<EMI ID=1.1> De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het binden van een dier, welke inrichting bevat :
- een ophangelement ter ophanging bovenaan aan een vaste constructie,
- een benedenstuk dat met de vaste constructie kan verbonden worden,
- twee benen d ie tussen het ophangeletnent en het benedenstuk voorkomen en die samen met het benedenstuk één beugel vormen, welke benen elk bestaan uit :
- een bovendeel dat scharnierend aan het ophangelement is bevestigd om een as die loodrecht staat op het beugel- <EMI ID=2.1>
en
- een benedendeel dat onder tussenkomst van een eerste scharnier met het bovendeel en onder tussenkomst van een tweede scharnier met het benedenstuk verbonden is, welke scharnieren een beweging zowel in het beugelvlak als daarbuiten toelaten,
- grendelmiddelen die de benen in een sluitstand beletten in het beugelvlak buitenwaarts te scharnieren, en
- een bedieningsorgaan dat op het ophangelement heen en weer scharnierend is gemonteerd tussen een werkstand, waarbij het z ich naar onder u itstrekt en daarb i j de bovendelen van de benen in open stand houdt en de open ing tussen de benen gedeeltelijk afsluit zodat het door een dier dat door deze opening dringt wordt weggeduwd, en een meer naar boven gelegen ruststand waarin het de benen vrijlaat zodat ze in sluitstand vallen, welk bedieningsorgaan zo met de grendelmiddelen is gekoppeld dat het door het scharnieren van <EMI ID=3.1>
middelen inschakelt, respectievel ijk uitschakelt.
Bij een bekende inrichting van deze soort is het ophangelement een U-profiel dat met zijn benen naar onder is gericht en waaraan de benen van de beugel met hun bovenste einde scharnierend zijn bevestigd. Het bedieningsorgaan is een beugel die, op een afstand van zijn hoofdvlak, scharnierend aan het U-profiel is bevestigd door een as die in dit profiel wordt vastgehouden. In zijn neergewentelde werkstand houdt dit bedieningsorgaan de bovendelen van de eerstgenoemde beugel uit elkaar en wanneer een dier zijn kop door deze beugel steekt,duwt het automatisch het bedieningsorgaan naar achter tot voorbij het dode
punt. D it bedieningsorgaan wentelt dan verder opwaarts door het gewicht van de eerstgenoemde beugel. Valstaven die zich langs de bovendelen van de benen van de eerstgenoemde beugel uitstrekken, hangen door middel van kettingen aan het bedieningsorgaan, excentrisch ten opzichte van zijn rotatieas, een en ander zo dat bij de hogergenoemde opwaartse wenteling van het bedieningsorgaan deze valstaven zakken. De scharnierende verbinding tussen het bovendeel en het onderdeel van de benen van de beugel zijn van een bijzondere constructie, zo dat bij het zakken deze valstaven in een gedeelte van de scharnieren dringen. Wanneer het bedieningsorgaan zijn bovenste ruststand heeft bereikt, beletten de valstaven het buitenwaarts in het vlak van de beugel knikken van de benen. Het bedieningsorgaan kan weer naar zijn werkstand worden gebracht door middel van een eraan verb onden
kabel die op een as wordt gerold waarbij dan de valstaven
terug opwaarts worden getrokken.
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van
een inrichting van de genoemde s oort die ee n betrouwbare automatische sluiting verzekert. eenvoudig van constructie
is, een relat ief kleine hoogte be z it en dus in relat ief lage stallen kan worden gemonteerd en waarvan het bedieningsorgaan van aan de voorzi jde of van aan de achterzijde gemakkelijk vanuit ruststand in werkstand kan worden gebracht.
Tot dit doel bevat het ophangelement een basis
en twee naar onder gerichte armen en zijn de bovendelen van de benen van de beugel op een afstand van hun bovenste einde scharnierend aan de armen vastgemaakt.
Aldus biedt ook de ruimte tussen de stukken van de bovendelen die boven de scharnierassen gelegen zijn plaats
<EMI ID=4.1>
wat een rationeler gebruik van de inrichting over haar volledige hoogte betekent.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het bedieningsorgaan in werkstand schuin neerwaarts
gericht, van het ophangelement, weg.
B i j de ze u itvoer ings vorm dient het dier om de verplaats ing van het bedieningsorgaan van werkstand naar ruststand in te zetten, dit bedieningsorgaan opwaarts te duwen en niet naar de kribbe zoals bij hogergenoemde bekende inr icht ing. Doordat het bed ien ings orgaan door he t d ier opwaarts en niet voorwaarts, naar de kribbe toe, moet geduwd worden, vormen de scharnierassen van de bovendelen van de beugelbenen, ' die bij open stand van de beugel zich tot nagenoeg tegen elkaar uitstrekken, geen hinder voor het scharnieren van het bedieningsorgaan. Dit bedieningsorgaan kan in werkstand met zijn onderste einde vrij hoog ten opzichte van het ophangelement zijn gelegen, zodat, aangez ien de hoogte van het onderste einde van het bedieningselement bepaald wordt door de grootte van het dier, het ophangelement zich vooral bij deze uitvoeringsvorm vrij laag kan bevinden.
Dit is vooral het geval indien het bedieningsorgaan met de boven de scharnierassen van de bovendelen gelegen ein-den van deze delen samenwerkt en deze einden tijdens het scharnieren van ruststand naar werkstand naar elkaar duwt.
Overigens kan he t bed ie n ings orgaan zowel aan de zijde waar het dier aankomt als aan de zijde van de kribbe voorkomen.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bezit het bedieningsorgaan twee nokken die bij het scharnieren van zijn ruststand naar zijn werkstand met de twee benen samenwerken en deze naar open stand duwen.
