<Desc/Clms Page number 1>
"Houder van kunststof"
De uitvinding heeft betrekking op een houder van kunst- stof, bij voorkeur thermoplastique kunststof, en betreft in het bijzonder de vormgeving van de bodem.
Het is bekend, dat het 1-stig is om de bodems van uit thermoplastische kunststof vervaardigde houders vlak te hou- den in het bijzonder dan, wanneer de wanddikte om redenen van materiaalbesparing gering moet zijn.
In bepaalde gevallen, in het bijzonder wanneer de houders worden gebruikt voor transportbanden of voor het inplaatsen van gevoelige goederen is het een voorwaarde, dat de bodem van de houder zuiver vlak wordt gehouden, zodat zich geen neven- verschijnselen voordoen. Om dit doel te bereiken werden de bo- dems voornamelijk dubbel gevormd, waarbij tussenvullingen wor- den gebruikt.
Het is gebleken, dat bij de bekende'uitvoering van dubbele bodems oneffenheden toch niet zijn te vermijden; zo- dat de houders voor de gedachte doeleinden niet kunnen worden gebruikt*
<Desc/Clms Page number 2>
Volgens de uitvinding wordt voorgesteld om de bodem van een houder van thermoplastische kunststof tenminste uit twee delen te vormen, waarbij middelen zijn aangebracht die dienen voor de versterking of verstijving van de bodem en waardoor op
EMI2.1
betrouwbare wijzft het vlak houden daarvan wordt gewaarborgd.
Hierbij worden de ver8terkinsmiddelen hetzij rechtstreeks van het materiaal van de dubbele bodem gevormd of wel worden aanvullende inlegstukken van een mechanisch meer weerstand biedend materiaal tussen de bovenste en de onderst* bodemplaat ingelegd.
De verdere uitwerking der uitvinding omvat het verschaffen van eenvoudige middelen voor de verbinding van de afzonderlijke bodemdelen, waarbij er op gelet moet worden, dat door de toepas- sint van de verbindingsmiddelen de buitenvlakken van de bodem ten opzichte inzake de vormvastheid niet nadelig worden beïnvloedt
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van vijf
EMI2.2
in de tekening schematisch aangegeven uityoering8voorbeelden voor de vorming van de bodem bij houders van kunststof. In fig.
1 is een doorsnede door het ondergedeelte van een houder 1 weergege- ven welke houder een bodem met een dubbele wand hastt, waarbij
EMI2.3
tussen de beide bodemdelen 2, 3 een in doorsnede eolfvortaige tus- senlaag 4 van mechanisch grotere weerstand biedend materiaal is ingevoegd. Het bovenste bodemdeel 2 heeft aan de binnenzijde een effen afsluitvlak en heeft aan de buitenzijde de golvingen 5.
Op de zelfde wijze bezit het onderste bodemdeel 3 een uitwendig zui- ver plat standvlak, terwijl de naar het bodemdeel 2 toegekeerde
EMI2.4
zijde eveneens de golfvoxccige uitsteeksels 5 bezit* Beide bodem- delen 2, 3 worden act de zo gevormde zijden samengevoegd, zodat een gesloten verband ontstaat, waarbij voor de verdere verstijving
EMI2.5
van de bodem de tussenlaag 4 is ingelegd. Deze kan uit staal. mie- taal of ook uit geharde kunststof bestaan.
Voor het op betrouwbare wijze samenvoegen van de afzonderlijke bodemdelen 2, 3,4 dienen eveneens van thermoplastisch materiaal van de zelfde aard ver- vaardigde verbindingspennen 6 die in van te voren aangebrachte
EMI2.6
op een lijn staande doorbrekingen van de afzonderlijke bodeadelea 2, ? 4 worden ingevoegd, waarbij de verbinding door lassen of .. > #-, lijmen kan geaehieden. Het kleine dwarsdoorsnedevlak van de ver" bindingspenuen maakt ook mogelijk, dat bij het ynstlas6en of het lijmen ooit gelijke ligging van de poncinden met de bodezoppervlak-, ken ontstaat, zonder dat het omgevende bcdemmateriaal ongunstig wordt beinvloed. Door tussenvoeging van kleefmiddelen tussen d* aaal.3.grlren van de bodemdelen 2, 3, 4 wordt de stabiliteit van de gehele bodem gunstig beïnvloed.
De bevestiging van het onderste bodemdeel 3 kan nog verbeterd worden, loor een enigszins kogelvor- aig verloop van de binnenvlakken 7 van Se onderrand van de houder
<Desc/Clms Page number 3>
het bodemdeel 3 over de dikte daarvan ingeklemd wordt.
