BE881146A

BE881146A - Inrichting voor het lossen van stortgoederen, meer speciaal poedervormig materiaal, enerzijds, en korrelvormig materiaal, anderzijds.

Info

Publication number: BE881146A
Application number: BE2/58333A
Authority: BE
Original assignee: Hool Nv
Priority date: 1980-01-15
Filing date: 1980-01-15
Publication date: 1980-07-15

Description


  "Inrichting voor het lossen van stortgoederen, meer speciaal poedervormig materiaal, enerzijds, en korrelvormig materiaal, anderzijds". 

  
Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het lossen van stortgoederen, meer speciaal een inrichting zoals deze kan voorzien worden onder silo's in het algemeen en meer

  
 <EMI ID=1.1> 

  
zoals dit algemeen het geval is.

  
Men weet dat bulktankwagens, hetzij achteraan, hetzij

  
over de ganse lengte, voorzien zijn van één of meer losinrichtingen die in het algemeen gevormd worden door een konisch uitsteeksel, waarbij deze konische uitsteeksels, hetzij een zogenaamde woelpot vormen, met andere woorden een inrichting die specifiek bedoeld is om er poedervormige materialen mede te lossen, hetzij een zogenaamde loskonus die specifiek bedoeld is om

  
er korrelvormig materiaal mee te lossen.

  
Men.heeft reeds getracht bulktankwagens uit te rusten om zowel poedervormige als korrelvormige materialen te kunnen lossen doch hierbij moet, wanneer andere materialen moeten kunnen gelost worden, voorafgaand de voornoemde woelpot volledig vervangen worden door een voornoemde loskonus of omgekeerd wat

  
niet enkel een kostelijke aangelegenheid is doordat voor ieder lospunt zowel een gewone loskonus als een voornoemde woelpot moet voorzien worden, doch tevens is het omschakelen van het

  
ene systeem naar het andere zeer omslachtig en tijdrovend.

  
De huidige uitvinding heeft dan ook betrekking op een losinrichting voor poedervormige materialen waarbij zonder moeilijkheden, doch.eenvoudig door het uitwisselen van een onderdeel, meer speciaal het zogenaamde woelvlak van de woelpot, op vlugge en eenvoudige wijze een losinrichting voor het behandelen van poedervormige materialen kan omgevormd worden tot een inrichting voor het lossen van korrelvormige materialen en omgekeerd.

  
Volgens de huidige uitvinding wordt de vorm van het woelvlak zodanig dat, na lossing, nagenoeg geen produktresten op

  
het woelvlak blijven liggen. 

  
Bijvoorkeur wordt het voornoemd woelvlak zodanig gekonstrueerd dat het in een normale woelpot (woelbodem) kan aangewend worden voor het lossen van poeder. Hierbij biedt het beschouwde woelvlak het voordeel dat gsen extra bevestigings- en ondersteuningsdelen voor het woelelement voorzien worden in de woelbodem daar het woelvlak, volgens de uitvinding, zelfdragend is.

  
Bijkomend nog heeft de uitvinding betrekking op een bijzondere konstruktie van het woelvlak, waarbij in de woelpot vensters

  
 <EMI ID=2.1> 

  
met kleine massafmetingen en waardoor.als hoofdzakelijke voordelen worden verkregen : een grote luchtdoorlaatbaarheid waardoor het ladingsverlies van de transportlucht over het woelelement. wordt beperkt; onmogelijkheid van doorsijpelen van fijne poe- . der, dichtkomen der mazen onmogelijk daar de vochtopening na-, genoeg nihil is; grote mechanische weerstand om te weerstaan aan de gewichtsbelasting van de lading tijdens het transport;  gemakkelijke reiniging; chemisch inert aan de vervoerde produkten. 

  
' Deze losinrichting bestaat volgens de huidige uitvinding hoofdzakelijk in de kombinatie van een loskonus met bovenaan een bevestigingsflens en onderaan een vertikaal buisgedeelte dat zelf uitgeeft in een met een persluchtleiding aansluitbaar koppelstuk; in de wand van de voornoemde loskonus een op een

  
 <EMI ID=3.1> 

  
in gesloten stand van. de klep, nagenoeg,gelijk ligt met

  
de binnenwand van de konus en waarbij de klepsteel van deze klep door middel van een geschikte veer steeds in gesloten toestand wordt gehouden; middelen die de aldus gevormde konus scharnierbaar verbinden met de tankwand, en middelen die verdeeld zijn

