BE854970A

BE854970A - Inrichting voor het bevestigen van ten minste een plaat in een elektrolytbad en voor het toevoeren van stroom aan deze plaat

Info

Publication number: BE854970A
Application number: BE177846A
Authority: BE
Original assignee: Mellaert Jozef Karel Ernest He; Mellaert Lucasjozef Paul Van
Priority date: 1977-05-24
Filing date: 1977-05-24
Publication date: 1977-09-16

Description

"Inrichting voor het bevestigen van ten minste een plaat in een elektrolytbad en voor het toevoeren van stroom aan deze plaat".

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bevestigen van ten minste een plaat in een elektrolytbad en voor het toevoeren van stroom aan deze plaat welke
-.nrichting ten minste een elektrisch geïsoleerde lat bevat waarin ten minste een elektrische geleider ingewerkt is, wel-ke geleider met een stroombron in verbinding kan gesteld worden, en middelen om het elektrische contact tussen de geleider en de plaat te verwezenlijken.

Dergelijke inrichtingen worden onder meer gebruikt bij het vervaardigen van zogenoemde gedrukte schakelingen. Men brengt hierbij een plaat van elektrisch iso- lerend materiaal die reeds een zekere bekleding van metaal bezit, in een elektrolytbad en door het toevoegen van stroom aan deze bekleding laat men metaal op de volledige bekleding of volgens een bepaald patroon door het gedeeltelijk afdekken van deze bekleding op een gedeelte ervan neerslaan.

meer dergelijke geïsoleerde latten met een ingewerkte geleider nagenoeg vertikaal vastgemaakt aan eer kathodebaar zb dat ze in het elektrolytbad dompelen. In het bad zelf zijn op deze lat klemmen vastgemaakt die ook, bijvoorbeeld door middel

geleidende kern van deze klemmen staat in verbinding met de

en slijtage wordt de isolatie var de klemmen vrij snel beschadigd. Van zodra de isolatie verwijderd is vindt er zich ook een neerslag plaats op de k:.emmen zelf wat dus een verlies aan materiaal betekent.

zal plaatsvinden.

Bij andere inrichtingen zijn de klemmen gevormd <EMI ID=9.1>

met de geleider van de lat. Ook bij deze inrichtingen

heeft men dezelfde nadelen als bij de hiervoor genoemde.

Bij nog andere inrichtingen bezitten de klemmen geen rchroef maar bezit de inrichting twee latten die vertikaal in het bad ondergedompeld worden, op hun naar elkaar gekeerde zijden van contactveren met een groef voorzien zijn tussen welke veren de plaat met haar opstaande randen geklemd wordt. Niet alleen krijgt men ook een zekere neerslag op de veren maar doordat de contactveren tegen twee tegenover el&#65533; kaar liggende randen van de plaat komen moeten bij andere afmetingen van de plaat deze veren en dus ook de latten met de geleider verplaatst worden.

Om nu het probleem op te lossen van het neerslaan van metaal op de klemmen heeft men er reeds aan gedacht de klemmen niet ir. het elektrolytbad onder te dompelen maar ze boven het elektrolytbad te houden. Bij deze oplossing heeft men dus wel geen last van neerslaan van meta&#65533;' op de klemmen maar een gedeelte van de platen moet boven het elektrolytbad uitsteken en wordt dus niet nuttig gebruikt.

De uitvinding heeft tot doel al deze nadelen te verhelpen en een inrichting te verschaffen voor het bevestigen van ten minste één plaat in een elektrolytbad en voor het toevoeren van stroom aan deze plaat, waarbij de plaat toch volledig in het elektrolytbad kan ondergedompeld worden maar waarbij niet alleen het bevestigen van de plaat vrij snel kan gebeuren maar daarenboven het neerslaan van metaal op de inrichting praktisch uitgesloten is en het beschadigen van deze inrichting door het reinigen of door het bevestigen van de plaat zo goed als uitgesloten is.

...........

Tot dit doel bevat de inrichting ten minste twee

tussen de plaat met haar vlakke zijden naar de latten gericht dient geplaatst te worden, van welke latten er ten minste

bron in verbinding kan gesteld worden en bevat de inrichting middelen om de twee latten naar elkaar toe te duwen, welke

terwijl de middelen om het elektrische contact tussen de geleider en de plaat te verwezenlijken uitsteeksels zijn die op de naar de andere lat gekeerde zijde van de eerstgenoemde lat met de elektrische geleider staan, met de geleider in contact zijn en dwars door de isolatie van deze lat lopen,

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvin-

van isolerend materiaal waarin ten minste.één geleider verwerkt is en waarvan het isolerend materiaal op zichzelf vol-

lat een plaat te kunnen vastklemmen.. -

zijh de middelen om de latten naar elkaar te duwen bouten en moeren.

