<Desc/Clms Page number 1>
BESCHRIJVING behorende bij een
UITVINDINGSOCTROOIAANVRAGE een name van de naamloze vennootschap genoemd : Innus Industrial Nuclear Services S. A. voor : "Inrichting voor het reinigen van een stoomgenerator".
<Desc/Clms Page number 2>
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het reinigen van een stoomgenerator van het zogenoemde U-type welke stoomgenerator dus een opstaande mantel bevat, een daarin gemonteerde, zich in de vorm van een omgekeerde U uitstrekkende pijpenbundel met een opgaand bundelgedeelte en een neergaand bundelgedeelte, een bodem die onderaan de openingen tussen de pijpen onderling en tussen de pijpen en de mantel afsluit, welke mantel boven de bodem van ten minste een toegang tot de ruimte tussen de twee bundelgedeelten is voorzien, welke reinigingsinrichting een spuitinrichting bevat die zelf een verplaatsbaar onderstel bezit dat tussen de bundelgedeelten over de bodem verplaatsbaar kan worden aangebracht en een spuitstukhouder die ten minste een spuitstuk draagt en verplaatsbaar op dit onderstel is gemonteerd,
welke reinigingsinrichting tevens een hogedrukslang bevat die op de spuitinrichting aansluit en waardoor vloeistof onder druk van buiten de generator aan het spuitstuk kan worsen toegevoerd.
EMI2.1
Stoomgeneratoren van het hiervoor gedoelde type worden veel gebruikt in kerncentrales. Het verwarmingsfl.'. dat in de kernreactor wordt verhit, wordt door de pijpenbundel geleid en staat warmte af aan het fluïdum, meestal water, dat zich in de ruimte rondom de pijpen bevindt, waardoor stoom ontstaat. Door diverse chemische reacties ontstaat in de ruimte rond de pijpenbundel een ijzer oxyde, namelijk magnetiet.
Dit ijzeroxyde slaat neer op de pijpenbundel, op de steunplaten die deze pijpenbundel ondersteunen en vooral op de bodem.
Bij elke, meestal jaarlijkse, onderhoudsbeurt van de kerncentrale dient het ijzeroxyde te worden verwijderd. In verband met de moeilijke bereikbaarheid van-de stoomgenerator en vooral wegens de heersende radioactiviteit, kan de stoomgenerator niet worden gedemonteerd zodat voor het verwijderen van het slib en dus meer bepaald het ijzeroxyde, bijzondere
<Desc/Clms Page number 3>
inrichtingen noodzakelijk zijn.
Veelal wordt gebruik gemaakt van een inrichting die een stijve lans bevat op één einde waarvan de hogedrukslang aansluit en op een ander einde waarvan een roterende spuitkop is gemonteerd die door een of meer openingen spuit in richtingen die in een vlak dwars op de lans zijn gericht.
De lans met de spuitkop wordt intermitterend verplaatst in de ruimte tussen het opgaande en het neergaande gedeelte van de pijpenbundel.
Dergelijke inrichtingen kunnen zeer doelmatig stoomgeneratoren reinigen wanneer de pijpen van de pijpenbundel volgens een zogenoemde vierkante opstelling zijn opgesteld, dit wil zeggen dat de pijpen gelegen zijn op de snijpunten van een netwerk van elkaar loodrecht snijdende lijnen die zich respectievelijk evenwijdig aan en loodrecht op he-, in het midden van de ruimte tussen de bundelgedeelten van de pijpenbundel gelegen, symmetrievlak van deze pijpenbundel uitstrekken.
Er zijn evenwel stoomgeneratoren bekend waarbij de pijpen van de bundel volgens een zogenoemde Chinese ruitopstelling zijn opgesteld en dus zijn gelegen op de snijpunten van een netwerk gevormd door niet loodrecht op elkaar gerichte lijnen die een hoek maken met het hogergenoemde symmetrievlak. Dergelijke stoomgeneratoren worden onder meer gebruikt in de K. W. U.-kerncentrales (Kraftwerk-Union-Centrales) In deze bekende generatoren kan elke pijp worden beschouwd als deel uitmakend van drie rijen pijpen, namelijk een rij pijpen die loodrecht gericht is op het symmetrievlak tussen de bundelgedeelten, een rij die een hoek van 300 naar de ene kant met dit symmetrievlak maakt en een derde rij die een hoek van 300 naar de tegenovergestelde kant met dit symmetrievlak maakt.
Tussen de pijpen van een bundelgedeelte strekken zich dus ook ruimtes uit die zich in drie richtingen uitstrekken en om een dergelijke pijpenbundel te reinigen moet
<Desc/Clms Page number 4>
in drie richtingen worden gespoten, namelijk in richtingen die ten opzichte van het symmetrievlak hoeken van respectievelijk 30 , 90 en 1500 maken. De ruimten tussen de pijpen die dwars op het hogergenoemde symmetrievlak zijn gericht, zijn immers vrij smal en door alleen in deze ruimten te spuiten zou de reiniging onvoldoende zijn.
Het onder een hoek ten opzichte van de rotatieas van de spuitkop richten van de waterstraal biedt geen oplossing aangezien door de rotatie van de spuitkop zelf de waterstraal een kegel beschrijft en zich niet op en neer verplaatst in een schuin op het symmetrievlak gerichte ruimte.
Het is wel bekend voor het reinigen van stoomgeneratoren van het laatstgedoelde type gebruik te maken van een tussen de bundelgedeelten verplaatsbare spuitinrichting met onder een hoek ten opzichte van de ver- plaatsingsrichting gerichte spuitstukken, maar de spuitstukken worden niet gewenteld. Om de ruimtes tussen de rijen pijpen over een voldoende hoogte boven de bodem te reinigen, verplaatst men de spuitstukken met hun spuitstukhouder op en neer. Deze bekende inrichting bevat dan ook een over de bodem verplaatsbaar onderstel en een daarop door middel van een spindelmechanisme op en neer verplaatsbaar gemonteerde spuitstukhouder met stilstaande spuitstukken. Het verplaatsen van het onderstel gebeurt door middel van roterende organen die tussen de pijpen grijpen die de ruimte tussen het opgaande en neergaande bundelgedeelte begrenzen.
Tijdens het op en neer verplaatsen van de spuitstukhouder wordt het onderstel'vastgehouden door middel van hydraulische stutten die het onderstel tussen de pijpen van de rijen die de ruimte tussen de bundelgedeelten begrenzen, vastklemmen. Niet alleen gebeurt het reinigen met deze bekende inrichting relatief traag, maar doordat zowel voor de verplaatsing als voor het vasthouden van het onder-
<Desc/Clms Page number 5>
stel tijdens het spuiten dit onderstel op pijpen van de pijpenbundel steunt, bestaat het gevaar dat deze pijpen worden beschadigd.