  
 <EMI ID=4.1> 

  
op de tankwand en die bedoeld zijn om de hiervoor genoemde 

  
 <EMI ID=5.1>   <EMI ID=6.1> 

  
een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven met verwijzing 

  
 <EMI ID=7.1>  <EMI ID=8.1>  volgens de uitvinding;  <EMI ID=9.1>  <EMI ID=10.1>  lijn III-III in figuur 2;  figuur 4 een doorsnede weergeeft van een voorkeurdragende <EMI ID=11.1> 

  
 <EMI ID=12.1> 

  
delen materialen, waarbij deze konus bij voorkeur in metaal wordt

  
 <EMI ID=13.1> 

  
 <EMI ID=14.1>   <EMI ID=15.1> 

  
 <EMI ID=16.1> 

  
 <EMI ID=17.1> 

  
 <EMI ID=18.1> 

  
tussenkomst van een U-vormige dichting 12 , op elkaar geplaatst om vervolgens verbonden te worden met de onderrand, in dit ge-.

  
 <EMI ID=19.1> 

  
 <EMI ID=20.1> 

  
 <EMI ID=21.1> 

  
 <EMI ID=22.1> 

  
 <EMI ID=23.1> 

  
 <EMI ID=24.1> 

  
 <EMI ID=25.1> 

  
 <EMI ID=26.1> 

  
Deze laatste is aan haar vrij uiteinde voorzien van een handgreep 22 om haar geschikt te kunnen verdraaien en is aan haar

  
 <EMI ID=27.1> 

  
dat geschikt kan samenwerken met een konische blinde boring 24

  
 <EMI ID=28.1>  teriaal totaal belet.

  
Zulk gedeelte 27 kan in om het even welk materiaal worden verwezenlijkt, zoals polyestervezel, geperforeerde plaat, met glasvezel versterkt polyesterhars met daarin geschikte doorganggen die op zichzelf of in kombinatie met een weefsel of gaas worden gebruikt, enz. Bi j voorkeur achter zal men het woelvlak

  
 <EMI ID=29.1> 

  
waarin openingen of vensters zijn aangebracht dié op geschikte wijze voorzien zijn van gaas in een onroestbaar materiaal, bijvoorbeeld roestvrije staaldraad, waarvan de mazen een doorgang hebben, bijvoorbeeld van de orde van 40 micron, ten einde het voornoemde effekt te verkrijgen dat lucht wel wordt doorgelaten doch poedervormig materiaal wordt tegengehouden.

  
 <EMI ID=30.1>  hankelijk zal zijn van het te behandelen poedervormig materiaal.

  
Teneinde het metaalgaas, dat slechts een geringe weerstand heeft tegen doorbuiging, te beschermen, zal men bijvoorkeur

  
 <EMI ID=31.1> 

  
 <EMI ID=32.1> 

  
 <EMI ID=33.1> 

  
 <EMI ID=34.1>  Alhoewel deze gazen op allerlei manieren kunnen aangebracht worden, bijvoorbeeld door kleven, worden zij in dit geval bevestigd

  
 <EMI ID=35.1> 

  
namelijk een binnekonus en een buitenkonus, die juist over elkaar passen en die, na tussenvoeging van de voornoemde maas werken 29 en 30 met.elkaar worden verbonden door lijmen. 

  
 <EMI ID=36.1> 

  
die samenwerkt met een zitting 32 voorzien in een lichaam 33

  
 <EMI ID=37.1> 

  
 <EMI ID=38.1> 

  
 <EMI ID=39.1> 

  
 <EMI ID=40.1> 

  
zij, in gesloten stand, nagenoeg geen uitsteeksel vormt op de

  
 <EMI ID=41.1> 

  
 <EMI ID=42.1> 

  
 <EMI ID=43.1> 

  
van een scharnier die bijvoorkeur zodanig gevormd wordt dat

  
er een relatieve verplaatsing mogelijk blijft, tussen de inrichting 1 volgens de uitvinding en de tankwand 14, waartoe deze. scharnier hoofdzakelijk gevormd wordt door een eerste deel 37

  
 <EMI ID=44.1> 

  
deel 38 dat vast bevestigd is op de buitenwand van de tank 14 en

  
 <EMI ID=45.1> 

  
 <EMI ID=46.1> 

  
 <EMI ID=47.1> 

  
 <EMI ID=48.1> 

  
 <EMI ID=49.1> 

  
 <EMI ID=50.1> 

  
 <EMI ID=51.1>

Claims

Inderdaad zal men, doorheen het aansluitstuk 5, druklucht sturen waardoor het materiaal dat zich in de tank 14 bevindt <EMI ID=52.1>

poedervormig materiaal dat zich op de konus 7 bevindt wordt losgewoeld door middel van perslucht die via klep 31 verdeeld wordt in de ruimte tussen de konussen 2 en 7 en die doo rheen de gedeelten 27 dringt tot in het element 6 om aldaar het poeder los te woelen en het de gelegenheid te geven meegevoerd te worden

