<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING
EMI1.1
neergeleggi tot tttvtn* . 1 von een aa-ivrang voor ! van een aenvr g voorBELGISCH OCTROOI geformuleerd door
PICANOL N. V. voor "Werkwijze voor het af een bobijn trekken van draad bi. weefmachine9, alsmede in-ichting hierbij aangewend".
EMI1.2
als
UITVINDINGSOKTROOI Prioriteit van de oktrooiaanvrage ingediend in Neder : and op U december 1985 onder het nr 8503385, op naam van de Aanvraagster
<Desc/Clms Page number 2>
Werkwijzevoorherafeenbobijntrekkenvandraadbijveefmachines, elsmede inrichting hierbij aangevend.
EMI2.1
-----------------------------------------------------------Ot-f voor het af een bobijn een draad hij weefmachines, uitvindirg he ft betrekking op een weikwijzeop inrichtingen die worden aangewend cm de werkwijze volgens de sitvinding te realiseren.
Het is bekend dat bij weefmachines achter elke bobijn een draad- geleider, meestal een draadoog, gepla@tst wordt, waariogs de weefdraad af de bebijn getrokken wordt. De afstand tussen de bobijn en de draadgeleider kan hierbij op voorhand ingesteld worden-n funktie van de grootte van de bobijn, teneinde in een probleemloLe afwikkeling te voorzien. Tijdens hef weef- proces blijft de afstand tussen de bobijn en de draadgeleider konstant.
Uit de ervaring is bekebd dat bij boge drasdaftreksnelheden er relatief veel dradbreuken naLij de bobijn en de draadge-
<Desc/Clms Page number 3>
leider optreden. Uit proeven en metingen is nu gebleken dat de krachten die ontstaan bij het aftrekken van draad spanningspieken doen ontstaan in de weefdraad welke tot voornoen- de draadbteuken leiden.
Uit de proeven is ook gebleken dat er een optimale af stand bestaat tussen de bobijn en de draadgeleider, waarbij de spanningspieken minimaal zijn of konstant worden gehodden en waarbij het verloop van de spanning in de draad in funktie van de tijd relatief konstant blijft. De proeven toonden ook asn dat deze optimale afstand funktie is van de diameter en het type van de bcbijn, d z het type garen en de aard van de opwikkeling van he L garen. teneinde aan bet vcornoeude nadeel van de draadbreuken een oplossing te bieden voorziet de uitvinding dan ook in een werkwijze voor het af een bobijn trekken van een draad waarbij de spanningspieken in de draad geoptimaliseerd worden.
Toll dit doel besteat de uitvinding uit een werkwijze voor het van bobijn trekken van een draad bij weefmachines, vaarbij de draad door een draadgeleider wordt geleid en waarbij de afstand tussen het draadoog en de bobijn, hoofdzakelijk gedurende het weefproces, automatisch wordt geregeld. Zoals al blijkeB, is het duidelijk dat dergelijke verkvijze volgens verscheidene varianten kan tot stand gebracht worden.
Bij voorkeur zal er meestal, hetzij rechtstreeks, of hetzij onrechtstreeks in funktie van de draadspanning geregeld vorden.
<Desc/Clms Page number 4>
De huidige uitvinding heeft ook betrekking op de inrichtingen cm vocrnoemde werkwijze le verwezenlijken.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van zulke inricbtingen bescbreven met verwijzing naar de bijgaande teke ningen, waarin : figuur 1 het verloop van de spanning in de weefdraad na- bij de draadgeleider veergeeft, respektievelijk voor een niet geregelde en een volgens de uitvinding geregelde inrichting ; figuur 2 schenatisch een inrichting weergeeft waarbij de afstand tussen de bobijn en de draadgeleider wordt gere- geld in funktie vin de spanning in de draad ; figuur 3 schematisch een inrichting weergeeft wasrbij de regeling van de afstand tussen de bobijn en de draadge- leider gebeurt in funktie van de diameter van de bobijn ;
figuur 4 schematisch een inrichting weergeeft waarbij de afstande tussen de bobijn en de draadgeleider gebeurt in funktie van zewel de diameter von de booijn alt de tpan- ning in de af de bobijn getrokken draad.
