NL1000913C2 - Doseerinrichting voor het doseren van matig vloeibare tot vloeibare massa. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Doseerinrichting voor het doseren van matig vloeibare tot vloeibare massa.

De uitvinding heeft betrekking op een doseerinrichting volgens de aanhef van conclusie 1.

De doseerinrichting is in het bijzonder bestemd voor het vullen of bedekken van bakkerijprodukten, voor of na het 5 bakken, met de door de inrichting gedoseerde massa. De massa kan bijvoorbeeld bestaan uit ragoüt, gehakt, cake, en diverse zoete fantasiemengsels.

Een doseerinrichting van de hiervoorgenoemde soort is bekend uit de praktijk en zal later in de beschrijving met 10 verwijzing naar de figuren 1 en 2 toegelicht worden.

Bij de bekende doseerinrichting kan de inrichting gedurende de tijd dat het afscheidingsorgaan in een stand staat waarbij de invoeropening via het compartiment en de overdrachts-opening communiceert met de zuigerruimte geen massa via de 15 uitvoeropening leveren. Deze tijd is relatief lang en wordt bepaald door de tijd die nodig is voor het vullen van de zuigerruimte met massa en voor het daarna zodanig verplaatsen van het afscheidingsorgaan dat de zuigerruimte communiceert met de uitvoeropening in plaats van met de invoeropening. 20 Vervolgens neemt het legen van de zuigerruimte in principe evenveel tijd als het vullen van de zuigerruimte in beslag. Hierdoor kan de bekende inrichting alleen discontinu massavolu-me's doseren. Een dergelijke wijze van doseren wordt wel puntdoseren genoemd. Verder heeft de bekende inrichting als 25 gevolg van de benodigde dubbele verplaatsingstijd van het afscheidingsorgaan tijdens een vul-leegcyclus een relatief lage verwerkingssnelheid.

De uitvinding beoogt de bezwaren van de bekende inrichting op te heffen.

30 Deze doelstelling wordt volgens de uitvinding bereikt door middel van de doseerinrichting als beschreven in conclusie 1.

De doseerinrichting volgens de uitvinding verschaft een mogelijkheid om met een grote doseercapaciteit (zuigerslagen 1000913.

- 2 - per tijdseenheid) naar keuze discontinu of continu te doseren. Verder is de verwerkingscapaciteit tenminste tweemaal zo hoog als voorheen.

Deze en andere eigenschappen van andere uitvoeringsvormen 5 van de doseerinrichting volgens de uitvinding zijn beschreven in de andere conclusies.

De uitvinding zal hierna met eigenschappen en voorbeelden ervan in detail toegelicht worden met verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen. In de tekeningen tonen: 10 Fig. 1 een schematische doorsnede van een bekende doseerinrichting met een afscheidingsorgaan in een eerste stand;

Fig. 2 een schematische doorsnede van de in fig. 1 getoonde bekende doseerinrichting met het afschei-15 dingsorgaan in een andere stand;

Fig. 3 een schematische doorsnede van een uitvoeringsvorm van de doseerinrichting volgens de uitvinding; Fig. 4 een schematische voorstelling van de in fig. 3 getoonde doseerinrichting en daarmee gekoppelde 20 middelen voor het verplaatsen van de zuigers en het afscheidingsorgaan van de inrichting;

Fig. 5-10 illustraties van deposities van gedoseerde volumes op een onder de inrichting getransporteerd transportmiddel voor verschillende besturingscondi-25 ties van de doseerinrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een schematische doorsnede van een bekende doseerinrichting die in het algemeen aangegeven is met verwijzingsnummer 1. De doseerinrichting 1 omvat een huis 2 met daarin een cilindrische kamer 3. Binnen de kamer 3 is 30 concentrisch met de kamer 3 een in hoofdzaak half-cilindrisch afscheidingsorgaan 4 aangebracht dat draaibaar is om een as 5 in het midden van de kamer 3.

De kamer heeft een invoeropening 6, een uitvoeropening 7 en een tussenliggende overdrachtsopening 8.

35 De invoeropening 6 communiceert met een gedeeltelijk getoonde trechter 9 waarin zich te doseren matig vloeibare tot vloeibare massa 10 bevindt. De massa kan bestaan uit ragoüt, 1 0 0 0 9 'k - 3 - gehakt, fruitvulling, cake en diverse zacht vloeibare, bijvoorbeeld zoete mengsels.