<EMI ID=53.1>

Wanneer men poedervormige materialen moet verhandelen zal men eenvoudig de grendels 16 losmaken en de konus of woelvlak 6

<EMI ID=54.1>

is bevestigd door middel van de grendel 16, een loskonus wordt verkregen voor korrelvormig materiaal. In dit geval blijft de

<EMI ID=55.1>

het korrelvormig materiaal er kan over passeren en omlaag glijden om door de persluchtstroom in het stuk 5, meegevoerd te wor-

<EMI ID=56.1>

bij natuurlijk verwijderd en op het lichaam 33 van de klep kan eventueel een stop aangebracht worden zoals schematisch aangeduid door 42.

Het is duidelijk dat op deze wijze een losinrichting wordt verkregen die op ieder willekeurig ogenblik op zeer eenvoudige wijze kan omgevormd worden om hetzij poedervormige materialen

te verhandelen, hetzij korrelvormige materialen.

EISEN

l.- Inrichting voor het lossen van stortgoederen, meer speciaal poedervormige materialen, enerzijds, en korrelvormige materialen, anderzijds, met het kenmerk dat zij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een loskonus met bovenaan een bevestigingsflens en onderaan een vertikaal buisgedeelte dat zelf uitgeeft in een met een persluchtleiding aansluitbaar koppelstuk; in de wand van de voornoemde loskonus een op een persluchtleiding aansluitbare klep waarvan het bovenvlak, in gesloten stand van

de klep, nagenoeg gelijk ligt met de binnenwand van.de konus en waarbij de klepsteel van deze klep door middel van een geschikte veer steeds in gesloten toestand wordt gehouden; middelen die de aldus gevormde konus scharnierbaar verbinden met de tankwand;

en middelen, die verdeeld zijn over de omtrek van de aansluitflens voor de voornoemde konus op de tankwand en die bedoeld zijn om

de hiervoor genoemde konus stevig te bevestigen met de voornoemde aansluitflens, respektievelijk met de voornoemde tankwand.
2.- Inrichting voor het lossen van stortgoederen, meer speciaal poedervormige materialen, enerzijds, en korrelvormige materialen, anderzijds, met het kenmerk dat zij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een loskonus met bovenaan een bevestigingsflens en onderaan een vertikaal buisgedeelte dat zelf uitgeeft in een met een persluchtleiding aansluitbaar koppelstuk; in de wand van de voornoemde loskonus een op een persluchtleiding aansluitbare klep waarvan het bovenvlak, in gesloten stand van

dé klep, nagenoeg gelijk ligt met de binnenwand van de konus en

<EMI ID=57.1>

veer steeds in gesloten toestand wordt gehouden; middelen die de aldus gevormde konus scharnierbaar verbinden met de tankwand;

een tweede konisch wegneembaar element met aan de omtrek een bevestigingsflens en onderaan een buisvormig gedeelte dat luchtdicht kan aangebracht worden in het vertikaal buisvormig gedeelte onderaan aan de voornoemde loskonus, waarbij dit tweede konisch element voorzien is van voor lucht doorlaatbare en voor poeder niet doorlaatbare gedeelten en bovenaan een bevestigingsflens vertoont en onderaan een buisvormig uiteinde; en middelen die verdeeld zijn over de omtrek van de aansluitflens voor de voornoen de konus op de tankwand en die bedoeld zijn om de hiervoor ge-noemde konus stevig te bevestigen met de voornoemde aansluitflens respektievelijk met de voornoemde tankwand.
3.- Inrichting volgens eis 1 of 2, met het kenmerk dat de klep in de zogenaamde loskonus voorzien is.van een lichaam waarop een persluchtleiding kan aangesloten worden.
4.- Inrichting volgens eis 2, met het kenmerk dat de voornoemde tweede konus in met glasvezels versterkte kunststof, bijvoorbeeld polyesterhars is uitgevoerd, waarbij de voornoemde gedeelten gevormd worden door doorgangen die afgedicht zijn door een weefsel of gaas.
5.- Inrichting volgens eis 4, met het kenmerk dat het voornoemd weefsel of gaas gevormd wordt door een metaalgaas.
6.- Inrichting volgens eis 4 of 5, met het kenmerk dat onder het voornoemd weefsel of gaas een steun is voorzien in de vorm van een geperforeerde plaat die bijvoorbeeld in met glasvezels versterkte kunststof, bijvoorbeeld polyesterhars, is uitgevoerd.
7.- Inrichting volgens eis 4 of 5, met het kenmerk dat

