoort D naar de breedte-instelcilinder 1 de ploeg naar zijn smalste stand beweegt, - een tweede aansluitpoort C, die in verbinding staat met de 5 breedte-instelcilinder 1, zodat bij stroming van hydraulische vloeistof van de eerste aansluitpoort C naar de breedte-instelcilinder 1 de ploeg naar zijn breedste stand beweegt, - een derde aansluitpoort A, die in verbinding staat met de drukpoort A' van de hierboven beschreven wentelschakeling 10, 10 - een vierde aansluitpoort B, die in verbinding staat met de retourpoort B' van de wentelschakeling 10 en met de retourpoort R van de volgschakeling 20.

De hydraulische volgschakeling 20 omvat verder een schuif klep 21, die twee standen kan innemen. In de eerste stand, 15 die in fig. 1 is getoond, laat de schuif klep 21 stroming toe tussen de drukpoort P en de eerste aansluitpoort D en tussen de tweede aansluitpoort C en de retourpoort R. In de tweede stand laat de schuifklep 21 stroming toe tussen de drukpoort P en de eerste aansluitpoort D en tussen de drukpoort P en de derde aansluitpoort 20 A, die op zijn beurt rechtstreeks is verbonden met de drukpoort A' van de wentelschakeling 10. In de tweede stand laat de schuifklep tevens stroming toe van de tweede aansluitpoort C naar de retourpoort R.

De schuifklep 21 is aan een aantal krachten onderworpen 25 voor het instellen van de gewenste stand van de schuifklep 21. Deze krachten zijn: - de kracht van de terugstelveer 22, die de schuifklep 21 in zijn eerste stand dwingt, - de werking van de via de poort P toegevoerde pompdruk, die ofwel 30 via een eerste oppervlak (bij 23) of via een tweede oppervlak (bij 24) aangrijpt op het schuif lichaam van de schuifklep 21 om de schuifklep 21 naar zijn tweede stand te bewegen, respectievelijk wanneer de schuifklep 21 zich in zijn eerste danwel tweede stand bevindt, 3 5 - de werking van de op een derde oppervlak (bij 26) van het

schuif lichaam van de schuifklep 21 aanwezige vloeistof druk, welke druk optreedt bij het via de poort C naar de retourpoort R

1000971 - 5 - wegstromen van vloeistof uit de breedte-instelcilinder 1. Deze druk wordt opgewekt door een, bij voorkeur instelbaar uitgevoerde, drukregelinrichting 27, die is opgesteld in de betreffende vloeistofweg tussen de schuifklep 21 en de retourpoort R. Parallel 5 aan de drukregel inrichting 27 is in dezelfde weg een smoororgaan 28 opgenomen.

De hydraulische volgschakeling 20 omvat verder een tweede schuifklep 30. Deze schuifklep 30 heeft een schuiflichaam dat twee standen in kan nemen. In de in figuur 1 getoonde eerste stand 10 laat de schuifklep 30 stroming toe tussen de eerste poort 21a van de schuifklep 21 en de tweede aansluitpoort C en tussen de tweede poort 21b van de schuifklep 21 en de derde aansluitpoort A. In de tweede stand daarvan laat de schuifklep 30 stroming toe tussen de tweede poort 21b van de schuifklep 21 en de derde 15 aansluitpoort A, terwijl geen stroming mogelijk is tussen de poort 21a en de tweede aansluitpoort C. Het schuif lichaam van de schuifklep 30 heeft smoororganen 31 en 32, zodat zich in de weg tussen de poort 21b en de derde aansluitpoort A altijd een smoring bevindt.

20 Voor het instellen van de stand van de schuifklep 30 worden op het schuiflichaam daarvan een aantal krachten uitgeoefend. Deze krachten zijn: - de kracht van terugstelveer 33, die de schuifklep 30 naar zijn eerste stand dwingt, 25 - de op een eerste oppervlak (bij 34) van het schuif lichaam werkende vloeistofdruk die heerst in de verbinding tussen de poort 21b van de schuifklep 21 en de schuifklep 30, welke kracht de schuifklep 30 naar zijn tweede stand dwingt, - de op een tweede oppervlak (bij 35), dat tegenover het eerste 30 oppervlak (bij 34) ligt, van het schuiflichaam werkende vloeistofdruk die heerst in de verbinding tussen de schuifklep 30 en de derde aansluitpoort A van de volgschakelkring 20.