<Desc/Clms Page number 5>
figuur 5 voor een bepaalde bobijn een funktie weergeeft van de optimale afstand L in funktie van de diameter D ; figuur 6 een mechanisme weergeeft om de afstand tussen de bobijn en de draadgeleider te regelen ; figuren 7 tot en met 9 een uitvoering weergeven waarbij de afstand tussen de in werkiug zijnde bobijn en de draad- geleider kan gewijzigd worden door een wentelbfre opstel- ling van deze laatste;
figuur 10 een variante veergeeft van de uitvoering volgens figuren 7 t. e. m. 9.
In figuur 1 wordt door middel van twee kurven 1 en 2 respek- tievelijk het verloop van de spanning S in de draad in funk-
EMI5.1
tie van de tijd t weergegeven, vaarbij de kurve 1 het verloop voorstelt bij een slecht gekozen afstand tussen de bobijn en de draadgeleider, terwijl de kurve 2 geldig is voor een optimaal ingestelde afstand L. Bet is duidelijk dat spanningsvariaties of spanningspieken zoals deze zieh voordoen in de kurve 1 dienen vermeden te worden om draadbreuken uit te sluiten.
Opgemerkt vordt dat in deze figuur I de tijd tl gelijk is aan de tijd die nodig is cm uitgaande varuit een bepaalde afvik- keltoestand opnieuw in deze wesenlijk deselfde afwikkeltoestand te komen. In de figuren 2 t. e. m. 3 worden dan ook verscheidene inrichtingen weergegeven waarbij er naar gestreefd vordt automatisch de afstand L fassen een bobijn 3 en fen draad. afleider 4 optimaal of *atenoeg optiwaal in te
<Desc/Clms Page number 6>
0stellen.
In de uitvoering volgens figuur 2 bestaat de inrichting, naast de bobijn 3 en de dreadgeleider 4, uit een niet specifiek in de figuur weergegeven mechanisme om de afstand L tussen de b@ijn 3 en de draadgeleider 4 in te etellen; een meetinrichting 5 om het verloop van de spanning in de draad 6 te meten en een verwerkingseenheid 7 die voorziet in de koppeling tussen de meetinrichting 5 en het voornoemde mechanisme om de afstand L te regelen. De verwerkingseenheid 7 is van zulke in- gebouwde logika voorzien dat de afstand L zodanig wordt inge- steld dat de spanr. ingsvdriaties in de draad 6 minimaal zijn of althans zo konstant mogelijk worden gehouden.
Het is duide-
EMI6.1
lijk 5 zowel uit een spannings- dat hifrbii de meetinrichtingmeter als uit een spanningsvariatiementer kan bestasn. be hierbij gevolgde werkwijze is eenvoudig uit de schemati- ' ; chf voorstelling van figuur 2 af te leiden en bestaat erin dat de afstand L tussen de draadgeleider 4 en de bobijn 3 rechtstreeks in funktie van de draadspanning S wordt geregeld door de spanning te meten in de draad 6 en door in funktie van de gemeten spanning S de afstand L automatisch in te stel-
EMI6.2
len. ning*väiriatie en gecorrigeerd.
Fignur L tm-
<Desc/Clms Page number 7>
sen de bobijn 3 en de drsadgeleider 4 indirekt in funktie var de spanning in de draad 6 wordt geregeld. Hierbij bepaalt men vooraf de optimale afstand L ir funktie van de diameter D van een bepaald type bobijn 3. Hierdoor verkrijgt men een parame-
EMI7.1
ter 8 die oen in een ververkingseenheid 9 inbrengt. Deze vetverkingseenheid 9 vordt dan gestuurd door middel van een meetinrichting 10 die de-etameter D van de bohijn het weefproces konstant opmeet. De ververkingseenheid 9 stuurt dan
3 gedutendezoals voornoemd een mechanisme om de afstand ' tussen de bobijn 3 en de draadgeleider 4 in te stellen.
Een dergelijke funktie val : de afstand L in funktie van de diameter D van de bobijn is weergegeven in figuur 5.
Samengevat vertoont de hierbij gevolgde werkwijze het kenmerk dat de afstand L tussen de draadgeleider 4 en de bobijn 3 wordt geregeld door de mometele diameter D van de bobijn 3 te bepalen en de afstand L automatisch in te stellen in funktie van de bepaalde diameter, waarbij aldus een parameter 8 of een funktieverhouding vordt asangewnd waarvan versacht wordt dst door de toepassing ervan een optimaal spanningsverloop vordt verkregen.