In plaats van met een trechter 9 kan de invoeropening 6 via koppelmiddelen (niet getoond) met een massa-aanvoerpomp 5 (niet getoond) verbonden zijn.

De overdrachtsopening 8 communiceert met een zuigerruimte 15 waarin op af dichtende wijze een zuiger 16 kan verplaatsen. De zuiger 16 is verbonden met een zuigerstang 17 die met niet getoonde verplaatsingsmiddelen verbonden is. De zuigerruimte 10 15 bevindt zich in een orgaan 18, bijvoorbeeld een zuigercilin- der, dat aan het huis 2 gekoppeld is of dat een integraal deel met het huis 2 vormt.

Het afscheidingsorgaan 4, dat voor de bekende inrichting ook wel kantelcilinder genoemd wordt, bepaalt binnen de kamer 15 3 een compartiment 20. Het af scheidingsorgaan 4 kan tussen twee, respectievelijk in de figuren 1 en 2 getoonde, hoekposities gedraaid worden.

In de in fig. 1 getoonde stand van het af scheidingsorgaan 4 wordt tijdens verplaatsing van de zuiger 16 in de richting 20 van de pijl 21 massa in de richting als aangegeven met de pijl 22 vanuit de trechter 9 via de invoeropening 6 in het compartiment 20 en vanuit het compartiment 20 via de overdrachtsopening 8 in de zuigerruimte 15 gezogen.

Wanneer de zuiger 16 voldoende ver in de richting van 25 de pijl 21 verplaatst is, wordt het af scheidingsorgaan 3 naar de in fig. 2 getoonde hoekpositie gedraaid. Daarna kan door verplaatsing van de zuiger 16 in de richting van de pijl 24 massa in de met de pijl 25 aangegeven richting vanuit de zuigerruimte 15 via de overdrachtsopening 8 in het eveneens 30 verplaatste compartiment 20 en vanuit het compartiment 20 via de uitvoeropening 7 uit de inrichting 1 geduwd worden.

Nadat de zuiger 16 voldoende ver in de richting van de pijl 24 verplaatst is, wordt het afscheidingsorgaan 4 naar de in fig. 1 getoonde hoekpositie teruggedraaid en kan de cyclus 35 van vullen en legen van de zuigerruimte 15 herhaald worden.

Fig. 3 toont schematisch een doorsnede van een uitvoeringsvorm 30 van de doseer inrichting volgens de uitvinding.

1000913.

- 4 -

De in fig. 3 getoonde doseer inrichting 3 0 volgens de uitvinding verschilt van de in de figuren 1 en 2 getoonde bekende doseerinrichting 1 door een aangepast huis 32 met een aangepaste kamer 33 met daarin een aangepast verplaatsingsorgaan 34 en 5 een extra samenstel van een orgaan met een zuigerruimte en een zuiger, waarbij de extra zuigerruimte tegenover de andere zuigerruimte binnen de kamer 33 uitmondt. Elk van de twee samenstellen van een orgaan met een zuigerruimte en een zuiger kan identiek zijn aan het samenstel van een orgaan 18 met een 10 zuigerruimte 15 en een zuiger 16 van de in de figuren 1 en 2 getoonde bekende doseerinrichting. Daarom hebben in fig. 3 de elementen van elk genoemd samenstel dezelfde verwijsnummers als de corresponderende elementen van het in de figuren 1 en 2 getoonde samenstel, maar voorzien van het achtervoegsel Ma" 15 voor het ene samenstel van fig. 3 en het achtervoegsel "b" voor het andere samenstel van fig. 3.