In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvin.'&#65533;'ft ding zijn de twee latten van ten minste een geleider voorzien.

in een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvin-

<EMI ID=18.1> den van de lat uitstrekkende platen kunnen geklemd worden.

Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een inrichting voor het bevestigen van ten minste een plaat in een elektrolytbad en voor het toevoeren van stroom aan deze plaat, volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoeg-

Figuur 1 stelt een dwarse doorsnede voor van een elektrolytbad waarin twee inrichtingen volgens de uitvinding gemonteerd zijn. Figuur 2 stelt een doorsnede voor volgens de lijn II-II uit figuur 1 maar op groter schaal getekend, waarbij platen geklemd in de inrichting voorgesteld zijn. Figuur 3 stelt een doorsnede voor volgens de lijn III-III uit figuur 1 op dezelfde schaal als figuur 2 getekend en eveneens met platen in de inrichting.

In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.

zijn gemonteerd in een bad 1 gevuld met een elektrolyt 2. Het niveau van een elektrolyt is met het verwijzingscijfer 3 aangeduid. De inrichtingen zijn voBedig in het elektrolyt 2 ondergedompeld.

Elk van de inrichtingen bevat drie paren, met

<EMI ID=24.1> bonden door verbindingslatten 6 tot een kaderwerk. Hierbij lopen de klemlatten 4 en bijgevolg ook de klemlatten 5, evenwijdig aan elkaar en loodrecht op de verbindingslaLten

6. Een aldus uit de latten 4, 5 en 6 gevormdjkaderwerk kan zowel met zijn klemlatten 4 en 5 vertikaal als met deze klemlatten 4 en 5 horizontaal in het bad 1 geplaatst worden.

Bij het kaderwerk in figuur 1 links voorgesteld zijn de latten 4 en 5 horizontaal terwijl bij het in de figuur 1 rechts gelegen kaderwerk de latten 4 en 5 vertikaal lopen.

De latten 4 en 5 van elk paar zijn met elkaar verbonden door middel van bouten 7 en erop geschroefde moeren

8. Met deze bouten 7 en moeren 8 kunnen de latten 4 en 5 van elk paar ook naar elkaar geduwd worden zodat een elektrolytisch te bekleden plaat 9 tussen deze latten kan geklemd worden.

De verbindingslatten 6 zijn volledig van kunststof vervaardigd. De latten 4 en 5 van elk paar zijn ook

of meer ingewerkte metalen geleiders 10. De kunststof is geen gewone bekleding van de geleiders want zonder de gsleiders 10 zouden de latten 4 en 5 op zichzelf voldoende stevigheid bezitten om de plaat 9 te kunnen vastklemmen.

De latten 4 en 5 van de twee uiterste paren van elk kaderwerk 4, 5, 6 bezitten elk slechts een geleider 10. Deze geleider 10 is gevormd door een lat die zich over nagenoeg gans de lengte van de lat 4 of 5 uitstrekt maar uiteraard een breedte en dikte bezit die kleiner is dan de breedte en dikte van de eigenlijke lat 4 of 5. Deze lat 10 is dichter gelegen bij de naar het middelste paar latten 4

groef 11 die op de laatstgenoemde rand uitgeeft. De breedte van de geleider 10 is kleiner dan de diepte van de groef.

De geleider 10 zit maximaal in de groef 11 geschoven en de rest van de groef is met een strook 12 van plastisch elektrisch isolerend materiaal afgedicht. De verschillende bouten 7 steken door openingen 13 in de latten 4 en 5 van deze uiterste paren, welke opening en 13 volledig naast de geleiders 10 gelegen zijn. Deze bouten 10 kunnen dus van metaal vervaardigd zijn aangezien ze niet met enige geleider 10 in aanraking komen. De geleiders 10 van de twee latten 4 en 5 van elk van de uiterste paren zijn nog langs een eenvoudigheidshalve niet in de figuren voorgestelde, eveneens van isolatie voorziene geleider in verbinding gesteld met een stroombron.

Op elk van de latten 4 en 5 van elk van de laatstgenoemde, uiterste paren latten, staan nog een aantal metalen

van de overeenstemmende lat; bijvoorbeeld doordat ze in de gelei-

omringt en steken een heel weirig buiten de lat uit,aan de naar de andere lat gekeerde zijde van het paar.De pennetjes 14 op de twee latten 4 en 5 van een paar zijn juist tegenover elkaar geégen.

