"Hijsinrichting" 1
Deze uitvinding heeft betrekking op een hijsinrichting van het type dat meer speciaal bestemd is om lasten vertikaal te verplaatsen en dat bestaat uit een huis of raam met o.a. een draaibaar daarin aangebrachte aandrijfschijf voor een kabel of dergelijke waarbij middelen zijn voorzien om
een goede sliploze samenwerking te verkrijgen van de voornoemde aandrijfschijf en kabel.
<EMI ID=1.1>
de kabel verschillende malen omheen de aandrijfschijf doch hieraan zijn grote, algemeen bekende, nadelen verbonden zoals de moeilijkheid om de kabel op de juiste plaats te houden, de slijtage hierdoor teweeggebracht en de relatief ingewikkelde konstruktie van zulke inrichting.
Men heeft reeds voorgesteld, ten einde zulke hijsinrichtingen merkelijk te vereenvoudigen, de voornoemde kabel slechts éénmaal rond de voornoemde aandrijfschijf aan te brengen, waarbij middelen worden voorzien die deze kabel aandrukken tegen deze aandrijfschijf, respektievelijk in een
<EMI ID=2.1>
aldus de wrijving tussen de kabel en de schijf te vergroten.
Alhoewel zulke hijsinrichting zeer doeltreffend
werkt en de slijtage van de kabel miniem is blijft zij echter relatief ingewikkeld van konstruktie.
De huidige uitvinding heeft verbeteringen aan hijsinrichtingen als voorwerp die zodanig zijn dat deze inrichtingen uitermate eenvoudig zijn van konstruktie; een maximale samenwerking verzekeren tussen aandrijfschijf en kabel en de slijtage op de kabel totaal uitsluiten.
Deze hijsinrichting wordt hiertoe in hoofdzaak gevormd door een huis waaraan de last is opgehangen en in dit huis een aandrijfschijf voor de kabel die aan een vast punt
is opgehangen, waarbij deze aandrijfschijf voorzien is van <EMI ID=3.1>
middelen die de kabel stevig in de schijf vastdrukken en middelen die ter plaatse van de intrede en de uittrede van de
<EMI ID=4.1>
bewegen.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een inrichting volgens de uitvinding met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin :
figuur 1 een schematisch vooraanzicht weergeeft van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een doorsnede is volgens lijn II-II in figuur 1; <EMI ID=5.1> in figuur 2 door F3 is aangeduid; figuren 4 en 5 zichten zijn gelijkaardig aan dit van figuur 3, doch voor uitvoeringsvarianten; figuren 6, 7 en 8 zichten zijn gelijkaardig aan dit van figuur 3 doch voor uitvoeringsvarianten; figuur 9 een schematische zijaanzicht weergeeft van figuur 8; figuur 10 een zicht is gelijkaardig aan dit van figuur 1 doch voor een uitvoeringsvariante;
figuren 11, 12 en 13 doorsneden weergeven respektievelijk volgens de lijnen XI-XI, XII-XII en XIII-XIII in figuur
10; <EMI ID=6.1>
In de figuren 1 en 2 wordt de hijsinrichting volgens de uitvinding hoofdzakelijk gevormd door een huis 1 dat schematisch is weergegeven. In dit huis zijn de verschillende assen gelagerd die door geschikte niet-getoonde op het huis 1 bevestigde middelen, zoals bijvoorbeeld een motor, worden aangedreven.
Het eigenlijk hijsmekanisme bestaat uit een aandrijfschijf 2 met V-vormige groef die op zichzelf gevormd wordt
<EMI ID=7.1>
het element 4 verbonden is met element 3 door middel van schroefbouten 6. Deze laatste werken ieder samen met een schroef-
<EMI ID=8.1>
voornoemd element 4 is tenslotte een terugroepmiddel 10 aangebracht dat in dit geval gevormd wordt door zogenaamde schotelveren.
Het is duidelijk dat de afstand tussen de elementen
<EMI ID=9.1>
op de binnenzijde en over de ganse omtrek voorzien van een afgeschuind vlak, respektievelijk 11 en 12,waarmede de kabel
13 kan samenwerken.
De hijsinrichting wordt verder vervolledigd door twee
<EMI ID=10.1>
as, respektievelijk 16-17 die eveneens in het huis 1 is gelagerd waarbij deze wieltjes schuine zijden vertonen, respektievelijk
18-19 waarvan de hoek overeenstemt met de hoek a van de schuine vlakken 11 en 12. Tenslotte is in de omtreksrand van ieder
<EMI ID=11.1>
bracht waarvan de diameter overeenstemt met de diameter van de kabel 13.
Voor het aandrijven van de kabel 13 zal bij voorkeur
<EMI ID=12.1>
één of de beide wieltjes 1�-15. aan te drijven door middel van hun respektievelijke assen 16-17.
Het gebruik en de werking van een hijsinrichting zoals beschreven is zeer eenvcudig.
Inderdaad volstaat het de schroeven 6 in te schroeven in verhouding van de diameter van de kabel 13 en deze laatste aan te brengen tussen de vlakken 11 en 12 van de aandrijfschijf en onder de wieltjes 14 en 15 zoals weergegeven in de figuren.