De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een inrichting voor het reinigen van een stoomgenerator te verschaffen die ook geschikt is voor het reinigen van stoomgeneratoren waarbij de pijpen in een ruitopstelling zijn opgesteld en zowel bij dergelijke als bij andere stoomgeneratoren van het U-type een relatief snelle reiniging toelaat zonder gevaar van beschadigen van de pijpen.
Tot dit doel bevat de reinigingsinrichting een langwerpige geleiding voor het verplaatsbare onderstel die met haar langsrichting in de verplaatsingsrichting van dit onderstel boven de bodem tussen de twee bundelgedeelten van de pijpenbundel kan worden aangebracht, is het onderstel oser de geleiding verplaatsbaar, bevat de spuitinrichting een draaitafel die draaibaar rond een loodrecht op de langs-ri (iting van de geleiding gerichte as op dit onderstel is gemonteerd, is de spuitstukhouder draaibaar rond een loodrecht op de rotatieas van de draaitafel gerichte as op de draaitafel gemonteerd, is het spuitstuk met zijn spuitopening in een vlak gericht dat loodrecht op de rotatieas van de spuitstukhouder is gericht en bevat de spuitinrichting ten minste een roterende koppeling tussen deze roterende spuitstukhouder en de hogedrukslang.
Uiteraard wordt de geleiding voor het onderstel zo tussen de bundelgedeelten in de generator geplaatst dat de rotatieas van de draaitafel ten opzichte van het over de geleiding verplaatsbare onderstel nagenoeg loodrecht op de bodem van de stoomgenerator is gericht.
Uiteraard zijn de afmetingen van het onderstel en van het geheel gevormd door de draaitafel, de erop ge-
<Desc/Clms Page number 6>
monteerde spuitstukhouder, het spuitstuk en de roterende koppeling voldoende klein opdat dit onderstel en dit geheel doorheen de toegang in de generator zouden kunnen worden gebracht, terwijl de afmetingen van het laatstgenoemde geheel tevens voldoende klein moeten zijn opdat bij rotatie van de draaitafel ten opzichte van het onderstel in de gewenste richtingen dit geheel niet tegen de pijpen zou stoten.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de spuitinrichting twee roterende koppelingen tussen de spuitstukhouder en de hogedrukslang, waarvan de rotatieassen dwars op elkaar zijn gericht, namelijk een eerste koppeling die de roterende spuitstukhouder aan de draaitafel koppelt en een tweede koppeling die de hogedrukslang met de op deze draaibare draaitafel gemonteerde eerste koppeling verbindt.
Indien de slang relatief stijf is, kan de spuit inrichting met behulp van de slang verplaatst morden maar bij voorkeur bevat de inrichting voor het reinigen middelen die het verplaatsbare onderstel drijven.
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de geleiding voor het onderstel van de spuitinrichting een goot waarin het onderstel met een gedeelte verplaatsbaar steekt.
Voordelig is de geleiding in lengte instelbaar om door het instellen in de mantel te kunnen worden opgespannen.
Doelmatig bevat daarbij dan de geleiding op één einde een cilinder-zuigermechanisme.
Om met een minimum aan plaats rond de stoomgenerator de geleiding in de generator te kunnen aanbrengen, kan deze geleiding uit meerdere losneembare delen bestaan.
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de spuitinrichting middelen om de draaitafel in
<Desc/Clms Page number 7>
verschillende standen op het onderstel te blokkeren.
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de spuitinrichting een motor voor het drijven van de spuitstukhouder.
In een andere doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de spuitinrichting meerdere spuitstukken die in axiale zin van de spuitstukhouder gezien, op een afstand van elkaar zijn gelegen.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een inrichting voor het reinigen van een stoomgenerator volgens de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet ; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 stelt een schematisch gehouden horizontale doorsnede voor van een stoomgenerator tijdens het reinigen met behulp van een inrichting voor het reinigen volgens de uitvinding.
Figuur 2 stelt een verticale doorsnede voor van een gedeelte van de stoomgenerator uit figuur 1.
Figuur 3 stelt een gedeelte voor van de doorsnede uit figuur 2 maar op grotere schaal getekend.
Figuur 4 is een zijaanzicht van de spuitinrichting en een gedeelte van de geleiding uit de inrichting voor het reinigen uit de vorige figuren, op merkelijk grotere schaal getekend en met gedeeltelijke wegsnijding.
Figuur 5 is een bovenaanzicht van de spuitinrichting en de geleiding uit figuur 4 waarbij schematisch enkele pijpen van de pijpenbundel zijn aangegeven.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
<Desc/Clms Page number 8>
De inrichting voor het reinigen volgens de figuren is voorgesteld tijdens het reinigen van een stoomgenerator van het zogenoemde U-type uit een K. W. U.-kerncentrale.
Deze stoomgenerator is op zichzelf bekend en wordt hierna dan ook slechts beknopt beschreven in zoverre nodig om de uitvinding duidelijk te maken.
Deze stoomgenerator bevat een verticaal gemonteerde mantel 1 die door een horizontale bodem 2 verdeeld is in een bovenste ruimte 3 en een door een verticaal schot 4 in een toevoercompartiment 5 en een afvoercompartiment 6 verdeelde onderste ruimte.
In de bovenste ruimte 3 is concentrisch met de mantel l een binnenmantel 7 gemonteerd die tot op een afstand van de bodem 2 reikt.
Binnen deze binnenmantel is de zich in omgekeerde U-vorm uitstrekkende pijpenbundel R opgesteld. De pijpen van het opgaande bundelgedeelte geven doorheen de bodem 2 op het toevoercompartiment 5 uit terwijl de pijpen van het neergaande bundelgedeelte doorheen de bodem 2 op het afvoercompartiment 6 uitgeven.
Tussen de mantel l en de pijpenbundel 8 is de
EMI8.1
bodem 2 aan de bovenkant van een groef 9 voorzien.
Verwarmingsf1utdum van de kernreactor wordt door- heen het toevoercompartiment 5 aan de pijpenbundel 8 toegevoerd. Dit fluidum stroomt doorheen de pijpenbundel R en wordt door het afvoercompartiment 6 afgevoerd.
Water dat in de ruimte 3 wordt toegevoerd, verdampt in contact met de pijpenbundel 8 en verlaat de ruimte 3 doorheen een bovenaan gemonteerde turbine.
Boven de bodem 2 zijn in de mantel 1 meerdere over de omtrek ervan verdeelde toegangsopeningen 10 aangebracht die bij de normale werking van de stoomgenerator door deksels 11 afgesloten zijn.
<Desc/Clms Page number 9>
Deze openingen 10 geven uit onder de binnenmantel 7 en ten minste een van deze openingen 10 geeft uit op de langwerpige ruimte 12 tussen het opgaande bundelgedeelte en het neergaande bundelgedeelte van de pijpenbundel 8.