onder het voornoemd weefsel of gaas een steun is voorzien in de. vorm van de tweede konische zeef die voorzien is van plaatselijke perforaties.
8.- Inrichting volgens eis 4 of 5, met het kenmerk dat

onder het voornoemd weefsel of gaas een steun is voorzien in

de vorm van een tweede gaas met groter mazen.
9.- Inrichting volgens eis 4, met het kenmerk dat de

mazen van het voornoemd weefsel zodanige afmetingen vertonen

dat zij de doorgang van lucht nagenoeg niet hinderen terwijl

de doorgang van poeder totaal wordt verhinderd.
10.- Inrichting volgens eis 9, met het kenmerk dat de mazen een grootte vertonen die in overeenstemming is met de korrelgrootte van het te lossen poeder.
11.- Inrichting volgens eis 10, met het kenmerk dat de mazen een grootte vertonen van 40 micron.
12.- Inrichting volgens eis 8, met het kenmerk dat de

mazen van het tweede weefsel of gaas een grootte vertonen van de orde van 3 mm.
13.- Inrichting volgens één der voorgaande eisen, met het kenmerk dat het woelvlak gevormd wordt uit twee in elkaar passende konussen met vensters waartussen een voornoemde laag metaal-

<EMI ID=58.1>
14.- Inrichting volgens één der eisen 1 tot 12, met het kenmerk dat het woelvlak gevormd wordt uit twee in elkaar passende konussen met vensters waartussen een voornoemde laag polyesterweefsel is aangebracht.
15.- Inrichting volgens één der eisen 1 tot 12, met het kenmerk dat het woelvlak gevormd wordt uit twee in elkaar passende konussen met vensters waartussen een geperforeerde plaat is aangebracht.
16.- Inrichting volgens één der eisen 1 tot 12, met het kenmerk dat het woelvlak gevormd wordt uit twee in elkaar passende konussen.met vensters waartussen een voornoemde laag metaalgaas'met zeer kleine mazen in konusvorm is aangebracht en een voornoemde laag metaalgaas met grote mazen in konusvorm is aangebracht.
17.- Inrichting volgens één der voorgaande eisen, met het kenmerk dat op de buitenwand van het buisvormig uiteinde van

de woelkonus een afsluitrand vertoont die juist past in het vertikaal buisgedeelte van de loskonus.
18.- Inrichting volgens één der voorgaande eisen, met het kenmerk dat op de buitenwand van het vertikaal buisgedeelte van de woelkonus een steunring is voorzien waarmede deze laatste rust op de loskonus.
19.- Inrichting volgens één der voorgaande eisen, met het kenmerk dat het ondervlak van de op de tankwand bevestigde aansluitflens voor de inrichting volgens de uitvinding voorzien is van een afdichtingsring.
20.- Inrichting volgens eis 19, met het kenmerk dat de voornoemde afdichtingsring is aangebracht in.een cirkelvormige groef die in dwarse doorsnede een trapeziumvorm vertoont.
21.- Inrichting volgens eis 2, met het kenmerk dat de aansluitflens van de voornoemde tweede konus aan beide zijden voorzien is van een dichtingsring:
22.- Inrichting volgens eis 21, met het kenmerk dat de voornoemde dichtingsringen met elkaar verbonden zijn door een aan de buitenrand van de voornoemde verbindingsflens gelegen

<EMI ID=59.1>

ting te verkrijgen.

<EMI ID=60.1>

kenmerk dat de middelen die zorgen voor de verbinding tussen de buitenste loskonus, eventueel met tussenvoeging van de binnenste woelkonus tegen de aansluitflens van de tank gevormd worden door

<EMI ID=61.1>

aan een schroefdraadstang vertonen waarmede een schroefdraadspil

<EMI ID=62.1>

en die aan het binnenuiteinde een bijvoorkeur spits uiteinde

<EMI ID=63.1>

van de loskonus..

<EMI ID=64.1>

kenmerk dat boven iedere grendel een magneet is opgesteld.

<EMI ID=65.1>

<EMI ID=66.1>

teriaal, anderzijds, hoofdzakelijk zoals voorafgaand beschreven en weergegeven in de bijgaande tekeningen. <EMI ID=67.1>