Kettingaandrijving met nagenoeg constant draaimoment op
de gedreven as, voor een rijwiel of dergelijk voertuig.
De uitvinding heeft betrekking op een kettingaandrijving voor een rijwiel, bromfiets of dergelijk voertuig of eender op dezelfde wijze bewogen mechanisme. De uitvinding bestaat uit een aandrijvend kettingwiel, vast aangebracht op een door peddalkrukken aangedreven as, een gedreven kettingwiel, vast aangebracht op een aangedreven as of naaf, en een over deze kettingwielen lopende ketting.
Het doel van deze aandrijving is een zo constant mogelijk
<EMI ID=1.1>
Dit is volgens de uitvinding mogelijk wanneer beide kettingwielen cirkelvormige kettingwielen zijn, het aandrijvend kettingwiel concentrisch is aangebracht op de aandrijvende as en het
<EMI ID=2.1>
as of naaf, terwijl de diameter van het aandrijvende kettingwiel zich tot de diameter van het aangedrevene kettingwiel verhoudt als 2/1. Dit wil zeggen wanneer het aandrijvende kettingwiel
en dus ook de trapas voorzien van de krukken en de pedalen één omwenteling heeft gemaakt, het aangedrevene kettingwiel twee omwentelingen heef t gemaakt.
Bij een gegeven stand van het aangedrevene kettingwiel
ten opzichte van het aandrijvende kettingwiel en de stand der krukken is de momentarm van het aangedrevene kettingwiel gelijk aan de straal van dit kettingwiel vermeerderd met de excentriciteit (momentarm = r+e). De diameterverhouding 2/1 tussen het aandrijvend kettingwiel en het aangedrevene kettingwiel bewerkstelligt dat wanneer de pedaalkrukken vanuit de voorgenoemde gegeven stand 90[deg.] verder om hun as zijn gedraaid de momentarm van het aangedrevene kettingwiel ongeveer gelijk is aan de straal van dit kettingwiel verminderd met de excentriciteit e.
Gezien de voorgenoemde diameterverhouding van 2/1 der kettingtandwielen heeft de momentarm van het aangedrevene ketting-
<EMI ID=3.1>
van het aandrijvende kettingtandwiel.
De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan
de hand van een tekening waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de kettingaandrijving schematisch is weergegeven.
De weergegeven kettingaandrijving, bestemd voor een rijwiel, bromfiets of dergelijk voertuig, bestaat uit een aandrijvend kettingwiel 1 vast en concentrisch bevestigd op de trapas 2.
Op de gedreven as of naaf 3 is een kettingwiel 4 vast en excentrisch bevestigd. Beide wielen zijn cirkelvormig en aan de omtrek van een kettingwielvertanding voorzien. Het kettingwiel 4 is excentrisch
<EMI ID=4.1>
kettingwiel 4 zich op een afstand e van het hart van de as of naaf 3 bevindt.
Over beide kettingwielen 1 en 4 loopt een ketting 6.
<EMI ID=5.1>
vast bevestigd op de as 2.
De kracht 5 in het aandrijvende part van de ketting 6 is evenredig met P sin Y, wanneer P een verticale kracht is evenwijdig met de verticale hartlijn 12.
De kettingwielen worden zodanig in de ketting ingesteld
dat wanneer kracht 5 minimaal is tengevolge van de normaal uitgeoefende kracht op de trappers 9 en 10, de momentarm van kettingwiel 4 groot is (r+e) en dat wanneer de kracht S maximaal is de momentarm van het kettingwiel 4 klein is.
Doordat de verhouding van de diameters van de kettingwielen en dus ook de stralen ervan, namelijk R van kettingwiel 1 en r
van kettingwiel 4 gelijk is aan 2/1 ontstaat weer dezelfde stand van het kettingwiel 4 als in de tekening weergegeven telkens wanneer de krukken over 1800 van de aangeduide stand zijn verdraaid.
Uit het bovenstaande is duidelijk dat met de aandrijving
<EMI ID=6.1>
veel meer constant is dan wanneer, zoals bij de gebruikelijke rijwielen, het gedreven kettingwiel concentrisch op de as of naaf is bevestigd.
Tengevolge van de excentrische bevestiging van kettingwiel 4 varieert de hartafstand van de kettingwielen 1 en 4 en d aardoor de lengte van het teruggaande part van de ketting. Dit wordt opgevangen door dit part van de ketting te belasten met één of
<EMI ID=7.1>
bekend spansysteem.