Het symmetrievlak van de pijpenbundel 8, dat in de figuren 1 en 5 door de puntstreeplijn 13 is aangeduid, strekt zich in het midden van deze ruimte 12 uit.
Zoals blijkt uit de figuren 1 en 5 zijn de pijpen van de pijpenbundel 8 opgesteld volgens een Chinese ruit-opstelling, dit wil zeggen de pijpen bevinden zich op de hoeken van een theoretisch netwerk met ruitvormige mazen en de pijpen vormen rijen in drie richtingen, namelijk rijen die loodrecht op het symmetrievlak 13 zijn gericht, rijen die in uurwijzerszin gezien, een hoek van 30 met dit symmetrievlak 13 maken en rijen die in uur- wijzerszin gezien, een hoek van 1500 met dit symmetrie"'0 k maken. Elke pijp maakt deel uit van elk van de reeksen. i e.
Ook de ruimten tussen de pijpen zijn volgens deze drie richtingen gericht en de drie richtingen van de ruimtes zijn in de figuur 5 respectievelijk door de pijlen 14,15 en 16 aangeduid.
De inrichting volgens de figuren bevat in hoofdzaak een geleiding 17, een over de geleiding verrijdbare spuitinrichting 18 en een hogedruklans 19 die op de spuitinrichting 18 is aangesloten. De hogedruklans wordt op de gebruikelijke manier gekoppeld aan een hogedrukpomp waarmee water onder een druk van ten minste 200 bar en met een debiet van ten minste 200 liter per minuut aan de spuitinrichting 18 wordt toegevoerd.
De geleiding 17 bevat een metalen buis 20 met vierhoekige doorsnede en die in één zijde over gans haar lengte van een spleet 21 is voorzien en die daarenboven uit meerdere aan elkaar gekoppelde maar losneembare stukken
<Desc/Clms Page number 10>
bestaat.
De buis 20 kan immers niet uit één stuk doorheen een op de ruimte 12 uitgevende opening 10 op de bodem 2 worden aangebracht aangezien er naast de mantel 1 niet voldoende ruimte beschikbaar is. Men brengt dus, na het verwijderen van het deksel 11 op de gedoelde opening 10 de stukken van de buis 20 een voor een aan met de spleet 21 aan de bovenkant. Hierna wordt de tegenover de spleet 21 gelegen zijde als de onderzijde beschouwd en wordt de richting waarin men de stukken van de buis 20 op de bodem 2 aanbrengt, als de voorwaartse richting beschouwd.
Het eerste stuk van de buis 20 dat men aanbrengt, is op haar voorste einde van een buffer 22 voorzien en draagt op de onderkant van haar onderzijde een wieltje 23.
Vooraleer men het eerste stuk volledig op de bodem neerlaat, koppelt men er het volgende stuk aan.
De stukken van de buis 20 zijn voor dit koppelen van versmalde einden voorzien waarmee ze over elkaar verschuiven en in het achterste einde van elk stuk is een veerbelast kogeltje 24 gemonteerd terwijl in het voorste einde van elk stuk buis een overeenstemmende uitholling 25 is aangebracht. Wanneer twee opeenvolgende stukken met hun versmalde einden maximaal over elkaar zijn geschoven, klikt het kogeltje 24 in de uitholling 25 zoals duidelijk zichtbaar is in de figuur 4.
Men koppelt zo de verschillende stukken buis aan elkaar waarbij men dus telkens het reeds gevormde gedeelte van de geleiding 17 naar voor rolt over de bodem 2.
Het laatste stuk van de buis 20 is op de onderzijde, op het achterste einde eveneens van een wieltje 23 voorzien. Daarenboven is aan het achterste einde van dit laatstgenoemde stuk een kabeltje 26 bevestigd dat men door-
<Desc/Clms Page number 11>
heen de opening 10 naar buiten laat hangen om nadien dan de buis 20 terug van de bodem te kunnen oplichten en doorheen de opening 10 tot buiten de generator te brengen. Nadat dit laatste gebeurd is, kan men telkens een stuk buiten de generator trekken en loskoppelen van een volgend stuk tot op deze manier de volledige buis 20 verwijderd is.
In het achterste einde van het hogergenoemde laatste stuk van de buis 20 is tevens een pneumatisch cilinder-zuigermechanisme 27 gemonteerd. Dit laatste stuk wordt aangebracht met dit cilinder-zuigermechanisme 27 in ingeschoven stand en de lengte van de buis 20 wordt dan zo gekozen dat ze bijna gelijk is aan de binnendiameter van de mantel 1. Door het uitschuiven van het cilinderzuigermechanisme 27, hetgeen door het toevoeren van perslucht door een op dit mechanisme 27 aansluitende perslu-ht- leiding 28 kan gebeuren, wordt de buis 20 in de mantel 1 opgespannen, zoals duidelijk in figuur 3 zichtbaar is.
De spuitinrichting 18 bevat een over de geleiding 17 verrijdbaar onderstel 29 dat samen met het laatste stuk van de buis 20 in de generator wordt gebracht.
Dit onderstel 29 bevat vier paar in een chassis 30 gemonteerd wielen 31 die juist in de buis 20 passen zonder doorheen de spleet 21 te kunnen. Met een bus vormend stuk 32 dat op het chassis 30 vastgemaakt is, steekt het onderstel 29 doorheen de spleet 21.
De wielen 31 van het achterste paar zijn zijdelings van een vertanding 33 voorzien waarin een in het chassis 30 gelegerd tandwiel 34 grijpt. Dit tandwiel 34 is bevestigd op een flexibele as 35 die zich doorheen de spleet 21 en de opening 10 tot buiten de generator uitstrekt.
De rest van de spuitinrichting 18 wordt na het plaatsen van de buis 20 en het onderstel 29 in de ruimte 3
<Desc/Clms Page number 12>
aangebracht waarbij uiteraard de afmetingen van deze rest voldoende klein moeten zijn opdat ze door de opening 10 zou kunnen die slechts een diameter van 15 cm bezit.
De buis 20 werd zo aangebracht dat de spleet 21 bovenaan is gelegen en dus de buis 20 in feite een bovenaan open goot vormt. Daardoor is de meetkundige as van het bus vormende stuk 32 ook loodrecht op de bodem 2 en dus verticaal gericht.