Vooral bij deze uitvoeringsvorm is de constructie z eer eenvoudig en betrouwbaar.
Een belangrijk voordeel van de inrichting volgens de uitvinding bestaat erin dat het dier moeilijk zijn kop n aast de beugel in open toestand kan steken, maar als het dier daar toch z ijn kop steekt het de beugel niet in sluitstand brengt.
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding bezit het bedieningsorgaan tussen zijn werkstand en zijn ruststand een dode-punt-stand en bevat de inrichting tenminste een verend element dat tussen het ophangelement
en het bedieningsorgaan is gemonteerd en het bedieningsorgaan naar zijn ruststand brengt, zodra dit orgaan vanuit zijn werkstand voorbij de dode-punt-stand is gekanteld. Het d ier hoeft slechts een kleine verplaats ing van het bedieningsorgaan te veroorzaken opdat dit aut omatisch verder naar zijn ruststand zou kantelen, en dus de beugel zich zou s lu ite n. Deze verdere kanteling gebeurt gedwongen en vrij snel.
In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de grendelmiddelen op het bedieningsorgaan zelf gemonteerd en komen ze bij het scharnieren van dit bedieningsorgaan van zijn werkstand naar zijn ruststand op een afstand van de scharnierassen van de bovendelen ten op-zichte van het ophangelement naast deze bovendelen te liggen om het uitknikken van de benen van de beugel in het beugelvlak te beletten.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een inrichting voor het b inden van een d ier, volgens de uitvinding? deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen.
Figuur 1 is een vooraanz icht van een inr icht ing voor het binden van een dier volgens de uitvinding, waarbij de beugel in de gesloten stand is voorgesteld. Figuur 2 is een achteraanzicht van de inrichting uit figuur 1. Figuur 3 is een zijaanzicht van de inrichting uit de vor ige f iguren . Figuur 4 is een vooraanz icht van de inr icht ing u it de vor ige f iguren maar waarb i j de beugel in open stand is voorgesteld. Figuur 5 is ee n zijaanzicht van de inrichting u it figuur 4. waarb i j de beugel dus eveneens in open stand is voorgesteld. Figuur 6 is een vooraanzicht van de bedieningsbeugel met grendel uit de inrichting volgens de vorige figuur, maar op grotere schaal voorgesteld. Figuur 7 is een zijaanzicht van de bedieningsbeugel met grendel uit figuur 6.
Figuur 8 is een vooraanzicht analoog aan dit uit figuur 4, maar van slechts een gedeelte van de inrichting en met betrekking op een andere uitvoeringsvorm daarvan. Figuur 9 is een vooraanz icht analoog aan dit uit figuur 8, maar met betrekking op een nog andere uitvoeringsvorm van de u i tv ind ing .
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
De in de figuren 1 tot 7 voorgestelde inrichting voor het binden van een dier is gemonteerd in een vaste constructie waartoe de vloer 1 en de bovenbalk 2 behoren.
Deze inrichting is bestemd om een rund vast te houden in een lig- en staanplaats. De dwarsrichting van de lig- en staanplaats stemt overeen met de richting van de
balk 2. Wanneer het rund normaal de lig- en staanplaats binnentreedt, verplaatst het zich volgens de langsrichting.
De inrichting bestaat in hoofdzaak uit een ophangelement 3,4 en een beugel die zelf bestaat uit een onders te verbindingsbeen 5 en twee daarb ij aans lu itende beugelbenen die elk uit een bovendeel 6 en een benedendeel 7 bestaan. Deze delen 6 en 7 2ijn onderling, evenals met het ophangelement 3,4 en met het verbindingsbeen 5,scharnierend verb onden op de hierna in de b i j zonderheden bes chreven wijze.
<EMI ID=5.1>
noemd. Ongeacht of de inr icht ing z ich in de hierna beschreven open stand of in de hierna beschreven sluitstand bevindt, in evenwicht bevindt de volledige inrichting zich in elk geval met het beugelvlak in een richting die overeenstemt met de dwarsrichting van de lig- en staanplaats.
Aan een zijde van de zich in rust in de dwarsrichting van de lig- en staanplaats uitstrekkende inrichting, hierna de voorzijde genoemd, bezit de lig- en staanplaats een kribbe. De andere zijde van de inr icht ing wordt dus de achterzijde genoemd.
De volledige inrichting is van metaal vervaardigd.
Het ophangelement 3,4 is U-vormig en bestaat uit een hor izontaal opgehangen basis 3 en twee op de e inden daarvan gelas te naar onder gerichte armen 4. De armen 4 z i jn ronde buizen. De basis 3 vormt een U-vormige goot die met de opening naar onder is gericht en waarin de bovenste einden van de bovendelen 6 zich verplaatsbaar bevinden.
Ter ophanging van het ophangelement 3,4 zitten om de dwarsbalk 2 twee bevest igingsbeugelt jes 8 die op deze balk worden vastgehouden door bouten 9 met moeren. Twee ogen 10 die op de bovenzi jde van de basis 3 zi jn vastgelast zijn onder tussenkomst van kettingen 11 opgehangen aan de bevestigingsbeugeltjes 8, zodat de basis 3 zich evenwijdig aan de dwarsbalk 2 uitstrekt.
Aangezien de kettingen 11 soepele hangelementen zijn, zoeken zij, onder invloed van het gewicht van het ophangelement 3,4 en van alles wat daaraan hangt, de stand waar-
<EMI ID=6.1>
len deze hartl i jnen een vert icaal vlak dat z ich uitstrekt evenwijdig aan de bovenbalk 2, dus in de dwarsrichting van de lig- en staanplaats. Uit de volgende beschri jving zal bl ijken dat ook de bovendelen 6 van de beugel zich in een verticaal dwarsvlak uitstrekken wanneer het ophangelement 3,4 z ich in zulk vlak uitstrekt.
