BE817284A - Gestructureerde produkten waarvan de vorming van door gassen ontwikkelde cellen in een matrijs heeft plaatsgevonden - Google Patents

Gestructureerde produkten waarvan de vorming van door gassen ontwikkelde cellen in een matrijs heeft plaatsgevonden

Info

Publication number
BE817284A
BE817284A BE1006061A BE1006061A BE817284A BE 817284 A BE817284 A BE 817284A BE 1006061 A BE1006061 A BE 1006061A BE 1006061 A BE1006061 A BE 1006061A BE 817284 A BE817284 A BE 817284A
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
emi
mass
product
cells
water
Prior art date
Application number
BE1006061A
Other languages
English (en)
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed filed Critical
Publication of BE817284A publication Critical patent/BE817284A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23JPROTEIN COMPOSITIONS FOR FOODSTUFFS; WORKING-UP PROTEINS FOR FOODSTUFFS; PHOSPHATIDE COMPOSITIONS FOR FOODSTUFFS
    • A23J3/00Working-up of proteins for foodstuffs
    • A23J3/22Working-up of proteins for foodstuffs by texturising
    • A23J3/26Working-up of proteins for foodstuffs by texturising using extrusion or expansion
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23JPROTEIN COMPOSITIONS FOR FOODSTUFFS; WORKING-UP PROTEINS FOR FOODSTUFFS; PHOSPHATIDE COMPOSITIONS FOR FOODSTUFFS
    • A23J3/00Working-up of proteins for foodstuffs
    • A23J3/22Working-up of proteins for foodstuffs by texturising
    • A23J3/26Working-up of proteins for foodstuffs by texturising using extrusion or expansion
    • A23J3/265Texturising casein using extrusion or expansion

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Nutrition Science (AREA)
  • Biochemistry (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Food Science & Technology (AREA)
  • Polymers & Plastics (AREA)
  • Meat, Egg Or Seafood Products (AREA)

Description


   <EMI ID=1.1> 

  
blazen cellen, dat zi jn structurele verband bi j warmtebehandeling in een vat behoudt.

  
Verder verschaft de uitvinding een aangelengde verbinding met

  
 <EMI ID=2.1> 

  
Verder ver.schaft de uitvinding een verbinding, die een pastei is

  
 <EMI ID=3.1> 

  
tenminste ongeveer 15 gew.% van een getextureerd eiwittcevoegsel, gebaseerd op het gewicht van het natuurlijke vlees, welk toevoegsel een eetbaar,

  
 <EMI ID=4.1> 
(a) een opbrengst na koken, die belangrijk groter is dan zender het toevoegsel,
(b) een samenhang, die tenminste ongeveer gelijk is aan die zonder het toevoegsel, en
(c) een textuur, die tenminste ongeveer even goed is als zender het toevoegsel.

  
De uitvinding betreft ook in een wer.kwijze voor het extruderen

  
van een hete, vochtige, viskeuze eiwithoudende smelt door en uit een matrijs,

  
 <EMI ID=5.1> 

  
Ook omvat de uitvinding in een werkwijze voor het extruderen van een hete, vochtige, viskeuze plastische massa door en uit een matrijs, de

  
 <EMI ID=6.1> 

  
vloeistof ontstane cellen binnen de massa terwijl de stromende massa zich bevindt in een bepaald deel van de lengte van de matrijs.

  
 <EMI ID=7.1>   <EMI ID=8.1> 

  
zetten in een viskeuze plastische massa, het voeren van de massa onder verminderende druk door een gedeelte van de lengte van een matrijs terwijl de massa zich op een hogere temperatuur bevindt dat het atmosferische kookpunt van water en terwijl die temperatuur door niet-adiabatische middelen wordt ingesteld op een temperatuur boven, maar voldoenda dichtbij het betreffende kookpunt van water voor het veroorzaken van een beperkt koken van het water en het inleiden van de vorming van door stoom ontstane cellen, gelegen binnen de door de dichtheid gerichte massa, en het extruderen van de massa door een matrijsopening.

  
De voorkeurskprodukten van deze werkwijze hebben de eigenschappen van een goede en snelle absorptie van water (bijvoorbeeld ongeveer 125%

  
 <EMI ID=9.1> 

  
zij de gewenste structuur en kauwbaarheid behouden.

  
De voorkeur wordt gegeven aan de vervaardiging van voedingsprodukten met een soortelijk gewicht (s.g.) van ongeveer 0,560 tot 1,04 g/cm<3>, hoewel ook voedingsprodukten met een lager of hoger s.g. vervaardigd kunnen worden. De voorkeursprodukten hebben, wanneer opgenomen in een vleespastei, goede poreusheids- of hydratatie-eigenschappen en geven een goede

  
 <EMI ID=10.1> 

  
Voorbeeld VIII).

  
De hier gebruikte termen "cellen" en "celvormig" hebben betrekking op de macroscopische celvormige holten, buisjes of bellen (als voorbeeld, die blijken bij globaal visueel onderzoek van het produkt) die gevormd worden binnen de massa onder de beschreven omstandigheden.

  
 <EMI ID=11.1> 

  
cellen binnen een massa door een geleidelijke of beperkte expansie zonder noemenswaard breken cf verbreken van de massa of de wanden, zoals plaatsvindt bij opblazen door explosie. Ballonvormig opblazen wordt normaal ingeleid binnen een matrijs, maar kan worden voortgezet nadat de massa de matrijs heeft verlaten. De cellen, die binnen de smelt of matrix worden gevormd, kunnen bijvoorbeeld van ongeveer 20 tot 60% of meer (bijvoorbeeld

  
 <EMI ID=12.1> 

  
uiteindelijke extrudaat. De produkten volgens de uitvinding mogen niet uit- <EMI ID=13.1>  omstandigheden reageert met een ander cysteine en cystine vormt, waardoor zwavel-zwavel of disulfidebindingen ontstaan. Bij kamertemperatuur en in droge toestand zijn de disulfidebindingen zeer stabiel, maar onder omstandigheden met hoog vochtgehalte en hoge temperatuur kunnen disulfidebindingen onderling uitgewisseld worden.

  
Een eiwithoudend materiaal zoals eiwit van ontvette soja heeft een cysteinegehalte, waardoor een voldoende hoge dichtheid van verknopingsplaatsen ontstaat, om onder de voorkeursomstandigheden volgens de uitvinding een driedimensionale, verknoopte netwerkstructuur te vormen met disulfide-

  
 <EMI ID=14.1> 

  
moleculaire reaktie en de netwerkvorming een herschikking van de disulfidebinuingen, Deze disulfidebindingen en/of de herschikking, die optreden in de verknoopte netwerkstructuur, die bij voorkeur volgens de uitvinding ontstaat, vindt in hoofdzaak plaats binnen de matrijseenheid, blijft in hoofdzaak in stand na warmtebehandeling en moet worden onderscheiden van

  
 <EMI ID=15.1> 

  
binding. De voorkeursnetwerkstructuur volgens de uitvinding heeft voldoende verknoping om het produkt te kunnen beschouwen als hebbend een polymeer netwerk. Deze disulfidebinding en/of herschikking meebrengende verknopende structuurvorming wordt het produceren van een geculcaniseerd produkt genoemd.

  
Verrassend was dat de ballonvormig opblazende processen en omstandigheden volgens de uitvinding verknoopte eiwithoudende produkten bleken te verschaffen waarbij de driedimensionale netwerkvorm of structuur
(dat wil zeggen disulfidebinding en/of herschikking, met of zonder calciumbinding) niet verstoord wordt, maar in belangrijke mate of vrijwel geheel intakt blijft ook na het onderwerpen van het produkt aan een warmtebehandeling. Deze processen omvatten het omzetten van vochtig eiwithoudend uitgangsmateriaal in een kolom vochtige, viskeuze plastische

  
smelt en het voortbewegen van de smelt, opgesloten in een matrijs. Deze verknoopte produkten kunnen ook gewenste waterabsorptie-eigenschappen hebben.

  
De onderscheidende kenmerken van de voorkeursvormen van het eiwithoudende gestructureerde schuimprodukt of ballonvormig opgeblazen produkt zijn belangrijk. Eiwithoudende, door explosie opgeblazen produkten, hebben geen vergelijkbaar structureel verband dat na de warmtebehandeling behouden blijft.

  
De dichtheid, het waterabsorptievermogen en het structurele verband van eiwithoudende.produkten worden hier bepaald in overeenstemming met de beproevingswijzen die hieronder nader worden beschreven in de hoofdstukken Dichtheidsproef, Waterabsorptieproeven en Warmtebehandelingsproef voor structurele eenheid, tenzij anders is aangegeven.

  
Bij de voorkeurswerkwijze wordt een hete viskeuze massa in de vorm van een kolom (bijvoorbeeld massief, buisvormig of ringvormig of schroeflijnvormig), bijvoorbeeld een kolom van een eiwithoudende smelt, die een vluchtige component bevat, gedrukt of geperst door en uit een bepaalde lengte van een matrijssamenstel met open einde, met een matrijsopening aan het uitlaat- of stroomafwaartse einde van het samenstel naar een afvoergebied. De temperatuur van de massa in het matrijssamenstel ligt beneden het betreffende kookpunt van de vluchtige component gedurende een deel van zijn doorgang door het samenstel, onder de temperatuur-druk-

  
 <EMI ID=16.1> 

  
dichtbij het betreffende kookpunt van de vluchtige component gedurende een later, stroomafwaarts deel van de besloten doorgang, zodat het beperkte koken van de vluchtige component plaatsvindt in dat stroomafwaartse deel van het samenstel. Hierdoor ontstaat een beperkt koken en ballonvormig opblazen (in tegenstelling met opblazen door explosie) vóór (en bij de bereiding van sommige produkten na) het verlaten van de matrijs-  opening door de massa.

  
Onder "opgesloten" wordt verstaan dat de materiaalkolom wordt gedrukt in aanraking met de wanden van het matrijssamenctel.

  
Bij de voorkeurswerkwijze volgens de uitvinding wordt de opgesloten smelt in de matrijs bewerkt onder omstandigheden waardoor door stoom uitgezette cellen ontstaan en een driedimensionale netwerkstructuur met disulfidebinding. De onderscheidende netwerkstructuur van de voorkeursprodukten heeft een opmerkelijke stabiliteit en deze produkten behouden hun structurele verband ondanks de warmtebehandeling.

  
Warmte en druk worden tot werking gebracht op vochtig uitgangs- 

  
 <EMI ID=17.1> 

  
met eiwithoudend materiaal en toegevoegd water) voor het omzetten van het uitgangsmateriaal in een viskeuze plastische smelt. Een eiwithoudende plastische smelt, gevormd van eiwitmengsels die bijvoorbeeld plantaardig

  
 <EMI ID=18.1> 

  
achtig uiterlijk en een amorfe structuur.

  
Het vochtige uitgangsmateriaal bevat een vluchtige component, normaal water. Hoewel het vochtige uitgangsmateriaal bijvoorbeeld wel ongeveer 45 gew.% water kan bevatten, gebaseerd op het totale gewicht van het uitgangsmateriaal, moet het materiaal niet deegvormig bij omgevings-

  
 <EMI ID=19.1> 

  
inrichtingen, en mag het aanwezige watergehalte de vorming van het gewenste viskeuze karakter van de smelt niet hinderen of dit vernietigen.

  
Tijdens de doorgang van de hete smelt door de matrijs kookt een gedeelte van de vluchtige component voor het inleiden van de vorming van door ballonvormig opblazen verkregen cellen binnen de opgesloten smelt.

  
 <EMI ID=20.1> 

  
vooruit bewegende hete smelt, kernen verschaffen voor verdere expansie of ballonvormig opblazen nadat het produkt uit de matrijs is afgevoerd.

  
Het beperkte. ontstaan van inwendig gas (bijvoorbeeld stoom) tegen de in tegengestelde richting werkende samendrukkrachten in de matrijs

  
 <EMI ID=21.1> 

  
 <EMI ID=22.1> 

  
plaatselijke druk wordt daarbij in een bepaald gebied overwonnen door de druk van het opgewekte gas, bijvoorbeeld stoom, waardoor de vorming van cellen wordt ingeleid binnen de opgesloten hete smelt, ook al is de

  
 <EMI ID=23.1> 

  
veer met of in de nabijheid van de omgevingsdruk en op een temperatuur
(wanneer water de vluchtige vloeistofcomponent is), die voldoende dichtbij
100 C ligt om breken van de cellen bij het opblazen tengevolge van snel verdampen van water te voorkomen.

  
Het temperatuur-drukverband hangt af van het bepaalde gebruikte

  
 <EMI ID=24.1> 

  
 <EMI ID=25.1> 

  
inwendige van de matrijs. De te gebruiken speciale omstandigheden kunnen echter zonder bijzondere vaardigheid uit de hier gegeven beschrijving en 

  
 <EMI ID=26.1> 

  
voorbeelden bepaald worden.

  
. Daar het moeilijk is de druk in een opgesloten kolom met een kleine dwarsdoorsnede nauwkeurig te bepalen en ook het bepalen van de temperatuur in deze opgesloten kolom een benadering is, kan men de regeling het eenvoudigst uitvoeren door de temperatuur in het gebied van de matrijso

  
opening in de buurt van ongeveer 100 C te br&#65533;ngen wanneer de vluchtige component water is. Variaties in de uitlaattemperatuur houden verband met. de mate van het koken of de verdamping van de vluchtige component zowel binnen als buiten de matrijs.

  
Bij een bepaalde vorm volgens de uitvinding heeft de voortbewegende kolom of smelt in de matrijs een voldoende grote dwarsdoorsnede om

  
 <EMI ID=27.1> 

  
de kolom. Deze variaties veroorzaken mogelijke variaties in dwarsrichting van de dichtheid op het s.g. tengevolge van verschillende stoomontwikkeling in de opgesloten kolom, evenals een laminaire stroming, die afschuiving

  
en spanningen veroorzaakt.

  
Ook is gevonden dat als gevolg van deze krachten in dwarsrichting, veroorzaakt door de werkwijze van de uitvinding, de viscositeit van de massa of matrix verhoogd wordt, zodat de massa stijver of sterker wordt, en dit blijkt opblazen door explosie te voorkomen onder omstandigheden waar

  
 <EMI ID=28.1> 

  
bijvoorbeeld de volgende voorbeelden I-III, waarin de matrijstemperatuur, gemeten in de nabijheid van de matrijsopening, ongeveer 1 2/3 tot 18 1/3 C boven 100 C ligt (maar beneden 121[deg.]C) en waar anders explosie-opblazen 

  
 <EMI ID=29.1> 

  
 <EMI ID=30.1> 

  
waaruit blijkt dat de stroming van de viskeuze massa niet gelijkmatig is en langzamer nabij de matrijswanden dan in het centrum van de stroming. Hierdoor ontstaat een gegraducerde coaxiale stroming van de massa in de opgesloten baan, die hier soms laminaire stroming genoemd zal worden,

  
met een gelaagd patroon. De term gelaagd betekent echter niet noodzakelijk

  
 <EMI ID=31.1>  matrix volgens de uitvinding gevormde cellen liggen normaal gericht daarin,' bijvoorbeeld volgens een door de dichtheid gericht patroon. Zie de voor-

  
 <EMI ID=32.1> 

  
Daar de door afschuiving bewerkte matrix of het schuim de wanden begrenst van de daarin ontwikkelde cellen wordt van deze celwanden of van het grootste deel van de cellen, begrensd door de celwanden, soms gezegd dat deze door afschuiving bewerkt of gevormd worden. 

