<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING neergelegd tot staving van een aanvraag voor
BELGISCH OCTROOI geformuleerd door
D'HOLLANDER Omer voor "Bevestiging voor een laadbrug bij voertuigen"
EMI1.1
als UITVINDINGSOKTROOI
<Desc/Clms Page number 2>
Bevestiging voor een laadbrug bij voertuigen.
EMI2.1
--------------------------------------------- Deze uitvinding heeft betrekking op een bevestiging voor een laadbrug of laadplatform bij voertuigen, in het bijzonder bij vrachtvoertuigen.
Er zijn laadbruggen bekend die in niet gebruikte toestand tegen de achterzijde van het voertuig kunnen geklapt worden. Volgens andere bekende systemen worden dergelijke laadbruggen al dan niet opgevouwen en onder het achterste gedeelte van het onderstel van het voertuig geschoven. Alhoewel hierbij bijzonder handige inrichtingen bekend zijn, vertonen deze allen het nadeel dat eens zij aan het voertuig bevestigd zijn, de laadbrug nog moeilijk kan losgekoppeld worden zonder dat hiervoor omslachtige demontagewerkzaamheden dienen uitgevoerd te worden.
De huidige uitvinding heeft dan ook tot doel te voorzien in
EMI2.2
een bevestiging voor een laadbrug voor voertuigen die toelaat CD 0 m
<Desc/Clms Page number 3>
dat de laadbrug en zijn bewegingsmechanisme relatief eenvoudig gemonteerd, respektievelijk gedemonteerd kan worden. Zulks biedt het voordeel dat bij een defekt aan de laadbrug deze gemakkelijk kan vervangen worden ofwel van het voertuig kan afgenomen worden teneinde er een herstelling aan uit te voeren.
Een ander doel van de uitvinding bestaat erin in een bevestiging te voorzien die konstruktief eenvoudig te verwezenlijken is.
De huidige uitvinding heeft dan ook betrekking op een bevestiging voor een laadbrug bij voertuigen, die het kenmerk vertoont dat zij hoofdzakelijk bestaat uit minstens twee parallelle buisvormige geleidingen die aan het voertuig zijn bevestigd en die van langsgerichte gleuven zijn voorzien, en inwendig in de buisvormige geleidingen verplaatsbare en uitneembare geleidingselementen dewelke door middel van verbinding- middelen die zieh door de voornoemde gleuven uitstrekken de laadbrug dragen. De laadbrug of het laadplatform, evenals het bewegingsmechanisme ervan, kunnen uiteraard van een willekeurig type zijn.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen wordt hierna, als voorbeeld zonder enig beper-
EMI3.1
kend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschre- 0 m
<Desc/Clms Page number 4>
ven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 de bevestiging van een laadbrug in zijaanzicht weergeeft ; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn 11-11 in figuur 1 ; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn 111-111 in figuur 1 ; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 1 ; figuur 5 een zieht weergeeft volgens pijl F5 in figuur 1, waardoor de situering van de bevestiging volgens de uit- vinding ten opzichte van het onderstel van het voertuig word gepreciseerd.
Zoals in de figuren wordt weergegeven bestaat volgens de voorkeurdragende uitvoeringsvorm de bevestiging 1 voor een laadbrug 2 hoofdzakelijk uit, enerzijds, twee parallelle buisvormige geleidingen 3 die aan het voertuig zijn bevestigd, en anderzijds, geleidingselementen 4 die de laadbrug 2 dragen en die zieh kunnen verplaatsen in de buisvormige geleidingen 3, en tevens hieruit uitneembaar zijn.
De buisvormige geleidingen 3 zijn bij voorkeur, zoals weer-
EMI4.1
gegeven in figuren 2 tot en met 5, cylindervormig. Zoals nog 0 CP weergegeven in figuur 5 kunnen de buisvormige geleidingen 3
<Desc/Clms Page number 5>
langs weerszijden van het voertuig tegen de langsprofielen 5 van het onderstel bevestigd zijn. In de wand van elk van de buisvormige geleidingen 3 is een axiaal of langsgerichte gleuf 6 aangebracht, die zich in dit geval langs de onderzijde bevindt.
Elk van de verplaatsbare geleidingselementen 4 bestaat uit een stang 7 die verschuifbaar is in de buisvormige geleiding 3. Elke stang 7 is van verbindingsmidde1en 8 voorzien die zich door de voornoemde gleuf 6 uitstrekken en die de eigenlijke laadbrug 2 dragen. In de weergegeven uitvoeringsvorm bestaan elk van de verbindingsmiddelen 8 uit een plaat die in de vorm van een radiaal gerichte vin aan de betreffende stang 7 gelast is.