De as of naaf 3 hoeft niet de aangedreven as of naaf
<EMI ID=8.1>
versnellende of vertragende overbrenging tussen as 3 en de as van het voertuig kan worden aangebracht.
Ook is het mogelijk naaf of as 3 deel te laten uitmaken van een op zichzelf bekende versnellingsnaaf of gangwissel.
Het is mogelijk het excentrisch gemonteerde kettingwiel 4 zodanig op as of naaf 3 te monteren, dat de excentriciteit instelbaar is.
<EMI ID=9.1>
gegeven momentarm van kettingwiel 4, kan worden gewijzigd door het kettingwiel 1 of het kettingwiel 4 of beide kettingwielen
<EMI ID=10.1>
Chain drive with almost constant torque
the driven axle, for a bicycle or similar vehicle.
The invention relates to a chain drive for a bicycle, moped or the like vehicle or any similarly moved mechanism. The invention consists of a driving sprocket wheel fixedly mounted on a shaft driven by pedal cranks, a driven sprocket wheel fixedly mounted on a driven shaft or hub, and a chain running over these sprockets.
The purpose of this drive is as constant as possible
<EMI ID = 1.1>
This is possible according to the invention when both sprockets are circular sprockets, the driving sprocket is arranged concentrically on the driving shaft and the
<EMI ID = 2.1>
shaft or hub, while the diameter of the driving sprocket wheel to the diameter of the driven sprocket wheel is 2/1. That is, when the driving sprocket wheel
and therefore also the crankshaft with the cranks and the pedals has made one revolution, the driven chain wheel has made two revolutions.
At a given position of the driven sprocket
relative to the driving sprocket and the position of the cranks, the torque arm of the driven sprocket is equal to the radius of this sprocket plus the eccentricity (torque arm = r + e). The diameter ratio 2/1 between the driving sprocket and the driven sprocket ensures that when the pedal cranks are rotated further about their axis from the aforementioned given position 90 [deg.], The moment arm of the driven sprocket is approximately equal to the radius of this sprocket. with the eccentricity e.
In view of the aforementioned diameter ratio of 2/1 of the chain sprockets, the torque arm of the driven chain
<EMI ID = 3.1>
of the driving chain sprocket.
The invention will be explained in more detail below
from a drawing in which an embodiment of the chain drive is schematically shown.
The shown chain drive, intended for a bicycle, moped or similar vehicle, consists of a driving chain wheel 1 fixed and concentrically mounted on the bottom bracket 2.
A chain wheel 4 is fixed and eccentrically mounted on the driven shaft or hub 3. Both wheels are circular and have sprockets on the circumference. The chain wheel 4 is eccentric
<EMI ID = 4.1>
sprocket wheel 4 is at a distance e from the center of the shaft or hub 3.
A chain 6 runs over both sprockets 1 and 4.
<EMI ID = 5.1>
fixed on the shaft 2.
The force 5 in the driving part of the chain 6 is proportional to P sin Y, when P is a vertical force parallel to the vertical centerline 12.
The sprockets are adjusted in the chain
that when force 5 is minimal due to the normally applied force on the pedals 9 and 10, the moment arm of sprocket 4 is large (r + e) and that when force S is maximum, the moment arm of sprocket 4 is small.
Because the ratio of the diameters of the sprockets and therefore also their radii, namely R of sprocket 1 and r
of sprocket wheel 4 equals 2/1, the same position of sprocket wheel 4 as shown in the drawing is obtained again when the cranks are rotated by 1800 from the indicated position.
From the above it is clear that with the drive
<EMI ID = 6.1>
much more constant than when, as with conventional bicycles, the driven sprocket is mounted concentrically on the axle or hub.
Due to the eccentric mounting of the sprocket 4, the center distance of the sprockets 1 and 4 and the length of the return part of the chain varies. This is compensated by loading this part of the chain with one or
<EMI ID = 7.1>
known tensioning system.
The shaft or hub 3 does not have the driven shaft or hub
<EMI ID = 8.1>
accelerating or decelerating transmission between axle 3 and the vehicle axle can be fitted.
It is also possible to have the hub or axle 3 form part of a per se known gear hub or gear change.
It is possible to mount the eccentrically mounted sprocket wheel 4 on shaft or hub 3 in such a way that the eccentricity is adjustable.
<EMI ID = 9.1>
given moment arm of sprocket 4, can be changed by sprocket 1 or sprocket 4 or both sprockets
<EMI ID = 10.1>