  
Een georganiseerde celstructuur of een celstrctuur met een verband, welke termen hier gebruikt worden voor de geëxpandeerde voedselprodukten, bedoelen een structuur waarbij het produkt een weefselachtige textuur heeft.

  
Zogenaamde "plexilamellaire" of door explosie opgeblazen eiwithoudende produkten zijn gekarakteriseerd door daarin opgewekte cellen, die in hoofdzaak in willekeurige richtingen liggen en een duidelijke macroscopische organisatie missen. De produkten volgens voorbeeld I-VIII van de uitvinding hebben een veel meer gerichte structuur of organisatie

  
 <EMI ID=33.1> 

  
volgens de uitvinding kan veranderen, bijvoorbeeld geleidelijk, volgens tenminste één vlak ervan. Verder worden deze produkten beschreven als een macroscopisch georganiseerde, volgens één as gerichte structuur vertonend en zij kunnen door de dichtheid gericht zijn of volgens een dergelijk patroon gelegen cellen hebben.

  
De produkten van voorbeeld IV-VIII zijn in hoofdzaak gekenmerkt door in lagen gelegen cellen, die in langsrichting gevormd en gelegen  zijn, in hoofdzaak volgens coaxiale, laminaire lagen, waarbij de dwarsafmeting, in de dwarsdoorsnede, ofwel de diameter van deze cellen geleidelijk afneemt van de centrale hartlijn van de extrusiebaan af. Het s.g. van deze produkten neemt in het algemeen af, bijvoorbeeld geleidelijk, in de richting van het geëxtrudeerde oppervlak of de huid daarvan, en in het  algemeen toe, bijvoorbeeld geleidelijk, van de centrale hartlijn van de extrusiebaan af. Wanneer er een huid aanwezig is, dat wil zeggen wanneer deze niet verwijderd is door een kalibreerbewerking, is deze dicht, dat

  
 <EMI ID=34.1> 

  
delen van het produkt. Het geëxtrudeerde buitenoppervlak heeft het kenmerk in het algemeen een glasachtig uiterlijk te vertonen.

  
Bet produkt van voorbeeld IX is gekenmerkt door kleine cellen, een  <EMI ID=35.1> 

  
eiwitmeel in de vorm van vlokken of meel, bijvoorbeeld plantaardige of graaneiwitten, bijvoorbeeld tarwe-of rijst-gluten, of van ontvette of  door een oplosmiddel geëxtraheerde plantaardige oliezaden, olieachtige, cotyledonzaden, bijvoorbeeld met een oplosmiddel geëxtraheerd eiwitmeel van sojabonen, of combinaties daarvan, met een eiwitgehalte op basis van het droge gewicht van ongeveer 30% of meer, bij voorkeur ongeveer 40%, 50% of meer. Ook concentraten van sojaeiwit met ongeveer 70% eiwit op basis van het droge gewicht kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden en deze concen-

  
 <EMI ID=36.1> 

  
Verder kan indien gewenst een sbjaeiwitisolaat gebruikt worden met een eiwitgehalte op droge gewichtsbasis van ongeveer 90t of meer, of ook in de handel verkrijgbare caceine.

  
Het eiwithoudende materiaal kan al of niet in een tenminste gedeeltelijk geneutraliseerde vorm zijn.

  
Het eiwithoudende materiaal kan zelf bij de werkwijze volgens de uitvinding de noodzakelijke disulfide verschaffen voor de zelfstandige vorming van de voorkeursnetwerkstructuur, die vulcanisering of disulfidebinding of verknoping meebrengt.

  
Wanneer men een bijzonder zacht gestructureerd eiwithoudend produkt

  
 <EMI ID=37.1> 

  
materiaal bij voorkeur een hoog eiwitgehalte hebben. Wanneer daarom een eiwitmateriaal van ontvette soja wordt gebruikt is het gewoonlijk gewenst een zacht geneutraliseerd concentraat te gebruiken, dat in hoofdzaak vrij is van materiaal dat een boonachtige of bittere smaak veroorzaakt, zoals vervaardigd kan worden volgens Amerikaans octrooischrift 2.881.076.

  
Indien gewenst kan het eiwitmengsel een gewenste eetbare hoeveelheid graanprodukten bevatten of tezamen daarmee gebruikt worden, evenals zetmeel, bindmiddelen, rietsuiker, dextrose, vitaminen, kleurstoffen, smaak- of aromamiddelen, hydrolysaten, voedingsmiddelen of dergelijke, hoewel dergelijke speciale toevoegsels niet noodzakelijk of essentieel zijn voor de bereiding van het produkt. Deze toevoegsels kunnen aanwezig zijn in het eiwithoudende materiaal wanneer het eiwitmengsel aan de extrusie-inrichting  <EMI ID=38.1> 

  
extrusie. 

  
Wanneer speciale toevoegsels worden gebruikt kan het eiwitgehalte

  
 <EMI ID=39.1> 

  
bijvoorbeeld van ongeveer 30 tot 75%. Voor sommige doeleinden verdient

  
 <EMI ID=40.1> 

  
veer 50 of meer gew.% eiwit op basis van het droge gewicht.

  
Voor sommige doeleinden is het gewenst gebleken een eetbare vorm van beschikbare calcium op te nemen, bijvoorbeeld calciumionen, in of tezamen met het eiwithoudende materiaal, bijvoorbeeld voordat het eiwitmengsel in een viskeuze smelt wordt omgezet, teneinde ean nog steviger structuur te geven, bijvoorbeeld een skeletvormige structuur en het produkt

  
 <EMI ID=41.1> 

  
door een nog grotere mate van textuur, stevigheid of kauwbaarheid hebben, zoals blijkt wanneer het produkt later wordt onderworpen aan hydratatie 

  
of rehydratatie bij koken of anders warmtebehandelingen.

  
Kleine hoeveelheden calcium, bijvoorbeeld ongeveer 2 gew.% calciumzout, gebaseerd op het gewicht van het eiwitbestanddeel, kunnen zijn opgenomen in of worden gebruikt met het eiwitmengsel in de vorm van een eetbaar calciumzout, zoals dicalciumsulfaat-dihydraat, calciumchloride of dergelijk materiaal, zonder dat een ongewenste smaak aan het produkt ontstaat. Calcium heeft de tendens de gehydrateerde of gerehydrateerde textuur van het produkt te verhogen, maar ook enig verlies van de waterabsorptie-eigenschappen te veroorzaken. Volgens de uitvinding kan de structurele eenheid verkregen worden zonder gebruik van calcium of andere speciale toevoegsels.

  
Door verhoging van de pH van het eiwitmengsel met alkalisch materiaal zoals trinatriumfosfaat kan men de hydratatie-eigenschappen van het produkt vergroten, waarbij in het algemeen enige vermindering van textuur optreedt.

  
Het eiwitmengsel moet in een in hoofdzaak gelijkmatig vochtige toestand zijn en een effektieve hoeveelheid bevatten van een geschikte vluchtige component, bijvoorbeeld water, wanneer het wordt onderworpen aan

  
 <EMI ID=42.1> 

  
mengsel om te zetten in een smelt, bijvoorbeeld een in hoofdzaak homogene, vochtige, viskeuze plastische smelt.

  
De aard of samenstelling van het uitgangsmateriaal en de smelt,  <EMI ID=43.1> 

  
Wanneer mon bijvoorbeeld geschikte hoeveelheden eiwithoudend materiaal gebruikt, zoals ontvet sojaeiwit, in vlokken of meel, in het uitgangsmateriaal en dit tenminste gedeeltelijk wordt bevochtigd met water of water bevat: kan een viskeuze, maar onder druk vloeibare hete smelt worden verkregen, bijvoorbeeld bij produkttemperaturen goed boven 98,9-
100[deg.]C, bijvoorbeeld onder aanvankelijk grote druk. Bij de voorkeurswerkwijze moet de temperatuur van deze opgesloten, maar voortbewegende hete smelt voldoende geregeld worden door het matrijssamenstel, zodat de vorming wordt ingeleid van door stoom gevormde cellen in deze massa, bij voorkeur een opgesloten kolom van heet materiaal, over een bepaalde lengte

  
 <EMI ID=44.1> 

  
smelt. Verder worden de temperatuur-drukomstandigheden van deze smelt met opzet geregeld of gecoórdineerd binnen een bepaalde lengte van de matrijs, zodat het ballonvormig opblazen plaatsvindt en het geëxpandeerde extruuaat een matrix heeft met door stoom gevormde cellen daarin. Tijdens de extrusie van deze produkten naar een afvoergebied of omgeving, waarin bijvoorbeeld in hoofdzaak atmosferische omstandigheden heersen, kan de temperatuur aan het afvoereinde van de matrijs en in de massa daar, in of nabij de matrijsopening, geregeld worden, bijvoorbeeld worden ingesteld door afkoeling tot een temperatuur, die voldoende dicht ligt bij of niet te ver boven het betreffende kookpunt van water, bijvoorbeeld op of goed boven 98,9-100 C,

  
 <EMI ID=45.1> 

  
Wanneer men echter bijvoorbeeld geschikte hoeveelheden eiwithoudend materiaal gebruikt zoals caseine of een ontvet sojaeiwitisolaat in het uitgangsmateriaal en dit materiaal met water bevochtigd wordt, kan een viskeuze maar onder druk vloeibare hete smelt verkregen worden, bijvoorbeeld

  
 <EMI ID=46.1> 

  
veer 82[deg.]C of meer. De temperatuur-drukomstandigheden van een dergelijke opgesloten hete smelt worden eveneens met opzet bestuurd of gecoórdineerd binnen een lengte van de matrijs. Bij de voorkeurswerkwijze worden de temperatuur-drukomstandigheden zodanig bestuurd dat de vorming wordt ingeleid van door stoom gevormde cellen binnei, de opgesloten hete smelt in een lengte van de matrijs en onder de heersende drukomstandigheden en de vocht- <EMI ID=47.1>  atmosferische omstandigheden heersen, kan de temperatuur aan het uitlaateinde geregeld worden, bijvoorbeeld ingesteld door verhitting tot een

  
 <EMI ID=48.1> 

  
van ongeveer 98,9-110 C. Wanneer de massa onder vacuum of onder druk uit 

  
de matrijs afgevoerd moet worden, moet de temperatuur van de massa overeenkomstig worden ingesteld.

  
De hoeveelheid vluchtige vloeistof of water in het uitgangsmateriaal tijdens de uitoefening van mechanische druk en mechanische bewerking, bijvoorbeeld afschuiving, en de warmte voor het omzetten van het materiaal in een hete viskeuze massa, bijvoorbeeld plastische smelt, de aard van het uitgangsmateriaal en andere gewenste toegevoegde materialen, die daarmee vermengd kunnen worden, en de omstandigheden van de temperatuur-drukregeling, de pH, mechanische druk, afschuifwerking, vorming en stromingssnelheid en de aard van de speciale te gebruiken inrichting en procesomstandigheden houden alle verband met elkaar en moeten gecoördineerd worden. Wanneer

  
 <EMI ID=49.1> 

  
gewoonlijk ook andere werkomstandigheden. Er zijn geen ongewone moeilijkheden ondervonden bij het variëren van de werkomstandigheden ter aanpassing aan verschillende uitgangsmaterialen en andere omstandigheden.

  
De hoeveelheid beschikbaar water moet in het algemeen liggen in

  
 <EMI ID=50.1> 

  
voorkeur in het gebied van ongeveer 20 tot 35 gew.%, gebaseerd op het gewicht van de totale hoeveelheid vochtig uitgangsmateriaal of vochtig eiwitmengsel. Het is gewenst niet zoveel water te hebben dat de eenheid van de voortbewegende viskeuze kolom wordt verbroken. De eiwithoudende materialen kunnen bijvoorbeeld in de handelsvorm ongeveer 5 tot 15% vocht bevatten en dan behoeft slechts een beperkte hoeveelheid water te worden toegevoegd. Water vormt de bron voor de zelfstandige stoomopwekking. De hoeveelheid water, die nodig is om de door stoom gevormde cellen te ver-

  
 <EMI ID=51.1> 

  
Een groot aantal spuitgietmachines en thermoplastische extrusieen drukvormmachines of dergelijke inrichtingen kunnen, tenminste gedeeltelijk, gebruikt worden bij het bereiden, vormen en extruderen van de hete  <EMI ID=52.1> 

  
smelt of matrix. Bij voorkeur gebruikt men bijvoorbeeld een extrusie-  inrichting met een roteerbare schroef, bijvoorbeeld een compressie- of transportschroef, in een gesloten, verwarmbare en afkoelbare cilinder en

  
 <EMI ID=53.1> 

  
bijvoorbeeld op geschikte wijze verbonden met of aangebracht aan het vooreinde of uitlaateinde van de extrusiecilinder. In sommige gevallen vormen de extrusiecilinder en de roteerbare schroef tezamen het matrijzenstel.

  
De inrichting moet de middelen verschaffen waarmee de opgesloten plastische smelt door een bepaalde lengte van een matrijs wordt gedrukt onder besturing van de temperatuur en druk van de smelt. Wanneer de smelt water bevat en wordt afgevoerd in een atmosferische omgeving moet de matrijs bijvoorbeeld werkzaam zijn verbonden met organen voor het voeren van de smelt door een bepaalde lengte van de matrijs onder vermindering van de smeltdruk, bijvoorbeeld in het algemeen tot of in de nabijheid van de atmosferische druk en onder instelling van de temperatuur van de opgesloten massa door niet-adiabatische middelen, bijvoorbeeld tot een temperatuur boven maar voldoende dichtbij het betreffende kookpunt van water,

   voor het doen optreden van een beperkt koken van water en de vorming van stoomcellen in de smelt en organen voor het voeren van de verkregen poreuze matrix door een matrijsopening, bijvoorbeeld in het afvoergebied. Zoals hierboven reeds is gezegd kan het ballonvormig opblazen doorgaan nadat de smelt de matrijsopening heeft verlaten.

  
Bij veel, zo niet alle eiwithoudende materialen is het nodig de

  
 <EMI ID=54.1> 

  
 <EMI ID=55.1> 

  
gebieden van het matrijzenstel. Het matrijzenstel kan verhit of gekoeld worden of beide en kan een mantel, gedeeltelijke mantel of buizen hebben, waardoor het koelmiddel, bijvoorbeeld water of het verwarmingsmiddel, bijvoorbeeld stoom gecirculeerd kan worden.