Bij de uitvoeringsvorm van de houderbodem volgens fig. 1 zijn in hoofdzaak doorlopende golvinjen aangebracht op de aanlig- gende vlakken, waarbij de golfvormige ribben zorgen voor een goe- de verstijving van elk deel. In plaats van de doorlopende golf- vormige ribben zou men ook bolkappen kunnen toepassen. De zo ge- vormde bodemdele krijgen dan een voor het gehele bodemvlak ge- lijkmatige verstijving die vrij is van plaatselijke spannings- concentraties.
Volgens het in fig. 2 getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn de beide bodemdelen met hun golfvormige begrenzing zo aan elkaar ge- voegd, dat de golfvormige ribben elkaar kruisen. De elkaar kruis- ende golfvormige ribben der bodemdelen 2,3 geven in twee richtingen een goede spanningsvereffening en waarborgen een betere werking ten aanzien van de algehele bodemversterking. De tussenruimten 8 die zo ontstaan, kunnen een isolerende massa bevatten, die, als geen speciale vulling aangebracht wordt, uit lucht bestaat, maar steeds een goede warmte- en koudeïsolering oplevert. Ofschoon golf vormige , versterkende inlegstukken zowel steunend op het bo- venste bodemdeel 2 als steunend op het onderste bodemdeel 3 of ook op beide tegelijk worden aangebracht. In dit geval is door de plaatselijke afstand voor de versterkingsmogelijkheden van de bo- dem nog meer ruimte verkregen.
Een doeltreffende verbindingsvorm van de bovenste en onder- ste bodemdelen 2,3 wordt in het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 3 getoond. Telkens zijn in het dal van de golfvormige begrenzing, op de wijze van een raster, uitsteeksels aangebracht, die met de ge- lijkgevormde uitsparingen van de golftoppen tot ingrijping komen.
De bijgevolg bereikte veilige verbinding van de beide bodemdelen kan nog door een lijm- of lasbewerking worden bevorderd. Het uit- voeringsvoorbeeld van fig. 3 toont ook een speciaal omgrijpend ver- band van de omtrek van de onderste bodemplaat 3 met de buitenbe- grenzing van de houderwand 1.
Een andere verwezenlijking van de gedachte, die aan de uitvin- ding ten grondslag ligt wordt volgens fig. 4 getoond, waarin een dwarsdoorsnede van het onderste houdergedeelte gedeeltelijk is weergegeven. De bovenste bodemplaat 10 heeft de ribben of afstand- houders 11, die tot ingrijping komen met de klemgroeven 12 van de onderste bodemplaat 13. De ribben 11 kunnen doorlopend maar ook met onderbrekingen zijn uitgevoerd. De tussenruimten 14 tussen beide bodemplaten worden op doelmatige wijze gevuld met een ge- schikte vulmassa. De bodem 13 is komvormig met een buitenrand 15, die tot ingrijping komt met een beantwoordende inspringend gedeel- te van de houderwand 1.
<Desc/Clms Page number 4>
Tenslotte wordt nog in fig. 5 een gedeeltelijk weergegeven
EMI4.1
dwarsdoorsnede van een ondergedeelte van een houder met een ans ders gevormde dubbelwandige bodem getoond. In plaata van de ia - de uitvoering volgens fig. 4 aangebrachte vaste ribben 11 cor- den tussen de bovenste bodem 16 en de onderste bodem 17 verann ' leerde staven of een tralierooster 18 van tegen mechanischebe" lasting bestand materiaal gelegd, waarbij de bevestiging in
EMI4.2
het gebied van de aaare.kingsvla)skan bij voorkeur door lijmen' It''' schiedt De golfvormige uitsteeksels van de bodemdelen worden daarbij ingevoegd in de tralievakfcen....
De volgens de uitvinding gevormde dubbelwandige houderbof dems kunnen in de verschillende uitvoerinssyor=8n worden toge- past voor verschillende gegeven gebrujkadoelent waarbij steeds wordt voldaan aan de verschillende sterkten die verlangd worden en aan de voor de economische vervaardiging gestelde eisen.
EISEN 1. Houder van kunststof waarvan de bodem rechtstreeks uit het materiaal of door aanvullende inlegstukken gevormde versterking** .
EMI4.3
bezit en waarvan de uitwendige en/of inwendige r2altbegrena,ng et- fen verloopt, met het kenmerk, dat de bodem dubbelwandig is ge- vormd, waarbij het bovenste bodemgedeelte (2, 10, 16) met de hou- derwand (1) één deel vormt en in zijn uitwendige begrenzing ge-
EMI4.4
profileerd is, terwijl het onderste, losse bodemgedeolte (3) aan de naar het bovenste bqdomsedeelte toegekeerde zijde dezelfde of een aanvulling van de profilering van het bovenste bodemdeel vor- mende begrenzingenheeft en dat verder het bovenste deel (2, 10, 16) en het onderste bodemdeel (3, 13,
17) rechtstreeks, of mid- dellijk door gebruik van tussenlagen (4, 18) zo gijn samengevoegd, dat zij een starre eenheid vormen.