<Desc/Clms Page number 8>
Het bepalen var de diameter D hoeft niet noodzakelijk door middel van de rechtstreekse meting ervan zoals voorgesteld in figuur 3.
Volgens een Variante kan de diameter D ook bepsald worden uit andere maetwaarden, bijvoorbeeld door middel van transfert- funktie@. hij voorkeur wordt dan de afwikkeltijd T van de bobijn gemeten en hieruit door middel van een vooraf vast- gelegd, transfertfunktie D = f (T) de diameter herekend.
Volgens cen andere uitvoeringsvorm wordt de afstand L rechtstreeks in funktie van de getreten afwikkeltijd T ingesteld.
EMI8.1
Volgens nog een variante wordt de afstand V c, 1 f geregeld in funktie van de afgenomen hoeveclheid draal 6.
Figuur 4 voorziet in een inrichting die een kombinstie is van de inrichtingen volgens figuren 2 en 3. De vrverkingseenheid 11 voorziet aldus in de koppeling van de twee meetin- richtingen 5 en 10, respektievelijk voor de spanning en de bobijndismeter D, met het mechanisme om de sfstand L tison de bobijn 3 en de dratt ; gelt-ider 4 te regelen. Verde- verdt
EMI8.2
hierbij de voornoemde parameter in de ververkingseenheid 11 iagevverd.
<Desc/Clms Page number 9>
De bij deze inrichting aangewende werkwijze vertoont hoofdzakelijk het kenmerk dat..aij bestaat in het meten van de spanning S in de draad 6, het meten van de diameter D van de bobijn 3 en het regelen van d, afstand L tussen de bobijn 3 en de Jtraadgeleider 4 in funktie van zowel de gemeten spanning S als de gemeten diameter D. Deze werkwijze biedt bet voordeel dat de diameterinformstie een vlugge instelling biedt bij bobijnwissela, terwijl de spanningsinformatie in een bijkomende regeling voorziet. Men kan eveneens de afstand L in funktie van de diameter D aanpassen tijdens het weefproces zodanig datdebijkomenderegelingminimaslwordt. Eveneenskanmen de vorige opgemeten afstanden L it een geheugen opslaan.
Die last bijvoorbeeld toe bij cen bobijnwissel het draadoogje rechtstreeks naar een positie te brengen waar het Jraadoogje tijdens de vorige bobijnwissel optimaal stond.
Het is duidelijk dat ook in de uitvoefingsvprn volgens guur, de diametermeting kan vervangen worden d. m. v. de meting van de afvikkeltijd, waarbij dan uiteraard een gepante verweikingseenheid dient aangewend te worden.
Eveneens kan men tijdens het opstarten van de machbine een
EMI9.1
bei-aalde het oogje op. en die beveling ttart tpieken het opotorten
<Desc/Clms Page number 10>
beweging vonPet is duidelijk dat in de voornoemde inrichtingen zowel de bobijn 3 als de draadgelpider 4 instelbaar uigevoerd kan zijn. Het mechanismc om de afstand L te regelen en de draadgeleider 4 in Le stellen kan on zichzelf volgens vele varianten vervaardigd zijn. Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm wordt de drasdgeleider 4 op een teleskopisch uitschuifbare arr-geplaatst, waarvan het uitschuiven ervan bijvoorbeeld wordt verkregen door middel van een inwendig in deze arm ingebouwde vorm of dergelijke.
EMI10.1
De rsgrIiTtss van de stand van de draidgeleider 4 teu opzichte van de bobijn 3 wordt bij voorkeur gevormd door een e pop0rtionerl rende klasse-r-rrgeling).
Zoals scergegeven in figuur 6 gobeurt de regeling van de af- stand L bij vcorkeur door een gepaste uitvoering van de bo-
EMI10.2
bijlgtnnd. telehopischcuitf-chuifbare aarop .... - lijk 3 en 15 zijn Op dezelfde ook de draadgeleider 4 up cen teictkopiche chifbare 16 beet-, Door de van lead. telezkoipiccte L zoals voornot-ad edat < vcr t. afstand H en L2 tutten *pektievelijke r
<Desc/Clms Page number 11>
In de figuren 7 t. p. m. 9 vordt nog een mechaniame weergegeven cm de voornoemde afstand L te regelen. Het merha 'e bestaat
EMI11.1
hierbij uit een 17 met twee bobijnen, bobijnstandvelijk 3 en 18, en een symmetrisch ten opzichte hiervan opgestelde draadgeleider 4 met een langwerpige draadgeleidingsopening 19.
