<Desc/Clms Page number 1>
"APPARAAT EN METHODE OM BOORPALEN UIT TE VOEREN." Het apparaat bestaat in hoofdzaak uit een speciale grondboor.
Daarbijkomendandeaangepasteboorbuizenmetkoppelingen, het aandrijfmechanisme en de machine die boor en boorbuis de nodige stabiliteit geeft.
Despecialegrondboorisweergegeveninfiguur1. Zijis samengesteld uit verschillende onderdelen. Langs onder is eerst de a-Fsluitpunt van de boorbuis die verhindert dat water of grond in de boorbuis kan dringen. Deze punt is niet vast aan de boorbuis bevestigd en is deel (l).
Deel (2) van de boor bestaat uit een lengte van de boorbuis met schroefbladen (3) er rond geplaatst die over de lengte LS een doorlopende schroef vormen met als binnendiameter BD (de buiten- doormeter van de boorbuis) en als buitendoormeter ND s de nomi- nale doormeter van de boor en van de uit te voeren paal.
De spoed van die doorlopende schroef is 51. De dikte a van die schroeplaten is aangepast aan hun breedte b en de er op werkende kracht, De schroefplaten zijn normaal door lassen met de boorbuis verbonden.
Boven het deel (2) met de schroefbladen (3) bevindt zich het verdringingslichaam dat zelf uit 2 gedeelten bestaat : het onderste (4) en bovenste (S) verdringingslichaam. Deel (4) bestaat uit een volle schroef met spoed 62 waarvan de buitendoormeter spiraals-
<Desc/Clms Page number 2>
gewijze aangroeit van doormeter BD bij het laagste punt tct door- meter ND bij het hoogste punt. Deel (S) bestaat eveneens uit een volle schreef nu met spoed 83, maar de doormeter vermindert nu spiraalsgewijze van ND bij het laagste punt naar BD bij het hoogste punt.
Het is kenmerkend voor deze nieuwe speciale grondboor dat de schroefrichting van de doorlopende schroef (deel (2) en (3)) gelijk is aan deze van deel {4} maar dat de schroef richting van deel (5) tegengesteld is. Het is ook kenmerkend voor deze speciale boor dat geen enkel schroefblad een doormeter heeft groter dan ND.
Boven het deel (S) wordt de boor gekoppeld met de boorbuis ( & .
Voor deze verwijzen wij naar wat daarover gezegd wordt bij figuur 2.
Boor en boorbuis moeten gedraaid worden en verticaal naar beneden en naar boven bewogen worden. Bovendien moet de boorstellino kunnen verplaatst worden om op de juiste plaats de palen te maken. Daartoe is een inrichting nodig die voldoende stabiliteit en energie heeft.
Deze inrichting is schetsmatig op figuur 2 aangegeven.
Boven op de boor (l) staat de boorbuis (2). Wij zien dat aan de bovenkant van de boorbuis, op de plaats die juist nog in de grond dringt bij het maken van de paal, de boorbuis voorzien is van 2 (of meer) schroefbladen V4 met spoed S4 op een onderlinge afstand Al. Deze bladen hebben een schroefrichting tegengesteld aan deze van de schroefbladen (3) op de boor bij figuur 1. Reden en werking van deze bladen wordt uiteengelegd bij de bespreking van de nieuwe methode om boorpalen te maken bij figuur 3.
Boven op de boorbuis staat de beortafel (3) cDe as van de boortafel is hol en verbonden langs onder met de boorbuis en langs boven door een draaikoppeling (4) met de slang 95) van de betonpomp. De tafel is glijdend bevestigd aan een mast (6) =Die mast moet het maximaal moment van de tafel kunnen opnemen en moet dus bevestigd zijn op een machine met boldoende stabiliteit. Omdat de machine zich ook over de werven moet kunnen verplaatsen wordt daartoe best eenrupskraan (7)gekozen.Deboortafelkannelectrischofhydrolisch worden aangedreven en wordt zo ontworpen dat moment en toerental regelbaarzijn.Eendekraangeplaatstedieselmotor (8)kandeno-
<Desc/Clms Page number 3>
dige hydraulische druk of electrische stroom leveren.