De laatstgenoemde rest van de spuitinrichting 18 bevat een draaitafel 36 die draaibaar rond een verticale as 45 losneembaar en in verschillende standen blokkeerbaar op het onderstel 29 is gemonteerd. De draaitafel bezit aan de onderzijde. een tap 37 die in het bus vormende stuk 32 van het onderstel 29 wordt aangebracht en rust op een in de bodem van deze bus gemonteerde kogel 3P. In de wand van het bus vormende stuk 32 is een kogeltje 39 gemonteerd dat enerzijds door een veertje 40 in ae holl-e v-r,
EMI12.1
het stuk 32 wordt geduwd en anderzijds r)'.. kabel 41 die zich doorheen de spleet 21 en de opening J tot buiten de generator uitstrekt. Met de kabel 41 kant kogeltje 39 tegen het veertje 40 in uit de holte van het stuk 32 worden getrokken.
De tap 37 is op zijn buitenzijde van meerdere uithollingen 42 voorzien die met het kogeltje 39 kunnen samenwerken. Telkens een uitholling 42 zich tegenover het kogeltje 39 bevindt, wordt dit laatste door het veertje 40 in de uitholling 42 geduwd en is een verdere rotatie van de tap en dus van de draaitafel 36 onmogelijk zolang niet met behulp van de kabel 41 het kogeltje 39 uit de uitholling 42 wordt getrokken. De verschillende uithollingen 42 komen overeen met verschillende standen van de draaitafel 36 ten opzichte van het onderstel 29.
In de bovenkant van het stuk 32 zijn kogeltjes 43 gemonteerd die mede met de hogergenoemde kogel 38 de
<Desc/Clms Page number 13>
draaitafel 36 ondersteunen.
Het verdraaien van de draaitafel 36 ten opzichte van het onderstel 29 geschiedt door middel van een relatief stijve kabel 44 die excentrisch ten opzichte van de meetkundige as van de tap 37 en dus de rotatieas 45 van de draaitafel 36 aan de draaitafel 36 is bevestigd en zich doorheen de opening 10 tot buiten de stoomgenerator uitstrekt.
Op de draaitafel 36 is een roterende spuitstukhouder 46 gemonteerd die vier spuitstukken 47 draagt.
Deze spuitstukhouder 46 is draaibaar rond een as 48 die loodrecht gericht is op de rotatieas 45 van de draaitafel 36. De vier spuitstukken 47 zijn met hun spuitopening radiaal ten opzichte van deze as 48 gericht.
De vier spuitkoppen 47 vormen twee paren waarbij de spuitstukken 47 van elk paar diametraal tegenover elkaar zijn opgesteld, de spuitstukken van het ene paar over 900 verschoven zijn ten opzichte van de spuitstukken 47 van het andere paar en, in de langsrichting van de as 4R gezien, de spuitstukken 47 van het ene paar op een afstand van de spuitstukken 47 van het andere paar zijn gelegen die overeenkomt met de hartafstand tussen de loodrecht op het symmetrievlak 13 gerichte rijen pijpen van de pijpenbundel 8.
De spuitstukhouder 46 is met een einde gelegerd in een leger 49 dat in een opstaand gedeelte van de draaitafel 36 is gemonteerd en steunt met haar andere einde op een gedeelte van de roterende koppeling 50. Het andere gedeelte van deze koppeling 50 is vastgemaakt op de draaitafel 13.
Dergelijke roterende koppelingen zijn algemeen bekend en in de handel, in het bijzonder onder de benaming "rotary seal". Een geschikte roterende koppeling is in de handel onder de benaming"Barco".
Deze roterende koppeling 50 is met haar langs-
<Desc/Clms Page number 14>
richting in het verlengde van de rotatieas 45 en dus horizontaal opgesteld.
De spuitstukhouder 46 wordt gedreven door een op de draaitafel 36 gemonteerde luchtmotor 51 waarvan de persluchtleiding 52 zich doorheen de opening 10 tot buiten de generator uitstrekt. Op de as van de luchtmotor 51 is een tandwiel 53 bevestigd dat grijpt in een tandwiel 54 dat bevestigd is op het in het leger 49 gelegerde einde van de spuitstukhouder 46.
De roterende koppeling 50 wordt zo op de draaitafel 36 gemonteerd dat de uitgang van het vast op deze draaitafel 36 gemonteerde gedeelte ervan verticaal opwaarts is gericht. Deze uitgang staat in verbinding met een gedeelte van een tweede identieke roterende koppeling 55.
Op de uitgang van het andere gedeelte is de hogedrukslang 19 geklemd.
De twee roterende koppelingen 50 en 55 lallen enerzijds een rotatie van de spuitstukhouder 46 ten opzichte van de draaitafel 35 toe, terwijl anderzijds de hogedrukslang 19 niet hoeft mee te draaien wanneer het geheel, gevormd door de draaitafel 36, de spuitstukhouder 46, en de eerste roterende koppeling 50 rond de as 45 ten opzichte van het onderstel 29 wentelt. Het door de hogedrukslang 19 aangevoerde water onder druk bereikt door de twee koppelingen 50 en 55 en de spuitstukhouder 46 de vier spuitstukken 47.
Men verplaatst met behulp van de flexibele as 35 en het tandwiel 34 het onderstel 29 en dus de volledige spuitinrichting 18 intermitterend over de geleiding 17 waarbij men telkens stopt wanneer de spuitstukken 47 tussen twee naburige rijen pijpen kunnen spuiten. Daarbij plaatst men achtereenvolgens de draaitafel 39 in drie standen waarbij de spuitstukken, achtereenvolgens in de ruimtes kunnen spuiten die gericht zijn volgens de drie hogergenoemde
<Desc/Clms Page number 15>
richtingen die door de pijlen 14,15 en 16 in figuur 5 zijn aangeduid. Men plaatst dus eerst de draaitafel 36 zo dat de langsrichting van de spuitstukhouder 46 evenwijdig aan het symmetrievlak 13 is gericht. Men wentelt dan vervolgens de draaitafel 39 in de ene zin tot de as 48 een hoek van 60 met het symmetrievlak 13 maakt.
Na het spuiten in deze stand wentelt men de draaitafel 36 in tegengestelde zin eerst tot de as 48 terug haar beginstand inneemt en verder in de laatstgedoelde zin tot de as 48 opnieuw een hoek van 600 met het symmetrievlak 13 maakt. Uiteraard zijn de uithollingen 42 op de overeenstemmende plaatsen gelegen opdat in elk van de hiervoor genoemde standen de draaitafel 36 door het kogeltje 39 zou geblokkeerd zijn.
Om de werking van de spuitinrichting 18 te controleren en vooral om te weten wanneer de spuitinrichting 18 bij het verrijden over de geleiding 17 moet worden gestopt, is op de achterkant van de draaitafel 36 nog een miniatuur videocamera 57 opgesteld. Deze camera 57 is door leidingen 58 verbonden met een niet in de figuren voorgesteld videoscherm dat buiten de stoomgenerator is opgesteld.