Het afscheidingsorgaan 34 is eveneens draaibaar om een centrale as 5, maar verschilt van het af scheidingsorgaan 4 van de bekende doseerinrichting 1 doordat het afscheidingsorgaan 20 34 de kamer 33 verdeelt in een compartiment 20a aan een kant van het afscheidingsorgaan 34 en een ander compartiment 20b aan de andere kant van het afscheidingsorgaan 34. Het afscheidingsorgaan 34 heeft bijvoorbeeld de vorm van een vlak schot, zoals getoond. Als het afscheidingsorgaan 34 als schot 25 is uitgevoerd, vormt dit een eenvoudige en goedkope realisatie, terwijl reiniging van de inrichting gemakkelijker plaats zal kunnen vinden. Er zal ook minder gemakkelijk dan bij de bekende inrichting ongewenst (i.v.m. hygiëne en bacteriegroei) massa op de wand van de kamer tegenover het schot achterblijven. 30 Bij de in fig. 3 getoonde hoekpositie van het afschei dingsorgaan 34 kan de zuigerruimte 15a van het ene genoemde samenstel op dezelfde wijze volgens de pijlen 21 en 22 gevuld worden als de zuigerruimte 15 van de bekende doseerinrichting 1 en als toegelicht met verwijzing naar fig. 1. Bij dezelfde 35 hoekpositie van het afscheidingsorgaan 34 kan de zuigerruimte 15b van het genoemde andere samenstel volgens de pijlen 24 en 25 op dezelfde wijze geleegd worden als bij de bekende 1 0 0 0 9 1 o - 5 - doseerinrichting 1 en als toegelicht met verwijzing naar fig.

2. Door heen- en weer verplaatsing van het afscheidingsorgaan 34 om de as 5 worden de zuigerruimten 15a, 15b afwisselend met massa gevuld en geleegd.

5 Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat bij de doseerinrichting 30 volgens de uitvinding de inrichting 30 gelijktijdig een zuigerruimte 15a vanaf de invoeropening 6 kan vullen en de andere zuigerruimte 15b naar de uitvoeropening 7 kan legen. Hierdoor wordt een aanzienlijke verhoging van de 10 doseersnelheid bereikt. Het aantal doseringen per minuut bleek bij de doseerinrichting 30 volgens de uitvinding meer dan tweemaal zo hoog dan bij de in figuren 1 en 2 getoonde bekende inrichting 1 te zijn.

Wanneer bij toepassing van de bekende inrichting 1 15 verschillende doseringen van verschillende massa's geleverd moesten worden, in het bijzonder op een onder de inrichting voorbijgaande transportband (niet getoond) , of op of in op een dergelijke transportband aanwezige bakkerijprodukten was het nodig twee van dergelijke inrichtingen toe te passen en de 20 werking ervan nauwkeurig te synchroniseren. Het op elkaar afstemmen van de werking van verschillende inrichtingen en het handhaven van de synchroniciteit is echter niet altijd of slechts moeilijk mogelijk en kan gemakkelijk onderhevig zijn aan variaties, waardoor de kwaliteit van de geleverde produkten 25 nadelig beïnvloed werd.

Bij de inrichting 30 volgens de uitvinding kunnen daarentegen verschillende doseringen, zowel wat betreft tijdsafstand als volume en vorm van het depot door een en dezelfde inrichting verzorgd worden, waardoor de problemen van 30 het synchroniseren van aparte inrichtingen en het daardoor eventueel ontstane kwaliteitsverlies niet optreedt.

Door geschikte vormen en afmetingen van de openingen 6, 7, 8a en 8b en van het af scheidingsorgaan 34 en bij geschikte verplaatsingen en stilstanden van de zuigers 16a, 16b en van 35 het afscheidingsorgaan 34 als functie van de tijd kunnen zeer diverse doseringen en vormen van depots op een onder de inrichting voorbijgaande transportband geleverd worden. De in 1000913.

- 6 - fig. 3 getoonde doseer inrichting 30 volgens de uitvinding is, in tegenstelling tot de bekende doseerinrichting l, zelfs geschikt voor het produceren van een continue uitvoer van de massa via de uitvoeropening 7. In dit verband moet opgemerkt 5 worden dat de te doseren massa in het algemeen onvoldoende vloeibaar is, dat het, wanneer het schotvormige afscheidingsor-gaan 34 van fig. 3 verticaal zou staan, vanzelf vanuit de trechter 9 via de compartimenten 20a en 20b en de uitvoeropening 7 uit de inrichting 30 zou stromen. Zelfs indien de massa zo 10 vloeibaar zou zijn dat uitstroming op die wijze mogelijk zou zijn, wordt dit voorkomen doordat het afscheidingsorgaan 34 in een praktische realisatie zelfs in geval van storing niet verticaal blijft staan, maar snel voorbij de invoeropening 6 en de uitvoeropening 7 draait. Dit is bijvoorbeeld het geval 15 wanneer het afscheidingsorgaan 34 aangedreven wordt door pneumatische middelen die het afscheidingsorgaan 34 steeds naar een eindpositie van twee eindposities ervan zal bewegen.