Onder invloed van het dier kunnen de beugel en dus de bovendelen 6 en het ophangelement 3,4 uit het dwarsvlak worden gebracht, maar zodra de zwaartekracht vrij kan spelen zal de beugel terug in het dwarsvlak vallen.
Het onderste verbindingsbeen 5 is een ronde buis die zich evenwijdig aan de vloer 1 uitstrekt. Een oog 12 dat onderaan op het verbindingsbeen 5 is vastgelast is, onder tussenkomst van een ketting 13, verbonden met een oog 14 dat in de vloer 1 van de vaste constructie is ingewerkt. De inrichting is dus gemonteerd tussen de bovenbalk 2 en de vloer 1 onder tussenkomst van kettingen 11 en 13. Wanneer de inrichting de in de figuren 1 tot 3 voorgestelde sluitstand inneemt, hangt de ketting 13 slap, wat binnen beperkte grenzen de beweging van het dier mogelijk maakt. Wanneer daarentegen de inrichting de in de figuren 4 en 5 voorgestelde open stand inneemt, is de ketting iets minder slap.
De b ovendelen 6 van de twee be nen van de beugel z ijn, op een afstand van hun bovenste einde, door pennen 15 scharnierend vastgemaakt tussen de evenwijdige benen van bevestigingsbeugels 20 die op het onderste einde van respectievelijk de twee armen 4 van het ophangelement 3,4 zijn vastgelast, met hun benen naar elkaar gericht en evenwijdig aan het hogergenoemde beugelvlak. De pennen 15 vormen assen die loodrecht op dit beugelvlak zijn gericht. Onder beugelvlak wordt begrepen het dwarsvlak van de staan- en
<EMI ID=7.1>
len 5,6 en 7 bevinden, wanneer de inrichting in evenw icht hangt.
De hierna genoemde richtingen van de verschillende ogen die de be ugeldelen onderling verbinden zijn betrokken op deze evenw ichtsstand van het beugelvlak.
De b ovendelen 6 en de benedendelen 7 zijn ronde buizen. Op hun benedeneinden dragen de bovendelen 6 ogen
16 die dwars gericht zijn op het beugelvlak.
De benedendelen 7 dragen op hun bovenste einden ogen 17 die evenwijdig zijn aan het beugelvlak en die grijpen in de ogen 16 van de bovendelen 6.
Op hun onderste einden dragen de benedendelen 7 ogen
18 die zich e veneens evenwijdig aan het beugelvlak uitstrekken. Deze ogen 18 grijpen in ogen 19 die op de einden van het verbindingsbeen 5 zijn aangebracht en zich dwars op het beugelvlak uitstrekken.
De hiervoor genoemde ogen vormen scharnieren die een beweging van de verb onden delen ten opzichte van elkaar toelaten, zowel in het beugelvlak als buiten dit beugelvlak.
De twee beuge lbenen 6,7 kunnen dus van open stand van de beugel naar sluitstand plooien en omgekeerd. Wanneer de ketting 13 slap hangt, dit is bij sluitstand van de beugel.. kunnen deze benen naar voor, respectievelijk naar achter, worden geknikt, waarbij dus het ophangelement mee naar voor, respectievelijk naar achter, kantelt. De scharnieren laten ook een kleine verdraaiing rond de as van de benedendelen
7 ten opzichte van de bovendelen 6 toe. Uit een en ander vloe it voort dat een rund dat door de beugel in sluitstand is gebonden toch een relatief grote bewegingsvrijheid bezit.
Het openen en sluiten van de hiervoor beschreven beugel 5-6-7 wordt veroorzaakt door een bedieningsbeugel 21,22 die. hetzij door het rund, hetzij door de mens wordt bediend.
Deze bedieningsbeugel 21,22 bestaat uit twee evenwijdige en symmetrisch gevormde benen 21 en een verbindingsbuis 22 die de einden van de twee benen 21 met elkaar verbindt. De andere e inden van de benen 21 zijn door middel van pennen 23 juist boven de beugels 20 scharnierend aan respectievelijk de twee armen 4 van het ophangelement 3,4 vastgemaakt. De pennen 23 vormen scharnierassen die zich evenwijdig aan de basis 3 en dus in het hogergenoemde beugelvlak uitstrekken. De benen 21 bevinden zich aan de binnenzijde van de armen 4, tussen een arm 4 en het bovenste einde van een aan deze arm bevestigd bovendeel 6. De twee benen 21 zijn, op een afstand van hun pennen 23, van naar elkaar uitspringende nokken 24 voorzien. Deze nokken 24 werken samen met de twee bovendelen 6 en komen bij een kante ling van de bedieningsbeugel 21,22 met de bovenste e inden van de bovendelen 6 in kontakt.
Elk been 21 bestaat
in feite uit twee latten die zich u itstrekken in een vlak dat loodrecht is op de pen 23 en die met hun langsrichting een hoek met elkaar maken. T er plaatse van de hoek zijn de twee latten aan elkaar vastgemaakt door middel van de drie-hoekige nok 24 die schuin op het vlak van de latten is ger icht. De 'nokken 24 zijn met hun.ten opzichte van het langse symmetrie-vlak van de ligplaats,schuin verlopende en
<EMI ID=8.1>
de bovenste einden van de overeenstemmende bovendelen 6 gericht. De bedieningsbeugel 21,22 strekt zich in hoofdzaak aan de achterzijde van de beugel 5-6-7 uit,dit is aan de van de kribbe afgekeerde zijde ervan.
