<Desc/Clms Page number 1>
De uitvinding heeft betrekking op de uitvoering van alle soorten ka- ders, meer in het bijzonder voor ramen en deuren, zowel voor huiselijke als indus- triële toepassingen evenals voor alle verbindingen, respectievelijk alle bevestigingen van aangrenzende stukken,
De uitvinding betreft meer in het bijzonder zulke kaders uitgevoerd in hout.
Het doel van de uitvinding is zulke verbindingen te Verwezenlijken door het vermijden van nadelige verzwakkingen, eigen aan de traditionele middelen waarbij gebruik gemaakt wordt van verbindingen met tappen en tapgaten of ook nog alle andere soortgelijke verminderingen in de doorsnede van de naast elkaar lig- gende elementen.
Een ander doel van de uitvinding is de verbinding, respectievelijk de bevestiging te verwezenlijken der kaderelementen in uitzonderlijke weerstands- en stabiliteitsvoorwaarden door middel van een uiterst eenvoudige, zeer snelle en elk risico uitsluitende werkwijzeo
Een ander voordeel van de uitvinding is nog zulke verbindingen te ver- wezenlijken door drukkingsmiddelen waarin de maximale drukkingskrachten worden toegepast van metaal op metaal, me a. w. dus zonder enig nadeel voor het hout, vermits de mechanische elementen praktisch van zulke aard zijn dat, hoe krachtiger de drukking is, des te krachtiger de delen die samen de verbinding, respectieve- lijk de drukking vormen, met de materie hout zullen verbonden zijn.
Op een zo al- gemeen mogelijke manier, is de verbindings- en bevestigingsinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door de combinatie van tenminste een buisvormig element on- dergebracht in een der verbindingsstukken, loodrecht op het'aanrakingsoppervlak tussen de twee te verbinden aanliggende stukken, terwijl een staaf in de lengte dwars doorheen het genoemd buisvormig element gaat en daarbij steunt, langs de ene kant, op het genoemde buisvormig element en, aan de andere kant, op het twee- de te verbinden stuk en een krachtig langs drukkingsmiddel zodat de genoemde aan- liggende stukken krachtig verbonden zijn.
Het buisvormig element zal bijvoorkeur geschroefd worden in een der te verbinden stukken en, bijvoorkeur nog, zal deze schroeving bekomen worden door een houtdraad.
Het zo vastgehecht, respectievelijk geschroefd buisvormig element, zal ofwel verzonken zijn in een der te verbinden stukken, ofwel verlengd op zulke manier dat het een stuk vertoont dat ingedrongen is in het tweede stuk dat te verbinden is met het eerste.
De staaf die doorheen het genoemde buisvormig element gaat zal, recht- streeks of onrechtstreeks, naar de twee einden toe, respectievelijk steunen op elk der twee verbonden stukken en het drukkingsmiddel zou met voordeel eem aan- vullend. elastisch middel kunnen behelzen dat een zeker datspel motelaatl @ dat niet nadelig is voor de verbinding.
Zo ook, zou de uitvindingsinrichting aanvullende geleidingsmiddelen, respectievelijk hechtingsmiddelen, kunnen bevatten.
Deze verschillende kenmerkende toepassingen zullen meer tot uiting komen in de uitvoeringswijzen die hierna in detail, zonder beperkend karakter, 'beschreven werden, verwijzend naar de bijgevoegde tekeningen waarin: figuur 1 zo beknopt mogelijk een raam of kader schematiseert van het type waarop de inrichting der uitvinding wordt toegepast ; figuur 2 een zijzicht is van het raam van figuur 1; @ figuur 3 een langse doorsnede is door een hoek van het raam, uitge- voerd met toepassing van de uitvindingsinfiohting; figuur 4 een doorsnede is volgens de lijn IV-IV van figuur 3 ;
<Desc/Clms Page number 2>
figuur 5 een perspectief zicht is van een bevestigings'en drukkings- inrichting overeenkomstig de uitvinding ; figuur 6 een halve langse doorsnede voorstelt van een uitvoeringsva- riante;
figuur 7 een halve langse doorsnede is van een andere uitvoeringsva- riante ; figuur 8 in langse doorsnede, de toepassing toont van de uitvindings- inrichting voor het verbinden van betrekkelijk smalle elementen; figuur 9 in langse doorsnede een toepassing voorstelt van de uitvin- dingsinrichting, waarbij twee buisvormige schroefelementen gebruikt worden; figuur 10 een variante is op de schikking van figuur 8, meer speciaal voorzien voor het verbinden van betrekkelijk smalle stukken.
In figurén 1 en 2, heeft men zo beknopt mogelijk een raam geschemati- seerd, gevormd door de verbinding, respectievelijk de hechting, van vier elemen- ten 1-2-3-4 waarvan de vorm, de afmetingen en de materialen essentieel verander- lijk zijn, daar waar de uitvinding zich nochtans meer speciaal leent tot de hou- ten ramen..
In de voorbeelden der figuren 3 tot 10, heeft men de verbinding en de hechting voorgesteld der rechthoekige elementen, zoals, bijvoorbeeld, de elementen 1 en 2. Een eerste toepassing is toegelicht in de figuren 3, 4 en 5. In het ele- ment 1 is een gat geboord, verlengd door een verbreding 6 en, in het genoemd gat 5, is op een krachtige manier,, het schroefeind 7 van een buisvormig element 8 geschroefd.
Dit laatste is op zulke wijze geplaatst in het genoemd stuk 1 dat zijn vrij einde zich in het vlak A-A van de bodem van de bovenvermelde verbreding 6 komt te plaatsen. In het tweede te verbinden stuk 2, is een holte of kamer 9 voor- zien van waaruit een cylindrisch kanaal 10 uitgaat, waarvan de diameter ongeveer dezelfde is als de uitwendige diameter van het bovengenoemd buisvormig element 8; dit kanaal mondt uit op het aanrakingsoppervlak van het genoemde stuk 2 op het stuk 1 van de verbinding.