De boor moet niet alleen rond gedraaid maar aak eerst naar beneden en dan weer naar boven bewogen worden. Om naar beneden te boren is, benevens het moment, het gewicht van boor, boorbuis en boortafel over het algemeen voldoende maar om de boor uit de grond naar boven te brengen is een grote opwaartse trekkracht nodig. Deze kracht wordt geleverd ofwel door een lier (9) die met een takel (10) aan de mast bevestigd de boortafel naar boven trekt of door hydrolische vijzels die met een klem deze kracht op de boorbuis uitoefenen. Het is nodig nevens de boorbuis hydrolische steunen (11) te plaatsen om het voorover zakken van de machine gedurende het uithalen van de boor te voorkomen.
De nieuwe methode om met deze inrichting boorpalen uit te voeren is weergegeven in figuur 3. Delen van de boor hebben hun referentienummer als in figuur 1.
Mij veronderstellen dat de palen gemaakt worden in een grond die bestaat uit 2 lagen : een niet-draagkrachtige bovenlaag en een goede onderlaag die begint op de diepte van lijn A-A in figuur 3.
De palen worden nu uitgevoerd als volgt : Eerst wordt de asiijn van de boor en de boorbuis door verrijden en roteren van de kraan loodrecht boven de plaats gebracht waar de paal moet uitgevoerd worden. De boorbuis wordt van onder afgesloten daar de boorpunt (l) en de boor wordt gezakt tot zij op de grond steunt. Bij de eerste paal wordt nevens de boor, een hoeveelheid (H) grofkorrelige grond aangebracht.
De lier wordt gezet op loos draaien en de boortafel wordt in werking gebracht : de boorbuis wordt zo gedraaid dat de schroef- platen (3) de boor naar beneden trekken. Door eigen gewicht van boor, boorbuis en tafel en door de vijskracht van de schroef platen dringt de boor dan ook in de grond. (Stand 1 van figuur 3) Terwijl de boor in de grond dringt vult de grond de ruimte tussen de schroefbladen (3) van deel (2) van de boar. Maar de grond die zich bevond waar nu de (gesloten) boorbuis is moet verdrongen worden : een volume van een cylinder met doormeter BD. (BD=doormeter van de boorbuis, ND=buitendoormeter boor.
Zie figuur i)
<Desc/Clms Page number 4>
Daardoor moet het porieenvolume van de grond in de omtrek van deel (2) verminderd ofwel een deel van die grond naar boven gebracht door de schroefbladen ofwel beide. Zakt de baar minder dan de spoed SI per omwenteling dan werkt deel (2), door de schroef-
EMI4.1
een 4Lbladen De druk in (3), als een transportschroef naar boven.stijgt en het porieenvolume wordt iets minder.
Zodra echter het verdringingslichaam deel (4) in de grand komt moet een groter volume grond verdrongen worden : dit van een cylinder met doormeter ND. Dit vereist dan ook een groter boormoment en veroorzaakt ook een kleiner zetting per omwenteling en een groter grondtransport naar boven, maar ook een stijging van de druk in de omliggende grond en een evenredige vermindering van het porieenvolume. ls gevolg van de samendrukking van de grond is boven het deel (5) rond de boorbuis een ruimte zonder grond.
Zie hierbij stand 1 en 2 van figuur 3.
Heeft de grond een goede cohesie, weinig waterdruk of grote ondoor- latenheid dan zal die ruimte langere tijd en over een grote hoogte blijven open staan. Bij cohesiearme grond zal die ruimte vlug met invallende gronddeeltjes en water gevuld worden. Maar ook in dit geval oefent die grond practisch geen veerstand uit tegen het draaien van de boorbuis. Het weerstandsmoment blijft dus beperkt tot de boor. Zolang het verdringingslichaam (4) niet in zeer compacte grond komt is het weerstandskoppel van de boor betrekkelijk klein.