Verder is in de volgschakelkring 20 volgens de uitvinding een terugslagklep 40 opgenomen in een parallele verbinding tussen 35 de tweede aansluitpoort C en de retourpoort R, welke terugslagklep sluit in de richting van de retourpoort R.

Door de bovenbeschreven hydraulische volgschakelkring 1000971 - 6 - 20 worden, bij toevoer van hydraulische vloeistof onder druk aan de drukpoort P, door het in werking zijn van de pomp 4 en het geschikt bedienen van de schuifklep 7 door de bestuurder van de tractor, achtereenvolgens de volgende fasen doorlopen.

5 - Eerst stroomt de aan drukpoort P toegevoerde vloeistof via de zich in zijn eerste stand bevindende schuifklep 21 naar de eerste aansluitpoort D en van daar naar de breedte-instelcilinder 1. De aan de andere zijde van de zuiger van de breedte-instelcilinder 1 verdrongen vloeistof stroomt dan via de tweede aansluitpoort 10 C, door de zich in zijn eerste stand bevindende schuifklep 30 naar poort 21a van de schuifklep 21. Via de schuifklep 21 stroomt deze vloeistof dan naar de retourpoort R. Dit heeft tot gevolg dat de ploeg naar zijn smalste stand beweegt.

- Bij het bereiken van de bij de smalste stand van de ploeg 15 behorende eindpositie van de breedte-instelcilinder 1 stijgt de druk in de verbinding tussen de drukpoort P en de eerste aansluiting D. Door deze drukstijging wordt de op het oppervlak 23 van het schuif lichaam van de schuifklep 21 uitgeoefende kracht zo groot dat hierdoor de schuifklep 21 naar zijn tweede stand 20 beweegt. In de tweede stand van de schuifklep 21 is stroming mogelijk van de drukpoort P naar de derde aansluitpoort A van de volgschakelkring 20. Doordat deze stroming de smoring 31 passeert ontstaat een drukverschil tussen het traject van deze vloeistofstroming van poort 21b naar de schuifklep 30 enerzijds 25 en van de schuifklep 30 naar de derde aansluitpoort A anderzijds. Dit drukverschil is zodanig dat de kracht uitgeoefend op het schuiflichaam van de schuifklep 30 via het oppervlak 34 groter is dan de tegenwerkende kracht van de terugstelveer 33 en het oppervlak 35 samen, zodat de schuifklep 30 zijn tweede stand 3 0 inneemt. Aldus stroomt dan hydraulische vloeistof van drukpoort P naar drukpoort A' van de wentelschakeling 10 en van daar naar de wentelcilinder 2, waarbij de aan de andere zijde van de zuiger van de wentelcilinder 2 verdrongen vloeistof via retourpoort B' van de wentelschakeling 10 naar de retourpoort R stroomt. Hierdoor 35 beweegt de ploeg van zijn ene wentelstand naar zijn andere wentelstand.

- Bij het bereiken van zijn bij de gewenste wentelstand van de 1000971 - 7 - ploeg behorende eindpositie van de wentelcilinder 2 zal in de verbinding tussen de drukpoort P en de drukpoort A' de vloeistofstroming wegvallen. Dit heeft tot gevolg dat door de smoring 32 geen drukverschil over de schuifklep 30 meer wordt 5 opgewekt en de schuif klep 30 weer naar zijn eerste stand terugkeert. In deze eerste stand van de schuifklep 30 is een vloeistofstroming mogelijk van de drukpoort P naar de tweede aansluitpoort C en van daar naar de breedte-instelcilinder 1. De aan de andere zijde van de zuiger van de breedte-instelcilinder 10 1 verdrongen vloeistof stroomt via eerste aansluitpoort D naar retourpoort R, zodat de ploeg naar weer zijn breedste stand beweegt. Door op een geschikt moment de schuif klep 7 te bedienen, kan de bestuurder van de tractor de toevoer van hydraulische vloeistof onder druk aan de hydraulische bedieningsinrichting 15 beëindigen, waardoor de beweging van de ploeg in de richting van zijn breedste ploegbreedte stopt bij de gewenste ploegbreedte.