De totale lengte van de spuitinrichting 18 zonder het onderstel 29, moet uiteraard zodanig zijn dat voor elk van de hoger beschreven standen van de draaitafel 36 ten opzichte van dit onderstel 29, deze spuitinrichting niet tegen de pijpen van de pijpenbundel 8 komt.
De hogedrukslang'19, die relatief soepel is, de persluchtleiding 28 voor het besturen van het cilinderzuigermechanisme 27, de persluchtleiding 52 voor het drijven van de motor 51, de flexibele as 35 voor het drijven van het onderstel 29, de kabel 44 voor het wentelen van de draaitafel 36, de kabel 41 voor het ontkoppelen van de draaitafel 36 en de leiding 58 van de videocamera 57 worden juist buiten de opening 10 geleid over een rol 59 die gelegerd is in een
<Desc/Clms Page number 16>
speciale ringvormige flens 60 die door middel van bouten 61 in plaats van het deksel op de hoger gedoelde opening 10 is gemonteerd.
De hogedrukslang 19 strekt zich vervolgens over een tweede rol 62 uit die gelegerd is in een steun 63 die op zijn beurt gemonteerd is op een verhoogde bodem 64 die, zoals duidelijk blijkt uit figuur 2, het onderste gedeelte van de stoomgenerator omringt. Vandaar strekt de hogedrukslang 19 zich uit rond een door een persluchtmotor 65 gedreven en op de bodem 64 gemonteerde haspel 66. van deze haspel 66 strekt de slang zich verder uit naar de hogergenoemde hogedrukpomp.
De persluchtleidingen 28 en 52, de flexibele as 35, de leiding 58 en de kabels 41 en 44 strekken zich vanaf de rol 59 opwaarts uit tot aan een besturingsinrichting 67 die op een hoger gelegen bodem 68 is gemonteerd.
Deze leidingen en kabels kunnen zich evenwel ook over de gedreven haspel 66 uitstrekken.
Ook de persluchtleiding 69 voor het drijven van de persluchtmotor 65 sluit aan op de besturingsinrichting 67.
Omwille van het stralingsgevaar is deze besturingsinrichting 67 bij voorkeur zover mogelijk van de stoomgenerator opgesteld.
Deze besturingsinrichting 67 bevat het hogergenoemde videoscherm, een motor voor het drijven van de flexibele as 35, de bron van perslucht en de nodige besturingselementen voor de motoren, persluchtleidingen en kabels.
Het door de spuitinrichting 18 gespoten water maakt het vuil los van de bodem 2 en van de pijpen van de pijpenbundel 8. Dit vuil verzamelt zich samen met het water in de groef 9 in de bodem 2 vanwaar het op de gebruikelijke
<Desc/Clms Page number 17>
manier doorheen zuigslangen 70 wordt weggepompt. Deze zuigslangen 70 worden aangebracht door een andere opening 10 dan die waardoor de hogedrukslang 19 werd aangebracht en waarvan men het deksel 11 heeft verwijderd. Duidelijkheidshalve zijn in de figuren de zuigpompen niet voorgesteld. Deze pompen hebben een afzuigcapaciteit die minstens even groot is als het spuitdebiet van de spuitinrichting.
In de zuigslangen zijn door een tweede videocamera bewaakte kijkglazen gemonteerd zodat kan worden vastgesteld wanneer geen slib meer door de zuigslangen wordt afgezogen, en het spuiten in de bepaalde stand en op een bepaalde plaats van de spuitinrichting kan worden gestopt. Met de hiervoor beschreven inrichting voor het reinigen kan een zeer snelle en doelmatige reiniging van de stoomgenerator worden uitgevoerd. Het verblijf van de bedieners van de inrichting in de nabijheid van de stoomgenerator wordt tot het minimum beperkt.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvorm vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.
In het bijzonder moeten de middelen om de verschillende beweegbare elementen te drijven niet noodzakelijk van het hiervoor gedoelde type zijn.
Zo moet onder meer het verrijden van het onderstel over de geleiding niet noodzakelijk door middel van een flexibele as plaatsvinden. Dit kan bij voorbeeld ook gebeuren door middel van een op het onderstel gemonteerde motor.
Ook het verdraaien van de draaitafel moet niet noodzakelijk geschieden door middel van een kabel.
<Desc/Clms Page number 18>
Dit kan eveneens gebeuren door middel van een motor of een cilinder-zuigermechanisme.
Voor het roteren van de roterende spuitstukhouder is zelfs niet noodzakelijk een afzonderlijke motor vereist.
Door de aangepaste vormgeving van de spuitstukken en/of de houder kan de rotatie van de spuitstukhouder veroorzaakt worden door het water onder hoge druk dat aan de inrichting wordt toegevoerd.
<Desc / Clms Page number 1>
DESCRIPTION associated with a
INVENTION PATENT APPLICATION a name of the public limited company called: Innus Industrial Nuclear Services S. A. for: "Device for cleaning a steam generator".
<Desc / Clms Page number 2>
The invention relates to a device for cleaning a steam generator of the so-called U-type, which steam generator therefore contains an upright jacket, a pipe bundle mounted therein, in the form of an inverted U, with an upright bundle part and a downward bundle part, a bottom which closes at the bottom the openings between the pipes and between the pipes and the jacket, which jacket above the bottom is provided with at least one access to the space between the two bundle parts, the cleaning device comprising a spray device which itself has a movable base that a movable nozzle holder carrying at least one nozzle and movably mounted on this chassis can be arranged between the bundle sections over the bottom,
which cleaning device also contains a high-pressure hose which connects to the spraying device and through which liquid can be supplied to the nozzle under pressure from outside the generator.
EMI2.1
Steam generators of the type referred to above are widely used in nuclear power plants. The heating fl. '. which is heated in the nuclear reactor is passed through the pipe bundle and relinquishes heat to the fluid, usually water, which is located in the space surrounding the pipes, creating steam. Due to various chemical reactions, an iron oxide, magnetite, is formed in the space around the pipe bundle.
This iron oxide deposits on the pipe bundle, on the support plates that support this pipe bundle and especially on the bottom.
The iron oxide must be removed every time, usually annually, the nuclear power plant is serviced. Due to the difficult accessibility of the steam generator and in particular because of the prevailing radioactivity, the steam generator cannot be disassembled, so that for the removal of the sludge and, in particular, the iron oxide, special
<Desc / Clms Page number 3>
establishments are necessary.
Often use is made of a device comprising a rigid lance on one end of which the high-pressure hose connects and on another end of which a rotary nozzle is mounted which sprays through one or more openings in directions that are oriented in a plane transverse to the lance.
The lance with the nozzle is moved intermittently in the space between the ascending and descending portion of the pipe bundle.