  
Bij een dergelijke extrusie-inrichting kan het uitgangsmateriaal voorgemengd worden en toegevoerd aan de inlaat, bijvoorbeeld een trechter, van de extrusie-cilinder. Een deel van of het geheel van de vluchtige component kan reeds aanwezig zijn in het aan de inrichting toegevoerde  materiaal of, indien gewenst, later in de extrusie-inrichting worden toe-

  
 <EMI ID=56.1> 

  
De roterende schroef voert materiaal naar en door de extrusie-   <EMI ID=57.1> 

  
en onder geschikte stromingsomstandigheden. Het materiaal kan bijvoorbeeld door een verloopstuk gaan, waarvan de temperatuur geregeld wordt, met een vernauwende, bijvoorbeeld trechtervormige doorgang, waardoor het materiaal gedrukt wordt. Dergelijke verloopstukken voeren naar een matrijs. De buitandiameter van de schroef kan groter zijn dan de uitlaat van het verloopstuk zodat zich materiaal verzamelt bij het verloopstuk onder een hogere druk.'

  
 <EMI ID=58.1> 

  
de roterende schroef, kan de vereiste druk verschaffen, bijvoorbeeld van ongeveer 31;5 tot 126 kg/cm , welke druk bepaald kan worden met een manometer aangesloten op het kanaal van het verloopstuk, terwijl de temperatuur in het verloopstuk bijvoorbeeld van ongeveer 115-160 C kan bedragen, bepaald met een thermokoppel, aangebracht nabij het kanaal van het verloopstuk. De matrijs vormt de smelt, bij voorkeur tot een kolom, waarbij door juiste regeling van temperatuur en druk een extrudaat met ballonopblazing ontstaat. Het eetbare eiwitextrudaat kan gezegd worden gekookt te zijn, hoewel dat extrudaat in het algemeen later verder wordt gekookt naar wens en als een afzonderlijke processtap. De dwarsdoorsneden en de vorm, evenals de lengte van de matrijs kunnen variëren, waardoor het produkt een cirkelvormige, ovale, rechthoekige of ringvormige dwarsdoorsnede kan hebben.

   Matrijzen met een lengte van ongeveer 25 tot 61 cm zijn goed gebleken voor

  
 <EMI ID=59.1> 

  
diametar van de dwarsdoorsnede van dergelijke matrijzen is daarbij bij-

  
 <EMI ID=60.1> 

  
 <EMI ID=61.1> 

  
hoogte en ongeveer 12,7 mm breedte.

  
Zoals weergegeven in de tekening kan de gebruikte extrusieinrichting bijvoorbeeld een laboratoriuminrichting van het type Brabender, Prodex of Egan zijn, verbonden met een geschikt verloopstuk en in sommige gevallen met tussenstukken als verbindingen, bijvoorbeeld een verdeellei-

  
 <EMI ID=62.1> 

  
temperatuur-drukregelinrichtingen.

  
Met succes is een extrusie-inrichting gebruikt, bestaande uit een Sterling-extrusiepers (zie fig. 5 en voorbeeld IX), die een massieve

  
 <EMI ID=63.1> 

  
uitlaateinde worden voorzien van een afzonderlijk matrijzenstel, waarvan  <EMI ID=64.1> 

  
de temperatuur regelbaar is of een verlengstuk met vaste matrijswanden, dat de hete smelt in een ringvorm kan brengen.

  
De verkregen produkten kunnen op maat gebracht, gedroogd en/of bevroren worden. Bij het op maat brengen worden de afmetingen van het extrudaat teruggebracht tot de gewenste afmeting en onderverdeling, waartoe het produk&#65533; gesneden of gevormd kan worden tot brokken, korrels, kralen of dergelijke. Dit moet gedaan worden wanneer het extrudaat de  matrijsopening verlaat of na het opvangen van het extrudaat. Het uit-

  
 <EMI ID=65.1> 

  
gemakkelijken zonder dat het produkt breekt of teveel gruis ontstaat. Voor veel doeleinden moet het verdeelde produkt een verhouding hebben van

  
 <EMI ID=66.1> 

  
volume), die voldoende is om een goede vochtindringing te verschaffen en/qf snelle hydratatie of rehydratatie , bijvoorbeeld door het gehele produkt. Een eetbaar extrudaat dat op de juiste afmetingen is gebracht,

  
kan worden toegevoegd aan andere voedingsprodukten, waaronder ongeëxpandeerde, getextureerde plantaardige eiwitprodukten (zie bijvoorbeeld de Amerikaanse octrooiaanvrage serial no. 285.422, ingediend 31 augustus, 1972) dat de gewenste textuur-, structuur- en eeteigenschappen heeft.

  
Het produkt volgens de uitvinding kan al of niet verdeeld gedroogd worden met bekende middelen tot een gewenst vochtgehalte, bijvoorbeeld 5-15%. Het drogen kan op elke geschikte wijze worden uitgevoerd.

  
 <EMI ID=67.1> 

  
opslag en conservering en later in plakken gesneden, bijvoorbeeld met een vleessnij-inrichting of in andere gewenste vormen, en ontdooid worden. bovendien kan het vochtige extrudaat zonder voorafgaande droging bevroren worden en voor of na het bevriezen in stukken verdeeld worden.

  
De voorkeursprodukten van de uitvinding hebben een geïntegreerde structuur ofwel een vleesvormige of georganiseerde weefselachtige

  
 <EMI ID=68.1> 

  
in dierlijke eiwitten, bijvoorbeeld de organisatie van macrovezels, terwijl zij een structuurlijke eenheid behouden bij koken en zelfs bij

  
 <EMI ID=69.1> 

  
tenminste 30%, bijvoorbeeld ongeveer 40%, 45%, 50%, 55% of zelfs meer, op  <EMI ID=70.1> 

  
basis van het droge gewicht. Indien gewenst kunnen zij vrijwel of geheel vrij zijn van niet-eiwithoudende vulstoffen of bindmiddelen.

  
Natuurlijke voedingsprodukten, waaronder vlees of vleesachtige produkten, kunnen worden aangevuld, aangelengd of vermengd met de eetbare produkten volgens de uitvinding, bijvoorbeeld als beschreven in voorbeeld VIII. De eetbare produkten volgens de uitvinding kunnen bijvoorbeeld in , blikvoedsel worden toegepast en kunnen in het blik gekookt of behandeld worden in overeenstemming met het gebruik in de voedingsindustrie. Zij kunnen ook gebruikt worden in vleesemulsies.

   De produkten kunnen gehydrateerd of gerehydrateerd worden en in de voedingsindustrie gebruikt worden voor dezelfde doeleinden ais de bekende getextureerde plantaardige eiwitten (TVP-produkten), waaronder als aanlengmiddel of toevoegsel voor natuurlijk vlees of vleesachtige produkten of als vervanging van vlees voor mensen en dieren, maar gemeend wordt dat de produkten van de uitvinding zich onderscheiden van en beter zijn dan de TVP-produkten die tot nog toe beschikbaar waren.

  
 <EMI ID=71.1> 

  
hoofdzaak zijn driedimensionale netwerkstructuur met disulfideverknoping.

  
De opmerkelijke stabiliteit van deze driedimensionale netwerkstructuur wordt aangetoond door de volgende serie proeven.

  
Bij het uitvoeren van deze proeven werd 10 g van een droog monster van het te beproeven produkt geplaatst met 80 ml water in een 85 grams blik. Het blik werd gesloten en de inhoud verhit op 110[deg.]C gedurende 90 minuten, waarna het blik werd geopend en de inhoud voor beproeving ver-

  
 <EMI ID=72.1> 

  
De volgende stap was het in aanraking brengen van een gedeelte van het verhitte monster met een 6 M guanidine-hydrochlorideoplossing, gebufferd

  
 <EMI ID=73.1> 

  
voeging van dit oplosmiddel is men verzekerd dat het verkregen eiwithoudende monster zich gedraagt als typische willekeurig gerichte polymeerhelices (Tanford et al., J. Biol. Chem-, 241, 1921 (1968); Tanford et al.,

  
 <EMI ID=74.1> 

  
(1968); Tanford, Advan. Protein Chem., 24, 1 (1970). Wanneer het monster opstelt betekent dit dat de driedimensionale netwerkstructuur in belangrijke mate gehandhaafd is gebleven. Wanneer echter het monster aanvankelijk op- 

  
 <EMI ID=75.1>   <EMI ID=76.1> 

  
het licht doorlatende monster door dit in water te plaatsen en de guanidinehydrochloride te laten uitdiffunderen, waarna de celstructuur van het

  
 <EMI ID=77.1> 

  
belangrijke mate zijn driedimensionale netwerkstructuur heeft behouden bij de voorafgaande behandeling met guanidine-hydrochloride.

  
Wanneer het monster wordt geplaatst in een oplossing van 6 M

  
 <EMI ID=78.1> 

  
ethanol (disulfide-reduceermiddel), kan het produkt aanvankelijk opzwellen als gevolg van het behoud van de disulfide-netwerkstructuur, maar het mercaptoethanolbestanddeel veroorzaakt verbreking van de disulfidenetwerkvorm, waardoor het produkt oplosbaar wordt en zijn fysisch zelfdragende netwerkstructuur en structuurvorm verliest (dat wil zeggen in belangrijke mate structureel vervormt of ineenzakt). Deze proef bevestigt dat wanneer het monster zijn structurele vorm behield bij de voorafgaande behandeling met guanidine-hydrochloride, dit een gevolg was van de disulfide-netwerkstructuur. (Indien gewenst kan het mercaptoethanol worden toegevoegd aan het monster, dat tevoren was behandeld met guanidine-hydrochloride en wanneer deze andere werkwijze wordt gevolgd, moeten vergelijkbare resultaten verkregen worden).

   Bij het wassen van het monster met water voor het verwijderen van de guanidine-hydrochloride-mercaptoethanoloplossing is de oorspronkelijke celstructuur van het verwarmde produkt niet aanwezig
(globaal visueel onderzoek) wanneer deze structuur een gevolg is van disulfideverknoping.

  
De uitgevoerde proeven en werkwijzen voor het bepalen van dichtheid of s.g., waterabsorptievermogen en structureel verband van een verwarmd produkt (evenals een aan kokend water onderworpen produkt) volgen nu.

  
Dichtheidsproef

  
Bij het bepalen van de specifieke dichtheid (in onderscheiding van de bulkdichtheid) van een monster van het eiwithoudende materiaal werd een totaal van 10 g van een gedroogd monster van eiwithoudend materiaal
(met bij voorkeur een kubische deeltjesgrootte van ongeveer 12,7-19 mm)

  
 <EMI ID=79.1> 

  
van 0,42 mm en voor 100% blijft liggen op een zeef met een maaswijdte van 0,177 mm, werden gedaan in een bekend laboratoriummaatglas van 100 ml, dat  <EMI ID=80.1>  tijdens de toevoeging continu in trilling werd gehouden doordat het was bevestigd aan een elektrische hamervibrator. De trilwerking veroorzaakt innig contact van het zeezand met alle stukken van het eiwithoudende monster.

  
Een deel van het zand wordt eerst in het maatglas geplaatst, daarna werd een stuk van het eiwithoudende monster op het zand geplaatst en  dit stuk weer bedekt met verder zand. Deze procedure werd herhaald totdat alle stukken van het monster van 10 g en al het overblijvende zand in het maatglas waren toegevoegd en alle stukken volledig waren omgeven door en volledig ingebed in het zand. Bij het begraven van de stukken van het monster in zand werd het zand toegevoegd met een snelheid van ongeveer

  
1 ml/sec.

  
Het totale volume van het zand plus het eiwithoudende materiaal werd'afgelezen op het maatglas en de 70 ml van het zand afgetrokken van de gevonden waarde om het volume in ml van het eiwithoudende monster te verkrijgen.

  
Daarna werd het s.g, van het eiwithoudende monster in g/ml bepaald met de volgende formule:

  

 <EMI ID=81.1> 

Waterabsorptieproeven

  
De absorptie van koud water werd bepaald door het plaatsen van

  
10 g van een gedroogd monster van eiwithoudend materiaal in een beker van
250 ml en het toevoegen van 150 ml leidingwater. Men liet de beker met zijn ijhoud 1 uur bij kamertemperatuur staan. Na 1 uur werd het overschot aan vloeistof afgegoten door een zeef met een maaswijdte van 0,84 mm. Daarna werd het gewicht in g van het gehydrateerde eiwithoudende materiaal bepaald.

  
Het percentage geabsorbeerd koud water werd bepaald met de volgende formule:

  

 <EMI ID=82.1> 


  
Bij het bepalen van het percentage geabsorbeerd heet water werd dezelfde procedure gevolgd, maar met 10 g van een monster droog eiwithoudend materiaal en 150 ml kokend water. Het water werd na 10 minuten ver- <EMI ID=83.1> 

  
heden werd bepaald door het plaatsen van 10 g van een monster van droog

  
 <EMI ID=84.1> 

  
van het blik en het onderwerpen van de inhoud aan verwarming gedurende 90 minuten bij 110[deg.]C. Het percentage van het geabsorbeerde water werd bepaald. met de boven gegeven formule.

  
Verwarmingsproef voor structureel verband

  
Bij het bepalen van het verband van een monster van gedroogd eiwithoudend materiaal bij verwarming werd 10 g van het droge eiwithoudende materiaal, gesneden in stukken van bijvoorbeeld ongeveer 12,7 x 12,7 x 12,7

  
 <EMI ID=85.1> 

  
afgedicht en de inhoud verhit gedurende 90 minuten bij 110 C. Na afkoeling werd het blik geopend.

  
Wanneer het verkregen gehydrateerde eiwithoudende produkt, hoewel opgezwollen tot een grotere afmeting als gevolg van het verwarmen, in hoofd-

  
 <EMI ID=86.1> 

  
de vloeistof in hoofdzaak helder is, wordt geacht dat het produkt zijn structurele verband heeft behouden. Wanneer echter het verkregen materiaal is uiteengevallen zodanig dat er een pap- of pulpachtige consistentie is ontstaan en niet in hoofdzaak zijn samenhangende, zelfdragende, brokvormige structuur (structurele identiteit) heeft behouden en de vloeistof zeer melkachtig is, wordt geacht dat het produkt zijn structurele eenheid of  structurele verband niet heeft behouden.

  
De tekening,die niet op schaal is, dient ter toelichting van de uitvinding en toont enkele extrusie-inrichtingen die gebruikt werden bij verschillende van de hieronder volgende Voorbeelden.

  
Fig. 1 is een langsdoorsnede van een laboratoriumextrusieinrichting, type Brabender, waarbij verwarmingsband is gewikkeld om het grootste deel van de langwerpige matrijs, welk samenstel werd gebruikt bij verschillende van de proeven van de Voorbeelden I en II en, zonder

  
 <EMI ID=87.1> 

  
Fig. 2 is een langsdoorsnede van een extrusie-inrichting, type Prodex, met drie langwerpige matrijzen, ondergedompeld in water, welke  <EMI ID=88.1> 

  
Egan, gebruikt bij het Voorbeeld VII.

  
Fig. 4 is een gedeeltelijke langsdoorsnede van een Prodex- <EMI ID=89.1>  Fig. 5 is een langsdoorsnede van een extrusie-inrichting, type Sterling, gebruikt bij Voorbeeld IX.