De bedieningsbeugel 21,22 scharniert tussen een werkstand en een ruststand.
In ruststand, dit is de stand waarin de bedieningsbeugel 21,22 in de f iguren 1 tot 3 is voorgesteld, is de bedieningsbeugel 21,22 met zijn benen 21 schuin naar boven gericht. De verbindingsbuis 22 bevindt zich aan de achterzijde van de inrichting tegen de armen 4 en de bovens te einden van de bovendelen 6, terw ijl de nokken 24 volledig aan de voorzijde ten opzichte van de bovendelen 6 zijn gelegen en deze bovendelen 6 volledig vrijlaten. Deze bovendelen 6 en dus de benen 6,7 van de beugel vallen dan door de zwaartekracht aut omatisch in verticale stand, waarbij dus de beugel 5-6-7 in sluitstand is.
Door vanuit de hogergenoemde stand de bedieningsbeugel 21,22 naar onder te kantelen, komen de nokken 24 met hun naar elkaar convergerende ribben in contact met de bovenste einden van de bovendelen 6, en naarmate deze nokken. door de kanteling van de benen 21 naar onder, meer naar onder en vooral meer van de kribbe weg worden verplaatst, duwen ze de hogergenoemde einden verder naar elkaar toe. Door de laatstgenoemde kanteling worden de b ovenste einden van de b ovendelen 6 naar elkaar geduwd, waardoor deze bovendelen
onder de pennen 15 zijwaarts uitzwenken en de beugel zijn open stand inneemt. De laatstgedoelde kanteling wordt begrensd door een aanslag 25 die op de bovenkant van een van beugels 20 staat en waartegen een van de benen 21 met een stukje 21' aanslaat.
Wanneer de bedieningsbeugel 21,22 zijn in de figuren 4 en 5 voorgestelde werkstand heeft bereikt is de beugel 5-6-7 in volledig open stand en is de bedieningsbeugel 21 schuin naar onder gericht, waarb ij hij de opening van de beugel 5-6-7 gedeeltelijk afsluit.
Wanneer een rund zijn kop doorheen de laatgenoemde opening s,teekt om uit de kribbe te eten, dan duwt het daarbij met de bovenzijde van zijn nek de bedieningsbeugel 21,22 omhoog. Slechts een kleine kanteling van de bedieningsbeugel
21,22 is nodig opdat deze beugel dan verder automatisch door de inwerking van een spiraalveer 26 naar zijn ruststand zou springen.
Deze spiraalveer 26 is met een einde aan een pen
27 bevestigd die een weinig boven de scharnierpen 23 op een van de armen 4 staat. Het andere einde van de veer 26 is vastgemaakt aan het einde van de verbindingsbuis 22 dat aan een kant zijdelings buiten de rest van de bedieningsbeugel
21,22 uitspringt. De bevestigingspunten van de spiraalveer
<EMI ID=9.1>
beugel 21,22 de veer 26 onder trek is belast en dat bij werkstand van de bedieningsbeugel 21,22 de veer 26 met haar langsrichting onder de theoretische verbindingslijn van de pennen 23 en 27 is gelegen. Dit betekent dat bij laatstgenoemde s tand de veer 26 de bedieningsbeugel 21,22 in werkstand trekt en dat de bedieningsbeugel 21,22 tussen deze
<EMI ID=10.1>
deze dode-punt-stand valt de langsrichting van de veer 26 samen met de hogergenoemde theoretische verbindingslijn van de pennen 23 en 27 en trekt de veer 26 de bedieningsbeugel
21,22 noch in de ene noch in de andere zin. Zodra door een rund de bedieningsbeugel 21,22 voldoende hoog wordt wegge- <EMI ID=11.1>
de veer 26 op nieuw een draaimoment, waarbij de bedieningsbeugel 21,22 zeer snel naar de ruststand wordt gekanteld.
Doordat in deze ruststand de veer 26 nog onder trekspanning
is, houdt de veer 26 de bedieningsbeugel 21,22 in deze ruststand. Door de mens kan de bedieningsbeugel 21,22, eerst
tegen de werking van de spiraalveer 26 in, terug naar zijn werkstand worden gekanteld.
Zoals reeds vermeld, houdt de bedieningsbeugel 21,
22 de beugel 5-6-7 niet langer in open stand zodra hij zijn ruststand be reikt. De benen 6,7 van deze beugel 5-6-7 vallen
dan door de zwaartekracht verticaal. De inrichting bevat evenwel ook een grendel 28 welke belet dat de beugel 5-6-7
door het rund daarna terug naar open stand wordt geduwd zo-
lang de bedieningsbeugel 21,22 niet terug uit ruststand naar werkstand werd gebracht. Deze grendel 28 is een beugel die
met het uite inde van zijn benen op de verbindingsbuis 22
van de bedie ningsbeugel 21,22 zelf vastgemaakt is. Deze grendelbeugel 28 is zo gericht dat hij bij werkstand van de bedieningsbeugel 21,22 naar boven is gericht, maar wanneer
de bedieningsbeugel 21,22 de ruststand bereikt hij tussen de boven de pennen 15 gelegen einden van de twee bovendelen 6 dringt. Deze grendelbeugel 28 heeft een breedte die gel ijk
is aan de afstand tussen de bovendelen 6 wanneer ze zich vert icaal e n evenwijdig aan elkaar bevinden zodat, wanneer
deze grendelbeugel 28 tussen de bovenste einden is binnengedrongen hij deze bovenste einden uit elkaar houdt en samen met
de armen 4 het wentelen van de bovendelen in het beugelvlak belet.