Ms het eerste schroefblad V4 op de boorbuis het maaiveld bereikt, worden, door de tegengestelde schroef, alle gronddeeltjes onder de schroef medegenomen naar beneden. Werpen wij dus de hoeveelheid grond (H) tegen de boorbuis dan zullen de schroeven V4 deze medenemen naar beneden.
Zodra de punt van de boor diep genoeg in de compacte grond door gedrongen is om de draagkracht van de uit te voeren paal te verzekeren wordt een verder zakken van de boor belet door vast houden van de lier. Door de betonpomp wordt nu betonspecie in de boorbuis gepompt.
Daarbij wordt steeds de boorbuis in dezelfde richting rondgedraaid.
Zodra de betondruk stijgt weet men dat de boorbuis vol is en wordt door de lier (of de hydrolische vijzels) de boorta-fel met boorbuis
<Desc/Clms Page number 5>
enboornaaromhooggetrokken. Daarbijwordtverderdeboorbuisin de zelfde richting gedraaid en beton gepompt. De boorpunt blijft daarbij in de grond achter en de bstonspecie vult onder druk, doorheen de boorbuis de ruimte die onder de boor in de grond ontstaat.
De betondruk helpt daarbij de boor naar boven drukken.
Zie hierbij stand 3 van figuur 3.
Omdat bij het stijgen de boor in dezelfde richting blijft draaien blijft de grond tussen de schroefbladen (3) van deel (2) zitten en
EMI5.1
wordt van bij het begin van de stijging van de boor een cylinder met doormeter ND in de grond gevormd. Boven de boor wordt door het deel (S). het verdringingsgedeelte met omgekeerde schroef richting, de grond die tot tegen de boorbuis was ingevallen terug zijdelings verdrukt. De enige grond die uitgehaald wordt is dus het gedeelte die tussen de schroefbladen 93) zit.Dit geeft een goede controle op de grondsoort waarin de paal geplaatst is. In de plaats van die uitgehaalde hoeveelheid wordt bovendien de hoeveelheid (H) bij het uitboren in de omliggende grond verdrongen.
De grond rond en onder de paal wordt nergens ontspannen : bij het inboren wordt minstens overal de grond verdrongen voor een volume gelijk aan dit van de boorbuis en bij het uitboren verdringt deel (5) een cylinder grond met doormeter ND en maakt de door de pomp onderhouden betondruk dat ook onder de boor geen ontspanning van de grond kan optreden.
Wanneer de boor dus uit de grond komt is een cylinder van beton in de samengedrukte grond gevormd 0 Zie stand 4 van figuur 3.
Op die stand zijn rond de uitgevooerde betonpaal de mantels (M), (Ml) en (N) getekend. Mantel (Ml) komt overeen met de hoeveelheid grond (H) die door de schroefbladen (V4) in de grond werd gebracht. mantel (M)isgelijkaandehoeveelheidverdrongendoordeel(5)van de boor. Mantel (N) is minder breed ster plaatse werd enkel het volume van de boorbuis verdrongen en de rest werd, gevangen tussen de schroeven (3), uitgehaald.
Omdatdeboorbuisaltijdindezelfderichtingblijftdraaienishet eenvoudig 2 stukken boorbuis aan elkaar te koppelen seen schroef ver- binding zonder borging volstaat. De lengte van de boorbuis kan gemakkelijk aangepast worden aan de specifieke eisen van ieder werk.