  
De Brabender-extrusie-inrichting van fig. 1 werd gebruikt voor bepaalde proeven van de Voorbeelden I en II.

  
De weergegeven extrusie-inrichting 10 heeft een horizontale, van een mantel voorziene cilinder 11, die over zijn gehele lengte getrokken is, dat wil zeggen trekken en groeven vertoont. De cilinder heeft een

  
 <EMI ID=90.1> 

  
erin opgenomen, die aandrijfbaar is met een niet weergegeven 3 pk-motor.

  
De schroef 13 voert materiaal toe en door een elektrisch verwarmbaar matrijsverloopstuk 16. In de Voorbeelden I en II werd de cilinder 11 verhit met hete olie, die door de mantel gecirculeerd werd. De temperatuur, waarop de mantel werd gehouden, werd bepaald met een thermokoppel 15 voor het meten van de temperatuur van de binnenwand 14 van de cilinder 11. De binnenwand staat in direkt contact met het materiaal, dat door de schroef
13 door de cilinder 11 wordt gevoerd.

  
Het verwarmbare matrijsverloopstuk 16 heeft een horizontaal trechtervormig kanaal en kan verhit worden met een elektrische verwarmingsspiraal of band 19. Het kanaal heeft een inlaatopening 17, die naar

  
binnen taps verloopt naar de ingang 18 van de matrijs, op welke plaats

  
een drukmeter 20 is aangebracht. Een thermokoppel 21 is geplaatst nabij de matrijsingang 18. De matrijsingang 18 is verbonden met een langwerpige horizontale buisvormige matrijs 22, waardoor het extrudaat wordt afge-

  
 <EMI ID=91.1> 

  
Het afgeplatte einde van de langwerpige matrijs 22 voert extrudaat af in de vorm van een lint. De oppervlaktemperatuur van het uiterste afvoereind van de matrijs 22 wordt gemeten met een oppervlakpyrometer, voor-

  
 <EMI ID=92.1> 

  
matrijsopening, van de matrijs 22. Verwarmingsband 24 is om het grootste deel van de lengte van de matrijs 22 gewikkeld en eindigt op een korte afstand achter het punt waar de temperatuur wordt gemeten van het afvoer- <EMI ID=93.1> 

  
warmingsverlies van de hete plastische smelt, die door de matrijs 22 gaat. Dat wil zeggen dat bij toepassing van het verwarmingsband in de Voorbeelden I en II de temperatuur van het band lager was dan van de langwerpige matrijs en zijn inhoud, zodat het band een bestuurde afkoeling daarvan teweegbracht.

  
Bij de werking van de inrichting oefent de schroef 23, die een diameter van 19,05 mm heeft en een verhouding van lengte tot diameter

  
 <EMI ID=94.1> 

  
aan en door het verloopstuk 16 en de matrijs 22. De opbouw van het materiaal, dat door de schroef 13 aan het verloopstuk 16 wordt toegevoerd, veroorzaakt een drukuitoefening op het materiaal, die gemeten wordt met een drukmeter of manometer 20 van het Bourdon-type aan het verloopstuk 16,  aangebracht bij het toevoereinde 18 van de matrijs. De temperatuur van het verwarmde of voorverwarmde verloopstuk wordt gemeten met het thermokoppel 21 nabij de matrijsinlaat 18.

  
De totale lengte van het verloopstuk 16 bedroeg ongeveer 111 mm.

  
 <EMI ID=95.1> 

  
mm en helt over een afstand van ongeveer 60,3 mm naar de inlaat 18, die een diameter heeft van ongeveer 9,5 mm en een lengte van ongeveer 50,8 mm.

  
De matrijs 22 heeft een langwerpig buisvormig mondstuk met een lengte van 254 mm. De matrijs 22 had oorspronkelijk een binnendiameter van 9,5 mm en een buitendiameter van 12,7 mm. De voorste 203 mm van de lengte van de matrijs 22 zijn echter afgeplat, waardoor een matrijsopening ontstaat met een hoogte-van ongeveer 6,35 mm en een breedte van ongeveer

  
12,7 mm, zodat het extrudaat de vorm heeft van een lint.

  
In de Voorbeelden I en II werd de uitzettingsgraad van het extrudaat bestuurd door afkoeling van de matrijs 22 hetzij met samengeperste lucht (niet weergegeven) en omgevingslucht (niet weergegeven), of door

  
het bedekken van het grootste deel van de matrijs met elektrisch verwarmd band 24, dat het'matrijseinde isoleerde en de afkoeling daarvan verminderde, maar niet geheel elimineerde. De inrichting van fig. 1 werd ook gebruikt

  
 <EMI ID=96.1> 

  
De oppervlaktemperatuur van het uitlaateinde of de uitlaatopening van de matrijs 22 werd gemeten met een oppervlakpyrometer met een thermokoppel 23 type 4040 Alnor Pyrocon van de Alnor Instrument Company. Het  thermokoppel 23 werd op de matrijs 22 aangebracht op ongeveer 6,35 mm van  <EMI ID=97.1> 

  
het uitlaateinde. Het verwarmingsband 24 werd aangebracht op ongeveer 12,7 mm achter het thermokoppel 23.

  
De Prodex-extrusie-inrichting van fig. 2 werd gebruikt bij Voorbeeld IV en heef t drie langwerpige matri jzen, gedeeltelijk ondergedompeld in water. Dezelfde inrichting werd ook gebruikt bij Voorbeelden V en VI,

  
 <EMI ID=98.1> 

  
matrijzen werden gekoeld met samengeperste lucht in plaats van met een

  
 <EMI ID=99.1> 

  
 <EMI ID=100.1> 

  
(in een tweede proef van Voorbeeld VI waren de matrijzen gedeeltelijk ondergedompeld in water).

  
 <EMI ID=101.1> 

  
gladde cilinder 31. De cilinder heeft een inlaat 32 voor de toevoer en er

  
 <EMI ID=102.1> 

  
weergegeven 25 pk-motor. De schroef voert materiaal toe aan en door een verloopstuk 43, een 90 -bochtstuk 50, een verdeelblok 51 en drie langwerpige matrijzen 56A, 56B, 56C. De cilinder heeft vier elektrisch verwarmbare zones 1-4. Elke zone kan, indien gewenst, afzonderlijk verhit worden met elektrische verwarmingsspiralen of banden 39, 40, 41, 42. De temperaturen waarop deze zones gehouden worden, worden bepaald door het meten van de temperaturen aan de binnenwand 34 van de cilinder van die zones met

  
 <EMI ID=103.1> 

  
raking met materiaal, dat door de schroef 33 door de cilinder wordt gevoerd.

  
Het verloopstuk 43 heeft een trechtervormig kanaal met een inlaat-

  
 <EMI ID=104.1> 

  
of banden 46, 47. Een manometer 48 is aangebracht aan de matrijsinlaat 45. De temperatuur van het verloopstuk 43 wordt gemeten met het thermokoppel

  
49 aan de matrijsinlaat 45.

  
Het naar omlaag gerichte elleboogstuk 50 verbindt het verloopstuk
43 met een vertikaal cilindrisch verdeelblok 51. Dit blok kan verwarmd of voorverwarmd worden met stoom (niet getekend). Het verdeelblok heeft een inlaat 52 die voert naar afzonderlijke, de stroom materiaal splitsende kanalen 53. Het ondereinde van het verdeelblok heeft nippels 54, verbonden met de kanalen 53. Niet gebruikte kanalen worden afgedicht. De nippels 54, verbonden met de drie kanalen 53 van fig. 2, zijn bevestigd aan koppelingen  <EMI ID=105.1> 

  
55 die op hun beurt zijn bevestigd aan drie vertikale langwerpige matrijzen
56A, 56B, 56C. De uitlaateinden van de drie matrijzen zijn gedeeltelijk ondergedompeld in water 57, waardoor het afvoergebied wordt gevormd.

  
Bij extrusie met de inrichting volgens fig. 2 wordt het toegevoerde materiaal gevormd tot een schroeflijnvormig gewikkelde, horizontale, viskeuze plastische smelt, bij het verlaten van de schroef 33. De smelt . gaat dan het horizontale verloopstuk 43 binnen, dat deel uitmaakt van de inrichting 30. Hoewel het verloopstuk 43 is voorzien van elektrische verwarmingsorganen werd daardoor geen warmte toegevoerd bij de proef van Voorbeeld IV, hoewel het verloopstuk 43 werd voorverwarmd voor de betreffende proef.

  
De schroef 33 heeft een diameter van 63,5 mm en een L/D-verhouding

  
 <EMI ID=106.1> 

  
 <EMI ID=107.1> 

  
 <EMI ID=108.1> 

  
 <EMI ID=109.1> 

  
aan de matrijsinlaat 45.

  
Het elleboogstuk 50 heeft een inwendige diameter van 19,05 mm en is bevestigd aan het afvoereinde met een diameter van eveneens 19,05 mm van het verloopstuk 43. Het ondereinde van het elleboogstuk 50 is verbonden met het metalen vertikale, voorverwarmde verdeelblok 51, dat dient voor het splitsen van de stroom materiaal.

  
 <EMI ID=110.1> 

  
 <EMI ID=111.1> 

  
 <EMI ID=112.1> 

  
31,75 mm en verloopt dan geleidelijk radiaal naar buiten naar tien afzon-

  
 <EMI ID=113.1> 

  
ongeveer 4,76 mm en verloopt naar omlaag en naar buiten over een vertikale lengte van ongeveer 50,8 mm. Behalve de inlaat, de kanalen en de kanalen

  
 <EMI ID=114.1> 

  
 <EMI ID=115.1> 

  
Het onderste of afvoereinde van elk kanaal 53 is afgesloten of verbonden met een langwerpige matrijs.

  
 <EMI ID=116.1> 

  
 <EMI ID=117.1> 

  
ongeveer 50,8 mm. Het ondereinde van elke nippel is voorzien van een 19,05 mm koppeling 55. De koppelingen zijn op hun beurt bevestigd aan tirie vertikale matrijzen 56A, 56B, 56C, elk 305 mm lang en met een binnendiameter van 19,05 mm.

  
Het einde van de drie matrijzen is ondergedompeld in een waterbad

  
 <EMI ID=118.1> 

  
rechtstreeks afgevoerd in het water. De temperatuur van het water kan met  een thermometer bepaald worden.

  
Fig. 3 toont een Egan-extrusie-inrichting, gebruikt bij Voorbeeld VII. Deze inrichting 60 heeft een horizontale cilinder 51 met een mantel, die aan de binnenzijde een getrokken profiel heeft van de zones I-IV. De cilinder 61 heeft een inlaat 62 voor de toevoer en er is een roteerbare 3:1 compressieschroef 63 in opgenomen, aangedreven door een 60 pk-motor
(niet getekend). De schroef 63 voert materiaal toe aan en door een verwarmbaar matrijsverloopstuk 71. Het verloopstuk heeft een horizontaal kanaal dat op zijn beurt is verbonden met een horizontale langwerpige matrijs 76.

  
De cilinder 61 heeft zes, afzonderlijk verwarmbare of afkoelbare zones I tot VI. De binnenwandtemperaturen van die zones worden gemeten met thermokoppels 64, 65, 66, 67, 68, 69. De binnenwand 70 staat in rechtstreeks contact met door de schroef 63 door de cilinder 61 aangevoerd materiaal. De cilinder heeft zes afzonderlijke mantels voor de circulatie van koelwater of stoom voor de betreffende zones. De uitlaattemperaturen van het koelwater uit de mantels van de zones I, II en VI worden bepaald met niet getekende thermometers, aangebracht in de respectievelijke uitlaatbuizen.

  
Het verloopstuk 71 heeft een trechtervormig kanaal 72, voerend

  
naar de matrijsinlaat 73. Een omzetter-drukmeter 75 is aangebracht aan de matrijsinlaat 73. In Voorbeeld VII werd het verloopstuk 71 voorverwarmd

  
met stoom, maar bij de proef daarvan werd koelwater door de mantel van het verloopstuk gecirculeerd.

  
Het verloopstuk 71 is bevestigd aan een langwerpige matrijs 76 met 

  
 <EMI ID=119.1> 

  
 <EMI ID=120.1> 

  
van ongeveer 76,2 mm naar de matrijsinlaat 73. De matrijsinlaat 73 verloopt  over ongeveer 50,8 mm. De langwerpige matrijs 76 is 610 mm lang en heeft  <EMI ID=121.1> 

  
 <EMI ID=122.1> 

  
op één lijn met en is verbonden met een horizontaal cilindrisch verdeelblok 51 door een nippel 50A, in plaats van met het elleboogstuk 30, welke

  
 <EMI ID=123.1> 

  
verdeelblok 51 is van dezelfde constructie als het verdeelblok van fig. 2.

  
De nippels 54, die van de beide niet afgesloten verdeelblokkanalen 53 uitsteken,-zijn op hun beurt verbonden met twee koppelingen 55, die weer zijn verbonden met twee langwerpige matrijzen 80, 81 met mantel, die elk hun eigen waterinlaat en -uitlaat hebben. De waterinlaat en de wateruitlaat van respectievelijk de matrijs 80 en 81 zijn niet weergegeven in fig. 4.

  
 <EMI ID=124.1> 

  
 <EMI ID=125.1> 

  
 <EMI ID=126.1> 

  
kan worden opgenomen met een niet weergegeven thermometer.

  
Bij gebruik van de boven beschreven extrusie-inrichtingen in de verschillende Voorbeelden waren de verloopstukken en het verdeelblok, indien aanwezig, in een verwarmde of voorverwarmde toestand.

  
De Sterling-extrusie-inrichting 90 volgens fig. 5 werd toegepast bij Voorbeeld IX en heeft een matrijzensamenstel. De extrusie-inrichting zonder de schroef werd vervaardigd door de Sterling Extruder Corporation onder model 5000 en heeft een lengte van 114 mm met een L/D-verhouding van
24:1. De schroef werd vervaardigd volgens specificatie van de aanvraagster.

  
Zoals in fig. 5 is weergegeven behoeft het matrijzensamenstel niet stationair te zijn. Bovendien behoeft het vochtige materiaal, dat aan de inrichting wordt toegevoerd, niet de vorm van een hete smelt te hebben.

  
 <EMI ID=127.1> 

  
een buitenmatrijs met rechte, in langsrichting verlopende groeven (niet getekend) en de roteerbare compressieschroef 93 bepaalt een wand van een roterende binnenmatrijs. Materiaal wordt aan de inrichting toegevoerd door  <EMI ID=128.1> 

  
niet weergegeven 150 pk-motor. De schroef heeft een doorlopende schroefdraad, rondom de kern van de schroef in schroeflijnwindingen en verschaft

  
 <EMI ID=129.1> 

  
een continu schroeflijnvormig kanaal. 

  
De schroef heeft vier toevoergangen, twee overbrenggangen en achttien doseergangen. De toevoer- en overbrengingsgangen liggen in zone

  
I en de doseergangen in de zones II, III en IV. Alle toppen van de schroefgangen zijn vlak en verlopen gelijk met de buitsnwand 102 van de matrijs met een speling van ongeveer 76 micron.