<EMI ID=13.1>
wordt gehouden van de aandrijf schijf, waarbij tot dit doel de vlakken 18 en 19 van de wieltjes 14 en 15 er zorg voor drag
<EMI ID=14.1>
enigszins uit elkaar worden geduwd, wat mogelijk is door de aanwezigheid van de voornoemde veren 10.
<EMI ID=15.1>
Men verkrijgt hierdoor dat op deze plaats A een relatief grote druk wordt uitgeoefend zodanig dat de kabel stevig wordt vastgeklemd tussen de voornoemde elementen 3
<EMI ID=16.1>
de uitvinding de kabel op drie plaatsen in aanraking komt me
I
de aandrukschijf, namelijk op de vlakken 11-12 en op de bodem van de gevormde groef, zodat een merkelijk grote wrijving tussen kabel en schijf wordt verkregen.
Door gebruik te maken van zulke tweedelige schijf verkrijgt men eveneens een wrijvingsoverbrenging zonder vervorming van de kabel daar de veren 10 dit verhinderen.
<EMI ID=17.1>
3 en 4 van de schijf 2 gebroken zijn uitgevoerd, met andere woorden in deze uitvoering worden deze vlakken gevormd door schuine delen, respektievelijk 21-22 en rechte delen, respek-
<EMI ID=18.1>
De werking van zulke inrichting blijft dezelfde als hiervoor beschreven doch men verkrijgt bijkomend dat in dit geval de kabel 13 steeds gevat wordt tussen twee rechte
<EMI ID=19.1>
naar buiten te schuiven wordt verhinderd.
In de uitvoeringsvorm volgens figuur 5 wordt deze neiging tot uitschuiven van de kabel 13 nog meer verhinderd, door de vlakken 23 en 24 schuin naar binnen te richten volge
<EMI ID=20.1>
naar binnen wordt getrokken, waardoor de aandrij ving maxima is.
In de figuren 6, 7 en 8 zijn als voorbeeld nog en varianten weergegeven voor wat betreft de middelen voor het
<EMI ID=21.1> figuren 8 en 9 door een schijf of wiel 28 dat bevestigd is <EMI ID=22.1>
rollen of dergelijke 30.
In de figuren 10 tot 13 wordt tenslotte nog een uitvoeringsvariante weergegeven waarbij de kabelschijf uit
één stuk is uitgevoerd en waarbij het veerelementen zijn die aan de ganse omtrek van de schijf zijn voorzien die de kabel stevig klemmen en in de groef drukken,waarbij ter plaatse
waar de kabel de schijf verlaat en ermede in aanraking komt deze veerelementen geopend worden bijvoorbeeld door nokken.
In deze figuren worden de klemelementen gevormd
door paren blokjes 31-32 die voorzien zijn van schuine vlakken, respektievelijk 33-34 die op de kabel 13 kunnen inwerken om hem vast te klemmen, waarbij deze blokjes ieder vrij beweegbaar zijn aangebracht op het lichaam van schroefjes 35-36 en
37-38 die in de eigenlijke schijf 2 zijn geschroefd en waarbij deze schroefjes eveneens als bevestiging dienen voor bladveertjes, respektievelijk 39-40, die, zoals duidelijk blijkt uit de tekeningen, de nodige druk leveren voor het vastklemmen van de kabel.
Ieder blokje 31-32 is in dit geval nog voorzien
<EMI ID=23.1>
kunnen samenwerken met de voornoemde geleidingen of nokken, respektievelijk 49-50.
Ook in dit geval wordt de kabel stevig vastgehouden en verkrijgt men een uitermate goede wrijvingsoverbrenging.
Uiteindelijk is in figuur 6 op zeer schematische wijze nog een uitvoeringsvariante weergegeven van een lier
<EMI ID=24.1>
voorzien die ieder samenwerken met twee wieltjes, respektievelijk 14-15.
Het gebruik van zulke dubbele lier kan in bepaalde
"Lifting device" 1
This invention relates to a hoisting device of the type more especially intended for moving loads vertically and which consists of a housing or frame including a rotatably mounted traction sheave for a cable or the like, wherein means are provided for
to obtain a good slip-free cooperation of the aforementioned traction sheave and cable.
<EMI ID = 1.1>
the cable several times around the traction sheave, but this has major, well-known drawbacks such as the difficulty of holding the cable in the correct position, the wear it induces and the relatively complex construction of such a device.
It has already been proposed, in order to considerably simplify such hoisting devices, to arrange the aforementioned rope only once around the aforementioned traction sheave, whereby means are provided which press this rope against this traction sheave or in a sheave, respectively.
<EMI ID = 2.1>
thus increasing the friction between the cable and the sheave.
Although such a hoist is very effective
works and the wear of the cable is minimal, however, it remains relatively complex in construction.
The present invention relates to improvements to hoists that are such that they are extremely simple in construction; ensure maximum cooperation between traction sheave and cable and completely exclude wear on the cable.