Such devices can very efficiently clean steam generators when the pipes of the pipe bundle are arranged in a so-called square arrangement, that is to say the pipes are located at the intersections of a network of mutually perpendicular lines which are respectively parallel and perpendicular to it. , situated in the middle of the space between the bundle parts of the pipe bundle, extend the plane of symmetry of this pipe bundle.
However, steam generators are known in which the tubes of the bundle are arranged according to a so-called Chinese diamond arrangement and are thus situated at the intersections of a network formed by lines not perpendicular to each other, which make an angle with the aforementioned plane of symmetry. Such steam generators are used inter alia in the KWU nuclear power plants (Kraftwerk-Union-Centrales). In these known generators, each pipe can be considered as part of three rows of pipes, namely a row of pipes perpendicular to the plane of symmetry between the bundle parts, a row making an angle of 300 to one side with this plane of symmetry and a third row making an angle of 300 to the opposite side with this plane of symmetry.
Thus, spaces extending in three directions also extend between the pipes of a bundle section and in order to clean such a bundle of pipes
<Desc / Clms Page number 4>
sprayed in three directions, namely in directions that make angles of 30, 90 and 1500 with respect to the plane of symmetry, respectively. After all, the spaces between the pipes which are oriented transversely to the aforementioned symmetry plane are quite narrow and cleaning by spraying only in these spaces would be insufficient.
Directing the water jet at an angle to the axis of rotation of the nozzle does not solve the problem, because the rotation of the nozzle itself describes the water jet as a cone and does not move up and down in a space directed at an angle to the plane of symmetry.
It is well known for cleaning steam generators of the last-mentioned type to use a spraying device movable between the beam parts with nozzles directed at an angle to the direction of displacement, but the nozzles are not rotated. To clean the spaces between the rows of pipes over a sufficient height above the bottom, move the nozzles up and down with their nozzle holder. This known device therefore also comprises a base which can be moved over the bottom and a nozzle holder with stationary nozzles that can be moved up and down by means of a spindle mechanism. The undercarriage is moved by means of rotating members which intervene between the pipes which define the space between the upward and downward beam section.
While moving the nozzle holder up and down, the undercarriage is held by hydraulic struts that clamp the undercarriage between the pipes of the rows defining the space between the bundle portions. Cleaning is not only relatively slow with this known device, but because both for the displacement and for holding the bottom
<Desc / Clms Page number 5>
suppose that this frame rests on pipes of the pipe bundle during spraying, there is a risk that these pipes will be damaged.
The object of the invention is to overcome these drawbacks and to provide a device for cleaning a steam generator which is also suitable for cleaning steam generators in which the pipes are arranged in a pane arrangement and with both such and other U-type steam generators allows relatively quick cleaning without risk of damaging the pipes.
For this purpose, the cleaning device comprises an elongated guide for the movable undercarriage which can be arranged with its longitudinal direction in the displacement direction of this undercarriage above the bottom between the two bundle parts of the pipe bundle, the undercarriage is movable, the sprayer contains a turntable mounted pivotally about a axis perpendicular to the longitudinal direction of the guide on this chassis, the nozzle holder is pivotally mounted about a axis oriented perpendicular to the axis of rotation of the turntable, the nozzle with its nozzle in A plane directed perpendicular to the axis of rotation of the nozzle holder and the spraying device comprises at least one rotary coupling between this rotating nozzle holder and the high-pressure hose.
Naturally, the guide for the chassis is placed between the beam sections in the generator in such a way that the axis of rotation of the turntable with respect to the chassis movable over the guide is oriented almost perpendicular to the bottom of the steam generator.
Naturally, the dimensions of the chassis and of the whole are formed by the turntable, the
<Desc / Clms Page number 6>
mounted the nozzle holder, the nozzle and the rotating coupling sufficiently small that this chassis and all this could be brought through the access into the generator, while the dimensions of the latter should also be sufficiently small that when the turntable rotates relative to the in the desired directions, it would not bump against the pipes at all.
In a special embodiment of the invention, the spraying device comprises two rotary couplings between the nozzle holder and the high-pressure hose, the axes of rotation of which are oriented transversely to each other, namely a first coupling coupling the rotating nozzle holder to the turntable and a second coupling connecting the high-pressure hose with the first coupling mounted on this rotatable turntable.
If the hose is relatively stiff, the spraying device can be displaced with the aid of the hose, but preferably the cleaning device comprises means which drive the movable frame.
In an effective embodiment of the invention, the guide for the frame of the spraying device comprises a gutter in which the frame can be moved in part with a part.
The guide is advantageously adjustable in length so that it can be clamped in the jacket by adjusting it.
The guide on one end expediently comprises a cylinder-piston mechanism.
In order to be able to provide the guide in the generator with a minimum of space around the steam generator, this guide can consist of several detachable parts.
In an effective embodiment of the invention, the sprayer includes means around the turntable
<Desc / Clms Page number 7>
different positions on the chassis.
In a curious embodiment of the invention, the spray device includes a motor for driving the nozzle holder.
In another effective embodiment of the invention, the spray device includes a plurality of nozzles spaced apart in axial sense of the nozzle holder.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of an apparatus for cleaning a steam generator according to the invention; this description is given by way of example only and does not limit the invention; the reference numbers refer to the accompanying drawings.
Figure 1 represents a schematic horizontal section of a steam generator during cleaning using a cleaning device according to the invention.
Figure 2 represents a vertical section of part of the steam generator of Figure 1.
Figure 3 represents part of the cross-section of Figure 2 but drawn to a larger scale.
Figure 4 is a side view of the sprayer and part of the guide from the cleaning device of the previous figures, drawn to a notably larger scale and with partial cut-away.
Figure 5 is a top view of the spraying device and the guide of Figure 4, diagrammatically showing some pipes of the pipe bundle.
In the different figures, like reference numerals refer to like elements.
<Desc / Clms Page number 8>
The cleaning device according to the figures has been proposed during the cleaning of a steam generator of the so-called U-type from a K.W.U. nuclear power plant.
This steam generator is known per se and is therefore only briefly described below to the extent necessary to make the invention clear.
This steam generator comprises a vertically mounted jacket 1 which is divided by a horizontal bottom 2 into an upper space 3 and a lower space divided by a vertical partition 4 in a supply compartment 5 and a discharge compartment 6.
In the upper space 3 an inner jacket 7 is mounted concentrically with the jacket 1 and extends to a distance from the bottom 2.
Within this inner sheath the tube bundle R extending in inverse U-shape is arranged. The pipes of the ascending bundle section open through the bottom 2 onto the supply compartment 5, while the pipes of the descending bundle section pass through the bottom 2 onto the discharge compartment 6.
Between the jacket 1 and the pipe bundle 8 the
EMI8.1
bottom 2 at the top with a groove 9.
Heating fluid from the nuclear reactor is fed through the feed compartment 5 to the pipe bundle 8. This fluid flows through the tube bundle R and is discharged through the discharge compartment 6.