In deze stand sluiten de boveneinden van de bovendelen 6 enerzijds aan tegen aanslagen 29 die vast zijn op de armen 4, terwijl ze anderzijds door de grendelbeugel 28 uit elkaar worden gehouden.
Wanneer een rund zijn kop doorheen de open beugel 5-6-7 steekt,bedient het daarbij de zich in werkstand bevindende bedieningsbeugel 21,22. Deze bedieningsbeugel 21.,22 springt naar ruststand, waarbij de beugel 5-6-7 zich automatisch sluit en automatisch in deze sluitstand door de grendel 28 wordt vergrendeld.
De constructie van de inrichting is vrij eenvoudig. Van de opening van de beugel 5-6-7 gaat,althans in sluitstand, weinig ruimte verloren door de bedienings- of grendelmiddelen, en de totale hoogte van de inr icht ing is relatief klein. De werking is zeer betrouwbaar.
De uitvoeringsvormen van de inr icht ing volgens de f iguren 8 en 9 verschillen slechts van de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm doordat geen spiraalveer op de bedieningsbeugel 21,22 inwerkt maar de benen 21 van deze beugel zelf verend zijn.
In de uitvoeringsvorm volgens figuur 8 zijn de twee benen 21 van de bedieningsbeugel 21,22 verende lamellen die, in ruststand evenwijdig aan elkaar zijn gericht, maarverend in de langsrichting van hun door de pennen 23 gevormde scharnieras naar elkaar vervormbaar zijn. Deze lamellen zijn dus niet alleen draaibaar ten opzichte van de armen 4 van het ophangelement 3,4 maar ook in de hogergenoemde asrichting ten opzichte van deze armen 4 verschuifbaar. Dit wordt verwezenlijkt door de pennen 23 voldoende lang te vervaardigen en ze verschuifbaar in de armen 4 te monteren, waarbij deze pennen vast op de einden van de lamellen zijn gemonteerd. De nokken 24 staan niet op de naar de bovendelen 6 gekeerde zijde van de benen 21 maar wel op de naar de armen 4 van het ophangelement 3,4 gekeerde zi jde ervan.
Bij het scharnieren van de bedieningsbeugel 21,22 van ruststand naar werkstand worden de bovenste einden van de bovendelen 6 eveneens naar elkaar geduwd, maar ook de benen 21 worden door een verende vervorming mee naar elkaar geduwd. De nokken 24 stoten zich af tegen de armen 4 en duwen de bovendelen 6 onder tussenkomst van de benen 21 naar elkaar toe.
Deze uitvoeringsvorm volgens figuur 8 biedt het belangrijke voordeel dat indien het dier zijn kop naast de beugel steekt - wat al moeilijk kan - het zijdelings tegen de beugel mag drukken zonder dat de inrichting beschadigd wordt. De verende lamellen 21 vangen de door het dier uitgeoefende druk op.
Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 9 zijn de benen van de bedieningsbeugel 21,22 verende torsiestaven.
De pennen 23 waarmee deze benen 21 scharnierend aan de armen 4 zijn bevestigd zijn daarenboven niet evenwijdig aan
de basis 3 maar schuin ten opzichte ervan, en wel in zulkdanige r ichting dat bij ruststand de benen 21 van de bedie-
<EMI ID=12.1>
zijn, maar bij het scharnieren vanuit deze ruststand naar
de werkstand deze benen 21 een verende torsie ondergaan.
Ook b ij de twee laatstgenoemde uitvoeringsvormen springt de bedieningsbeugel 21,22 automatisch naar zijn ruststand, waarbij dus de beugel 5-6-7 zich sluit, wanneer het dier de bedieningsbeugel 21,22 een weinig uit zijn werkstand
brengt. De werking van de inrichting is volledig analoog als bij de uitvoeringsvorm van figuren 1 tot 7 en de inrichting biedt dezelfde voordelen.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen, en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele
<EMI ID=13.1>
vorm, de samenstelling, de sch ikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.
Hoewel de ophaning van de inrichting beschreven werd met de bedieningsbeugel aan de achterzijde, kan de inr ichting ook opgehangen worden met de bedieningsbeugel aan de voorzijde. d.i. aan de zijde van de kribbe. Daar om van open stand naar sluitstand over te gaan de bedieningsbeugel naar omhoog moet geduwd worden. kan de inrichting werken ongeacht of ze opgehangen wordt met de bedieningsbeugel naar de voor- of naar de achterzijde.
<EMI ID = 1.1> The invention relates to a device for tying an animal, which device comprises:
- a suspension element for suspension at the top of a fixed construction,
- a bottom part that can be connected to the fixed construction,
- two legs that exist between the suspension element and the bottom part and which together with the bottom part form one bracket, which legs each consist of:
- an upper part hinged to the suspension element about an axis perpendicular to the bracket- <EMI ID = 2.1>
and
- a lower part which is connected to the upper part by means of a first hinge and to the lower part by means of a second hinge, which hinges permit movement both in the bracket plane and outside,
locking means preventing the legs from pivoting outwards in the bracket plane in a closed position, and
- a control member hingedly mounted on the suspension element between a working position, extending downwards thereby keeping the upper parts of the legs in open position and partially closing the opening between the legs so that it can be animal that penetrates through this opening is pushed away, and a more upwardly resting position in which it releases the legs so that they fall into the closed position, which operating member is coupled to the locking means in such a manner that it hinges <EMI ID = 3.1>
turn on resources, turn off respectively.