<Desc/Clms Page number 6>
Het moment dat meet geleverd Morden opdat de boor voldoende diep in de grond zou kunnen dringen is afhankelijk van de grondweerstand. en van de doormeter ND van paal en boor. De lengte LS van de doorlo-
EMI6.1
pende schroef de verschillend en de d p ? de spoed S, S2, S3 vandoormeter BD spelen hierin ook een belangrijke rol. De mogelijkheid om door een oordeelkundig aanpassen van deze waarden met een miniem vermogen palen van bepaalde draagkracht uit te voeren is een belangrijke eigenschap van de nieuwe vinding.
Wanneer de volgende paal wordt uitgevoerd c, wordt bij het begin van het inboren de hoeveelheid grond die nog van de eerste paal tussen de schroefbladen zat, verdrongen door de verse grond. Die hoeveelheid blijft dan rond de nieuwe paal aan de oppervlakte liggen, en wordt de hoeveelheid (H) voor de nieuwe paal. Die hoeveelheid die voor de eerste paal moest aangevoerd wordenwordt dus voor de volgende palen geleverd door de boor.
Het is mogelijk door over een afstand LV dergelijke schroefbladen op de boorbuis te plaatsen, een veel groter hoeveelheid grofkorrelige grond naar beneden te brengen gedurende het inboren. Daarbij kan men door de spoed S4 van de schroeven V4 groter te kiezen dan S3, ook bij het uitboren nog grond naar beneden brengen zodat de mantel nog breder en de samendrukking ervan nog groter wordt.
Deze grofkorrelige grond (grind, grof zand) moet aangevoerde in een hoop (Hl) rond de plaats van de paal gebracht, en bij het boren tegen de boorbuis geworpen worden. Zie daarbij figuur 4.
Daarbij wordt een grond beschouwd bestaande uit 5 lagen :.
Laag (A) is een aangevoerde laag grof zand nodig om het werk in goede transportomstandigheden te kunnen uitvoeren.
Laag (B) is slappe klei. Laag (C) is zand van goede weerstand maar is onvoldoende dik. Laag (D) is een laag geconsolideerde klei.
Laag (E) is zand van goede weerstand en van voldoende dikte om er de palen in te verankeren. Door de schroefbladen over de afstand wordt de grote hoop grofkorrelig zand (Hl) die rond elke paal aangevoerd wordt naar beneden gebracht en daar door deel (5) van de boor bij het uitboren in de omliggende grond verdrongen. De mantel (Mi) van samengedrukt goed zand kan daarbij breed worden en reiken
<Desc/Clms Page number 7>
tot op de eerste goede zandlaag. De zetting in de oorspronkelijke slappe laag zal aldus sterk verminderd Morden ook al wordt later het maaiveld belast. Bij het uitvoeren van een dergelijke grondverbetering rond de paal is het meestal nodig gedurende het inboren en inbrengen van het grofkorrelig zand een grotere verticaal naar beneden gerichte kracht op de boor uit te oefenen.
Dit kan door de lier dubbelMerkend te maken en gedurende het boren de boortafel naar beneden te trekken. Daarbij is het beter om ook langs achter aan de kraan hydrolische steunen te voorzien om over een zo groot mogelijk tegengewicht te beschikken.
Een dergelijke mantel verschillende gunstige gevolgen : l. Zij vermindert het betonverlies in slappe lagen.
2. Zij verhoogt de schacht weerstand.
3. Zij vermijdt het optreden van negatieve kleef.
SAMENVATTING.
De nieuwe boor bestaat uit een doorlopende schroef geplaatst over een zekere lengte van de boorbuis. Daarboven bevindt zich een verdringingslichaam uit 2 delen waarvan de schroefrichting van het bovenste deel tegengesteld is aan die van de doorlopende schroef en het onderste deel van het verdringingslichaam. Ook op de boorbuis worden alleenstaande schroefbladen met tegengestelde schroef geplaatst en dit over een hoogte bepaald door de eigenschappen van de grond en de eisen aan de paal gesteld. Door die schroefbladen op de boorbuis kan een aangepaste mantel van grofkorrelige grond rond de door de boor gemaakte betonpaal uitgevoerd worden.