Water fed into space 3 evaporates in contact with the tube bundle 8 and exits space 3 through a top mounted turbine.
Above the bottom 2, in the jacket 1, several access openings 10 distributed over its circumference are arranged, which are closed by lids 11 during normal operation of the steam generator.
<Desc / Clms Page number 9>
These openings 10 open under the inner jacket 7 and at least one of these openings 10 opens on the elongated space 12 between the ascending bundle portion and the descending bundle portion of the pipe bundle 8.
The plane of symmetry of the tube bundle 8, which is indicated by the dashed line 13 in Figures 1 and 5, extends in the center of this space 12.
As can be seen from Figures 1 and 5, the pipes of the pipe bundle 8 are arranged according to a Chinese diamond arrangement, i.e. the pipes are located at the corners of a theoretical network of diamond meshes and the pipes form rows in three directions, namely rows oriented perpendicular to the symmetry plane 13, rows clockwise, making an angle of 30 with this symmetry plane 13, and rows, clockwise, making an angle of 1500 with this symmetry "0 k. Each pipe makes part of each of the series.i e.
The spaces between the pipes are also oriented in these three directions and the three directions of the spaces are indicated in Figs. 5 by arrows 14, 15 and 16 respectively.
The device according to the figures mainly comprises a guide 17, a spraying device 18 movable over the guide and a high-pressure lance 19 which is connected to the spraying device 18. The high-pressure lance is coupled in the usual manner to a high-pressure pump with which water is supplied to the spraying device 18 under a pressure of at least 200 bar and at a flow rate of at least 200 liters per minute.
The guide 17 comprises a metal tube 20 with a quadrilateral section and which is provided with a slit 21 along its entire length on one side and which, moreover, consists of several coupled but detachable pieces
<Desc / Clms Page number 10>
exists.
After all, the tube 20 cannot be fitted in one piece through an opening 10 issuing on the space 12 on the bottom 2, since there is not enough space available next to the jacket 1. Thus, after removing the cover 11 on the intended opening 10, the pieces of the tube 20 are applied one by one with the slit 21 at the top. After this, the side opposite the slit 21 is considered the bottom side and the direction in which the pieces of the tube 20 are applied to the bottom 2 is considered the forward direction.
The first piece of tube 20 to be fitted is provided with a buffer 22 on its front end and carries a wheel 23 on the bottom of its underside.
Before lowering the first piece completely to the bottom, connect the next piece to it.
The pieces of the tube 20 are provided with narrow ends for this coupling with which they slide over each other and a spring-loaded ball 24 is mounted in the rear end of each piece, while a corresponding recess 25 is arranged in the front end of each piece of tube. When two consecutive pieces with their narrowed ends have been pushed over one another to the maximum, the ball 24 snaps into the hollow 25 as is clearly visible in figure 4.
The various pieces of pipe are thus coupled together, so that the already formed part of the guide 17 is thus rolled forward over the bottom 2.
The last part of the tube 20 is also provided with a wheel 23 at the bottom, at the rear end. In addition, a cable 26 is attached to the rear end of this last-mentioned piece, which can be
<Desc / Clms Page number 11>
allow the opening 10 to hang outward thereafter to be able to lift the tube 20 back from the bottom and to bring it through the opening 10 outside the generator. After the latter has been done, one can always pull a piece outside the generator and disconnect it from a next piece until the complete tube 20 has been removed in this way.
A pneumatic cylinder piston mechanism 27 is also mounted in the rear end of the above-mentioned last part of the tube 20. This last piece is fitted with this cylinder-piston mechanism 27 in the retracted position and the length of the tube 20 is then chosen to be almost equal to the inner diameter of the jacket 1. By extending the cylinder-piston mechanism 27, which is effected by feeding of compressed air through a compressed air line 28 connecting to this mechanism 27, the pipe 20 is clamped in the jacket 1, as is clearly visible in figure 3.
The spraying device 18 comprises a chassis 29 which is movable over the guide 17 and which is introduced into the generator together with the last part of the tube 20.
This chassis 29 contains four pairs of wheels 31 mounted in a chassis 30, which just fit into the tube 20 without passing through the gap 21. With a bushing piece 32 secured to the chassis 30, the chassis 29 extends through the slit 21.
The wheels 31 of the rear pair are laterally provided with a toothing 33 into which a gear wheel 34 mounted in the chassis 30 engages. This gear wheel 34 is mounted on a flexible shaft 35 which extends through the gap 21 and the opening 10 outside the generator.
The rest of the sprayer 18 is placed in the space 3 after the tube 20 and the base 29 have been placed
<Desc / Clms Page number 12>
the dimensions of this remainder must of course be sufficiently small so that it can pass through the opening 10 which has only a diameter of 15 cm.
The tube 20 was arranged so that the slit 21 is at the top and thus the tube 20 in fact forms an open gutter at the top. As a result, the geometric axis of the bush-forming piece 32 is also oriented perpendicular to the bottom 2 and thus vertically.
The latter remainder of the sprayer 18 includes a turntable 36 which is pivotally rotatable about a vertical axis 45 and mounted in a variety of positions on the chassis 29 for blocking. The turntable has at the bottom. a pin 37 which is inserted into the sleeve-forming piece 32 of the base 29 and rests on a ball 3P mounted in the bottom of this sleeve. A ball 39 is mounted in the wall of the bush-forming piece 32, which is on the one hand by a spring 40 in ae holl-e v-r,
EMI12.1
the piece 32 is pushed and on the other hand cable 41 which extends through the slit 21 and the opening J beyond the generator. With the cable 41, ball 39 against the spring 40 can be pulled out of the cavity of the piece 32.
The pin 37 is provided on its outer side with several recesses 42 which can cooperate with the ball 39. Each time a recess 42 is opposite the ball 39, the latter is pushed through the spring 40 into the recess 42 and further rotation of the pin and thus of the turntable 36 is impossible as long as the ball 39 is not removed by means of the cable 41 the hollow 42 is drawn. The different recesses 42 correspond to different positions of the turntable 36 relative to the chassis 29.
Pellets 43 are mounted in the top of the piece 32, which, in part with the above-mentioned ball 38
<Desc / Clms Page number 13>
support turntable 36.
The rotation of the turntable 36 relative to the chassis 29 is effected by means of a relatively stiff cable 44, which is attached to the turntable 36 and eccentrically to the geometric axis of the pin 37 and thus the rotary axis 45 of the turntable 36. extends beyond the steam generator through the opening 10.
A rotating nozzle holder 46, which carries four nozzles 47, is mounted on the turntable 36.
This nozzle holder 46 is rotatable about an axis 48 which is oriented perpendicular to the rotation axis 45 of the turntable 36. The four nozzles 47 are oriented radially with respect to this axis 48 with their nozzle opening.