In a known device of this type, the suspension element is a U-profile which is directed downwards with its legs and to which the legs of the bracket are hinged with their upper end. The actuator is a bracket hinged to the U-profile at a distance from its main face by a shaft held in this profile. In its tilted down working position, this actuator keeps the upper parts of the former bracket apart and when an animal puts its head through this bracket, it automatically pushes the actuator backwards beyond dead
point. This operating member then revolves further upward due to the weight of the former bracket. Fall bars that extend along the upper parts of the legs of the former bracket are suspended by chains from the operating member, eccentrically with respect to its axis of rotation, such that in the above-mentioned upward rotation of the operating member these falling rods drop. The hinged connection between the top part and the part of the legs of the bracket are of a special construction, so that when falling these rods penetrate a part of the hinges. When the actuator has reached its upper rest position, the drop bars prevent the legs from buckling outward in the plane of the bracket. The actuator can be returned to its working position by means of an attached one
cable that is coiled on a spindle and then the rods
pulled back up.
An object of the invention is to provide
a device of the aforementioned type which ensures a reliable automatic closing. simple in construction
has a relatively small height and can therefore be mounted in relatively low stables, the control of which can be easily moved from the rest position to the working position from the front or from the rear.
For this purpose, the suspension element includes a base
and two arms directed downwards and the upper parts of the legs of the bracket are hinged to the arms at a distance from their upper end.
Thus the space between the pieces of the top parts located above the hinge shafts also offers space
<EMI ID = 4.1>
which means more rational use of the device over its full height.
In a special embodiment of the invention, the operating member is inclined downwards in working position
facing away from the suspension element.
In this embodiment, the animal serves to initiate the movement of the operating member from the working position to the resting position, to push this operating member upwards and not to the manger as is known in the above-mentioned device. by pushing it upwards and not forward, towards the manger, the pivot axes of the upper parts of the stirrup legs, which extend almost to each other when the stirrup is open, do not hinder the hinging of the control. In operating position with its lower end this operating member can be located quite high relative to the suspension element, so that, since the height of the lower end of the operating element is determined by the size of the animal, the suspension element is particularly low in this embodiment. can be.
This is especially the case if the operating member cooperates with the ends of these parts located above the pivot shafts of the top parts and pushes these ends together from the rest position to the working position during pivoting.
Incidentally, the operating member may appear both on the side where the animal arrives and on the side of the manger.
In an advantageous embodiment of the invention, the operating member has two cams which cooperate with the two legs when pivoting from their rest position to their working position and push them to the open position.
Especially in this embodiment, the construction is very simple and reliable.
An important advantage of the device according to the invention is that it is difficult for the animal to put its head next to the stirrup in an open position, but if the animal does put its head there, it does not bring the stirrup into the closed position.
In an efficient embodiment of the invention, the operating member has a dead-point position between its working position and its rest position and the device comprises at least one resilient element which is between the suspension element.
and the operating member is mounted and brings the operating member to its rest position as soon as this member has tilted from its working position past the dead center position. The animal only needs to cause a small displacement of the operating member so that it will automatically tilt further towards its rest position, and thus the bracket will close. This further tilt is forced and rather quickly.
In a preferred embodiment of the invention, the locking means are mounted on the operating member itself and, when pivoting this operating member, move from its operating position to its rest position at a distance from the pivot axes of the upper parts relative to the suspension element next to these upper parts to prevent buckling of the legs of the bracket in the bracket area.
Other particularities and advantages of the invention will become apparent from the following description of an animal tying device according to the invention. this description is given by way of example only and does not limit the invention; the reference numbers refer to the accompanying drawings.
Figure 1 is a front view of a device for tying an animal according to the invention, the bracket being shown in the closed position. Figure 2 is a rear view of the device of Figure 1. Figure 3 is a side view of the device of the previous figures. Figure 4 is a front view of the device shown in the previous figures but with the bracket shown in open position. Figure 5 is a side view of the device from Figure 4. Thus the bracket is also shown in open position. Figure 6 is a front view of the control latch with latch from the device of the previous figure, but shown on a larger scale. Figure 7 is a side view of the control handle with latch of Figure 6.
Figure 8 is a front view analogous to that of Figure 4, but of only part of the device and with respect to another embodiment thereof. Figure 9 is a front analogous to that of Figure 8, but with reference to yet another embodiment of the invention.
In the different figures, like reference numerals refer to like elements.
The device for tying an animal shown in Figures 1 to 7 is mounted in a fixed construction to which the floor 1 and the top beam 2 belong.
This device is intended to hold a bovine animal in a berth and standing place. The transverse direction of the berth and standing place corresponds to the direction of the
beam 2. When the bovine normally enters the berth and standing place, it moves along the longitudinal direction.
The device mainly consists of a suspension element 3,4 and a bracket which itself consists of a lower leg 5 and two adjacent leg legs which each consist of an upper part 6 and a lower part 7. These parts 6 and 72 are hinged together, as well as with the suspension element 3,4 and with the connecting leg 5, in the manner described below in the particulars.
<EMI ID = 5.1>
called. Irrespective of whether the device is in the open position described below or in the closed position described below, the entire device is in equilibrium at least with the bracket surface in a direction corresponding to the transverse direction of the berth and standing place.
On one side of the device extending in the transverse direction of the lying and standing place, hereinafter referred to as the front side, the lying and standing place has a manger. The other side of the device is therefore called the back.
The entire device is made of metal.
The suspension element 3,4 is U-shaped and consists of a horizontally suspended base 3 and two arms welded on its ends to downwardly directed arms 4. The arms 4 are round tubes. The base 3 forms a U-shaped trough which faces the opening downwards and in which the upper ends of the upper parts 6 are movable.
Two suspension brackets 8 are mounted around the cross beam 2 for suspension of the suspension element 3,4, and these are held on this beam by bolts 9 with nuts. Two eyelets 10 welded to the top of the base 3 are suspended by means of chains 11 from the mounting brackets 8, so that the base 3 extends parallel to the cross beam 2.