De draadgeleider 4 is tussen zijn beide uiteinden 20 en 21 rotesrbaar bevestigd, een en ander zodanig dat bij het vertreten van de afstand tussen het uiteinde 20 en de bobijn 3 de afstand tussen het uiteinde 21 en de bobijn 18 verMeint, en omgekeerd. Bij de aanvang van de eerste bobijn 3 vordt het uiteinde 20 op de optimale afstand L1 gebracht, zo-
EMI11.2
als in figuur 7. Bij ;,et van de 3 indr tand is bobijn pkompn. 8el tieorgegevenzich van het uiteinde 20 naar het uiteinde 21, met als voor- deel dat de optiwale afstand LI van de volle bobijn 18 onmiddelijk wordt bereikt en zodoende geen plotse instelling van de draadgeleider 4 noodzakelijk is. Figuur 9 geeft de nieuve toeatand veer.
Uiterasrd is de wentelbsre drasdgeleider 4 van de uitvcering volgens figurea 7 tot en met 9 voorzien van de nodige bruir- middelen cm de juiate rotatie ervtn in te stellen. tee kunne
EMI11.3
bijvooreeld of derlei die de owst overbrnin
<Desc/Clms Page number 12>
of dergelijke gekcntroleerd verdrpait.
In een uitvoeringsvariante kunnen de bobijnen 3 en 18 teleskopisch opgesteld worden, bijvoorbeeld zoals weergegever in figuur 10. Haast de teleskopische armen 23 en 24 waardoor de bobijnen 3 en 18 kunnen verplaatst wcrden, kan eveneens in pen teleskopische arm 25 voorzien worden om de wentelbare draad. afleider op en neer te bewegen. De regeling van de afstand L wordt verkregen door een gepaste kombinative van beweginr, en uitgevocrd door de verschillende onderdelen.
EMI12.1
r, -vinding, rkt tot de als voorS rcvenrn:nt-bijpnLt'tpni. . "prFeeeven uivot ei worden verwezenijkt te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
DESCRIPTION
EMI1.1
laid down to tttvtn *. 1 von an aa-ivrang for! of an article for BELGIAN PATENT formulated by
PICANOL N.V. for "Method for drawing thread from bobbin weaving machine9, and apparatus used for this purpose".
EMI1.2
as
INVENTION PATENT Priority of the patent application filed in Neder: and on U December 1985 under number 8503385, in the name of the Applicant
<Desc / Clms Page number 2>
Process for re-drawing a bobbin pulling from wire-winding machines, indicating each device.
EMI2.1
-------------------------------------------------- --------- Ot-f for winding a thread-weaving machine, the invention relates to a weaving method on devices which are used to realize the method according to the site invention.
It is known that in weaving machines a thread guide, usually a thread eye, is placed behind each bobbin, whereby the weaving thread is pulled off the bob. The distance between the bobbin and the thread guide can be pre-set in function of the size of the bobbin, in order to provide a problem-free unwinding. During the weaving process, the distance between the bobbin and the thread guide remains constant.
Experience has shown that at high draw-off speeds, relatively many breakages occur after the bobbin and the thread
<Desc / Clms Page number 3>
leader action. Tests and measurements have now shown that the forces that arise when the thread is subtracted cause tension peaks in the weaving thread which lead to the aforementioned thread counts.
The tests have also shown that there is an optimum distance between the bobbin and the thread guide, whereby the tension peaks are minimal or are constant, and the tension in the thread remains relatively constant as a function of time. The tests also showed that this optimum distance is a function of the diameter and type of the thread, ie the type of yarn and the nature of the winding of the yarn. therefore, in order to overcome the disadvantage of the wire breaks, the invention provides a method for pulling a thread from a bobbin wherein the tension peaks in the thread are optimized.
For this purpose, the invention is based on a method of bobbin drawing a thread in weaving machines, the thread being passed through a thread guide and the distance between the thread eye and the bobbin being controlled automatically, mainly during the weaving process. As can be seen, it is clear that such an accumulation can be accomplished according to several variants.