De latten 4 en 5 van het middelste paar van elk kaderwerk 4, 5, 6 bevatten elk twee geleiders 10. Deze geleiders 10 zijn op dezelfde manier als bij de hiervoor beschreven latten 4 en 5 in een groef 11 in deze latten ingewerkt en zijn van vorm identiek. Een lat 4 en 5 van het middelste paar bevat nabij elk van zijn langse randen dus een, volledig in de lat ingewerkte en volledig geïsoleerde latvor- <EMI ID=30.1>

van het middelste paar zijn samen of afzonderlijk langs een , eenvoudigheidshalve niet in de figuren voorgestelde eveneens volledig elektrisch geïsoleerde geleider in verbinding ge-steld met een stroombron. De bouten 7 steken door openingen

juist tussen de twee geleiders 10 en elke lat 4 en 5 gelegen zijn. Ook deze latten 4 en 5 zijn op hun naar elkaar gekeer-

staat in verbinding met elk van de geleiders 10 en steken heel weinig buiten de kunststof van de lat uit. Tegenover elk pennetje 14 dat op de lat 4 staat bevindt zich ook een pennetje 14 dat op de lat 5 staat.

Tussen het middelste paar en elk van de uiterste paren kunnen een aantal elektrolytisch te behandelen platen

9 geklemd worden. Het aantal hangt af van de lengte van de latten 4 en 5 en van de afmetingen van de plaat. In de figuren 2 en 3 zijn slechts twee platen 9, namelijk een plaat tussen het middelste paar latten 4 en 5 en respectievelijk elk buiten-

dus met de ene rand geklemd tu[pound]3en de twee latten 4 en 5 van een buitenste paar en met haar tegenover liggende rand geklemd tussen de het dichtst bij het laatstgenoemde paar gelegen gedeelte van het middelste paar latten 4 en 5. Men zorgt ervoor dat deze platen 9 niet in contact komen met de bouten 7. Wanneer men de moeren 8 op deze bouten 7 aanspant, worden de latten 4 en 5 tegen elkaar gedrukt waarbij dus éen rand van plaat 9 tussen hen, en meer bijzonder tussen hun pennetjes 14, geklemd worden. De plaat 9 is aldus op een snelle en zekere manier vastgehouden maar daárenboven staat : : ......

komt, langs deze pennetjes 14 in verbinding met de geleider
10 waarop zij aansluiten. Aangezien de twee latten 4 en 5 van elk paar afzonderlijk met de stroombron in verbinding staan, krijgen de twee vlakke zijden van de plaat ook afzonderlijk stroom. Door het regelen van de stroom kan het aldus mogelijk worden de ene zijde van de plaat 9 sneller te bekleden dan de andere of bijgevolg, voor een bepaalde aanwezig-

laag te bekomen op de ene zijde van de plaat 9 dan op de andere. De stroomverdeling is uitstekend zodat de elektrolytische laag op elke zijde van de plaat vrij homogeen is. Met uitzondering van de minieme buiten de kunststof uitstekende uiteinden van de pennetjes 14 komt geen enkel onder stroom staand metalen gedeelte van de inrichting in contact met het elektrolyt zodat het aanslaan uitgesloten is. Eventuele aanslag op de pennetjes 14 kan nog gemakkelijk verwijderd worden. Bij deze verwijdering is er weinig kans van beschadigen van de latten 4 en 5 en zelfs mocht een dergelijke beschadi-

in deze latten hierbij bloot komt. De inrichting bevat geen klemmen waarvan de isolatie kan afslijten.De latten worden tegen elkaar geduwd door bouten die,doordat ze niet in contact zijn noch met de platen, noch met een ander onder stroom zijnd gedeelte zelfs van metaal kunnen vervaardigd worden zonder dat er metaal uit het elektrolytbad zal op neergezet worden.

De hiervoor beschreven inrichtingen zijn bijzonder bedoeld voor de gevallen waarin een plaat 9 in het elektrolytbad 1 niet alleen moet vastgehouden worden maar daarénboven nog van stroom moet voorzien worden. Het is evenwel <EMI ID=37.1>

evident dat dezelfde inrichtingen ook kunnen gebruikt worden wanneer geen stroom moet toegevoerd worden aan de plaat zodat in een cyclus waarbij bijvoorbeeld isolerende platen eerst chemisch, dus zonder stroomtoevoer, met metaal moeten bekleed worden en in verdere stap pas onder toevoeren van stroom moeten bekleed worden dezelfde inrichtingen voor beide bewerkingsfasen kunnen gebruikt worden.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam van de octrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.

In het bijzonder moet de inrichting niet meerdere paren samenwerkende latten bevatten die tot een kader verbonden zijn. De inrichting kan uitsluitend uit een paar dergelijke latten bestaan.

De twee latten van elk paar moeten ook niet noodzakelijkerwijze elk van een geleider voorzien zijn. Indien bijvoorbeeld slechts de plaat aan een zijde elektrolytisch moet bekleed worden, dan volstaat het dat de lat aan deze zij-

metalen bekleding indien de plaat uit een isolerend blad en een geleidende bekleding ervan bestaat.