Opdat de stangen 7 gemakkelijk in de buisvormige geleidingen 3 zouden kunnen heen en weer schuiven zijn zij voorzien van bronzen glijbussen 9 en 10 die respektievelijk over de uiteinden van de stangen 7 aangebracht zijn. Deze glijbussen 9 en 10 worden op hun plaats gehouden door de inklimming tussen, enerzijds, de voornoemde radiaal gerichte plaat, en anderzijds daartoe voorziene klemmiddelen, respektievelijk 11 en
EMI5.1
12.
Zoals nog weergegeven in figuur l worden bij voorkeur zowel cl de buisvormige geleidingen 3 als de 4 Z 0
<Desc/Clms Page number 6>
voorzien van konische afschuiningen, respektievelijk 13 en 14, een en ander zodanig dat bij het monteren de geleidingselementen 4 gemakkelijk in de buisvormige geleidingen 3 kunnen ingebracht worden.
De verplaatsbare geleidingselementen 4 en de eraan bevestigde laadbrug 2 kunnen bijvoorbeeld bevolen worden door middel van een hydraulische cylinder 15 die enerzijds met de laadbrug en anderzijds met het onderstel van het voertuig verbonden is. Zoals weergegeven in figuur 1 kan de rerbinding tussen enerzijds de zuigercylinder 16 en de laadbrug 2, en anderzijds, de zuigerstang 17 en het onderstel van het voertuig gebeuren door middel van pen-gat-verbindingen, respektievelijk 18 en 19.
Elk van de buisvormige geleidingen 3 kan uiteraard op willekeurige wijze aan de langsprofielen 5 verbonden worden. Bij voorkeur wordt echter gebruik gemaakt van drie bevestigingmiddelen 20,21 en 22 die aan de uiteinden 23 en 24 en in het midden 25 van de buisvormige geleidingen 3 zijn voorzien.
De bevestiging aan het uiteinde 23 dat zich het dichtst bij de laadzijde 26 van het voertuig bevindt gebeurt d. m. v. een bevestigingsmiddel 20 in de vorm van een busvormige vatting 27 met een losse passing.
<Desc/Clms Page number 7>
Het bevestigingsmiddel 21 is zodanig uitgevoerd dat de betreffende buisvormige geleiding 3 in het vertikale vlak kan doorbuigen, zoals aangeduid met lijn 28. Hiertoe bestaat het bevestigingsmiddel 21, zoals specifiek weergegeven in figuur 2, uit een horizontaal gerichte vork 29, waarbij vrij tussen de tanden ervan een bout 30 is aangebracht die in een ringvormig element 31 is geschroefd, dat op zijn beurt aan de buisvormige geleiding 3 is vastgelast. Het geheel is zodanig opgevat dat tussen de kop van de bout 30 en de vork 29 of een ronsel 32 een vertikale speling SI van ongeveer 5 tot 10 mm bestaat.
De bevestigingsmiddelen 22 nabij het uiteinde 24 zijn van zodanige aard dat een horizontale verplaatsing van de buisvormige geleidingen 3 over een kleine afstand mogelijk is. Zoals weergegeven in figuur 3 kan hiertoe een bout 33 door een boring 34 in de geleiding 3 gestoken worden, waarbij deze vastgeschroefd wordt in een flensvormig element 35 dat met het betreffende langsprofiel 5 is bevestigd. De bout 33 wordt zodanig aangeschroefd dat een speling S2 van ongeveer 5 mm voorhanden blijft, en wordt vervolgens vergrendeld door middel van een schroef 36.
Zoals nog weergegeven in de figuren 1 en 5 worden de buisvormige geleidingen 3 nabij hun uiteinden 23 die bij de laad-
EMI7.1
zijde 26 van het voertuig gelegen zijn, voorzien van vergrenC > e 0
<Desc/Clms Page number 8>
delingspennen 37 die bij voorbeeld door middel van borgrondsels 38 op hun plaats gehouden worden. In minstens een van de uiteinde 23 worden bovendien middelen voorzien die de uiterste stand van het verplaatsbaar geleidingselement 4, respektievelijk van de laadbrug 2, bepalen, een en ander zodanig dat de laadbrug 2 in haar opengeklapte stand juist aan de rand 39 van het laadvlak van het voertuig zal aansluiten, althans in opgelichte toestand. Deze middelen bestaan bijvoorbeeld uit een bus 40 met een gepaste lengte.