Preferably, there will usually be regulated, either directly or indirectly in function of the thread tension.
<Desc / Clms Page number 4>
The present invention also relates to the devices for realizing the aforementioned method.
With the insight to better demonstrate the features according to the invention, some preferred embodiments of such devices are described below, as examples without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 shows the course of the tension in the weaving thread resiliently near the wire guide, respectively for an unregulated and an apparatus controlled according to the invention; Figure 2 schematically shows a device in which the distance between the bobbin and the thread guide is adjusted in function of the tension in the thread; figure 3 schematically shows a device in which the distance between the bobbin and the thread guide is adjusted in function of the diameter of the bobbin;
figure 4 schematically represents a device in which the distance between the bobbin and the thread guide is done in function of the fact that the diameter of the bobbin is equal to the tension in the thread drawn from the bobbin.
<Desc / Clms Page number 5>
figure 5 shows for a given bobbin a function of the optimum distance L in function of the diameter D; Figure 6 shows a mechanism for controlling the distance between the bobbin and the thread guide; Figures 7 to 9 show an embodiment in which the distance between the active coil and the thread guide can be changed by a revolving arrangement of the latter;
figure 10 shows a variant spring of the embodiment according to figures 7 t. e. m. 9.
In figure 1, by means of two curves 1 and 2, respectively, the variation of the tension S in the wire is funk-
EMI5.1
The time t is shown, with curve 1 representing the course at a poorly chosen distance between the bobbin and the thread guide, while curve 2 is valid for an optimally set distance L. It is clear that voltage variations or voltage peaks such as these occur in curve 1 should be avoided to avoid wire breaks.
It should be noted that in this Figure I the time t1 is equal to the time required to return to a certain unwinding state from a given unwinding state. In the figures 2 t. e. m. 3, therefore, various devices are shown in which the aim is to automatically create the distance L fases a bobbin 3 and fen wire. arrester 4 optimal or * sufficient optiwaal
<Desc / Clms Page number 6>
0set.
In the embodiment according to figure 2, the device, in addition to the bobbin 3 and the dread guide 4, consists of a mechanism not specifically shown in the figure for setting the distance L between the line 3 and the thread guide 4; a measuring device 5 for measuring the variation of the tension in the wire 6 and a processing unit 7 which provides the coupling between the measuring device 5 and the aforementioned mechanism for controlling the distance L. The processing unit 7 is provided with such built-in logic that the distance L is set such that the tensioner. In the wire 6, there must be minimal or at least kept as constant as possible.
It is clear-
EMI6.1
This can be done both from a voltage that the meter meter can measure as well as from a voltage variation meter. the procedure followed is simple from the schematics; In accordance with the diagram of Figure 2, the distance L between the thread guide 4 and the bobbin 3 is controlled directly in function of the thread tension S by measuring the tension in the thread 6 and in function of the measured tension S to set the distance L automatically
EMI6.2
len. ning * variation and corrected.
Fignur L tm-
<Desc / Clms Page number 7>
When the bobbin 3 and the thread guide 4 are controlled indirectly in function of the tension in the wire 6. The optimum distance L ir function of the diameter D of a certain type of bobbin 3 is hereby determined in advance.
EMI7.1
ter 8 which introduces o into an exploration unit 9. This grease-exploding unit 9 is then controlled by means of a measuring device 10 which measures the weaving process's parameter D continuously. The investigation unit 9 then controls
3 such as the aforementioned mechanism for adjusting the distance between the bobbin 3 and the thread guide 4.
Such a function trap: the distance L in function of the diameter D of the bobbin is shown in figure 5.
In summary, the method followed hereby has the feature that the distance L between the thread guide 4 and the bobbin 3 is controlled by determining the instantaneous diameter D of the bobbin 3 and automatically adjusting the distance L in function of the determined diameter, thus a parameter 8 or a function ratio is obtained from which it is expected that an optimum voltage variation is obtained by its application.
<Desc / Clms Page number 8>
Determining the diameter D does not necessarily have to be done by directly measuring it as shown in figure 3.
According to a variant, the diameter D can also be determined from other measurement values, for instance by means of transfer function @. Preferably, the unwinding time T of the bobbin is then measured and the diameter is recalculated therefrom by means of a pre-determined transfer function D = f (T).
