BE831113A

BE831113A - Werkwijze en afdichting voor het afdichten van een uitzettingsvoeg en profiellijst hierbij gebruikt

Info

Publication number: BE831113A
Application number: BE158079A
Authority: BE
Priority date: 1975-07-08
Filing date: 1975-07-08
Publication date: 1975-11-03

Description


  "Werkwijze en afdichting voor het afdichten van een uitzettingsvoeg en profiellijst hierbij gebruikt"-.

  
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor 

  
het afdichten van een uitzettingsvoeg van een betonconstructie, volgens dewelke men in de kop van de voeg, dit is het af te dichten op een buitenzijde van de constructie uitgevend gedeelte van

  
de voeg, over gans de lengte van de voeg een profiellijst van

  
 <EMI ID=1.1>   <EMI ID=2.1> 

  
Bij de bekende werkwijzen van deze soort klemt men de profiellijst die een volle lat is, in de kop van de voeg.

  
Bij deze bekende werkwijzen bestaat er een groot gevaar dat de profiellijst los komt en uit de voeg gerukt wordt.

  
De uitvinding heeft tot doel dit nadeel te verhelpen en een werkwijze voor het afdichten van een uitzettingsvoeg te verschaffen waarbij het gevaar van loskomen van de afdichting praktisch uitgesloten is.

  
Tot dit doel brengt men een profiellijst in de kop van de voeg aan die deze kop niet volledig vult, brengt men tussen de profiellijst en de wanden van de kop van de voeg een hardbaar

  
 <EMI ID=3.1> 

  
materiaal harden.

  
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding gebruikt men als profiellijst een profiellijst die twee benen bevat die met een uiteinde met elkaar verbonden zijn en plaatst

  
 <EMI ID=4.1> 

  
tussen de benen het meest buitenwaarts gelegen is.

  
Bij voorkeur gebruikt men een profiellijst waaraan de het diepst in de kop gelegen uiteinden van de benen van elkaar weg omgeplooid zijn.

  
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding maakt men de kop van de voeg breder dan de rest van de voeg en plaatst men de profiellijst op de bodem van de bredere kop.

  
Bij voorkeur gebruikt men dan een profiellijst die de rest van de voeg kan afsluiten en'plaatst men deze profiellijst zó in de kop van de voeg dat de rest van de voeg door de profiellijst afgesloten wordt.

  
De uitvinding heeft ook betrekking op een afdichting van een uitzettingsvoeg bekomen volgens de werkwijze volgens een van de vorige uitvoeringsvormen. 

  
 <EMI ID=5.1>  kennelijk bestemd om gebruikt te worden bij de werkwijze volgens  een van de vorige uitvoeringsvormen.

  
In het bijzonder heeft de uitvinding dus betrekking op een profiellijst voor het afdichten van een uitzettingsvoeg, van een enigszins elastisch materiaal&#65533;die twee benen bevat die met een uiteinde met elkaar verbonden zijn en waarvan de andere uiteinden van de benen van elkaar weg omgeplooid zijn.

  
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een werkwijze en afdichting voor het afdichten van een uitzettingsvoeg en van een profiellijst hierbij gebruikt, volgens de uitvinding;

  
 <EMI ID=6.1> 

  
gevoegde tekeningen.

  
Figuur 1 stelt een dwarse doorsnede voor van een uita&#65533;tingsvoeg van een betonconstructie afgedicht volgens de werkwijze volgens de uitvinding. Figuur 2 stelt een dwarse doorsnede voor analoog aan deze uit figuur 1 van een voeg maar nu afgedicht volgens een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding. Figuur 3 stelt een dwars doorsnede voor analoog aan deze uit de figuren 1 en 2 van een voeg maar afgedicht volgens een nog andere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding. Figuur 4 stelt een dwarse doorsnede voor, analoog aan deze uit de vorige figuren, van een voeg die evenwel afgedicht is volgens een nog andere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding.

  
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen. 

  
 <EMI ID=7.1> 

  
tonconstructie, plaatst men in de kop 2 van de voeg een profiellijst 4 en giet men, tussen deze profiellijst 4 en de wanden van de kop 2, een hanbaar opvulmiddel 5 in vloeibare toestand dat men laat harden.