  
Elke schroefgang ofwel elk schroefblad heeft een dikte van 14,29  mm en een dikte van 12,7 mm gemeten loodrecht op de voor- en achterrand van elk schroefblad. De diepte van het kanaal bedraagt in het toevoerdeel ongeveer 16 mm en in het doseerdeel ongeveer 5 mm. De kanaalbreedte tussen de schroefbladen is ongeveer 95,2 mm gemeten loodrecht op de schroefbladen.

  
De kanaaldiepte in het overgangsdeel neemt geleidelijk af van die in het toevoerdeel naar die in het doseerdeel.

  
De buitenwand 102 heeft een binnendiameter van ongeveer 114 mm en heeft een niet weergegeven getrokken profiel van zone I t/m zone III. De lengte van de matrijs, gemeten van de eerste tot de laatste schroefgang bedraagt ongeveer 178 mm.

  
De buitenwand 102 en de schroef 93 vormen tezamen in feite een verloopstuk waarbij de open dwarsdoorsnede bij 110 tussen de wand 102 en

  
de beide overbrengingsgangen in diepte afneemt en daarna de ruimte tussen de wand 102 en de kern van de schroef in feite de vormgevingsmatrijs is.

  
Wanneer de schroef 93 roteert worden een aanzienlijke druk en een bewerkings- of afschuivingsinvloed uitgeoefend op het voortbewegende materiaal.

  
De matrijs heeft vier zones I-IV, die afzonderlijk verwarmd en/of gekoeld kunnen worden voor zover wenselijk en nodig is.- De zones I-IV kunnen afzonderlijk verhit worden met elektrische verwarmingsspiralen of banden
94, 95, 96, 97. Koperen buizen 98, 99, 100 en 101 liggen tussen de verschillende verwarmingsorganen en zijn afzonderlijke middelen voor het circuleren van koelwater naar de verschillende zones en dienen meer in 'het bijzonder voor het regelen van de temperatuur van de buitenwand van de  <EMI ID=130.1>  de zones is onafhankelijk regelbaar. De temperatuur van het binnenste deel van de buitenwand 102 van de matrijs van elke zone wordt bepaald met thermokoppels 103, 104, 105 respectievelijk 106. Deze stationaire wand van de <EMI ID=131.1>  materiaal.

  
De schroef 93 kan inwendig gekoeld worden met leidingwater, zoals '  in Voorbeeld IX. Het koelwater circuleert door een niet weergegeven pijp,

  
 <EMI ID=132.1> 

  
schroef en een draaikoppeling van de pijp zorgen voor teruggaande circulatie, zodat het water wordt afgevoerd aan hetzelfde einde van de pijp als waardoor het de schroef is binnengegaan. De temperatuur van het uit de schroef 93 afgevoerde water.wordt gemeten met een niet weergegeven thermometer.

  
Het materiaal, dat de matrijs verlaat, wordt afgevoerd door de matrijsopening, gevormd tussen het afvoer- of stroomafwaartse einde 111

  
van de buitenwand 102 van de matrijs en de buitenste stompe neus van de schroef.

  
Wanneer de inrichting werkt komt de in de matrijs gevormde smelt door de matrijsopening naar buiten in de omgeving in de vorm van een continu schroeflijnvormig lint.

  
Onder geschikte werkomstandigheden kan een vochtig eiwithoudend uitgangsmateriaal, opgesloten in de matrijs, worden omgezet tot een vochtige plastische smelt. Hoewel een smelt reeds gedeeltelijk of geheel gevormd kan zijn in zone II, is deze zeker aanwezig in de zones III en IV. De in de schroefgangen aanwezige smelt vult de dwarsdoorsnede van de matrijs op.

  
De hieronder volgende voorbeelden dienen slechts als toelichting

  
en het produkt en de werkwijze van de uitvinding zijn niet daartoe beperkt, terwijl in sommige gevallen tenminste delen van een voorbeeld procesomstandigheden kunnen aangeven, die vermeden moeten worden. In de voorbeelden betreffen de waarden van dichtheid en waterabsorptie en het bepalen van het structurele verband in hoofdzaak droge produkten, tenzij anders-is aangegeven;' 

  
Voorbeeld I

  
Het volgende mengsel werd gelijkmatig gemengd en toegevoerd aan en door de laboratorium-extrusie-inrichting 10, type Brabender, het matrijs- <EMI ID=133.1> 

  

 <EMI ID=134.1> 


  
Het gebruikte sojameel was sojameel 1-200, een met oplosmiddel geëxtraheerd sojameel van A.E. Staley Manufacturing Company met een NSI van 60% en een eiwitgehalte van 52%. Durkex 500 is een gestabiliseerde  plantaardige olie van Glidden-Durkee Division, SCM Corporation. De caramelkleurstof was Sethness B en C, een poedervormig produkt van Sethness Products Company.

  
De 1:1 transportschroef 13 van de extrusie-inrichting 10 werd geroteerd met 100 omwentelingen per minuut. De getrokken cilinder 11 van

  
de inrichting 10 werd verhit met circulerende hete olie voor het handhaven

  
 <EMI ID=135.1> 

  
 <EMI ID=136.1> 

  
toegevoerde materiaal veroorzaakte een druk van 17,5 ato, bepaald met de drukmeter 20 van het verloopstuk 16, welke druk wordt uitgeoefend op het eiwitmengsel. De temperatuur van het verhitte verloopstuk 16, bepaald door het thermokoppel 21, dat geplaatst was nabij de matrijsinlaat 18 daarvan,  was 15Q[deg.]C.

  
 <EMI ID=137.1> 

  
het koelen van de matrijs 22 met samengeperste lucht, omgevingslucht of, zoals weergegeven in fig. 1, door het bedekken van het grootste deel van de matrijs met elektrisch verwarmd band 24, dat de matrijs isoleerde en de koeling van de matrijs en zijn inhoud verminderde, maar niet ophief. In alle gevallen, waarin het gewenste produkt werd vervaardigd, werd de koeling zodanig uitgevoerd dat een zone ontstond nabij of ter plaatse van de afvoeropening van de matrijs met een temperatuur iets boven 100 C en een druk waarbij enige stoom werd gevormd binnen de matrijs 22.

  
Vier versc-hillende proeven (proeven 1-4) werden gedaan met het voorgaande mengsel. Bij deze proeven varieerde de temperatuur aan het  <EMI ID=138.1> 

  
daatprodukten van de proeven 1-4 werden gesneden in stukken van ongeveer
12,7 x 6,35 x 12,7 mm.

  
De omstandigheden en de resultaten van deze proeven zijn weer&#65533;-

  
 <EMI ID=139.1> 

  
met een in de handel zijnd TVP, geëxtrudeerd en opgeblazen door explosies,. TVP nr. 10 van Archer-Daniels-Midland Company met stukken van afmetingen

  
 <EMI ID=140.1>  

  

 <EMI ID=141.1> 


  

 <EMI ID=142.1> 
 

  
Deze tabel toont aan dat wanneer men het extrudaat laat uitzetten zonder opblazen door explosies (door dit laatste wordt de vorming van de georganiseerde, door stoom verkregen celstructuur verbroken en ontstaat een produkt met volgens een willekeurig patroon liggende cellen zonder macroscopische organisatie), maar door de ontwikkeling van door stoom gevormde macroscopische pijpjes of cellen de dichtheid van het extrudaat afneemt, de poreusheid toeneemt, de hydratatiemogelijkheid gemakkelijker wordt en men een belangrijke verbetering verkrijgt van het waterabsorptievermogen. Naarmate bovendien de graad van deze bestuurde expansie toeneemt, worden de verschillen duidelijker.

  
Met de werkwijze van de uitvinding, waarbij bestuurde expansie plaatsvindt, ontstaat onder andere een vrijwel homogeen, geëxpandeerd, gekookt, eetbaar eiwithoudend extrudaat met een weefselachtige textuur en een matrix met door stoom gevormde cellen daarin. De cellen van deze voorkeursprodukten zijn gekenmerkt doordat zij een bepaalde vorm en ligging hebben waardoor een georganiseerde eenassige structuur met cellagen ontstaat. De dwarsdiameter of diameter van de dwarsdoorsnede van de cellen in deze lagen neemt af bij toenemende afstand van de centrale extrusiehartlijn. De dichtheid van het produkt in geëxtrudeerde vorm neemt dan ook af van het

  
 <EMI ID=143.1> 

  
achtige huid is. Wanneer een dergelijk volgens de dichtheid georiënteerd extrudaat in stukken wordt gedeeld verandert de dichtheid van de deeltjes of brokken geleidelijk volgens tenminste één vlak. Extrudaten met dergelijke georganiseerde eenassige celstructuur worden verder gekenmerkt door

  
 <EMI ID=144.1> 

  
van natuurlijk vleesweefsel.

  
Voedingsprodukten die bedoeld zijn op natuurlijk vlees te gelijken moeten een goede textuur hebben en ook een goed waterabsorptievermogen en daarbij moet onbestuurd opblazen of opblazen door explosie voorkomen

  
 <EMI ID=145.1> 

  
gedefinieerde celwanden en daardoor op pap of pulp gelijken.

  
De hieronder volgende tabel 2 toont het effekt van het besturen van de expansiegraad en meer in het bijzonder het verband van de dichtheid met de texturele en structurele eigenschappen van de geëxtrudeerde produkten

  
 <EMI ID=146.1>   <EMI ID=147.1> 

  
Tabel 2

  

 <EMI ID=148.1> 


  
Natuurlijk vlees, waarop gekauwd kan worden, heeft een driedimensionaal verband. Het bestaat niet alleen uit lijnvormige spiervezels, die naast elkaar geplaatst zijn, maar heeft spiervezels, naast elkaar gelegen, die in dwarsrichting met elkaar verbonden zijn door draden van een verbindend weefsel. Opblazen door explosie verzwakt niet alleen een eventueel aanwezige eiwitmatrix maar verschaft ook niet de bewerking door afschuiving en spanning van een dergelijke matrix, zoals optreedt in de matrijs volgens de uitvinding en er worden geen cellen door stoom gevormd  ofwel blazen door ballonvormig opblazen.

  
Met het ballonvormig opgeblazen produkt volgens de uitvinding kan men de gewenste expansiegraad verband laten houden met de deeltjesgrootte van het extrudaat. Wanneer het extrudaat bijvoorbeeld wordt onderverdeeld door het te voeren door een 6,35 mm vleesmaalplaat is de betrekkelijk kleine afmeting-van de deeltjes zodanig dat hydratatie gemakkelijk plaatsvindt bij minder expansie.

  
Bij het maken van grotere blokken van het ballonvormig opgeblazen of geëxpandeerde extrudaat volgens de uitvinding kan het s.g. bijvoorbeeld ongeveer 0,8- g/cm bedragen of tenminste 0,64 g/cm , of ook niet meer dan

  
 <EMI ID=149.1>   <EMI ID=150.1> 

  

 <EMI ID=151.1> 


  
De gebruikte tarwegluten was gedevitaliseerde tarwegluten uit

  
 <EMI ID=152.1> 

  
 <EMI ID=153.1> 

  
 <EMI ID=154.1> 

  
1,59 kg/uur op natte basis en 1,315 kg/uur op droge basis. De cilinder 11 van de inrichting werd verhit met hete olie voor het handhaven van een

  
 <EMI ID=155.1> 

  
het thermokoppel 15 . De opbouw van het materiaal, dat werd toegevoerd aan het verloopstuk 16 door de schroef 13, veroorzaakte een druk van 31,5 ato, bepaald met de drukmeter 20 van het verloopstuk 16, welke druk werd uitgeoefend op het eiwitmengsel. De temperatuur van het verhitte verloopstuk
16, bepaald met het thermokoppel 21, aangebracht nabij de matrijsinlaat
18 daarvan, bedroeg 160 C.

  
Drie verschillende proeven werden met dit mengsel gedaan. Bij deze proeven varieerde de temperatuur van het uitlaateinde van de matrijs 22, bepaald met het thermokoppel 23, grotendeels op dezelfde wijze als in Voorbeeld I.

  
De extrudaten van alle drie proeven 1-3 werden gesneden in stukken van ongeveer 12,7 x 6,35 x 12,7 mm.

  
De omstandigheden en resultaten van deze proeven zijn weergegeven in tabel 3. 

  

 <EMI ID=156.1> 


  

 <EMI ID=157.1> 
 

  
 <EMI ID=158.1>  extrudaat was verhit. Meer in het bijzonder toont tabel 4 dat het ballonvormig opgeblazen produkt van proef 3 goede texturele en structurele

  
 <EMI ID=159.1> 

  
zijn gehele dwarsdoorsnede. 

  
Tabel 4

  

 <EMI ID=160.1> 


  
Met het ballonvormig opgeblazen of geëxpandeerde eiwithoudende produkt van de uitvinding kan de gewenste expansiegraad omgekeerd evenredig zijn met de afmeting van de gewenste extrudaatdeeltjes.

  
Voorbeeld III

  
Het volgende mengsel werd gelijkmatig vermengd en toegevoerd aan de extrusie-inrichting 10, type Brabender, het verloopstuk 16 en de langwerpige matrijs 22 van Voorbeeld I (zie fig. 1) en de werkomstandigheden waren in hoofdzaak gelijk aan die van Voorbeeld I (behalve dat geen proef werd uitgevoerd met verwarmingsband om de matrijs), tenzij anders aangegeven:

  

 <EMI ID=161.1> 

De rijstgluten was gedevitaliseerde rijstgluten met 82% eiwit.

  
De 1:1 transportschroef 13 van de inrichting 10 van fig. 1 werd geroteerd met 50 toeren per minuut en de toevoersnelheid bedroeg 1,27 kg/ uur op natte basis en 0,906 kg/uur op droge basis. De cilinder 11 van de inrichting werd verhit met hete olie voor het handhaven van een temperatuur  <EMI ID=162.1> 

  
koppel 15. De opbouw van het materiaal, toegevoerd aan het verloopstuk 16 door de schroef 13 veroorzaakte een druk van 29,4 ato, bepaald met de drukmeter 20 van het verloopstuk 16, welke druk werkte op het eiwitmengsel.

  
De temperatuur van het verhitte verloopstuk 16, bepaald met het thermokoppel 21, aangebracht nabij de matrijsinlaat 18, bedroeg 157 C. 

  
 <EMI ID=163.1> 

  
één proef werd de matrijs 22 gekoeld met samengeperste lucht en bij de andere proef met omgevingslucht. De temperatuur aan het uitlaateinde van de matrijs 22 werd bepaald met het thermokoppel 23.

  
De glasachtige extrudaten van de beide proeven werden in stukken gesneden van ongeveer 12,7 x 6,35 x 12,7 mm. 

  
De omstandigheden en resultaten van deze proeven zijn weergegeven in tabel 5.

  
Tabel 5

  

 <EMI ID=164.1> 


  
Tabel 6 toont het verband van dichtheid met texturele en structurele eigenschappen voor de produkten van de proeven 1 en 2 na verhitting.