Fig. 4 toont een schematisch aanzicht van de in fig. 3 getoonde doseerinrichting 30 volgens de uitvinding, waarbij 20 het afscheidingsorgaan 34 gekoppeld is met verplaatsingsmiddelen 40 en de zuigerstangen 17a, 17b gekoppeld zijn met verplaatsingsmiddelen 41a respectievelijk 41b. De verplaatsingsmiddelen 40, 41a, 41b kunnen eigen motoren, bijvoorbeeld elektrische of pneumatische motoren of actuators hebben, die voor een juiste 25 seguentiële, op elkaar af gestemde werking van het afscheidingsorgaan 34 en de zuigers 16a, 16b op een of andere wijze, elektrisch of mechanisch gekoppeld zijn en gesynchroniseerd werken. Daartoe zijn de verplaatsingsmiddelen 40, 41a, 41b op elektrische of mechanische wijze, in fig. 4 schematisch voorgesteld met de 30 koppellijnen 42, 43a respectievelijk 43b, gekoppeld met gemeenschappelijke middelen die in fig. 4 gemeenschappelijke aandrijfmiddelen 44 zijn. De aandrijfmiddelen 44 zijn via een schematisch getoonde koppellijn 45 gekoppeld met bedieningsmidde-len 46.

35 Binnen het kader van de uitvinding kunnen diverse parameters van de doseerinrichting volgens de uitvinding ingesteld worden. Daarmee kunnen diverse doseersequenties, 1000915.

- 7 - doseervormen en doseervolumes door de doseerinrichting 30 geleverd worden, in het bijzonder bij deponering op een onder de inrichting 30 voorbijgaande transportband (niet getoond). Zo is het volgens de uitvinding mogelijk dat de afstand waarover 5 een zuiger 16a, 16b verplaatst kan worden, de zogenoemde slaglengte, instelbaar is. Dit kan voor een van de zuigers 16a, 16b mogelijk zijn of voor beide en zelfs onafhankelijk van elkaar. Het instellen van de slaglengte is op diverse wijzen mogelijk. De vrije uiteinden van de zuigerstangen 17a, 17b (de 10 uiteinden van deze stangen buiten de cilinderruimteorganen 18a, 18b) kunnen bijvoorbeeld elk door middel van een veer (niet getoond) tegen het oppervlak van een eigen, bijbehorend roterend volgorgaan of nok (niet getoond) steunen en dergelijke volgorganen kunnen te verwisselen zijn door volgorganen met 15 een andere omtreksvorm. Door een geschikte keuze van de omtrek van een dergelijk volgorgaan kan bovendien het snelheidsverloop van een zuiger 16a, 16b in de zuigerruimte 15a, 15b vooraf met diverse verlopen als functie van de tijd bepaald worden. De verplaatsingsmiddelen 41a, 41b kunnen tevens op zich bekende 20 mechanische middelen hebben, eventueel gevormd door een gedeelte van de genoemde volgorganen met gelijke straal tot de rotatieas ervan, over welke gedeelten de betreffende zuiger 16a, 16b stil staat. De heen- en weergaande verplaatsing van het afscheidings-orgaan 34 kan ook door middel van een koppelstang (niet getoond) 25 en een roterend aangedreven volgorgaan of nok (niet getoond) aangedreven worden. De verplaatsingsfuncties zijn echter ook op andere wijzen te realiseren, bijvoorbeeld door toepassing van moderne, pneumatische cilinders, die direct met de zuigerstangen 17a, 17b en de genoemde koppelstang van het 30 afscheidingsorgaan 34 gekoppeld zijn, en waarvan de slaglengten en het verplaatsingsverloop instelbaar zijn. Bovendien kunnen diverse verplaatsingsfuncties vanuit de aandrijfmiddelen 44 gestuurd worden. Door middel van de bedieningsmiddelen 46 kan een gebruiker dan de gewenste instellingen maken, zodat een 35 zeer flexibel inzetbare doseerinrichting verkregen wordt. De bedieningsmiddelen 46 kunnen bestaan uit een microbesturingsauto-maat (''microcontroller") of een microcomputer, elk al of niet 1000913.

- 8 - met een toetsenbord en een weergeefscherm.