Since the chains 11 are flexible suspension elements, under the influence of the weight of the suspension element 3,4 and everything hanging on it, they search for the position where
<EMI ID = 6.1>
These centers have a vertical plane that extends parallel to the top beam 2, i.e. in the transverse direction of the berth and standing place. It will be apparent from the following description that the top parts 6 of the bracket also extend in a vertical transverse plane when the suspension element 3,4 extends in such a plane.
Under the influence of the animal, the stirrup and thus the top parts 6 and the suspension element 3,4 can be brought out of the transverse plane, but as soon as gravity can play freely, the stirrup will fall back into the transverse plane.
The lower connecting leg 5 is a round tube that extends parallel to the floor 1. An eye 12 welded to the connecting leg 5 at the bottom is connected, via a chain 13, to an eye 14 which is incorporated in the floor 1 of the fixed construction. The device is thus mounted between the top beam 2 and the floor 1 with the intervention of chains 11 and 13. When the device assumes the closed position shown in figures 1 to 3, the chain 13 hangs slack, which limits the movement of the animal within limited limits. makes possible. Conversely, when the device assumes the open position shown in Figures 4 and 5, the chain is slightly less slack.
The upper parts 6 of the two legs of the bracket are, at a distance from their upper end, hingedly fastened by pins 15 between the parallel legs of mounting brackets 20 mounted on the lower end of the two arms 4 of the suspension element 3, respectively. , 4 are welded, with their legs facing each other and parallel to the above bracket surface. The pins 15 form axes oriented perpendicular to this bracket surface. Under bracket plane is understood the transverse plane of the standing and
<EMI ID = 7.1>
5,6 and 7 are located when the device is in equilibrium.
The directions of the different eyes which connect the clamping parts mutually mentioned below are related to this equilibrium position of the clamping surface.
The upper parts 6 and the lower parts 7 are round tubes. On their lower ends, the upper parts carry 6 eyes
16 oriented transversely to the bracket surface.
The lower parts 7 carry eyes 17 on their upper ends which are parallel to the bracket surface and which engage the eyes 16 of the upper parts 6.
At their lower ends, the lower parts carry 7 eyes
18 which also extend parallel to the bracket surface. These eyes 18 engage with eyes 19 which are arranged on the ends of the connecting leg 5 and which extend transversely to the bracket surface.
The aforementioned eyes form hinges which allow movement of the parts relative to each other, both in the bracket plane and outside this bracket plane.
The two stirrup legs 6,7 can thus fold from the open position of the stirrup to the closed position and vice versa. When the chain 13 hangs slack, this is when the bracket is closed, these legs can be bent forwards or backwards, so that the suspension element tilts forwards and backwards, respectively. The hinges also allow a slight twist around the axis of the lower parts
7 relative to the top parts 6. It follows from all this that a bovine that is bound by the bracket in the closed position nevertheless has a relatively great freedom of movement.
The opening and closing of the above-described bracket 5-6-7 is caused by an operating bracket 21, 22 which. is served either by cattle or by man.
This operating bracket 21, 22 consists of two parallel and symmetrically shaped legs 21 and a connecting tube 22 connecting the ends of the two legs 21 to each other. The other ends of the legs 21 are hinged to the two arms 4 of the suspension element 3,4 just above the brackets 20 by means of pins 23. The pins 23 form pivot shafts which extend parallel to the base 3 and thus in the aforementioned bracket plane. The legs 21 are located on the inside of the arms 4, between an arm 4 and the upper end of an upper part 6 fixed to this arm. The two legs 21 are, at a distance from their pins 23, of projecting cams 24 to provide. These cams 24 cooperate with the two upper parts 6 and come into contact with the upper ends of the upper parts 6 when the operating bracket 21,22 is tilted.
Each leg 21 exists
in fact, of two slats extending in a plane perpendicular to the pin 23 and angled with each other with their longitudinal direction. At the corner, the two slats are secured together by means of the triangular boss 24 which is oriented obliquely to the plane of the slats. The cams 24 are inclined with respect to the longitudinal symmetry plane of the berth and
<EMI ID = 8.1>
the top ends of the corresponding top parts 6 facing. The operating bracket 21, 22 extends substantially at the rear of the bracket 5-6-7, this is on its side remote from the manger.
The operating bracket 21, 22 hinges between a working position and a rest position.
In the rest position, this is the position in which the operating bracket 21,22 is represented in Figures 1 to 3, the operating bracket 21,22 with its legs 21 directed obliquely upwards. The connecting tube 22 is located at the rear of the device against the arms 4 and the upper ends of the upper parts 6, while the cams 24 are located completely at the front with respect to the upper parts 6 and leave these upper parts 6 completely free. These top parts 6 and thus the legs 6,7 of the bracket then automatically fall into vertical position due to gravity, whereby the bracket 5-6-7 is in closed position.
By tilting the operating bracket 21,22 downwards from the above-mentioned position, the cams 24 with their converging ribs come into contact with the upper ends of the upper parts 6, and as these cams. by tilting the legs 21 downwards, more downwards and, in particular, more away from the manger, they push the aforementioned ends further together. The latter tilting pushes the upper ends of the upper parts 6 together, so that these upper parts
pivot sideways under the pins 15 and the bracket assumes its open position. The last-mentioned tilt is limited by a stop 25 which rests on the top of one of brackets 20 and against which one of the legs 21 abuts with a piece 21 '.
When the operating bracket 21, 22 has reached its working position shown in Figures 4 and 5, the bracket 5-6-7 is in fully open position and the operating bracket 21 is inclined downward, opening the opening of the bracket 5-6 -7 partially shutdown.