  
Tabel 6
 <EMI ID=165.1> 
 Voorbeeld IV  . Het volgende mengsel werd gelijkmatig vermengd en toegevoerd aan de extrusie-inrichting 30, type Prodex, het verloopstuk 43, het elleboogstuk 50, het verdeelblok 51 en drie langwerpige matrijzen 56A, 56B, 56C aan het water 57 volgens fig. 2, voor het verschaffen van een door stoom geëxpandeerd extrudaat:

  

 <EMI ID=166.1> 


  
Het gebruikte sojameel was sojameel 1-200. Het gebruikte ijzeroxide was RU 5098, een produkt van Pfizer Minerals, Pigments and Metals.

  
De 2:1 compressieschroef 33 van de extrusie-inrichting 30 volgens fig. 2 werd geroteerd met 270 toeren per minuut door een 25 pk-motor, stroomsterkte ongeveer 40 A. De toevoersnelheid bedroeg 181,3 kg/uur op natte basis en ongeveer 127 kg/uur op droge basis. De binnenwand 34 van zone II van de extrusiecilinder 31 werd op een temperatuur van 150 C gehouden, bepaald met het thermokoppel 36. Tijdens de proef werd geen extra warmte elektrisch toegévoerd voorbij de zone II van de cilinder 31. Een kleine elektrische waaier (niet getekend in fig. 2) werd gericht op zone

  
III tijdens de gehele proef, voor het verminderen en handhaven van de cilinderwandtemperatuur op 100 C in die zone. De temperatuur van het matrijsverlcopstuk 43, bepaald met het thermokoppel 49 nabij de matrijsinlaat 45, 

  
 <EMI ID=167.1> 

  
afvoereinde van elk van de drie langwerpige matrijzen 56A, 56B, 56C was gedeeltelijk ondergedompeld tot een diepte van ongeveer 200 mm in koelwater
57 met een temperatuur van 76,7[deg.]C tijdens de proef. Het glasachtige extru-  daat van deze proef werd dus afgevoerd uit de drie matrijzen rechtstreeks

  
 <EMI ID=168.1> 

  
Het glasachtige extrudaat verliet de drie matrijzen ongeveer als worst en met bestuurde en beperkte expansie.

  
Een monster van het extrudaat, verkregen met deze proef, werd gemalen door een vleesmaalplaat met gaten van 9,5 mm diameter. Dat monster

  
 <EMI ID=169.1>   <EMI ID=170.1> 

  
Een ander monster van het extrudaat werd gemalen in een vleesmolen met een grote niervormige plaat met drie niervormige gaten van ongeveer
44,45 x ongeveer 19,05 mm en daarbij werden grote stukken verkregen van het

  
 <EMI ID=171.1> 

  
een s.g. van 0,833 g/cm an een absorptiewaarde voor koud water van 214%.

  
Een in de handel verkrijgbaar, door explosie-opblazen verkregen TVP-produkt, namelijk nr. 10 van sojaeiwit, met stukken van ongeveer 9,5 x 9,5 x 12,7 mm van Archer-Daniels-Midland Company, dat gebruikt werd als vergelijking, had een s.g. van 0,512 g/cm en een absorptiewaarde voor koud water van 229%.

  
Bij het onderdompelen van de grote stukken van het extrudaatprodukt

  
 <EMI ID=172.1> 

  
water gedurende 10 minuten, had het verkregen gehydrateerde produkt een duidelijke laagvormige, vleesachtige textuur of structuur, die in stroken of vellen kon worden afgepeld, terwijl het bekende TVP-produkt bij behandeling op dezelfde wijze duidelijk meer vezelig en sponsachtig was en geen goede texturele of vleesachtige eigenschappen had.

  
Voorbeeld V

  
Het volgende mengsel werd gelijkmatig vermengd en toegevoerd aan de extrusie-inrichting, type Prodex, van Voorbeeld IV, behalve dat vier

  
 <EMI ID=173.1> 

  
matrijzen werden gekoeld met samengeperste lucht in plaats van door een waterbad. De werkomstandigheden waren in hoofdzaak gelijk aan die in Voorbeeld IV, tenzij anders aangegeven:

  
Materialen

  

 <EMI ID=174.1> 


  
Het gebruikte geneutraliseerde sojaeiwitconcentraat was het

  
 <EMI ID=175.1> 

  
 <EMI ID=176.1> 

  
De 2:1 compressieschroef 33 van de extrusie-inrichting 30 volgens

  
 <EMI ID=177.1> 

  
 <EMI ID=178.1> 

  
zones I-IV van de extrusiecilinder 31 werd gehouden op temperaturen van
40[deg.], 125[deg.], 150[deg.] en 145[deg.]C, bepaald met de thermokoppels 35, 36, 37 en 38.

  
 <EMI ID=179.1>  zone III van de cilinder 31. Een kleine elektrische waaier (niet weergegeven in fig.- 2) werd gericht op zone IV tijdens de proef voor het verlagen en handhaven van de cilinderwandtemperatuur op 145 C in die zone. De temperatuur van het verloopstuk 43, bepaald met het thermokoppel 49 aan de matrijsinlaat 45 daarvan, was 145"C. De vier langwerpige matrijzen werden gekoeld met samengeperste lucht tijdens de proef, in plaats van met water.

  
Het geëxpandeerde produkt volgens de uitvinding had bij dit voor-' beeld een s.g. van 0,592 g/cm , vergeleken met a) een s.g. van ongeveer 1,44 g/cm of meer voor een ongeëxpandeerd extrudaat, vervaardigd volgens de Amerikaanse octrooiaanvrage serial no. 285,422, ingediend 31 augustus
1972, waarnaar wordt verwezen, en met b) een s.g. van 0,52 g/cm voor het handelsprodukt TVP nr. 10, door explosie opgeblazen, dat een vezelig

  
 <EMI ID=180.1> 

  
van de Archer-Daniels-Midland Company.

  
 <EMI ID=181.1> 

  
in grote stukken van ongeveer 12,7 x 19 x 19 mm.

  
De grote stukken van het produkt van de uitvinding en het handelsprodukt werden daarna elk onderworpen aan verhitting en vergeleken. De

  
 <EMI ID=182.1> 

  
hetgeen veel groter is dan verkregen met de grote stukken van het glasachtige extrudaat, vervaardigd volgens de octrooiaanvrage 285.422. Het TVP-produkt had een waterabsorptie van 380%.

  
De stukken van het TVP-produkt hadden echter een vezelig uiterlijk en behielden hun vorm niet, maar werden sponsachtig. In tegenstelling 

  
 <EMI ID=183.1> 

  
en een gelaagde of velvormige structuur, die afgepeld kon worden, waardoor het meer op natuurlijk vlees geleek.

  
Voorbeeld VI

  
Het volgende mengsel werd gelijkmatig vermengd en toegevoerd aan de extrusie-inrichting, type Prodex, van Voorbeeld IV, behalve dat vijf langwerpige matrijzen werden gebruikt in plaats van drie, terwijl bij

  
 <EMI ID=184.1> 

  
 <EMI ID=185.1> 

  
 <EMI ID=186.1> 

  
tenzij anders aangegeven: 

  

 <EMI ID=187.1> 

Het sojameel was sojameel 1-200 en het ijzeroxide RU 5098.

  
Bij de twee proeven volgens dit voorbeeld werd de 2:1 compressieschroef 33 van de extrusie-inrichting 30 van fig. 2 geroteerd met 185 toeren per minuut door een 25 pk-motor met 35 A. De toevoersnelheid bedroeg 181,3 kg/uur op natte basis en 127 kg/uur op droge basis. De binnenwand 34 van de zones I-IV van de extrusiecilinder 31 werd gehouden op

  
 <EMI ID=188.1> 

  
35, 36, 37, 38. Tijdens de proef werd geen extra warmte elektrisch toegevoerd voorbij zone III van de cilinder 31. Een kleine elektrische waaier werd gericht op zone IV tijdens de gehele proef voor het verlagen en handhaven van de cilinderwandtemperatuur op 145 C in die zone. De temperatuur van het verloopstuk 43, bepaald met het thermokoppel 49, aange-

  
 <EMI ID=189.1> 

  
het buitenste, vertikale afvoereinde van elk van de vijf matrijzen gedeeltelijk ondergedompeld tot een bepaalde diepte in koelwater. Het glasachtige extrudaat van proef 1 werd Jus door de matrijzen rechtstreeks in water afgevoerd. Bij proef 2 werden de vijf matrijzen gekoeld met samengeperste lucht in plaats van water tijdens de proef.

  
De verkregen geëxpandeerde produkten van proeven 1 en 2 werden ge-  malen in een vleesmolen met de grote niervormige plaat van Voorbeeld IV.

  
 <EMI ID=190.1> 

  
Een histologisch en microscopisch onderzoek van de stukken van de produkten van proeven 1 en 2 werd uitgevoerd en van het handels-

  
 <EMI ID=191.1>  

  

 <EMI ID=192.1> 


  
 <EMI ID=193.1>  terwijl het materiaal rondom de ruimten weer zeer massief en dicht was.

  
 <EMI ID=194.1> 

  
achttg en zag er tamelijk open uit.

  
Monsters van de bovengenoemde produkten werden opnieuw gehydrateerd

  
 <EMI ID=195.1> 

  
 <EMI ID=196.1> 

  
dicht en massief uitzag, uit elkaar getrokken kon worden in vellen (niet in vezels) vclgens de bovengenoemde half cirkelvormige breukvlakken. Het monster van proef 2 leek lichter te zijn geworden en hoewel het niet op het wateroppervlak dreef was het tijdens de rehydratatie uitgezet. Het honingraatuiterlijk was duidelijk te zien en ook dit monster kon in vellen

  
 <EMI ID=197.1> 

  
als het monster van proef 1. Het handels TVP-monster was duidelijk geëxpandeerd, dreef op het wateroppervlak en bij uit elkaar scheuren was dit draderig en vezelig.

  
Van de gerehydrateerde stukken werden monsters van ongeveer 1 cm  gesneden. Deze afgesneden monsters werden bevroren in isopentaan, afgekoeld met vloeibare stikstof, in lagen van 10 micron gesneden in een cryostaat, gekleurd met Harris hemotoxyline en microscopisch onderzocht. Er werden vergrote foto's van de monsters genomen.

  
Er bleken enkele duidelijke verschillen tussen de monsters bij het snijden. De monsters van de proeven 1 en 2 konden gemakkelijk gesneden worden en het materiaal in elke snede was blijkbaar goed samengebonden. Het monster van het handels TVP was moeilijk te behandelen doordat de

  
 <EMI ID=198.1> 

  
van het mes waren op te nemen.

  
Microscopisch onderzoek toonde dat bij proef 1 het monster in bepaalde gebieden vrij homogeen was, maar nabij het oppervlak het materiaal  <EMI ID=199.1> 

  
 <EMI ID=200.1> 

  
richting. Noch de monsters van proef 1, noch van proef 2 toonden de

  
 <EMI ID=201.1> 

  
er elementen zichtbaar waren, die vezels of draden genoemd konden worden, alleen in bepaalde gebieden. Het monster van handels TVP bestond duidelijk

  
 <EMI ID=202.1> 

  
 <EMI ID=203.1> 

  
openingen verenigd waren.

  
Gebaseerd op het bovenstaande toonde het geëxpandeerde produkt, zelfs wanneer het was geëxpandeerd tot een zo laag s.g. als ongeveer 0,448 g/cm , duidelijke structurele eigenschappen in onderscheid met het  handels TVP-produkt. Deze verschillen kunnen vergeleken worden met het verschil tussen ongevulkaniseerde en gevulkaniseerde rubber, waarbij een belangrijke sterkte in dwarsrichting of duidelijke verknoping is ver-  kregen.

  
Voorbeeld VII

  
 <EMI ID=204.1> 

  
de Egan-extrusie-inrichting 60, het verloopstuk 71 en een langwerpige matrijs 76 met mantel als weergegeven in fig. 3:

  

 <EMI ID=205.1> 


  
Het sojameel was sojameel 1-200. Het gebruikte Durkex 500 materiaal was een gestabiliseerde plantaardige olie. De gebruikte caramelkleurstof was Sethness B en C, poedervormig produkt.

  
Bij het bereiden van het mengsel werden eerst de vaste bestanddelen gemengd en werden de plantaardige olie en het water daaraan toegevoegd en ermee vermengd terwijl het toevoermengsel werd gevoerd naar de Egan-extrusie-inrichting 60.

  
De 3:1 compressieschroef 63 van de inrichting 60 van fig. 3 werd  <EMI ID=206.1> 

  
toevoersnelheid bedroeg ongeveer 43 kg/uur op droge basis. Koelwater werd gecirculeerd door de mantels van de zones I en II van de cilinder 61 van de 

  
 <EMI ID=207.1> 

  
64 respectievelijk 65. De zones III, IV en V werden verhit met stoom bij een druk van respectievelijk 8,4 ato, 16,94 ato en 4,76 ato. De binnenwandtemperaturen van de zones III, IV en V waren respectievelijk 151,7[deg.]C,
193,3[deg.]C en 160,5[deg.]C, bepaald met de thermokoppels 66, 67, respectievelijk 68.

  
Koelwater werd gecirculeerd door de mantel van de zone VI en daaruit afgevoerd bij een temperatuur van 15,5 C. De binnenwandtemperatuur van de zone VI werd gehouden op 54,4 C, bepaald met het thermokoppel 69. De opbouw van het materiaal, dat door de schroef 63 werd toegevoerd aan het verloopstuk 71, veroorzaakte een druk van 126 ato, bepaald met de drukmeter 75 van het verloopstuk 71, welke druk werkte op het eiwitmengsel. Door de mantel van de matrijs 76 werd koelwater gecirculeerd met een inlaattemperatuur van

  
 <EMI ID=208.1> 

  
weergegeven thermometers.

  
Het aldus verkregen extrudaat had de algemene vorm van worst en

  
een diameter van ongeveer 19-25 mm en werd gesneden door een snij-inrichting,

  
 <EMI ID=209.1> 

  
extrudaat in stukken van ongeveer 25 mm lengte werd gesneden.

  
 <EMI ID=210.1> 

  
Een monster van grote stukken van het extrudaat werd gedurende 30 minuten in kokend water geplaatst. Een ander monster van de stukken werd onderworpen aan verhitting in een afgesloten vat.

  
De in water gekookte stukken hadden een waterabsorptiewaarde van
130% en de verhitte stukken van 209%. De beide monsters van de gehydrateerde produkten hadden goede en zeer gelijkmatige hydratatie-eigenschappen door de gehele dwarsdoorsnede een uitstekende textuur en voelden aangenaam aan in de mond, terwijl zij, zowel in fysisch uiterlijk als in aanvoelen, zeer veel op natuurlijk vlees geleken. De hydratatiewaarde, die verkregen werd door het produkt te onderwerpen aan het verhitten in een vat was uitstekend en hoger dan die welke werd verkregen door het onderdompelen  <EMI ID=211.1> 

  
 <EMI ID=212.1> 

  
toegevoerd aan de Prodex-extrusie-inrichting 30 (fig. 2), het verloopstuk

  
 <EMI ID=213.1> 

  

 <EMI ID=214.1> 


  
 <EMI ID=215.1> 

  
plantaardige olie.