Omdat de boor zowel bij in-als uitboren in dezelfde zin draait voldoet een schroedraadkoppeling tussen de delen van boor en boorbuis. Door het aanpassen van de spoed van de verschillende schroeven is het mogelijk de paal uit te voeren zonder grond uit te halen en toch maar een betrekkelijk klein boormoment nodig te hebben. Daardoor kan de draaisnelheid betrekkelijk hoog en de productie per dag groot zijn.
<Desc / Clms Page number 1>
"DEVICE AND METHOD FOR PERFORMING DRILLING PILES." The device mainly consists of a special auger.
In addition, the customized drill pipes with couplings, the drive mechanism and the machine that gives the drill and drill pipe the necessary stability.
The special ground drill is shown in figure 1. Side is composed of several parts. Along the bottom is first the A-F closing point of the casing which prevents water or soil from entering the casing. This point is not fixed to the drill pipe and is part (l).
Part (2) of the drill consists of a length of the drill pipe with screw blades (3) placed around it, which form a continuous screw along the length LS with inner diameter BD (the outer diameter of the drill pipe) and as outer diameter ND s the nominal diameter of the drill and the pile to be executed.
The pitch of this continuous screw is 51. The thickness a of the blades is adapted to their width b and the acting force on it. The screw plates are normally connected to the drill pipe by welding.
Above the part (2) with the propeller blades (3) is the displacement body, which itself consists of 2 parts: the lower (4) and upper (S) displacement body. Part (4) consists of a full screw with pitch 62 of which the outer diameter is spiral
<Desc / Clms Page number 2>
incremental growth of diameter BD at the lowest point tct diameter ND at the highest point. Part (S) also consists of a full write now urgent 83, but the diameter now spirals from ND at the lowest point to BD at the highest point.
It is characteristic of this new special auger that the screw direction of the continuous screw (part (2) and (3)) is the same as that of part {4}, but that the screw direction of part (5) is opposite. It is also characteristic of this special drill that no propeller blade has a diameter larger than ND.
Above the part (S), the drill is coupled to the drill pipe (&.
For these we refer to what is said about this in figure 2.
Drill and drill pipe must be turned and moved vertically downwards and upwards. In addition, it must be possible to move the drilling rig to make the posts in the right place. This requires an installation that has sufficient stability and energy.
This device is sketched in figure 2.
The drill pipe (2) is located on top of the drill (l). We see that at the top of the drill pipe, at the place that just penetrates the ground when making the pile, the drill pipe is provided with 2 (or more) screw blades V4 with pitch S4 at a mutual distance A1. These blades have a screw direction opposite to that of the screw blades (3) on the drill in Figure 1. Reason and operation of these blades is explained in the discussion of the new method of making drill piles in Figure 3.
The drill table (3) is on top of the drill pipe. The shaft of the drill table is hollow and connected from below to the drill pipe and from above by a rotary coupling (4) to the hose 95 of the concrete pump. The table is slidingly attached to a mast (6) = That mast must be able to absorb the maximum moment of the table and must therefore be mounted on a machine with sufficient stability. Because the machine must also be able to move across the yards, it is best to choose a crawler crane (7). The drill table can be electrically or hydrolically driven and is designed so that the moment and speed can be adjusted.
<Desc / Clms Page number 3>
supply hydraulic pressure or electric current.
Not only does the drill have to be rotated, but it should first be moved down and then up again. In addition to the moment, the weight of the drill, drill pipe and drill table is generally sufficient to drill downwards, but a large upward pull is required to raise the drill from the ground. This force is supplied either by a winch (9) which pulls the drilling table upwards with a hoist (10) attached to the mast or by hydraulic jacks that exert this force on the drill pipe with a clamp. It is necessary to place hydrolic supports (11) next to the drill pipe to prevent the machine from sagging during drill removal.
The new method of performing drill piles with this device is shown in Figure 3. Parts of the drill have their reference number as in Figure 1.