De figuren 5 t/m 10 tonen enkele voorbeelden van doseerresultaten die verkregen worden wanneer de doseerinrichting 30 volgens de uitvinding de te doseren massa op een transportband 5 onder de uitvoeropening 7 van de inrichting deponeert.

Fig. 5 toont een doseerresultaat bestaande uit een strook 50 met een in hoofdzaak uniforme breedte of dikte van de gedoseerde massa. Dit resultaat wordt verkregen bij een voldoend snelle heen- en weergaande beweging van het afscheidingsorgaan 10 34 en een relatief langzaam uitstoten of legen van massa uit de zuigerruimten 15a, 15b. Het in de zuigerruimten 15a, 15b zuigen van massa kan met dezelfde snelheid als het uitstoten of sneller plaatsvinden.

Aan de gewenste gelijkmatigheid van de continue dosering kan 15 bijgedragen worden door toepassing van een op zich bekende overdruk-retourleiding tussen de invoeropening 6 en de uitvoeropening 7 of tussen kamers bij deze openingen 6, 7. Verder kan de continue dosering afhankelijk van de afmetingen van de openingen 6, 7, 8a, 8b en de vorm van het afscheidingsorgaan 20 34 ook met andere snelheidsverlopen en stilstandsduren van de zuigers 16a, 16b en het afscheidingsorgaan 34 gerealiseerd worden. De hiervoor toegelicht wijze van langzaam uitduwen van massa uit de zuigerruimten 15a, 15b bij toepassing van een afscheidingsorgaan 34 in de vorm van een schot, zoals getoond 25 in fig. 3, bleek een zeer goed resultaat te geven. Hoewel uit fig. 3 blijkt, dat gezien in de rotatierichting van het afscheidingsorgaan 34, de dikte ervan kleiner is dan de breedten van de invoeropening 6 en van de uitvoeropening 7, hoeft niet gevreesd te worden dat in een verticale stand van het 30 afscheidingsorgaan 34 massa direct vanaf de invoeropening 6 naar de uitvoeropening 7 stroomt, omdat de verplaatsingsmiddelen 41a, 41b zo gerealiseerd kunnen zijn, bijvoorbeeld uit pneumatische middelen kunnen bestaan, dat het afscheidingsorgaan 34 slechts in een van de schuine uiterste posities kan stilstaan. 35 Bovendien zijn de meeste te verwerken massa's 10 te dik vloeibaar en is meestal een wijze van pompen door middel van de zuigers 16a, 16b noodzakelijk om de massa naar de uitvoeropening 7 te 1 0 0 0 £ : - 9 - transporteren.

Fig. 6 toont een doseerresultaat dat een resultaat is dat ook roet de bekende doseerinrichting 1 volgens de figuren 1 en 2 verkregen kan worden. Een dergelijke wijze van doseren 5 wordt ook wel puntdosering genoemd. Volgens de uitvinding worden op gelijke afstanden gelijke volumes massa 60a, 60b ten gevolge van de afwisselende werking van de zuigers 16a respectievelijk 16b op de transportband gedeponeerd. Bij de bekende doseerinrichting kan de onderlinge afstand tussen de doseringen echter niet 10 klein dus zeker niet nul gemaakt worden. Bij de doseerinrichting 30 volgens de uitvinding worden de gedeponeerde volumes massa echter afwisselend uit de ene zuigerruimte 15a en de andere zuigerruimte 15b geduwd, en is de afstand tussen de gedeponeerde volumes in te stellen vanaf een afstand nul (situatie van fig. 15 l) tot elke grotere afstand.

Fig. 7 toont een puntdoseerresultaat van afwisselende doseringen 70a, 70b ten gevolge van de werking van de zuigers 16a respectievelijk 16b op gelijke afstanden, maar waarbij zuigers 16a, 16b afwisselend verschillende volumes massa naar 2 0 de uitvoeropening 7 duwen. Dit is te realiseren door de slaglengten van de zuigers 16a, 16b verschillend te maken.