De werking van de bevestiging volgens de uitvinding kan eenvoudig uit de figuren worden afgeleid. Zij bestaat er hoofdzakelijk in dat bij de montage de geleidingselementen 4 met de daaraan bevestigde laadbrug 2 langs het uiteinde 23 in de buisvormige geleidingen 3 worden geschoven, waarbij de verbindingsmiddelen 8 door de respektievelijke gleuven 6 schuiven. Omwille van de spelingen die in de bevestigingspunten 20,21 en 22 geboden worden, kan zulke montage probleemloos verlopen daar relatief grote tolerantieafwijkingen toegestaan zijn. De uiteinden 23 van de buisvormige geleidingen 3 worden dan afgesloten door middel van de pinnen 37, terwijl door middel van de pen-gatverbindingen 18 en 19 de hydraulische zuiger 15 op zijn plaats wordt gemonteerd.
Bij het opbergen van de laadbrug 2 wordt de hydraulische
EMI8.1
cylinder (15) volledig ingetrokken waardoor de laadbrug, zoals 0 Z
<Desc/Clms Page number 9>
weergegeven in figuur 1, volledig onder het onderstel van het voertuig terecht komt. Vervolgens wordt de laadbrug 2 volgens pijl A omhoog gebracht zodanig dat deze tegen de onderzijde van de langsprofielen 5 drukt, met het gevolg dat de buisvormige geleidingen 3 doorbuigen totdat de koppen van de respektievelijke bouten 30 tegen de vorken 29 aansluiten. Zodoende wordt een elastisch opgespannen geheel verkregen.
Bij het gebruik van de laadbrug 2 laat men de hydraulische cylinder 15 uitgaan tot de geleidingselementen 4 tegen de bus 40 raken. Vervolgens kan op klassieke wijze gebruik gemaakt worden van de laadbrug.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoering, doch zulke bevestiging voor een laadbrug bij voertuigen kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
DESCRIPTION in support of an application for
BELGIAN PATENT formulated by
D'HOLLANDER Omer for "Attachment for a loading ramp for vehicles"
EMI1.1
as INVENTION PATENT
<Desc / Clms Page number 2>
Attachment for a loading ramp on vehicles.
EMI2.1
--------------------------------------------- This invention relates to an attachment for a ramp or loading platform for vehicles, in particular for freight vehicles.
Loading bridges are known that can be folded against the rear of the vehicle when not in use. According to other known systems, such loading bridges are folded or not and slid under the rear part of the chassis of the vehicle. Although particularly handy devices are known herein, they all have the drawback that once they are attached to the vehicle, the loading bridge is still difficult to disconnect without having to carry out laborious dismantling work.
Therefore, the present invention aims to provide
EMI2.2
an attachment for a loading ramp for vehicles that allows CD 0 m
<Desc / Clms Page number 3>
that the loading ramp and its movement mechanism can be mounted or dismantled relatively simply. This offers the advantage that in the event of a defect in the loading bridge, it can be easily replaced or removed from the vehicle in order to carry out repairs.
Another object of the invention is to provide an attachment which is constructively simple to realize.
The present invention therefore relates to an attachment for a loading ramp in vehicles, which is characterized in that it mainly consists of at least two parallel tubular guides fixed to the vehicle and provided with longitudinal slots, and internally in the tubular guides movable and removable guide elements which, by means of connecting means extending through the aforementioned slots, carry the loading bridge. The loading ramp or loading platform, as well as its movement mechanism, can of course be of any type.
With the insight to better demonstrate the characteristics according to the invention, hereinafter, as an example, without any restrictions,
EMI3.1
known character, a preferred embodiment is described
<Desc / Clms Page number 4>
with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 shows the attachment of a loading bridge in side view; figure 2 represents a section according to line 11-11 in figure 1; figure 3 represents a section according to line 111-111 in figure 1; figure 4 represents a section according to line IV-IV in figure 1; figure 5 represents a view according to arrow F5 in figure 1, whereby the location of the attachment according to the invention is specified with respect to the chassis of the vehicle.
As shown in the figures, according to the preferred embodiment, the fastening 1 for a ramp 2 mainly consists of, on the one hand, two parallel tubular guides 3 which are attached to the vehicle, and on the other hand, guiding elements 4 which support the ramp 2 and which can move in the tubular guides 3, and are also removable therefrom.
The tubular guides 3 are preferably, such as
EMI4.1
given in figures 2 to 5, cylindrical. As shown in Figure 5 in Figure 5, the tubular guides 3
<Desc / Clms Page number 5>
are secured to the longitudinal profiles 5 of the chassis on both sides of the vehicle. In the wall of each of the tubular guides 3, an axial or longitudinal slot 6 is provided, which in this case is located along the bottom.