  
De kop 2 van de uitzettingsvoeg is het gedeelte van de voeg dat aan de buitenzijde gelegen is en moet afgedicht worden. Dit gedeelte is breder dan het gedeelte 1 dat de rest van de voeg vormt. Dit gedeelte'l is gevuld met polystyreen.

  
De profiellijst 4 is van polyethyleen of polypropyleen vervaardigd en is dus enigszins elastisch. Men brengt deze profiellijst 4 over gans de lengte zonder onderbreking in de kop 2 van de uitzettingsvoeg aan. Indien de voeg zo lang is dat ver-

  
 <EMI ID=8.1> 

  
de naburige uiteinden van de profiellijsten 4 aan elkaar zodat

  
een nieuwe profiellijst 4 bekomen wordt die zonder onderbreking over gans de lengte van de kop 2 loopt.

  
Deze profiellijst 4,gebruikt bij de uitvoeringsvormen

  
van de werkwijze waarop de figuren 1 tot 3 betrekking hebben, bevat twee benen 6 die met een uiteinde door een brug 7

  
met elkaar verbonden zijn. Vanaf de brug 7 lopen de twee

  
benen 6 een weinig uit elkaar. De vrije uiteinden van de

  
benen 6 zijn van elkaar weg over 1800 omgeplooid evenwel

  
zó dat deze uiteinden brede vlakken vormen die loodrecht gericht zijn op het symmetrievlak tussen de twee benen 6. De van deze omgeplooide uiteinden afgekeerde zijde van de brug 7 is 

  
 <EMI ID=9.1> 

  
 <EMI ID=10.1> 

  
benen 6 nog met elkaar verbonden met een tweede brug 8. Tussen  deze brug 8 en de omgeplooide uiteinden is elk van de benen 6 

  
op zijn van het andere been afgekeerde zijde van een ribbe 9 voorzien. De ribben 9 op de twee benen 6 komen juist tegenover  <EMI ID=11.1> 

  
en sluiten dus met hun Heinste breedte op een been 6 aan.

  
Bij de uitvoeringsvorm van de werkwijze waarop de figuur 1 betrekking heeft, dicht men een uitzettingsvoeg 1,2 af, die gevormd is tussen twee gedeelten 3 die horizontale platen

  
 <EMI ID=12.1> 

  
de bodem van de erboven gelegen kop 2 uit. Men plaatst de pro-

  
 <EMI ID=13.1> 

  
plooide uiteinde aan weerszijden van het gedeelte 1 op de bodem van de kop 2 van de voeg rusten. De breedte van het vlakke gedeelte van deze omgeplooide uiteinden is trouwens nagenoeg gelijk aan de.afstand tussen het gedeelte 1 en de opstaande wanden van de kop 2. Men brengt eerst de profiellijst 4 in de juiste stand in  de kop 2 door een weinig opvulmiddel, bij voorbeeld epoxyhars,  aan weerszijden van het gedeelte 1 op de bodem van de kop 2 aan 

  
te brengen en daarna de profiellijst 4 met de hoger genoemde  vlakke g edeelten van de omgeplooide uiteinden erop te drukken.  Men zorgt ervoor dat de bovenzijde van de brug 7 evenwijdig komt 

  
 <EMI ID=14.1> 

  
profiellijst 4 is een weinig groter dan de diepte van de kop 2 

  
van de voeg. Na het aldus plaatsen van de profiellijst 4 brengt  men opvulmiddel 5 aan tussen de benen 6 en de opstaande wanden  van de voeg 1. Men giet dit zelfde opvulmiddel 5 ook aan de  b ov enzijde van de twee gedeelten 3 van de betonconstructie zo-  dat dit opvulmiddel 5 tevens de bekleding van de betonconstructie vormt. Men giet opvulmiddel 5 tot ter hoogte van de bovenzijde

  
 <EMI ID=15.1> 

  
de ribben 9 in de omgeplooide uiteinden van de benen 6 zit de  profiellijst 4 zeer goed verankerd in de kop 2 van de uitzettings-  voeg. Tussen de benen 6 zit geen opvulmiddel zodat deze benen

  
bij het uitzetten elastisch naar elkaar kunnen bewegen. De profiellijst 4 zorgt ook voor een waterdichte afdichting van de  <EMI ID=16.1> 

  
en logen. De brug 7 komt in de zichtbare zijde van de afdichting

  
 <EMI ID=17.1> 

  
kan water toch nog niet in de voeg dringen door de aanwezigheid van de tweede brug 8.