Fig. 8 toont een doseerresultaat als van fig. 7, behalve dat de doseerafstanden verschillend zijn. Fig. 8 toont afwisselend een grote dosering 80a en een kleine dosering 80b 25 met een op een kortere afstand volgend op een grote dosering 80a dan volgend op een kleine dosering 80b. Dit kan gerealiseerd worden door de inrichting zo in te stellen dat na het uitduwen van een kleine hoeveelheid massa het afscheidingsorgaan 34 en de zuiger 16a, 16b gedurende enige tijd stil gehouden worden, 30 althans langer dan in het geval van fig. 7. Een andere mogelijkheid is dat na het uitduwen van een kleine hoeveelheid massa het afscheidingsorgaan 34 wel naar de andere uiterste positie gedraaid wordt, maar gedurende de genoemde langere tijd gewacht wordt met het uitduwen van het grotere volume massa. 35 Zolang het grotere volume niet uitgeduwd is, is deze tijd beschikbaar voor het in de andere zuigerruimte zuigen van weer een klein volume massa. De werking en daardoor de instelling 10 0 0 013 .

- 10 - van de inrichting voor het verkrijgen van een resultaat als getoond in fig. 8 is dus niet kritisch.

Fig. 9 toont een doseerresultaat waarbij ongeveer gelijke volumes massa's 90a, 90b door de zuigers 16a respectievelijk 5 16b uitgeduwd worden, maar waarbij de zuigers 16a, 16b met verschillende snelheden uitduwen. Bovendien zijn de afstanden tussen de doseringen, net als in het geval van fig. 8, afwisselend verschillend. Als gevolg van de verschillende uitduw-of uitstootsnelheden van de zuigers 16a, 16b heeft het ene 10 gedeponeerde volumemassa een langwerpiger vorm op de transportband waarop het gedeponeerd wordt dan de uit de andere zuigerruimte gedeponeerde massa.

Fig. 10 toont een doseerresultaat dat een variant is van het doseerresultaat als getoond in fig. 9. Het geval van 15 fig. 10 verschilt van het geval van fig. 9 doordat in het geval van fig. 10 de uitstootsnelheden van de zuigers 16a, 16b op een voorafbepaalde wijze niet-uniform zijn. Hierdoor zijn afwisselend diverse vormen van op de transportband gedeponeerde volumes massa's 100a, 100b mogelijk, bijvoorbeeld afwisselend 20 met een druppelvorm met naar elkaar gerichte punten, zoals getoond in fig. 10.

Uit de voorgaande toelichting zal duidelijk zijn dat de bekende doseerinrichting 1, als toegelicht met verwijzing naar fig. 1 en 2, niet geschikt is voor het leveren van een 25 doseerresultaat als getoond in fig. 5 en 7-10. Een doseerresultaat als getoond in fig. 7 zou bij toepassing van de bekende doseerinrichting 1 slechts te bereiken zijn wanneer twee van dergelijke inrichtingen 1 toegepast zouden worden, maar met een zeer nauwkeurige en stabiele afstemming of synchronisatie 30 van eikaars werking. Het zal duidelijk zijn dat dit een omvangrijke en dure samengestelde constructie vereist, het instellen van de machines met afstemming op elkaar duur en tijdrovend zal zijn en handhaving van een gewenst doseerresultaat moeilijk zal zijn, bijvoorbeeld bij wijziging van de werkingsnel-35 heid tijdens voortgaande produktie.

Zoals hiervoor toegelicht, verschaft de uitvinding een doseerinrichting met een produktiecapaciteit die tenminste 1000913.

- 11 - tweemaal zo groot kan zijn dan van de bekende, met verwijzing naar fig. 1 en 2 toegelichte doseer inrichting, met de mogelijkheid van discontinue of continue dosering, een grote keuze aan doseerresultaten of doseerpatronen van afwisselend 5 gedoseerde massavolumes en een hoge mate van zekerheid van handhaving van de genoemde doseerresultaten of -patronen, terwijl de inrichting niettemin een kleine omvang heeft, eenvoudig en relatief goedkoop is.

1000§1o

Claims (10)