To this end, this hoisting device is mainly formed by a housing from which the load is suspended and, in this housing, a drive sheave for the cable attached to a fixed point.
is suspended, whereby this traction sheave is provided with <EMI ID = 3.1>
means which firmly press the cable in the sheave and means which at the entry and exit point of the
<EMI ID = 4.1>
to move.
With the insight to better demonstrate the characteristics of the invention, some preferred embodiments of a device according to the invention are described below, by way of example without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which:
figure 1 represents a schematic front view of a device according to the invention; figure 2 is a section according to line II-II in figure 1; <EMI ID = 5.1> is indicated by F3 in Figure 2; figures 4 and 5 are views similar to that of figure 3, but for embodiment variants; Figures 6, 7 and 8 are views similar to that of Figure 3, but for embodiment variants; figure 9 represents a schematic side view of figure 8; figure 10 is a view similar to that of figure 1 but for an embodiment variant;
figures 11, 12 and 13 represent sections according to lines XI-XI, XII-XII and XIII-XIII respectively in figure
10; <EMI ID = 6.1>
In Figures 1 and 2, the hoisting device according to the invention is mainly formed by a housing 1, which is shown schematically. The various shafts are mounted in this housing and are driven by suitable means, not shown, mounted on the housing 1, such as for instance a motor.
The actual lifting mechanism consists of a traction sheave 2 with a V-shaped groove which is formed on its own
<EMI ID = 7.1>
the element 4 is connected to element 3 by means of screw bolts 6. The latter each work together with a screw
<EMI ID = 8.1>
Finally, above-mentioned element 4 is provided with a recall means 10, which in this case is formed by so-called cup springs.
Clearly the distance between the elements
<EMI ID = 9.1>
provided on the inside and over the entire circumference with a chamfered surface, 11 and 12 respectively, with which the cable
13 can work together.
The lifting device is further completed by two
<EMI ID = 10.1>
axle 16-17, respectively, which is also journalled in the housing 1, these wheels having sloping sides, respectively
18-19, the angle of which corresponds to the angle α of the oblique faces 11 and 12. Finally, in the circumferential edge of each
<EMI ID = 11.1>
the diameter of which corresponds to the diameter of the cable 13.
For driving the cable 13 will preferably be
<EMI ID = 12.1>
one or both wheels 1 � -15. to be driven by means of their respective shafts 16-17.
The use and operation of a hoisting device as described is very simple.
Indeed, it suffices to screw in the screws 6 in proportion to the diameter of the cable 13 and to arrange the latter between the surfaces 11 and 12 of the traction sheave and under the wheels 14 and 15 as shown in the figures.
<EMI ID = 13.1>
of the drive disc, for this purpose the surfaces 18 and 19 of the wheels 14 and 15 provide for
<EMI ID = 14.1>
be pushed apart somewhat, which is possible due to the presence of the aforementioned springs 10.
<EMI ID = 15.1>
It is hereby obtained that a relatively great pressure is exerted at this point A such that the cable is firmly clamped between the aforementioned elements 3.
<EMI ID = 16.1>
the invention the cable came into contact with me in three places
I.
the pressure disc, namely on the surfaces 11-12 and on the bottom of the groove formed, so that a considerably high friction between cable and disc is obtained.
By using such a two-part disc, one also obtains a frictional transmission without deformation of the cable as the springs 10 prevent this.
<EMI ID = 17.1>
3 and 4 of the disc 2 are broken, in other words in this embodiment these surfaces are formed by oblique parts 21-22 and straight parts, respectively.
<EMI ID = 18.1>
The operation of such a device remains the same as described above, but it is also obtained that in this case the cable 13 is always caught between two straight lines.
<EMI ID = 19.1>
sliding out is prevented.
In the embodiment according to Figure 5, this tendency to slide out of the cable 13 is prevented even more by aligning the surfaces 23 and 24 obliquely inwards.
<EMI ID = 20.1>
is pulled inwards, making the drive maximum.
Figures 6, 7 and 8 show by way of example further variants as regards the means for the
<EMI ID = 21.1> Figures 8 and 9 by a disc or wheel 28 attached <EMI ID = 22.1>
rolls or the like 30.
Finally, Figures 10 to 13 show another embodiment variant in which the rope pulley extends
is made in one piece and where they are spring elements that are provided on the entire circumference of the sheave, which clamp the cable firmly and press it into the groove, whereby
where the cable leaves and comes into contact with the sheave, these spring elements are opened, for example, by cams.
The clamping elements are formed in these figures
by pairs of blocks 31-32 provided with oblique surfaces, 33-34, respectively, which can act on the cable 13 to clamp it, these blocks each being freely movable on the body of screws 35-36 and
37-38 which are screwed into the actual disc 2 and these screws also serve as fastening for leaf springs, 39-40 respectively, which, as is clear from the drawings, provide the necessary pressure for clamping the cable.
Each block 31-32 is still provided in this case
<EMI ID = 23.1>
can cooperate with the aforementioned guides or cams, 49-50, respectively.
In this case, too, the cable is held firmly and an extremely good frictional transmission is obtained.
Finally, figure 6 shows in a very schematic manner another embodiment variant of a winch
<EMI ID = 24.1>
provided that each cooperate with two wheels, respectively 14-15.
The use of such a double winch is possible in certain