  
De vaste bestanddelen werden gemengd met het sojameel en de Durkex 500-olie en het mengsel werd toegevoerd aan een roerinrichting, waarin het water werd toegevoegd. Vervolgens werd het verkregen mengsel toegevoerd aan de extrusie-inrichting 30.

  
De 2:1 compressieschroef 33 van de extrusie-inrichting 30, weergegeven in fig. 2, werd geroteerd met 230 toeren per minuut door een 25 pk-motor bij een stroomstezkte van ongeveer 30-40 A. De toevoersnelheid bedroeg 63,5 kg/uur op natte basis en 45,36 kg/uur op droge basis. De binnenwand 34 van de zones I-IV van de cilinder 31 werd gehouden op temperaturen van respectievelijk 100 , 150 , 135 en 138 C, bepaald met de thermokoppels 35-38. Tijdens deze proef werd geen extra warmte elektrisch toegevoerd voorbij de zone II van de cilinder 31. Een kleine elektrische waaier, die in fig. 2 of 4 niet is weergegeven, werd tijdens de gehele proef op de zones III en IV gericht voor het verlagen en houden van de cilinderwandtemperaturen op 135[deg.] en 138 C in die zones.

   De opbouw van het materiaal, dat door de schroef 33 werd toegevoerd aan het verloopstuk 43, veroorzaakte een druk van 122,5 ato, bepaald met de drukmeter

  
48 van het verloopstuk 43, welke druk werkta op het eiwitmengsel. De

  
 <EMI ID=216.1> 

  
gebracht nabij de matrijsinlaat 45 daarvan, bedroeg 145 C. De beide langwerpige horizontale matrijzen 80, 81 volgens fig. 4 werden gekoeld met circulerend water met een inlaattemperatuur van 76,7[deg.]C, bepaald met een in fig. 4 niet weergegeven thermometer. 

  
 <EMI ID=217.1> 

  
geleek op een worst, had een iets grotere diameter dan 19 mm en door stoom verkregen cellen in de gehele dwarsdoorsnede, maar een dichte, vrijwel niet geëxpandeerde, glasachtige huid.

  
Het extrudaat werd geplaatst in kokend water gedurende 5 minuten teneinde het malen te vergemakkelijken en werd daarna gevoerd door een vleesmolen met gaten van 19 mm diameter. Dit gebruik van kokend water vergemakkelijkt het onderverdelen van het extrudaat en vermindert het ontstaan van fijne deeltjes of gruis (deze voorbereidingswijze van het extrudaat op het slijpen werd ook gebruikt bij de bovengenoemde voorbeelden

  
IV en VI). Het produkt ging vrijwel op dezelfde wijze door de vleesmolen alsof het een massa natuurlijk vlees was. De molen vormde stukjes van onregelmatige vorm, hetgeen gewenst is.

  
Het gedroogde geëxpandeerde extrudaat had een s.g. 0,689 g/cm <3> en een waterabsorptievermogen van 200% na te zijn ondergedompeld in heet water gedurende 10 minuten.

  
De gedroogde hydrateerbare stukken werden opgenomen in het volgende vleespasteimengsel volgens de hieronder te beschrijven procedure:

  

 <EMI ID=218.1> 


  
Bij het bereiden van het bovengenoemde vleespasteimengsel werd water toegevoegd aan stukjes van het geëxpandeerde produkt volgens dit voorbeeld en liet men het water intrekken gedurende 10 minuten. De materialen van het mengsel werden gelijkmatig vermengd door ze te voeren

  
 <EMI ID=219.1>  reerd eiwithoudend produkt, opgeblazen door explosie, verkregen door extrusie van het in de handel verkrijgbare produkt, vervaardigd in hoofdzaak volgens Amerikaans octrooischrift 3.488.770 en had een deeltjesgrootte waarvan 30% maximaal bleef liggen op een zeef me&#65533;. een maaswijdte van 4,00 mm, minimaal 60% ging door een zeef met maaswijdte van 4,00 mm

  
en bleef liggen op een zeef met maaswijdte van 2,00 mm, terwijl maximaal 5% ging door een zeef met maaswijdte van 0,84 mm.

  
De beide vleespasteimengsels werden gevormd tot een pastei van

  
85 g met een Hollymatic pasteivormer.

  
De pasteien, vervaardigd met het geëxpandeerde produkt van dit voorbeeld hadden een goede kleur en een uitstekend uiterlijk (zelfs beter dan de pasteien met het Promate 111 produkt).

  
De volgende dag werden vleespasteien, gemaakt van de beide eiwitprodukten, geplaatst op een grill om ze te koken. Daarna werden de gekookte pasteien geproefd. De pasteien met het geëxpandeerde produkt van dit voorbeeld hadden duidelijk betere bijt- en texturele eigenschappen dan de pasteien van het Promate 111 produkt.

  
 <EMI ID=220.1> 

  
eens vergeleken. 10 g van het geëxpandeerde produkt van dit voorbeeld en
10 g van het Promate 111 produkt werden elk geplaatst in kokend water gedurende 10 minuten. Het produkt van dit voorbeeld had een waterabsorptie

  
 <EMI ID=221.1> 

  
de produkt volgens dit voorbeeld, met zijn duidelijke gelaagde of velvormige structuur: vertoonde bijt- en texturele eigenschappen, waardoor

  
 <EMI ID=222.1> 

  
sterk simuleerden. Het gehydrateerde Promate 111 produkt gaf echter in de mond een sponsachtig gevoel en had weinig textuur.

  
Een aangelengde vleessamenstelling met de smaak, kauwbaarheid en

  
 <EMI ID=223.1> 

  
 <EMI ID=224.1> 

  
vormde cellen, en b) daarmee verenigbaar natuurlijk vlees (waaronder gevogelte of vis). Gemalen vleespasteien kunnen bijvoorbeeld vervaardigd worden met a) van 25-75 gew.% natuurlijk vlees (waaronder gevogelte of vis)

  
 <EMI ID=225.1>   <EMI ID=226.1> 

  
absorptie-eigenschappen, terwijl het bij verhitting in een vat zijn structurele verband behoudt. Dergelijke vleespasteien hebben na koken de volgende minimumeigenschappen:
a) een kookopbrengst, die belangrijk groter is dan zonder het geëxpandeerde produkt van de uitvinding;  b) een cohesie, die tenminste ongeveer gelijk is aan die zonder het produkt van de uitvinding; en c) een textuur, die tenminste ongeveer even goed is als zonder dit toevoegsel.

  
Voorbeeld IX

  
 <EMI ID=227.1> 

  
toegevoerd aan de Sterling-extrusie-inrichting 90 van fig. 5, met onder andere een matrijzensamenstel, werkend onder geregelde omstandigheden:

  

 <EMI ID=228.1> 


  
Het sojameel was sojameel 1-200. Durkex 500 was een gestabiliseerd plantaardige olie.

  
De vaste bestanddelen werden vermengd met het sojameel en de.

  
 <EMI ID=229.1> 

  
snelheid van 331 kg/uur, terwijl het water werd toegevoegd met een snelheid

  
 <EMI ID=230.1> 

  
dwarsdoorsnede 110 van het inleidende deel van het matrijzenstel geleidelijk wordt verminderd, waarna de ruimte tussen de buitenwand 102 en de kern van-de schroef 93 in feite een vormingsmatrijs vertegenwoordigde.

  
 <EMI ID=231.1>  roteerd met 110 toeren per minuut door een 150 pk-motor bij een stroom-  sterkte van ongeveer 130 A.

  
Het binnendeel van de buitenwand 102 van de matrijs in de zones IIV werd gehouden op temperaturen van respectievelijk 71,1 C, 151,7 C,

  
 <EMI ID=232.1> 

  
Tijdens de proef werd elektrisch geen extra warmte voorbij de

  
zone III toegevoerd. In de zone IV werd een maximale hoeveelheid koelwater gebruikt voor het verlagen en handhaven van de temperatuur van de buitenwand op 81,7 C.

  
De schroef werd inwendig gekoeld met leidingwater, dat in een hoeveelheid van 63,5 l/uur werd gecirculeerd. Het water werd uit de schroef uitgelaten bij een temperatuur van 101,1 C.

  
De verblijfstijd van-het materiaal in de extrusie-inrichting lag in het gebied van ongeveer 40-45 seconden. Hoewel een smelt zich geheel of gedeeltelijk gevormd kon hebben in de zone II, was deze zeker aanwezig

  
 <EMI ID=233.1> 

  
omgeving in de vorm van een continu schroeflijnvormig lint. Dit lint had door stoom gevormde cellen en de effekten van ballonvormig opblazen.

  
Men liet het vochtige extrudaat drogen, waarna het s.g. werd bepaald op 0,689 g/cm , waarna het werd onderverdeeld in droge toestand in een Waring-menger, waarna de verkregen stukken werden gezeefd en daaruit de monsters 1 en 2 samengesteld als volgt:

  
Monster 1

  
Gaat voor 100% door een zeef met maaswijdte 4,76 mm en

  
blijft voor 100% liggen op een zeef met maaswijdte 4,00 mm.

  
Monster 2

  
Gaat voor 100% door een zeef met maaswijdte 4,00 mm en

  
blijft voor 100% liggen op een zeef met 2,00 mm maaswijdte.

  
Het waterabsorptievermogen van de beide monsters werd bepaald onder de in tabel 7 aangegeven omstandigheden, met het volgende resultaat. 

  
 <EMI ID=234.1> 

  

 <EMI ID=235.1> 


  
 <EMI ID=236.1> 

  
water en aan het verhitten in een vat waren blootgesteld onder de omstandigheden van tabel 7, in elk geval de structurele eenheid behouden bleef, zij een goede textuur hadden en goed kauwbaar waren.

  
Toen het extrudaat van dit voorbeeld in een vat was verhit en werd beproefd op driedimensionale netwerkstructuur met disulfideverknoping, bleef die onderscheidende netwerkstructuur intakt en was dus in hoofdzaak behouden na de verhitting. Dat wil zeggen dat het produkt opzwol in aan-

  
 <EMI ID=237.1> 

  
8,5, hetgeen het behoud van de driedimensionale netwerkstructuur na het verhitten aangaf. Het produkt werd in hoofdzaak oplosbaar gemaakt en verloor zijn fysische zelfdragende structuur en vorm in een oplossing van

  
 <EMI ID=238.1> 

  
 <EMI ID=239.1> 

  
een gevolg was van disulfideverknoping. Deze netwerkstructuur onderscheidt

  
 <EMI ID=240.1> 

  
produkten. 

  
 <EMI ID=241.1> 

  
2. Een eiwithoudend ballonvormig opgeblazen produkt dat zijn structurele verband bij warmtebehandeling in een vat kan behouden.

  
3. Het produkt van conclusie 1 of 2, waarin het produkt eiwithoudend materiaal omvat van de groep bestaande uit één of meer van

  
'de volgende stoffen: (a) met een oplosmiddel geëxtraheerd plantaardig

  
 <EMI ID=242.1> 

  
gehalte heeft van tenminste ongeveer 30% op basis van het droge gewicht.

  
 <EMI ID=243.1> 

  
blazen extrudaat is.

  
5. Het produkt van conclusie 1, 2, 3 of 4, dat een door afschuiving bewerkt eiwithoudend schuim is.

  
 <EMI ID=244.1> 

Claims (1)