2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitwen- dige begrenzing van het bovenste bodemdeel (2) en de inwendig* begrenzing van het onderste bodemdeel (3) golfvormig is en wel zodanig, dat de beide bodemdelen (2, 3) wanneer zij tegen elkaar aan worden gelegd elkaar zodanig aanvullen, dat een eenheid ont- staat.
3. Houder volgens de conclusie 2, met het kenmerk, dat een over-
EMI4.5
eenlcomstig de golfvormige begrenzingen van de bodemdelen (Ze 3) goltvormig geprofileerde, versterkende tussenlaag (4) vu.ïnahr'; u,."- aal met grotere mechanische weerstand tussen het bovenste en het onderste bodemdeel is aangebracht.
EMI4.6
4. Houder volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat voor de verbinding der beide bodemdelen (2, 3) tact insluiting van
<Desc/Clms Page number 5>
EMI5.1
d* tussenlaag (4) aio deze nrzreit; in :!.rictM,kptlficHtn (6) dienst doen, die in do uitwendige vati do vollodige- bodem eindigen, waarbij ale verder vebi.diHsmiddl kleefstoffen dienst doen da tusaen da elkaar annrkndo vlkkea ijn aange-
EMI5.2
bracht.
EMI5.3
5* Houder volsena een der vosr;;r;mde coi>,GlU±si t met hot ken. merk, dat een met do bodemdikta (3) ot'r.'m'olH11'J1'nnd verlengstuk (7) van der io,xderante3. (1) ie dot zich tot aan liet onderste bodeatoppervlak uitstrekt on drxt eazx inwendig karelvor migre begrenzing beeft, waardoor het onderst* boctarr.deel (3) wordt
EMI5.4
ingeklemd
EMI5.5
6. Houder volgens eer. der voorEzx",i-3e met het Itand merk, dat de ribben () V.'::I11 dt e; ¯'1''"51'-m---ri-- .r:uaax:f.n van h6t bovenste bodemdeol (2) en van hot vndé.1'±::;<; bcdt'.r::del (3) elkaar kruisen, waarbij evoys!' h&ll t.hü..'j!:rL.i!'<i (?.) een icolesr" maaaa bevatten.
7. Houder volgens een der o::vir .x.;;a 1 tot 5. mot het kenmerk, dat een mater vormende u1tstoecols (y) in d<; dnlon der golf- vormies begrenzingen vrn beid? b-.'!')'''''.e (S> 3) zijn aangebracht waarbij de uitsteeksels (9) :Yfa. ;.il!',i"r's',.='C1?YkCáN uit.6p&ri!1:&n in de golftoppen ven de ïer;en.awexyµ. .#'.#n bo4<"."'3clen aanhechtend tot
EMI5.6
ingrijping komen.
EMI5.7
8, Houder volgens een der cor.J1:f:d1'.I l tot 5, met het kenmerk, dat het inwendige bodende*! (10) von ::T=,<.;:ct,,.r.3e r5.bb5xt (11) ia voorzien, die tot in':riJp:l.nB:' krrr: net .6':"o<?v<u' (12) V:l!l. het onder- at* bodemdeel fez w.'rbij de d ;';:,ru' !rrent:=nd vlkk*! van beide bodemdelen door ae.r;3.r.v.r. rr,r.ss V(!l'k\fd":1.
9. Houder vol ;ei11J {I(\11 der '{r)(1t"1.:'1';;:,j" :es..7.x:rr, set het ken- merk, dat het onderste bde;1:;t'{I,,lt(l (3, i 17 4s is: gesleten ver- band lijst Met d* uitwendige b'* #vunz.i.ïig va do houdt:!Z'!.1!111t(:l, en daartoe konivoraig la ua.tr-varrd cet een rx5¯t::nd =wt orstanade rand (1) die mechanisch ;.ui.:enc' ta eon O{fl),,11.WoordentJ. inspringend gedeelte van de houJer,'lnt.,l (i) :1..." .AT'."T'6t 10.
Houder volgens conclusie 2 or 3., net h f k",r""'1e.1.'kt dat het bo- venate bodem.deel (16) en het or.de rat :Ldrcd- (1) elk aan de naar elkaar toegekeerde zijden .ai:qrar.:.;; ribboa (19) b:z.twen, die zodanige a.fmetin,;:c!1 he- en, =1;=u 2.ij act de v-;.1:nn "'1,1.n een tuseen het bovenste bode1!lct",l (16) en het C.CF1tH'!>ttt bodr.1d"td, (17) in- gevoegd tralicroorter Cl-5}) tort xo,ior,5 WI1'1.1:'o1j de verbin- ding van ale delen aan de ;rlr:x et clksnjr lu ranra:.Yi i:arnáe vlakken door lijnen of .a:;-,rx ; a:.:ac;.w.