1. Doseerinrichting voor het doseren van matig vloeibare tot vloeibare massa (10) omvattende: een huis (32) met een kamer (33) , die een massa-5 invoeropening (6) , een massa-uitvoeropening (7) en een tussenliggende eerste massa-overdrachtsopening (8a) heeft, een in de kamer (33) aangebracht afscheidingsorgaan (34) dat in de kamer (33) een eerste compartiment (20a) bepaalt en dat verplaatsbaar is voor het via het eerste 10 compartiment (20a) van de kamer (33) verschaffen van een verbinding tussen de invoeropening (6) en de eerste overdrachtsopening (8a) in een eerste positie van het afscheidingsorgaan (34) of tussen de uitvoeropening (7) en de eerste overdrachtsopening (8a) in een tweede positie 15 van het afscheidingsorgaan (34) , en een eerste samenstel van een eerste orgaan (18a) met een, met de eerste overdrachtsopening (8a) verbonden eerste zuigerruimte (15a) en een zodanig afdichtend in de zuigerruimte (15a) verplaatsbare eerste zuiger (16a), 20 dat in de eerste positie van het afscheidingsorgaan (34) en tijdens een beweging van de eerste zuiger (16a) in een richting vanaf de eerste overdrachtsopening (8a) massa (10) vanaf de invoeropening (6) in het eerste compartiment (20a) en vanuit het eerste compartiment 25 (20a) in de eerste zuigerruimte (15a) gezogen wordt en in de tweede positie van het eerste afscheidingsorgaan (34) en tijdens een beweging van de eerste zuiger (16a) in een richting naar de eerste overdrachtsopening (8a) massa (10) uit de eerste zuigerruimte (15a) in het eerste 30 compartiment (20a) en vanuit het eerste compartiment (20a) naar de uitvoeropening (7) gedrukt wordt, met het kenmerk, dat een tweede samenstel van een tweede orgaan (18b) met een tweede zuigerruimte (15b) en een tweede zuiger (16b) van de soort als 35 het eerste samenstel (15a-18b) aangebracht is, de tweede zuigerruimte (15b) uitmondt in een tweede overdrachtsopening 1 0 00 9 U. - 13 - (8b) in een wand van de kamer (33) tegenover de eerste overdrachtsopening (8a), het afscheidingsorgaan (34) een vorm heeft waarmee het een tweede compartiment (20b) van de kamer (33) bepaalt, zodanig dat in de eerste positie van het 5 afscheidingsorgaan (34) en tijdens een beweging van de tweede zuiger (16b) in een richting naar de tweede overdrachtsopening (8b) massa (10) uit de tweede zuigerruimte (16b) in het tweede compartiment (20b) en vanuit het tweede compartiment (20b) naar de uitvoeropening (7) gedrukt wordt en in de tweede positie 10 van het afscheidingsorgaan (34) en tijdens een beweging van de tweede zuiger (16b) in een richting vanaf de tweede overdrachtsopening (8b) massa (10) vanaf de invoeropening (6) in het tweede compartiment (20b) en vanuit het tweede compartiment (20b) in de tweede zuigerruimte (15b) gezogen wordt. 15

2. Doseer inrichting volgens conclusie l, met het kenmerk, dat verplaatsingsmiddelen (40, 41a, 41b) een of meer van het af scheidingsorgaan (34) en de zuigers (16a, 16b) na het bereiken van stilstand ervan voor een langere duur dan nodig voor het vullen en legen van de zuigerruimten (15a, 15b) in stilstand 20 houden.

3. Doseerinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de stilstandstijd behorend bij de eerste positie van het afscheidingsorgaan (34) verschilt van de stilstandsti jd behorend bij de tweede positie van het afscheidingsorgaan (34).

4. Doseerinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de stilstandstijd instelbaar is.

5. Doseerinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de slagtijd van de ene zuiger (16a, 16b) verschilt van de slagtijd van de andere zuiger (16a, 16b). 30

6. Doseerinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de snelheid van de slag van tenminste een zuiger (16a, 16b) tijdens de slag niet-uniform is.

7. Doseerinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de snelheid van de slag van tenminste een 35 zuiger (16a, 16b) instelbaar is.

8. Doseerinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de slaglengte van een zuiger (16a, 16b) 1000915. - 14 - verschilt van de slaglengte van de andere zuiger (16a, 16b).

9. Doseerinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, net het Kenmerk, dat de slaglengte van tenminste een van de zuigers (16a, 16b) instelbaar is.

10. Doseerinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kamer (33) een binnenwand heeft die tussen de eerste en de tweede posities van het afscheidingsorgaan (34) gedeelten van een cilinderomtrek zijn, het afscheidingsorgaan (34) een schot is dat draaibaar is om een as (5) , die 10 evenwijdig aan een as van het cilinderomtrekgedeelte van de kamer (33) is, en eindgedeelten van het schot, het cilinderomtrekgedeelte van de kamer (33) afdichtend raken. 1000913.