De eenmaal ingestelde waarde van de ploegbreedte wordt gehandhaafd door de hydraulische borging van de stand van de zuigerstang van de breedte-instelcilinder l door middel van de 20 twee hydraulisch bediende terugslagkleppen 51 en 52.

Zodra de toevoer van hydraulische vloeistof onder druk aan de drukpoort P wordt afgebroken, valt de druk op het oppervlak 24 van de schuif klep 21 weg, waardoor de schuif klep 21 weer zijn eerste stand inneemt. Voor een volgende wenteling van de ploeg 25 behoeft de bestuurder alleen de schuifklep 7 zodanig te bedienen dat de aansluiting 5 in verbinding wordt gebracht met de pomp 4 op de tractor.

Voor het aanpassen van de ploegbreedte naar een andere ploegbreedte zonder een wenteling van de ploeg uit te voeren, 30 dus het binnen de twee eindposities verplaatsten van de zuiger van de breedte-instelcilinder 1, kan de bestuurder volstaan met een kortstondige bediening van de schuifklep 7. Als de in werking zijnde pomp 4 wordt verbonden met de aansluiting 5 zal de ploeg naar een smallere ploegbreedte bewegen, terwijl in de stand van 35 de klep 7 waarin de pomp is verbonden met de aansluiting 6 de ploeg juist naar een grotere ploegbreedte beweegt. In de laatstgenoemde situatie stroomt de hydraulische vloeistof via 1000971 - 8 - de terugslagklep 40. Deze terugslagklep 40 voorkomt dat in andere situaties hydraulische vloeistof vanaf de verbindingsleiding tussen de schuifkleppen 21 en 30 naar de retourpoort R stroomt.

Belangrijk aspect van de hydraulische bedieningsinrichting 5 is dat er slechts twee aansluiting met de hydraulische aggregaat (pomp 4, reservoir 3) nodig zijn. Verder is de inrichting volledig hydraulisch werkend uitgevoerd, hetgeen een hoge betrouwbaarheid en duurzaamheid oplevert. Verder kan gebruik worden gemaakt van reeds bestaande en beproefde onderdelen zoals de wente 1 schakelkring 10 10.

In de figuren 2, 3 en 4 is de hydraulische volgschakelkring 20 van figuur 1 getoond, uitgevoerd als kleppenblok. Het kleppenblok 60 omvat poorten P,R,D,C,A,B overeenkomstig de in figuur 1 aangeduide poorten van de hydraulische volgschakelkring 15 20.

Wanneer in de situatie getoond in figuur 2 hydraulische vloeistof onder druk wordt toegevoerd aan drukpoort P, stroomt deze vloeistof via de in de buitenomtrek van schuiflichaam 61 van schuifklep 62 (overeenkomstig schuifklep 21 in fig. 1) gevormde 20 ringkamer 63 naar de eerste aansluitpoort D. De schuifklep 62 bevindt zich hierbij in zijn eerste stand (overeenkomstig fig.

1) . De vloeistofstroomstroming gaat vervolgens van poort D naar de daarop aangesloten breedte-instelcilinder. De retourstroom van de breedte-instelcilinder gaat via tweede aansluitpoort C 25 naar de in de buitenomtrek van schuiflichaam 70 van schuifklep 71 (overeenkomstig schuifklep 30 in fig. 1) gevormde ringkamer 72, die zich op dat moment in zijn eerste stand bevindt. Van de ringkamer 72 komt de retourstroom bij de kamer 64 en van daar kan de stroming naar de met het reservoir verbonden retourpoort 30 R.