  1. <EMI ID=245.1>
    produkt door stoom ontwikkelde cellen bevat.
    <EMI ID=246.1>
    van binnen uit door stoom ontwikkelde cellen bevinden, waarvan een
    groot deel van deze cellen begrensd worden door celwanden, die door afschuiving bewerkt zijn.
    8. Het produkt volgens één der conclusies 1-7, dat een eetbaar
    eiwithoudend produkt is met een één geheel vormende structuur.
    9. Het produkt volgens één der conclusies 1-8 met door stoom ontwikkelde cellen daarin en een driedimensionale netwerkstructuur met disulfidebinding, welke netwerkstructuur in hoofdzaak in stand
    <EMI ID=247.1>
    ontwikkelde cellen daarin en goede waterabsorptie-eigenschappen,
    welk produkt zijn structureel verband bij verhitten in een vat behoudt en een driedimensionale netwerkstructuur met disulfidebinding heeft. <EMI ID=248.1>
    het oppervlak van de buitenzijde van het produkt per volume-eenheid
    <EMI ID=249.1>
    het gehele produkt heen te verschaffen.
    <EMI ID=250.1>
    produkt ontvet sojaeiwitmateriaal bevat en een eiwitgehalte heeft van tenminste ongeveer 40% op basis van het droge gewicht.
    13. Het produkt volgens één der conclusies 2-12, waarin een
    groot deel van de ballonvormig opgeblazen cellen zijn opgesteld volgens in hoofdzaak, coaxiaal begrensde laminaire lagen.
    <EMI ID=251.1>
    kenmerk, dat de dwarsafmeting van de ballonvormig opgeblazen cellen afneemt in de richting van de extrusiehartlijn af.
    15. Het produkt volgens één der conclusies 1-14, met het kenmerk, dat het produkt een soortelijk gewicht heeft van tenminste
    ongeveer 0,560 g/cm .
    16. Het produkt van conclusie 15, waarbij het produkt een soortelijk gewicht heeft van tenminste ongeveer 0,8 g/cm .
    17. Het produkt volgens één der conclusies 2-16, waarbij de
    ballonvormig opgeblazen cellen tenminste ongeveer 30% van het volume van het produkt vormen.
    18. Het produkt van conclusie 17, waarbij de ballonvormig opgeblazen cellen tenminste ongeveer 40% van het volume van het produkt vormen.
    <EMI ID=252.1>
    soortelijke gewicht van het produkt geleidelijk verandert volgens tenminste één vlak.
    20. Het produkt volgens één der conclusies 1-19, waarbij het produkt, wanneer het niet is onderverdeeld, een in hoofdzaak ongeexpandeerde glasachtige huid heeft en een soortelijk gewicht dat
    geleidelijk afneemt in de richting van de huid af. <EMI ID=253.1>
    <EMI ID=254.1>
    produkt een waterabsorptievermogen heeft van tenminste ongeveer 200% wanneer het aan verwarming in een vat wordt onderworpen.
    22. Het produkt van conclusie 21, waarbij het produkt een
    waterabsorptievermogen heeft van tenminste ongeveer 250% wanneer
    het aan verwarming in een vat wordt onderworpen.
    23. Het produkt volgens één der conclusies 1-22, dat een
    eetbaar eiwithoudend extrudaat is met een weefselvormige textuur
    <EMI ID=255.1>
    georganiseerde eenassige structuur bepalen, waarbij de dwarsdoorsnede-
    afmeting of dwarsafmeting. van de cellen -geleidelijk kleiner is bij toenemende afstand van de centrale extrusiehartlijn af.
    <EMI ID=256.1>
    binnen uit veroorzaakte driedimensionale disulfidestructuur heeft.
    25. Een aangelengde samenstelling die (a) tenminste ongeveer
    <EMI ID=257.1>
    volgens één der conclusies 1-24 bevat.
    <EMI ID=258.1>
    natuurlijk vlees bevat.
    27. De samenstelling van conclusie 25 of 26 die een gemalen vleespastei is met tussen ongeveer 25 tot 75 gew.% natuurlijk vlees daarin, tenminste ongeveer 15 gew.%, gebaseerd op het gewicht van het natuurlijke vlees, van een getextureerde eiwittoevoeging, welke
    toevoeging een eetbaar, gestructureerd eiwithoudend extrudaat is met een georganiseerde weefselachtige textuur en ballonvormig opgeblazen
    <EMI ID=259.1>
    heeft en zijn structureel verband bij verhitten in een vat behoudt, welke vleespastei, na gekookt te zijn, de volgende minimum eigenschappen heeft:
    (a) een gekookte opbrengst, die belangrijk groter is dan zonder de toevoeging, <EMI ID=260.1>
    de toevoeging, en
    (c) een textuur, die tenminste ongeveer even goed is als zonder de toevoeging.
    28. In een werkwijze voor het extruderen van een hete, vochtige,
    viskeuze eiwithoudende smelt door en uit een matrijs, de stap van het
    veroorzaken van een coaxiale laminaire stroming van en bewerking door
    afschuiving van de smelt tijdens de opsluiting in de matrijs.
    29. In een proces voor het extruderen van een hete, vochtige
    viskeuze plastische massa door en uit een matrijs, de stap van het veroorzaken van een beperkt volume van door een vluchtig gemaakte vloeistof ontwikkelde cellen binnen de massa terwijl de stromende
    massa is opgesloten binnen een bepaalde lengte van de matrijs.
    30. De werkwijze van conclusie 29 waarbij de cellen door stoom
    ontwikkelde cellen zijn.
    31. De werkwijze volgens conclusie 29 of 30, waarbij de massa
    een eiwithoudende smelt is.
    32. De werkwijze volgens één der conclusies 28-31, omvattende
    de stap van het inleiden van de vorming van georganiseerde, door stoom ontwikkelde cellen, opgesteld volgens een volgens de dichtheid
    georiënteerd patroon in de massa terwijl de stromende massa is opgesloten binnen een bepaalde lengte van de matrijs.
    33. De werkwijze van conclusies 30, 31 of 32, waarbij de vorming van de door stoom ontwikkelde cellen begint in de matrijs en daarna
    zich voortzet.
    34. De werkwijze van conclusie 33, waarbij door stoom ontwikkelde
    cellen, die aanvankelijk binnen de opgesloten massa gevormd zijn, kernen verschaffen voor de vorming van de uiteindelijke structuur met
    grotere cellen van het extrudaat.
    35. De werkwijze volgens één der conclusies 29-34, waarbij de
    massa wordt geëxtrudeerd voor het vormen van een geëxpandeerd produkt
    met een georganiseerde celstructuur.
    rm <EMI ID=261.1>
    de cellen van het extrudaat na het verlaten van de matrijsopening
    <EMI ID=262.1>
    37. De werkwijze volgens één der conclusies 28-36, bestaande
    in het verschaffen van een niet uniforme stroming binnen de matrijs terwijl van binnen uit ontwikkelde bellen worden gevormd
    binnen een deel van de opgesloten massa.
    38. De werkwijze volgens één der conclusies 28-37, bestaande in het verschaffen van een driedimensionale netwerkstructuur met
    disulfidebinding, welke netwerkstructuur in hoofdzaak intakt kan blijven bij daarop volgend verhitten in een vat.
    39. De werkwijze van conclusie 38, die bestaat in het omzetten
    van vochtig eiwithoudend materiaal in een vochtige, viskeuze, plastische smelt, het bewerken van de vochtige smelt in opgesloten toestand, waardoor de driedimensionale netwerkstructuur ontstaat.
    <EMI ID=263.1>
    viskeuze massa een plastische smelt is, die eiwithoudend materiaal bevat van de groep bestaande uit één of meer van de volgende stoffer-
    (a) met een oplosmiddel geëxtraheerd, plantaardig oliezaad, (b) graan- <EMI ID=264.1>
    teminste ongeveer 30% op basis van het droge gewicht, waarbij het
    vluchtige vloeistofbestanddeel water bevat.
    41. De werkwijze van conclusie 40, waarbij het eiwithoudende
    <EMI ID=265.1>
    minste ongeveer 30% op basis van het droge gewicht.
    42. De werkwijze van conclusie 41, waarbij het materiaal een
    eiwitgehalte heeft van tenminste ongeveer 40% op basis van het droge gewicht.
    <EMI ID=266.1>
    het door stoom geëxpandeerde produkt hydrateerbaar is en zodanige
    afmetingen heeft dat het een onderverdeeld produkt kan verschaffen <EMI ID=267.1>
    is voor het verschaffen van een grote hydrateersnelheid door het
    gehele produkt heen.
    44. De werkwijze van één der conclusies 28-43, bestaande uit
    het persen van een viskeuze massa, die een vluchtig vloeistofbestanddeel bevat, door en uit een matrijzensamenstel, waarbij de
    temperatuur van de viskeuze massa beneden het van toepassing zijnde kookpunt van het vluchtige vloeistofbestanddeel is tijdens een
    gedeelte van de doorgang van de viskeuze massa door het matrijzensamenstel, en boven het van toepassing zijnde kookpunt van de
    vluchtige vloeistof tijdens de doorgang door een later, stroomafwaarts deel van het matrijzensamenstel, zodanig dat een beperkt
    koken van het vluchtige vloeistofbestanddeel optreedt in het
    matrijzensamenstel voor het verschaffen van een gestructureerd
    <EMI ID=268.1>
    vormig opgeblazen cellen heeft, die in zijn massa ontwikkeld zijn.
    45. De werkwijze van conclusie 44, waarbij het gestructureerde
    produkt wordt onderworpen aan rehydratatie nadat het is onderverdeeld
    en gedroogd, in een bepaalde gekozen volgorde, voor het verschaffen
    van een produkt met een vleesachtige textuur.
    46. De werkwijze van conclusie 44 of 45, waarbij de viskeuze massa een kolom is van een plastische smelt, waarin water beschikbaar is tijdens de doorgang door een bepaalde lengte van het matrijzensamenstel.
    47. De werkwijze van één der conclusies 29-46, bestaande in het onderwerpen van niet vloeibaar, vochtig, eetbaar, eiwithoudend
    materiaal aan een bewerking onder mechanische druk met voldoende
    <EMI ID=269.1>
    het doorvoeren van de massa door een bepaalde lengte van een matrijs
    onder vermindering van de druk voor het veroorzaken van een beperkt koken van water en het inleiden van de vorming van door stoom ontwikkelde cellen binnen de opgesloten massa, en het extruderen van de <EMI ID=270.1> <EMI ID=271.1>
    48. De werkwijze van conclusie 47, waarbij het niet vloeibare, vochtige, eiwithoudende materiaal bij de aanvang van de werkwijze kruimelig is.
    49. De werkwijze van conclusie 47 of 48, met voldoende warmte
    om het materiaal om te zetten in een viskeuze, glasachtige massa en
    het veroorzaken van een bewerking door afschuiving van de massa tijdens de doorvoer op laminaire wijze met een gegradueerde coaxiale stroming door een bepaalde lengte van een matrijs onder vermindering van de druk, voor het veroorzaken van een beperkt koken van water en het inleiden
    van de vorming van cellen met door afschuiving bewerkte wanden binnen
    de opgesloten massa.
    50. De werkwijze van conclusies 47, 48 of 49, bestaande in het
    voeren van de massa door een lengte van een matrijs onder vermindering van de druk voor het veroorzaken van een beperkt koken van water en
    het inleiden van de vorming van door stoom ontwikkelde cellen, opgesteld binnen de opgesloten massa volgens een velvormig patroon.
    51. De werkwijze volgens één der conclusies 47-50, waarin de
    massa op een temperatuur boven het atmosferische kookpunt van water wordt gevoerd door een lengte van een matrijzensamenstel met een
    matrijsopening, onder vermindering van de druk tot nabij de atmosferische druk en onder instelling van de temperatuur van de massa door nietadiabatische middelen op een temperatuur boven, maar dicht genoeg bij het van toepassing zijnde kookpunt van water voordat de massa de matrijsopening verlaat, voor het veroorzaken van een beperkt koken van water en het inleiden van de vorming van door stoom ontwikkelde cellen
    in de opgesloten massa, en het extruderen van de massa door de matrijsopening.
    52. De werkwijze van conclusie 51, waarbij de plastische massa
    als een kolom door een bepaalde lengte van het matrijzensamenstel passeert.
    <EMI ID=272.1> <EMI ID=273.1>
    door een ballonvormig opgeblazen celvormig extrudaat ontstaat.
    54. De werkwijze volgens één der conclusies 44-53, bestaande
    in het vooruit bewegen van de viskeuze plastische massakolom onder aanvankelijk grote druk en op een temperatuur boven 98,9-100 C,
    maar beneden het van toepassing zijnde kookpunt van het vluchtige vloeistofbestanddeel, en het verminderen van de druk van de opgesloten massa onder vermindering van zijn temperatuur tot een temperatuur waarbij het vluchtige vloeibare bestanddeel kookt bij de heersende druk voor het de massa doen ondergaan van een bestuurde expansie.
    55. De werkwijze volgens één der conclusies 44-54, waarbij de niet-adiabatische temperatuurinstelling het verlagen van de temperatuur
    <EMI ID=274.1>
    van ongeveer 98,9-110oC aan de matrijsopening.
    56. De werkwijze van conclusie 55, waarbij de temperatuur van
    de massa in de matrijs een waarde heeft in de nabijheid van ongeveer
    100 C aan de matrijsopening.
    57. De werkwijze volgens één der conclusies 29-56, waarbij het extrudaat, wanneer het niet is onderverdeeld, een vrijwel ongeëxpandeerde, glasachtige huid heeft.
    58. De werkwijze volgens één der conclusies 28-56, waarbij het extrudaat wordt onderworpen aan rehydratatie na te zijn onderverdeeld en te zijn gedroogd, in een bepaalde gekozen volgorde, voor het doen
    ontstaan van een produkt met een vleesachtige textuur.
    59. De werkwijze bestaande in het onderwerpen van een vochtig, eetbaar eiwithoudend materiaal aan een bewerking onder mechanische
    druk met voldoende warmte voor het omzetten van het materiaal in een viskeuze plastische massa, het voeren van de massa onder vermindering van de druk door een bepaalde lengte van een matrijs terwijl de
    massa een temperatuur heeft boven het atmosferische kookpunt van water en onder instelling van de temperatuur door niet-adiabatische
    <EMI ID=275.1> <EMI ID=276.1>
    beperkt koken van water en het inleiden van de vorming van door stoom ontwikkelde cellen, opgesteld binnen de naar dichtheid georiënteerde massa, en het extruderen van de massa door een matrijsopening.
    60. De werkwijze van conclusie 59, bestaande in het doen ondergaan van de viskeuze plastische massa van een bewerking door afschuiving, onder doorvoer van de massa onder verminderende druk op laminaire wijze met een gegradueerde coaxiale stroming door een bepaalde lengte van een matrijs.
    61. De werkwijze van conclusie 59 of 60, bestaande in het doen optreden van beperkt koken van water en het inleiden van de vorming
    van door stoom ontwikkelde cellen, die in de opgesloten massa zijn
    opgesteld volgens een velvormig patroon, en het extruderen van de
    massa door een matrijsopening.
    62. De werkwijze volgens conclusie 59, 60 of 61, bestaande in het verminderen van de temperatuur door niet-adiabatische middelen.
    63. De werkwijze volgens één der conclusies 59-62, waarbij de
    extrusie ballonvormig opblazen veroorzaakt van de smelt voor de vorming van een ballonvormig opgeblazen, celvormig extrudaat.
    64. De werkwijze volgens één der conclusies 59-63, waarbij
    de opgesloten smelt wordt gevormd tot een driedimensionale netwerkstructuur met disulfidebinding, welke netwerkstructuur in staat is in hoofdzaak intakt te blijven bij daarop volgend verhitten in een
    vat.
    65. De werkwijze volgens één der conclusies 59-64, waarbij het extrudaat wordt onderworpen aan rehydratatie na te zijn onderver-
    <EMI ID=277.1>
    schaffen van een produkt met een vleesachtige textuur.
BE1006061A 1973-07-05 1974-07-05 Gestructureerde produkten waarvan de vorming van door gassen ontwikkelde cellen in een matrijs heeft plaatsgevonden BE817284A (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US37668573A 1973-07-05 1973-07-05

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE817284A true BE817284A (nl) 1975-01-06

Family

ID=23486030

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE1006061A BE817284A (nl) 1973-07-05 1974-07-05 Gestructureerde produkten waarvan de vorming van door gassen ontwikkelde cellen in een matrijs heeft plaatsgevonden

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE817284A (nl)
ZA (1) ZA743588B (nl)

Also Published As

Publication number Publication date
ZA743588B (en) 1975-05-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3904769A (en) Structured products having controlled gas-generated cells therein and methods of making them
US4769251A (en) Low shear extrusion process for manufacture of quick cooking rice
US4039691A (en) Protein texturization by extrusion with internal steam injection
CA2373622C (en) Method and apparatus for the manufacture of meat
US4061784A (en) Shaped textured protein food product
US5783240A (en) Method of producing high protein, high fat sinking aquatic feed
US3968268A (en) Process for producing hydratable, translucent to glassy, proteinaceous products, and the resulting products
US5048405A (en) Apparatus for manufacturing fibrous fish or shellfish &#34;neriseihin&#34; product
FI59321C (fi) Foerfarande foer framstaellning av fibroesa koettsurrogat
JPH0365146A (ja) 小エビと魚のためのテキスチャライズされた沈降性の餌
US3498793A (en) Method and apparatus for producing simulated meat
NO139661B (no) Fremgangsmaate for fremstilling av et fiberprodukt som ligner kjoett
Phillips et al. Effect of feed moisture and barrel temperature on physical properties of extruded cowpea meal
Lee et al. Effects of processing parameters on physical properties of corn starch extrudates expanded using supercritical CO2 injection
US4256769A (en) Extruded wheat germ food product and method of preparation
JP2002514050A (ja) 長さの短いテーパー付き押し出し調理装置
US5198261A (en) Method of manufacturing a fibrous fish or shellfish neriseihin product
Plattner Extrusion techniques for meat analogues
CN110432378A (zh) 可调压力的高水分蛋白重组挤压装置
JPS6211575B2 (nl)
US4175486A (en) Protein texturization
BE817284A (nl) Gestructureerde produkten waarvan de vorming van door gassen ontwikkelde cellen in een matrijs heeft plaatsgevonden
JPH029354A (ja) 膨化穀類食品およびその製造方法
Chang et al. Twin‐screw extrusion of cassava starch and isolated soybean protein blends
US4073962A (en) Process for the production of a protein product