I suppose the piles are made in a soil consisting of 2 layers: a non-load-bearing top layer and a good bottom layer starting at the depth of line A-A in figure 3.
The piles are now constructed as follows: First, the axis of the drill and the drill pipe is brought perpendicularly above the place where the pile is to be carried out by moving and rotating the crane. The drill pipe is closed from below as the drill tip (1) and the drill are lowered until it rests on the ground. An amount of (H) coarse-grained soil is placed next to the drill at the first pile.
The winch is set to idle and the drill table is actuated: the drill pipe is turned so that the screw plates (3) pull the drill down. Because of the weight of the drill, drill pipe and table and the screw force of the screw plates, the drill penetrates into the ground. (Position 1 of figure 3) While the drill penetrates into the ground, the ground fills the space between the screw blades (3) of part (2) of the boar. But the ground that was where the (closed) drill pipe is now has to be displaced: a volume of a cylinder with diameter BD. (BD = drill pipe diameter, ND = drill outer diameter.
See figure i)
<Desc / Clms Page number 4>
Therefore, the pore volume of the soil in the circumference of part (2) must decrease, either part of that soil being raised by the propeller blades or both. If the bar drops less than the pitch SI per revolution, part (2) works, due to the screw
EMI4.1
a 4L blades The pressure in (3), as a screw conveyor, rises upwards and the pore volume decreases slightly.
However, as soon as the displacement body part (4) enters the grand, a larger volume of soil must be displaced: this of a cylinder with diameter ND. This therefore requires a greater drilling torque and also causes a smaller settlement per revolution and a higher soil transport upwards, but also an increase in the pressure in the surrounding soil and a proportional reduction in the pore volume. As a result of the compression of the soil, there is a space without soil above the part (5) around the drill pipe.
See position 1 and 2 of figure 3.
If the soil has good cohesion, little water pressure or great impermeability, that space will remain open for a long time and over a great height. With cohesion-poor soil, that space will quickly be filled with incident soil particles and water. In this case, too, the soil practically does not exert a spring position against the rotation of the drill pipe. The moment of resistance is therefore limited to the drill. As long as the displacement body (4) does not enter very compact soil, the resistance torque of the drill is relatively small.
When the first propeller blade V4 on the drill pipe reaches ground level, all the soil particles under the propeller are carried down by the opposite propeller. So if we throw the amount of soil (H) against the drill pipe, the screws V4 will take it down.
Once the tip of the drill has penetrated deep enough into the compact soil to ensure the carrying capacity of the pile to be carried out, further dropping of the drill is prevented by holding the winch. Concrete mortar is now pumped into the drill pipe through the concrete pump.
The drill pipe is always rotated in the same direction.
As soon as the concrete pressure increases, it is known that the drill pipe is full and the winch (or the hydraulic jacks) makes the drill table with drill pipe
<Desc / Clms Page number 5>
and drawn up. The drill pipe is then turned in the same direction and the concrete is pumped. The drill tip remains in the ground and the stock spoil fills under pressure through the drill pipe the space that is created under the drill in the ground.
The concrete pressure helps to push the drill upwards.
See position 3 of figure 3.
Because the drill continues to rotate in the same direction when rising, the ground remains between the screw blades (3) of part (2) and
EMI5.1
a cylinder with diameter ND is formed in the ground from the beginning of the rise of the drill. Above the drill is through the part (S). the displacement part with reverse screw direction, the ground that had fallen to the drill pipe is laterally compressed again. The only soil that is removed is therefore the part between the propeller blades 93), which gives good control of the type of soil in which the pile is placed. In addition to the amount removed, the amount (H) is displaced in the surrounding soil when drilling out.
The soil around and under the pile is not relaxed anywhere: when drilling in, the soil is displaced at least everywhere for a volume equal to that of the drill pipe and when drilling out, part (5) displaces a cylinder of soil with diameter ND and makes the pump maintained concrete pressure that no relaxation of the ground can occur even under the drill.