According to another embodiment, the distance L is set directly in function of the stepped unwinding time T.
EMI8.1
According to another variant, the distance V c, 1 f is controlled in function of the decreased quantity of spiral 6.
Figure 4 provides a device which is a combination of the devices according to Figures 2 and 3. The pre-clearance unit 11 thus provides the coupling of the two measuring devices 5 and 10, respectively for the voltage and the bobbin gauge D, with the mechanism for the setting L tison the bobbin 3 and the dratt; gelt-ider 4. Distributes
EMI8.2
hereby the aforementioned parameter in the investigation unit 11 is added.
<Desc / Clms Page number 9>
The method used in this device mainly has the feature that it consists in measuring the voltage S in the wire 6, measuring the diameter D of the bobbin 3 and controlling d, distance L between the bobbin 3 and The wire guide 4 in function of both the measured voltage S and the measured diameter D. This method offers the advantage that the diameter information offers a quick adjustment at bobbin change, while the voltage information provides additional control. It is also possible to adjust the distance L in function of the diameter D during the weaving process so that the additional control becomes minimum. Also, the previously measured distances L it can store a memory.
This allows, for example, with a bobbin change to bring the wire eye directly to a position where the Yew eye was optimal during the previous bobbin change.
It is clear that also in the embodiment according to gure, the diameter measurement can be replaced d. m. v. the measurement of the flaking time, in which case of course a suitable softening unit must be used.
Also, during machine start-up, one can
EMI9.1
both eyes turned up. and that commanding defies peak rising
<Desc / Clms Page number 10>
movement vonPet is clear that in the aforementioned devices both the bobbin 3 and the wire gel piper 4 can be adjustable. The mechanism for controlling the distance L and setting the thread guide 4 in Le may itself be manufactured in many variants. According to a possible embodiment, the slide guide 4 is placed on a telescopically extendable arr, the extension of which is obtained, for example, by means of an interior built into this arm or the like.
EMI10.1
The relationship of the position of the draid conductor 4 teu with respect to the bobbin 3 is preferably formed by a popular class-r arrangement.
As shown in figure 6, the control of the distance L is preferred by an appropriate design of the bridge
EMI10.2
bijlgtnnd. telehopischcuitf-chuifbare arop .... -like 3 and 15 are On the same also the wire guide 4 up cen teictkopiche chifbare 16 bite-, By the van lead. telezkoipiccte L such as fornot-ad edat <vcr t. distance H and L2 tutten * pective r
<Desc / Clms Page number 11>
In the figures 7 t. p. m. 9 another mechanic is shown to adjust the aforementioned distance L. The merha 'e exists
EMI11.1
here a 17 with two bobbins, bobbin base 3 and 18, and a thread guide 4 arranged symmetrically with respect to this with an elongated thread guide opening 19.
The thread guide 4 is rotatably mounted between its two ends 20 and 21, such that when the distance between the end 20 and the bobbin 3 is exceeded, the distance between the end 21 and the bobbin 18 decreases, and vice versa. At the start of the first bobbin 3, the end 20 is brought to the optimum distance L1, so
EMI11.2
as in figure 7. In the case of the 3 indr tooth is bobbin pkompn. Figure 10 is shown from the end 20 to the end 21, with the advantage that the optimum distance L1 of the full bobbin 18 is immediately reached and thus no sudden adjustment of the thread guide 4 is necessary. Figure 9 shows the new toe tooth spring.
Naturally, the winding wire slide guide 4 of the invention according to Figures 7 to 9 is provided with the necessary effervescent means for setting the correct rotation. tee art
EMI11.3
for example, or anything that crosses the owst
<Desc / Clms Page number 12>
or such controlled evaporation.
In an embodiment variant, the bobbins 3 and 18 can be arranged telescopic, for example as shown in figure 10. In addition to the telescopic arms 23 and 24, through which the bobbins 3 and 18 can be moved, a pen telescopic arm 25 can also be provided around the revolving thread. . moving the distractor up and down. The control of the distance L is obtained by an appropriate combination of movement, and executed by the different parts.
EMI12.1
r, invention, rkt to the as rcvenrn: nt-bijpnLt'tpni. . "Prevenee uivot egg are due to step.