When a bovine draws its head through the said opening to eat from the manger, it pushes the operating handle 21, 22 upwards with the top of its neck. Only a small tilt of the control bracket
21,22 is necessary for this bracket to then further automatically jump to its rest position by the action of a coil spring 26.
This coil spring 26 is with a pin end
27 mounted slightly above the hinge pin 23 on one of the arms 4. The other end of the spring 26 is secured to the end of the connecting tube 22 which is one side laterally outside the rest of the operating bracket
21.22 stands out. The attachment points of the coil spring
<EMI ID = 9.1>
bracket 21, 22 the spring 26 is under tension and that in the operating position of the operating bracket 21, 22, the spring 26 with its longitudinal direction is below the theoretical connecting line of the pins 23 and 27. This means that with the latter tooth the spring 26 pulls the operating bracket 21,22 into working position and that the operating bracket 21,22 is between these
<EMI ID = 10.1>
this dead-point position, the longitudinal direction of the spring 26 coincides with the aforementioned theoretical connecting line of the pins 23 and 27 and the spring 26 pulls the operating bracket
21.22 neither in one nor the other sense. As soon as the operating handle 21.22 is moved away high enough by a bovine <EMI ID = 11.1>
the spring 26 again has a torque, whereby the operating bracket 21, 22 is tilted very quickly to the rest position.
Because in this rest position the spring 26 is still under tensile stress
the spring 26 holds the operating bracket 21,22 in this rest position. The operating bracket 21, 22 can be used by humans first
be tilted back to its operating position against the action of the coil spring 26.
As already mentioned, the operating bracket 21,
22 the bracket 5-6-7 is no longer in the open position as soon as it reaches its rest position. The legs 6,7 of this bracket 5-6-7 fall
then by gravity vertically. However, the device also includes a latch 28 which prevents the bracket 5-6-7
is pushed back to the open position by the bovine as soon as
as long as the operating handle 21.22 has not been returned from the rest position to the working position. This latch 28 is a bracket that
with the end of his legs on the connecting tube 22
of the control handle 21,22 itself. This locking bracket 28 is oriented such that it faces upwards when the operating bracket 21,22 is in the working position, but when
the operating bracket 21, 22 reaches the rest position when it penetrates between the ends of the two upper parts 6 located above the pins 15. This locking bracket 28 has a width which is equal
is the distance between the top parts 6 when they are vertically and parallel to each other so that when
this locking bracket 28 has penetrated between the upper ends, it holds these upper ends apart and together with it
the arms 4 prevent the top parts from rotating in the bracket surface.
In this position, the upper ends of the upper parts 6 on the one hand connect against stops 29 which are fixed on the arms 4, while on the other hand they are held apart by the locking bracket 28.
When a bovine puts its head through the open bracket 5-6-7, it operates the operating bracket 21,22 in working position. This operating bracket 21, 22 jumps to rest position, whereby the bracket 5-6-7 closes automatically and is automatically locked in this closed position by the latch 28.
The construction of the device is quite simple. At least in the closed position, little space is lost from the opening of the bracket 5-6-7 by the operating or locking means, and the total height of the device is relatively small. The operation is very reliable.
The embodiments of the device according to figures 8 and 9 differ from the above described embodiment only in that no spiral spring acts on the operating bracket 21, 22 but the legs 21 of this bracket itself are resilient.
In the embodiment according to Figure 8, the two legs 21 of the operating bracket 21, 22 are resilient blades which, in the rest position, are oriented parallel to each other, but are resiliently deformable in the longitudinal direction of their hinge axis formed by the pins 23. These slats are thus not only rotatable with respect to the arms 4 of the suspension element 3,4, but also slidable with respect to these arms 4 in the aforementioned axis direction. This is achieved by making the pins 23 sufficiently long and mounting them slidably in the arms 4, these pins being fixedly mounted on the ends of the slats. The cams 24 are not on the side of the legs 21 facing the top parts 6, but on the side thereof facing the arms 4 of the suspension element 3,4.
When the operating bracket 21, 22 is pivoted from the rest position to the working position, the upper ends of the upper parts 6 are also pushed together, but the legs 21 are also pushed together by a resilient deformation. The cams 24 push against the arms 4 and push the upper parts 6 towards each other via the legs 21.
This embodiment according to figure 8 offers the important advantage that if the animal protrudes its head next to the bracket - which can be difficult, it may press sideways against the bracket without damaging the device. The resilient slats 21 absorb the pressure exerted by the animal.
In the embodiment according to Figure 9, the legs of the operating bracket 21, 22 are resilient torsion bars.
Moreover, the pins 23 with which these legs 21 are hinged to the arms 4 are not parallel to them
the base 3 but obliquely relative to it, in such a direction that, in the rest position, the legs 21 of the operator
<EMI ID = 12.1>
but when pivoting from this rest position to
the working position these legs 21 undergo a spring torsion.
In the latter two embodiments, the operating bracket 21,22 also automatically jumps to its rest position, so that the bracket 5-6-7 closes when the animal has slightly moved the operating bracket 21,22 from its working position
brings. The operation of the device is completely analogous to the embodiment of Figures 1 to 7 and the device offers the same advantages.
The invention is by no means limited to the above-described embodiments, and within the scope of the patent application many of the described embodiments can
<EMI ID = 13.1>
the shape, composition, arrangement and number of the components used to implement the invention.
Although the mounting of the device was described with the operating bracket at the rear, the device can also be suspended with the operating bracket at the front. i.e. on the side of the manger. Since to switch from open position to closed position, the operating handle must be pushed upwards. the device can operate regardless of whether it is hung with the control bar to the front or to the rear.