Wanneer de breedte-instelcilinder zijn eindpositie heeft bereikt die behoort bij smalste ploegbreedte, zal de druk in de ringkamer 63 stijgen. De ringkamer 63 is via een radiaal kanaal 65 in het schuif lichaam 61 verbonden met een zich axiaal in het 35 schuiflichaam 61 uitstrekkende blinde boring 66. In de boring 66 steekt een passend verschuifbare pen 67. De toename van de druk in de ringkamer 63 en daardoor tussen de bodem van de blinde 1000971 - 9 - boring 66 en de kop van de pen 67, heeft tot gevolg dat de tegenkracht van terugstelveer 68 op het schuif lichaam 61 overwonnen wordt en het schuif lichaam 61 naar zijn in figuur 3 getoonde tweede stand beweegt.

5 In figuur 3 stroomt de aan drukpoort P toegevoerde hydraulische vloeistof naar kamer 69 aan het uiteinde van schuiflichaam 61 en van daar naar de in het kleppenblok 60 gevormde boring 75, waarin het schuiflichaam 70 passend verschuifbaar is. Van het ene kopse einde tot aan het andere kopse einde van het 10 in hoofdzaak cilindrische schuiflichaam 70 van de schuifklep 71 strekt zich een kanaal 76 uit, dat als smoororgaan voor de vloeistof stroming werkt. Door de vloeistof stroming door dit als smoring fungerende kanaal 76 wordt een drukverschil opgewekt dat het schuiflichaam 70 verplaatst naar de in figuur 3 getoonde stand, 15 tegen de kracht van terugstelveer 77 (overeenkomstig terugstelveer 33 in figuur 1) in. Deze stroming bereikt vervolgens de derde aansluitpoort A van de hydraulische volgschakelkring 20. Van daar komt de stroming op de aan de hand van figuur 1 beschreven wijze bij de wentelcilinder. De retourstroom van de wentelcilinder 20 stroomt via poort B rechtstreeks naar poort R.

Wanneer de wentelcilinder zijn andere eindpositie heeft bereikt, valt de stroming door het kanaal 76 weg en dwingt terugstelveer 77 het schuiflichaam 70 weer naar zijn in figuur 4 getoonde eerste stand. De aan de drukpoort P toegevoerde 25 vloeistof zal nu vanuit kamer 69 door kanaal 80 in het schuiflichaam 61 de ringkamer 72 bereiken en van daar naar de tweede aansluitpoort C stromen. De door poort C aan de breedte-instelcilinder toegevoerde vloeistof bewerkstelligt dat de ploeg weer in de richting van zijn breedste ploegstand beweegt. De 30 retourstroom van de breedte-instelcilinder gaat via poort D en de ringkamer 63 naar retourpoort R.

Wanneer de toevoer van hydraulische vloeistof onder druk aan de drukpoort P wordt beëindigd, keert het kleppenblok 60 terug naar zijn in figuur 2 getoonde toestand.

35 De in de figuren 2,3 en 4 zichtbare kogelterugslagklep 90 komt overeen met de terugslagklep 40 in figuur 1.

1000971

Claims (4)