De middelen om de latten naar elkaar te duwen moeten niet noodzakelijk gevormd zijn door bouten en moeren. Het speelt geen rol op welke manier deze latten tegen elkaar geduwd worden, aangezien er toch geen enkel probleem bestaat van eventuele neerslag van metaal op deze middelen die toch &#65533; &#65533; "o" &#65533; &#65533;&#65533; " &#65533;&#65533;

niet in contact zijn met enig onder stroom zijnd gedeelte.

In het geval dat de bevestigingsir.richting meerdere paren latten bevat zoals beschreven is het niet nood-

latten elk twee geleiders bevatten. Deze latten kunnen bijvoorbeeld slechts één geleider bevatten waarop twee reeksen pennen aansluiten.

staan moeten ook niet noodzakelijk juist tegenover elkaar gelegen zijn. Deze pennen kunnen bijvoorbeeld geschranst zijn.

De uitsteeksels die op de latten staan moeten trouwens niet noodzakelijk pennen zijn. Het zouden bijvoorbeeld ook langwerpige ribbetjes kunnen zijn.

De verbindingslatten van de kaderwerken moeten niet noodzakelijk volledig van kunststof vervaardigd zijn.

Ze kunnen ook een ingewerkte geleider bevatten die rechtstreeks metde geleiders van al de ermee verbonden latten in verbinding staat, welke laatstgenoemde geleiders langs de geleider van de verbindingslat en eventueel een ermee verbonden

Claims

CONCLUSIES.

l. Inrichting voor het bevestigen van ten minste een plaat in een elektrolytbad en voor het toevoeren van stroom aan deze plaat welke inrichting ten minste éen elek- <EMI ID=43.1>

geleider ingewerkt is, welke geleider met een stroombron in verbinding kan gesteld worden, en middelen om het elektrische contact tussen de geleider en de plaat te verwezenlijken, m e t h e t kenmerk dat de inrichting ten minste twee elektrisch geïsoleerde latten bevat die langs elkaar lopen en waartussen de plaat met haar vlakke zijden naar de latten ge- <EMI ID=44.1>

<EMI ID=45.1>

stroombron in verbinding kan gesteld worden en de inrichting

<EMI ID=46.1>

welke middelen volledig van de geleider elektrisch geisoleerd zijn, terwijl de middelen om het elektrisch contact tussen de geleider en de plaat te verwezenlijken uitsteeksels zijn die

<EMI ID=47.1>

lat met de elektrische geleider staan, met de geleider in contact zijn en dwars door de isolatie van deze lat lopen, welke uitsteeksels, bij het klemmen van de plaat tussen de twee latten, tegen de plaat komen.

2. Inrichting volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat de lat voorzien van ten minste een geleider een lat is van isolerend materiaal waarin ten minste één geleider verwerkt is en waarvan het isolerend materiaal op zichzelf voldoende mechanische stevigheid bezit om samen

<EMI ID=48.1>

3. Inrichting volgens een van de vorige conclu-

<EMI ID=49.1>

minste één geleider van een op zijn zijrand uitgevende gleuf voorzien is, de geleider een metalen lat is welke in deze gleuf steekt en waarvan de breedte evenwel kleiner is dan de

<EMI ID=50.1>

bevat die de gleuf waarin de lat steekt, hermetisch afsluit.

<EMI ID=51.1>

sies, m e t h e t k e n m e r k dat de middelen om de latten naar elkaar te duwen bouten en moeren zijn.

5. Inrichting volgens vorige conclusie, m e t h e t kenme r k dat de bouten door gedeelten van de <EMI ID=52.1>

<EMI ID=53.1>

<EMI ID=54.1>

7. Inrichting volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat de uitsteeksels van de latten juist tegenover elkaar gelegen zijn.

8. Inrichting volgens een van de vorige conclusies, m e t h e t k e n m e r k dat de lat, voorzien van

<EMI ID=55.1>

zich in haar langsrichting uitstrekken zodat wanneer de latten naar elkaar geduwd worden tussen de twee latten de randen van ten minste twee zich aan weerszijden van de lat uitstrekkende platen kunnen geklemd worden.

9. Inrichting volgens conclusies 5 en 8, m e t h e t k e n m e r k dat de bouten door de lat steken juist tussen de twee geleiders.

10. Inrichting volgens een van de vorige conclusies m e t h e t k e n m e r k dat de uitsteeksels van de lat voorzien van een geleider, pennetjes zijn.

11. Inrichting volgens een van de vorige conclu-

<EMI ID=56.1>

<EMI ID=57.1>

<EMI ID=58.1>

der voorzien is, naar elkaar te duwen, waarbij ten minste de latten van al de paren die aan een zelfde zijde gelegen zijn met elkaar verbonden zijn tot een kader.

12. Inrichting voor het bevestigen van ten minate

<EMI ID=59.1>

<EMI ID=60.1>

toegevoegde tekeningen voorgesteld.