The four nozzles 47 form two pairs with the nozzles 47 of each pair diametrically opposed, the nozzles of one pair offset by 900 relative to the nozzles 47 of the other pair and viewed in the longitudinal direction of the axis 4R the nozzles 47 of one pair are spaced from the nozzles 47 of the other pair corresponding to the center distance between the rows of pipes of the pipe bundle 8 oriented perpendicular to the plane of symmetry 13.
The nozzle holder 46 is alloyed with one end in a bearing 49 mounted in an upright portion of the turntable 36 and rests its other end on a portion of the rotary coupling 50. The other portion of this coupling 50 is secured to the turntable 13.
Such rotary couplings are generally known and commercially available, in particular under the name "rotary seal". A suitable rotary coupling is commercially available under the designation "Barco".
This rotary coupling 50 is with its longitudinal
<Desc / Clms Page number 14>
in line with the axis of rotation 45 and thus arranged horizontally.
The nozzle holder 46 is driven by an air motor 51 mounted on the turntable 36, the compressed air line 52 of which extends through the opening 10 outside the generator. A gear 53 is mounted on the shaft of the air motor 51, which meshes with a gear 54 mounted on the end of the nozzle holder 46 mounted in the bearing 49.
The rotary coupling 50 is mounted on the turntable 36 so that the exit of its portion fixedly mounted on this turntable 36 faces vertically upward. This output communicates with a portion of a second identical rotary coupling 55.
The high-pressure hose 19 is clamped at the outlet of the other part.
The two rotary couplings 50 and 55 have, on the one hand, a rotation of the nozzle holder 46 relative to the turntable 35, while, on the other hand, the high-pressure hose 19 does not have to rotate when the whole formed by the turntable 36, the nozzle holder 46, and the first rotating coupling 50 revolves about shaft 45 relative to the chassis 29. The pressurized water supplied by the high-pressure hose 19 reaches the four nozzles 47 through the two couplings 50 and 55 and the nozzle holder 46.
With the aid of the flexible shaft 35 and the gear wheel 34, the undercarriage 29 and thus the entire spraying device 18 are moved intermittently over the guide 17, stopping each time when the nozzles 47 can spray between two adjacent rows of pipes. The turntable 39 is successively placed in three positions, the nozzles being able to spray successively in the spaces which are oriented according to the above three
<Desc / Clms Page number 15>
directions indicated by arrows 14,15 and 16 in Figure 5. Thus, the turntable 36 is first positioned so that the longitudinal direction of the nozzle holder 46 is oriented parallel to the plane of symmetry 13. The turntable 39 is then turned in one sense until the shaft 48 makes an angle of 60 with the plane of symmetry 13.
After spraying in this position, turn the turntable 36 in the opposite sense first until the shaft 48 returns to its initial position and further in the latter sense until the shaft 48 is again at an angle of 600 with the plane of symmetry 13. Of course, the recesses 42 are located at the corresponding locations so that in each of the aforementioned positions the turntable 36 would be blocked by the ball 39.
In order to check the operation of the spraying device 18 and, in particular, to know when the spraying device 18 must be stopped while moving over the guide 17, a miniature video camera 57 is arranged on the back of the turntable 36. This camera 57 is connected by lines 58 to a video screen not shown in the figures, which is arranged outside the steam generator.
The total length of the sprayer 18 without the frame 29 must, of course, be such that for each of the positions of the turntable 36 described above with respect to this frame 29, this sprayer does not come into contact with the pipes of the pipe bundle 8.
The high-pressure hose '19, which is relatively flexible, the compressed air line 28 for controlling the cylinder piston mechanism 27, the compressed air line 52 for driving the motor 51, the flexible shaft 35 for driving the chassis 29, the cable 44 for revolving of the turntable 36, the cable 41 for decoupling the turntable 36 and the conduit 58 of the video camera 57 are guided just outside the opening 10 over a roller 59 which is mounted in a
<Desc / Clms Page number 16>
special annular flange 60 which is mounted on the above-mentioned opening 10 by means of bolts 61 instead of the cover.
The high pressure hose 19 then extends over a second roller 62 which is mounted in a support 63 which in turn is mounted on an elevated bottom 64 which, as is clear from Figure 2, surrounds the bottom portion of the steam generator. Hence, the high-pressure hose 19 extends around a reel 66 driven by a compressed air motor 65 and mounted on the bottom 64. From this reel 66, the hose extends further to the above-mentioned high-pressure pump.
The compressed air lines 28 and 52, the flexible shaft 35, the line 58 and the cables 41 and 44 extend upward from the roll 59 to a control device 67 mounted on a higher bottom 68.
However, these lines and cables can also extend over the driven reel 66.
The compressed air line 69 for driving the compressed air motor 65 also connects to the control device 67.
Because of the risk of radiation, this control device 67 is preferably arranged as far as possible from the steam generator.
This control device 67 contains the above-mentioned video screen, a motor for driving the flexible shaft 35, the source of compressed air and the necessary controls for the motors, compressed air lines and cables.
The water sprayed by the spraying device 18 loosens the dirt from the bottom 2 and from the pipes of the pipe bundle 8. This dirt collects together with the water in the groove 9 in the bottom 2, from where it is used in the usual manner.
<Desc / Clms Page number 17>
pumped out through suction hoses 70. These suction hoses 70 are fitted through an opening 10 other than that through which the high-pressure hose 19 was fitted and from which the cover 11 was removed. For the sake of clarity, the suction pumps are not shown in the figures. These pumps have an extraction capacity that is at least as great as the spray flow rate of the spraying device.
In the suction hoses there are mounted sight glasses monitored by a second video camera, so that it can be determined when no more sludge is sucked through the suction hoses, and the spraying can be stopped in the determined position and at a specific location of the spraying device. With the above-described cleaning device, a very fast and efficient cleaning of the steam generator can be carried out. The operators' stay in the vicinity of the steam generator is kept to a minimum.
The invention is by no means limited to the above-described embodiment, and within the scope of the patent application many changes can be made to the described embodiment, including as regards the shape, the composition, the arrangement and the number of the parts which are to be realized. of the invention.
In particular, the means for driving the various movable elements need not necessarily be of the type intended for this purpose.
For example, moving the chassis over the guide does not necessarily have to take place by means of a flexible shaft. This can also be done, for example, by means of a motor mounted on the chassis.
Turning the turntable does not necessarily have to be done by means of a cable.
<Desc / Clms Page number 18>
This can also be done by means of an engine or a cylinder-piston mechanism.
Rotating the rotating nozzle holder does not even necessarily require a separate motor.
Due to the adapted design of the nozzles and / or the holder, the rotation of the nozzle holder can be caused by the high pressure water which is supplied to the device.