So when the drill comes out of the ground, a cylinder of concrete is formed in the compacted soil. See position 4 of figure 3.
The jackets (M), (Ml) and (N) are drawn around the finished concrete pile in that position. Jacket (Ml) corresponds to the amount of soil (H) that was introduced into the soil by the propeller blades (V4). casing (M) is equal to the amount of displacement (5) of the drill. Jacket (N) is less wide star location, only the volume of the casing was displaced and the rest was caught, caught between the screws (3).
Because the drill pipe always rotates in the same direction, it is easy to connect 2 pieces of drill pipe together if a screw connection without locking is sufficient. The length of the drill pipe can be easily adapted to the specific requirements of each job.
<Desc / Clms Page number 6>
The moment when Morden delivered that the drill could penetrate deep enough into the ground depends on the soil resistance. and of the diameter ND of pile and drill. The length LS of the
EMI6.1
pende screw the different and the d p? the pitch S, S2, S3 of the meter BD also play an important role in this. The possibility of carrying out piles of a certain carrying capacity by judiciously adjusting these values with minimal power is an important feature of the new invention.
When the next pile is carried out c, at the beginning of the drilling in, the amount of soil left from the first pile between the propeller blades is displaced by the fresh soil. That amount then remains on the surface around the new pile, becoming the amount (H) for the new pile. The amount that had to be supplied for the first pile is therefore supplied by the drill for the next pile.
It is possible by placing such screw blades on the drill pipe over a distance LV, to lower a much larger amount of coarse-grained soil during drilling. By choosing the pitch S4 of the screws V4 larger than S3, it is also possible to lower soil during drilling, so that the jacket becomes even wider and the compression thereof even greater.
This coarse-grained soil (gravel, coarse sand) must be brought in a heap (Hl) around the location of the pile and thrown against the drill pipe when drilling. See figure 4.
A soil consisting of 5 layers is considered:.
Layer (A) requires a supplied layer of coarse sand to be able to perform the work in good transport conditions.
Layer (B) is soft clay. Layer (C) is sand of good resistance but is not thick enough. Layer (D) is a layer of consolidated clay.
Layer (E) is sand of good resistance and of sufficient thickness to anchor the posts in it. The propeller blades over the distance bring down the large pile of coarse-grained sand (Hl) supplied around each pile and displace it into the surrounding soil by drilling part (5) of the drill. The jacket (Mi) of compressed good sand can thereby become wide and reach
<Desc / Clms Page number 7>
up to the first good sand layer. The settlement in the original weak layer will thus be greatly reduced, even if the ground level is later loaded. When performing such soil improvement around the pile, it is usually necessary to exert a greater vertical downward force on the drill during the drilling and insertion of the coarse-grained sand.
This can be done by making the winch double-Marked and pulling down the drilling table during drilling. It is also better to provide hydrolic supports at the rear of the crane in order to have the largest possible counterweight.
Such a mantle has several favorable consequences: l. It reduces the concrete loss in slack layers.
2. It increases shaft resistance.
3. It avoids the occurrence of negative adhesive.
SUMMARY.
The new drill consists of a continuous screw placed over a certain length of the drill pipe. Above this is a 2-part displacement body, the screw direction of the upper part of which is opposite to that of the continuous screw and the lower part of the displacement body. Stand-alone propeller blades with opposite propellers are also placed on the drill pipe and this over a height determined by the properties of the soil and the requirements for the pile. These screw blades on the drill pipe allow an adapted sheath of coarse-grained soil to be constructed around the concrete pile made by the drill.
Because the drill rotates in the same sense when drilling and drilling, a threaded coupling between the parts of drill and drill pipe is sufficient. By adjusting the pitch of the different screws, it is possible to make the pile without extracting soil and still only need a relatively small amount of drilling time. As a result, the rotation speed can be relatively high and the production per day can be high.