Each of the movable guide elements 4 consists of a rod 7 which is slidable in the tubular guide 3. Each rod 7 is provided with connecting means 8 which extend through the aforementioned slot 6 and which carry the actual loading bridge 2. In the illustrated embodiment, each of the connecting means 8 consists of a plate which is welded to the respective rod 7 in the form of a radially oriented fin.
In order that the rods 7 could easily slide back and forth in the tubular guides 3, they are provided with bronze sliding sleeves 9 and 10, which are arranged over the ends of the rods 7, respectively. These sliding sleeves 9 and 10 are held in place by the climbing between, on the one hand, the aforementioned radially oriented plate, and on the other hand clamping means provided for this purpose, respectively 11 and
EMI5.1
12.
As shown in figure 1, preferably both the tubular guides 3 and the 4 Z become 0
<Desc / Clms Page number 6>
provided with conical chamfers, 13 and 14 respectively, all this in such a way that during mounting the guide elements 4 can easily be introduced into the tubular guides 3.
The movable guide elements 4 and the loading bridge 2 attached thereto can be ordered, for example, by means of a hydraulic cylinder 15 which is connected on the one hand to the loading bridge and on the other to the chassis of the vehicle. As shown in figure 1, the connection between the piston cylinder 16 and the loading bridge 2 on the one hand, and the piston rod 17 and the vehicle chassis on the other hand, can be done by means of pin-hole connections 18 and 19, respectively.
Each of the tubular guides 3 can, of course, be arbitrarily connected to the longitudinal profiles 5. Preferably, however, use is made of three fastening means 20, 21 and 22 which are provided at the ends 23 and 24 and in the center 25 of the tubular guides 3.
The attachment at the end 23 closest to the loading side 26 of the vehicle is made d. including a fastener 20 in the form of a bush-shaped mount 27 with a loose fit.
<Desc / Clms Page number 7>
The fastening means 21 is designed in such a way that the respective tubular guide 3 can bend in the vertical plane, as indicated by line 28. To this end, the fastening means 21, as specifically shown in figure 2, consists of a horizontally oriented fork 29, with free space between the teeth a bolt 30 is provided thereof, which is screwed into an annular element 31, which in turn is welded to the tubular guide 3. The whole is designed such that a vertical clearance S1 of about 5 to 10 mm exists between the head of the bolt 30 and the fork 29 or a recess 32.
The fasteners 22 near the end 24 are of such a nature that a horizontal displacement of the tubular guides 3 over a short distance is possible. As shown in figure 3, a bolt 33 can be inserted for this purpose through a bore 34 in the guide 3, this being screwed into a flange-shaped element 35 which is fastened with the respective longitudinal profile 5. The bolt 33 is screwed on so that a clearance S2 of approximately 5 mm remains, and is then locked by means of a screw 36.
As still shown in Figures 1 and 5, the tubular guides 3 are formed near their ends 23, which at the loading
EMI7.1
located on the side 26 of the vehicle, with locking> e 0
<Desc / Clms Page number 8>
dividing pins 37, which are held in place, for example, by means of locking primers 38. In at least one of the ends 23, moreover, means are provided which determine the extreme position of the movable guide element 4, respectively of the loading bridge 2, all this in such a way that the loading bridge 2 in its folded-out position just on the edge 39 of the loading surface of the vehicle will connect, at least in the lifted state. These means consist, for example, of a sleeve 40 of an appropriate length.
The operation of the fastening according to the invention can be easily deduced from the figures. It mainly consists in that during mounting the guide elements 4 with the loading bridge 2 attached thereto are slid along the end 23 into the tubular guides 3, the connecting means 8 sliding through the respective slots 6. Because of the clearances offered in the attachment points 20, 21 and 22, such mounting can proceed without problems, since relatively large tolerance deviations are permitted. The ends 23 of the tubular guides 3 are then closed by means of the pins 37, while the hydraulic piston 15 is mounted in place by means of the pin-hole connections 18 and 19.
When the loading ramp 2 is stored, the hydraulic
EMI8.1
cylinder (15) retracted completely, leaving the ramp, such as 0 Z
<Desc / Clms Page number 9>
shown in Figure 1, is fully seated under the chassis of the vehicle. Subsequently, the loading bridge 2 is raised according to arrow A such that it presses against the underside of the longitudinal profiles 5, with the result that the tubular guides 3 bend until the heads of the respective bolts 30 abut against the forks 29. In this way an elastically stretched whole is obtained.
When using the loading bridge 2, the hydraulic cylinder 15 is let out until the guide elements 4 touch the sleeve 40. The loading ramp can then be used in a classic manner.
The present invention is by no means limited to the exemplary embodiment shown in the figures, but such attachment for a loading ramp in vehicles can be realized in various shapes and sizes without departing from the scope of the invention.