  
De uitvoeringsvorm van de werkwijze waarop de figuur

  
2 betrekking heeft, verschilt slechts van de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm door het feit dat men een profiellijst 4 gebruikt die merkelijk buiten de kop 2 van de uitzettingsvoeg uitsteekt en men deze uitzettingsvoeg slechts met opvulmiddel

  
5 vult tot ter hoogte van de bovenzijde van de gedeelten 3 van de betonconstructie. Met het opvulmiddel 5 dekt men nog juist de ribben 9 van de profiellijst 4 af. Na het harden van het opvulmiddel 5 brengt aan weerszijden van het buiten de kop 2 uitstekende gedeelte van de profiellijst 4 een bekleding aan die bestaat uit een vloer 10 die rust op een onderlaag 11. Men kiest

  
 <EMI ID=18.1> 

  
van de brug 7 van deze profiellijst juist ter hoogte komt van de bovenzijde van de vloer 10, zodat deze brug 7 een in de vloer zichtbare voeg vormt.

  
De uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding waarop de figuur 3 betrekking heeft is volledig analoog aan de uitvoeringsvorm waarop de figuur 1 betrekking heeft. Het enige verschil is dat een van de gedeelten 3 een horizontale plaat vormt en het andere gedeelte 3 een kolom vormt en bijgevolg het gedeelte 1 aan de uitzettingsvoeg niet op het midden <EMI ID=19.1>  plaatst de profiellijst 4 zó dat het omgeplooide uiteinde van een van de benen boven het gedeelte 1 van de uitzettingsvoeg komt.

  
Verder gaat men op dezelfde manier te werk als bij de uitvoerings- 

  
 <EMI ID=20.1> 

  
kolom vormt wordt natuurlijk niet of slechts op een kleine hoogte bekleed met opvulmiddel 5. 

  
De profiellijst 4, gebruikt bij de uitvoeringsvorm  van de werkwijze waarop de figuur 4 betrekking heeft, verschilt slechts van de hiervoor beschreven profiellijst 4 doordat de tweede brug 8 niet halverwege de lengte van

  
de benen 6 op deze benen aansluit, maar wel juist tussen de.het verst van de brug 7 gelegen, uiteinden van deze benen 6 loopt en doordat de omgeplooide uiteinden van de twee benen geen platte vlakken vormen die loodrecht gericht zijn op het symmetrievlak tussen" de twee benen 6 maar wel een gedeelte bezitten,dat in het verlengde ligt van de  tweede brug 8,en een op het vorige gedeelte staand gedeelte dat in de richting van de brug 7 gericht is. De brug 8 is in het midden van een knik voorzien om de vervormbaarheid van deze brug te vergemakkelijken.

  
De profiellijst 4 is aan haar van de brug 7 verwijderde zijde dus begrensd door een gebogen vlak waarmee deze profiellijst 4 op de bodem van de kop 2 van de uitzettingsvoeg 1,2 geplaatst wordt.

  
Voor het afdichten van de uitzettingsvoeg 1,2

  
kan men op een van de hiervoor beschreven werkwijzen tewerk gaan, terwijl men dan telkens de laatst beschreven profiellijst 4 gebruikt in plaats van de eerder beschreven

  
 <EMI ID=21.1> 

  
mondt evenwel niet op het midden van de bodem van de kop 2 uit maar wel tegen een van de gedeelten 3, terwijl men bij

  
 <EMI ID=22.1> 

  
het aanbrengen van het opvulmiddel 5,een weinig van dit op-  vulmiddel aanbrengt in de tegen het gedeelte 1 gelegen hoek  van de kop 2. 

  
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor  <EMI ID=23.1>  aanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele veranderingen aangebracht worden, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding gebruikt worden.

Claims

CONCLUSIES.