1. Hydraulische bedieningsinrichting voor een in breedte instelbare en wentelbare ploeg, omvattende: - een breedte-instelcilinder (1) voor het instellen van de werkbreedte van de ploeg, 5. een wentelcilinder (2) voor het tussen een eerste en een tweede wentelstand wentelen van de ploeg, - een hydraulische wentelschakelkring (10) voor het wentelen van de ploeg, omvattende : - een drukpoort (A'), die aansluitbaar is op middelen 10 voor het toevoeren van hydraulische vloeistof onder druk, - een retourpoort (B'), die aansluitbaar is op een in hoofdzaak drukloos reservoir, - een eerste en een tweede aansluitpoort (W1,W2) voor de wentelcilinder, waarbij de hydraulische wentelschakelkring 15 (10) is ingericht om de drukpoort (A') selectief te verbinden met een van beide aansluitpoorten (W1,W2) voor de wentelcilinder zodat bij stroming van hydraulische vloeistof van de drukpoort (A') naar de wentelcilinder de ploeg vanuit zijn ene wentelstand naar zijn andere wentelstand wentelt, 2. gekenmerkt door: - een hydraulische volgschakelkring (20) omvattende: - een drukpoort (P), die aansluitbaar is op middelen (4) voor het toevoeren aan die drukaansluiting van hydraulische vloeistof onder druk, 25. een retourpoort (R), die aansluitbaar is op een in hoofdzaak drukloos reservoir (3), - een eerste aansluitpoort (D) , die in verbinding staat met de breedte-instelcilinder (1) zodat bij stroming van hydraulische vloeistof van de eerste aansluitpoort (D) naar de 30 breedte-instelcilinder de ploeg naar zijn smalste stand beweegt, - een tweede aansluitpoort (C) , die in verbinding staat met de breedte-instelcilinder zodat bij stroming van hydraulische vloeistof van de eerste aansluitpoort (C) naar de breedte-instelcilinder (1) de ploeg naar zijn breedste stand beweegt, 35. een derde aansluitpoort (A), die in verbinding staat met de drukpoort (A') van de wentelschakeling (10), - een vierde aansluitpoort (B) , die in verbinding staat 1000971 - 11 - met de retourpoort (B') van de wentelschakeling (10) en met de retourpoort (R), waarbij deze hydraulische schakeling zodanig is ingericht, dat: - bij toevoer van hydraulische vloeistof onder druk aan de 5 drukpoort (P) deze vloeistof naar de eerste aansluitpoort (D) stroomt en van daar naar de breedte-instelcilinder (1) , waarbij de aan de andere zijde van de zuiger van de breedte-instelcilinder verdrongen vloeistof via de tweede aansluitpoort (C) naar de retourpoort (R) stroomt, zodat de ploeg naar zijn smalste stand 10 beweegt, - bij het bereiken van een voor het wentelen van de ploeg geschikte smalle stand van de ploeg de verbinding tussen drukpoort (P) en eerste aansluitpoort (D) verbreekt en de hydraulische vloeistof van drukpoort (P) naar drukpoort (A') van de wentelschakeling 15 stroomt en van daar naar de wentelcilinder, waarbij de aan de andere zijde van de zuiger van de wentelcilinder verdrongen vloeistof via retourpoort (B') van de wentelschakeling naar de retourpoort (R) stroomt, zodat de ploeg van zijn ene wentelstand naar zijn andere wentelstand beweegt, 20. bij het bereiken van zijn bij de gewenste wentelstand van de ploeg behorende positie van de wentelcilinder (2) de verbinding tussen drukpoort (P) en drukpoort (A') van de wentelschakeling verbreekt en de hydraulische vloeistof van drukpoort (P) naar tweede aansluitpoort (C) stroomt en van daar naar de breedte-25 instelcilinder, waarbij de aan de andere zijde van de zuiger van de breedte-instelcilinder verdrongen vloeistof via eerste aansluitpoort (D) naar retourpoort (R) stroomt, zodat de ploeg naar zijn breedste stand beweegt. 3 0

2. Hydraulische bedieningsinrichting volgens conclusie 1, waarbij de voor het wentelen van de ploeg geschikte stand van de breedte-instelcilinder overeenkomt met een eindpositie daarvan, en waarbij de hydraulische volgschakelkring middelen omvat die bij het bereiken van die eindpositie van de breedte-instelcilinder 35 (1) op basis van de dan optredende drukstijging van de hydraulische vloeistof in het traject van drukpoort (D) en de breedte-instelcilinder de verbinding tussen drukpoort (P) en eerste aansluitpoort (D) verbreken en de drukpoort (P) met drukpoort (A') van de wentelschakeling (10) verbinden. 1000971 - 12 -

3. Hydraulische bedieningsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de hydraulische volgschakelkring middelen omvat die bij het bereiken van zijn bij de gewenste wentelstand van de ploeg behorende eindpositie van de wentelcilinder (2) op basis 5 van het wegvallen van vloeistofstroming in het traject tussen de drukpoort (D) en de wentelcilinder (2) de verbinding tussen drukpoort (P) en drukpoort (A') van de wentelschakeling (10) verbreken en de drukpoort (P) met de tweede aansluitpoort (C) van de breedte-instelcilinder (1) verbinden. 10

4. Hydraulische volgschakelkring (20) voor een hydraulische bedieningsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies. 1000971