1. Werkwijze voor het afdichten van een uitzettings- ! voeg van een betonconstructie, volgens dewelke men in de kop van de voeg, dit is het af te dichten op een buitenzijde van de constructie uitgevend gedeelte van de voeg, over gans de lengte van de voeg een prof iellijst van een enigszins elastisch materiaal ten minste met een gedeelte aanbrengt, m e t h e t k e n m e r k dat men een profiellijst in de kop van de voeg aanbrengt die deze <EMI ID=24.1>

van de kop van de voeg een hardbaar opvulmateriaal in vloeibare toestand aanbrengt en men dit opvulmateriaal laat harden.

2. Werkwijze volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat men als profiellijst een profiellijst gebruikt die twee benen bevat, die met een uiteinde met elkaar verbonden zijn en men de profiellijst zó in de kop van de voeg plaatst, dat de verbinding tussen de benen het meest buitenwaarts gelegen is.

3. Werkwijze volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat men een profiellijst gebruikt waarvan de be-

<EMI ID=25.1>

<EMI ID=26.1>

m e t h e t k e n m e r k dat men een profiellijst gebruikt waarvan de, het diepst-in de kop gelegen,uiteinden van de benen van elkaar weg omgeplooid zijn.

5. Werkwijze volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat men een profiellijst gebruikt waarvan de, het diepst in de kop gelegen,uiteinden van de benen van elkaar weg

<EMI ID=27.1> <EMI ID=28.1>

<EMI ID=29.1>

van de profiellijst..

6. Werkwijze volgens een van de conclusies 2 tot 5, m e t h e t k e n m e r k dat men een profiellijst gebruikt die een tweede, elastische, verbinding bevat tussen de benen op een afstand van de het meest buitenwaarts gelegen verbinding van de uiteinden.

7. Werkwijze volgens vorige conclusie, m e t h e t

<EMI ID=30.1>

tweede elastische verbinding tussen de, het diepst in de kop

<EMI ID=31.1>

8. Werkwijze volgens een van de conclusies 2 tot 7, m e t h e t k e n m e r k dat men een profiellijst gebruikt waarvan de twee benen op hun buitenzijde van een uitsteeksel voorzien zijn.

9. Werkwijze volgens vorige conclusie, met h e t k e n m e r k dat men een profiellijst gebruikt waarvan de benen op hun van elkaar gekeerde zijden over gans hun lengte van een ribbe met zwaluwstaart voorzien zijn.

10. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, m e t h e t k e n m e r k dat men een profiellijst gebruikt van een van de stoffen gevormd door polyethyleen en polypropyleen.

11. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, m e t h e t k e n m e r k dat men de kop van de voeg breder

<EMI ID=32.1>

van de bredere kop plaatst.

12. Werkwijze volgens vorige conclusies, m e t h e t

<EMI ID=33.1>

de voeg kan afsluiten en men deze profiellijst zó in de kop van <EMI ID=34.1>

gesloten wordt.

<EMI ID=35.1>

13. Werkwijze volgens een van de conclusies 11 en 12,

<EMI ID=36.1>

structie, waarop de kop van de voeg uitgeeft, van een bekleding

<EMI ID=37.1>

<EMI ID=38.1>

<EMI ID=39.1>

derde uiteinde van de profiellijst ter hoogte van de buitenzijde van de bekleding komt.

14. Werkwijze volgens vorige conclusie, m e t h e t k e n m e r k dat men de bekleding van de betonconstructie van hetzelfde materiaal vervaardigt als het opvulmiddel.

15. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, m e t h e t k e n m e r k dat men als opvulmiddel een epoxyhars gebruikt.

<EMI ID=40.1>

voeg, zoals hiervoor beschreven:

17. Afdichting van een uitzettingsvoeg bekomen volgens de werkwijze volgens een van de vorige conclusies.

18. Afdichting zoals hiervoor beschreven of in de hieraan toegevoegde tekeningen voorgesteld.

19. Profiellijst gebruikt bij de werkwijze volgens een van de vorige conclusies.

20. Profiellijst voor het afdichten van een uitzettingsvoeg., m e t h e t k e n m e r k dat ze van een enigszins elastich materiaal vervaardigd is en twee benen bevat, waarbij deze benen met een uiteinde met elkaar verbonden zijn, en hun andere uiteinden van elkaar weg omgeplooid zijn.

21. Profiellijst zoals hiervoor beschreven of in de

hieraan toegevoegde tekeningen voorgesteld.

A