Tegenover het kanaal 10, vertoont de kamer 9 nog een eenogig gat 11.
In het buisvormig element 8 is een staaf 12 geplaatst waarvan de twee einden 13- 14 van schroefdraad zijn voorzien. Deze staaf 12 is verlengd op zulkdanige manier dat één der uiteinden zich in de verbreding 8 bevindt en -- het andere in het eenogig gat 11.
De genoemde staaf 12 gaat ook,doorheen een metalen blok 15, geplaatst in de kamer 2 en steunend op één der wanden van de genoemde kamer 2 bij de ingang van het kanaal 10. Op het achtereinde 14 is onbeweeglijk een moer 16 geschroefd, waartegen een ringetje 17 steunt. Tussen dit laatste en het metalen blok 15, is een veer 18 gevoegd die het betrokken gedeelte van de staaf 12 omringt. Op het voorste schroefeinde 13 zijn een ringetje 19 en een moer 20 gemonteerd. De draai- ing van deze laatste in behoorlijke zin, veroorzaakt de krachtige spanning tussen de stukken 1 en 2. De verbreding 6 en de kamer 2 zijn verder versperd door stop- pen, respectievelijk 21-22.
In figuur 5 is het verbindingsmechanisme voorgesteld in perspectief, maar met toepassing van een staaf 12 volledig voorzien van schroef- draad, wat niets wijzigt, noch aan de opvatting, noch aan de werking van het meka- nismeo Het buisvormig element 8 vertoont tenminste een laterale opening 23. In de figuur 6 vindt men de stukken 1 en 2, het buisvormig element 8 met zijn schroef- vormig einde 7, de verbreding 6, de kamer 9, het cylindrisch kanaal 10 en het een- ogig gat 11 terug. In het stuk 1, vindt men ook het ringetje 19, de moer 20 te- rug en, tussen dat ringetje, en deze moer, is een elastisch ringetje 24 geplaatst.
De achterste steuninrichting is vervangen door de samenwerking van het schroef- eind 25, van de staaf 12 die doorheen het metalen blok 15 gaat, welke hiertoe een
<Desc/Clms Page number 3>
uitgeboord dwars gat 26 bezit. In dit voorbeeld heeft men een aanvullende gelei- dingsspil 27 voorgesteld. In figuur 7, vindt men juist dezelfde schikking terug, maar het buisvormig element 8 is teruggebracht tot slechts het schroefeind 7, terwijl de andere samenstellende delen identisch zijn en dezelfde functie houden.
Voor de verbinding, respectielijk de hechting der smallere stukken, kan men de uitvindingsinrichting vereenvoudigen zoals schematisch voorgesteld in de figuren 8 en 10. In figuur 8, is het buisvormig element 8 geschroefd aan het stuk 1 zoals beschreven voor de vorige voorbeelden. Niettemin is dit buisvormig stuk 8 voorzien van schroefdraad aan de binnenzijde. In het te verbinden stuk 2, vindt men in hoofdzaak de elementen terug beschreven in het voorbeeld van figuur 3, en namelijk de kamer 9, het metalen blok 15, de staaf 12, het ringetje 17, de moer 16 en de veer 18; het achtereind van de staaf 12 en de moer 16, steekt in het eenogig gat 11De staaf 12 voorzien van schroefdraad is in het buisvormig element 8 geschroefd over een zekere lengte van deze laatste.
Het vrije einde van deze staaf 12 vertoont een diametrale gleuf 28 om het inbrengen, respectievelijk het manoeuvreren van een schroevendraaier toe te laten. Het gat en de kamer 9 zijn eveneens versperd door stoppen, respectievelijk 21 en 22, zoals vroeger beschre- ven.
In de variante voorgesteld in figuur 10 en die, bijvoorkeur, ook be- trekking heeft op de verbinding van smalle stukken, vindt men alle elementen te- rug van figuur 8 ; nochtans vertoont de staaf 12 een cylindrische kop verzonken in het overeenstemmend deel van het stuk 1, maar alle andere elementen zijn ge- lijkaardig en houden dezelfde functie, beschreven in het voorbeeld van figuur 8.
Tenslotte is in figuur 9 een karakteristieke variante voorgesteld met twee buisvormige elementen voorzien van schroefdraad het eerste 8, is ge- lijkaardig,aan dat beschreven in de voorgaande voorbeelden en op gelijkaardige wijze geschroefd in een der stukken 1 van de verbinding. In het stuk 2 is een- zelfde cylindrisch kanaal 10 voorzien, verlengd door een aanvullend buisvormig cement 30 voorzien van schroefdraad, dat zelf verlengd is door een kamer 31.
Het buisvormig element 8 is uitgeboord tenminste over een gedeelte van zijn leng- te. In het schroef element 8 is een staaf 12 voorzien van schroefdraad aangebracht, dat door het buisvormig element 30 gaat en in het gedeelte dat zich in de kamer 31 bevindt, twee ringetjes 32-33, tussen deze ringetjes een veer 18 en aan de buitenkant, de moer 16 bevat. Deze schikking kan eventueel toegepast worden in samenwerking met een aanvullende geleidende pin 27.
Zoals men ziet, kan de uitvinding zich onder-essentieel veranderlijke verwezenlijkingsvormen voordoen, terwijl nochtans de elementen in hun opvatting technisch gelijkwaardig blijven.
De uitvinding strekt zich uit tot al deze varianten, respectievelijk. tot alle verbindingen in het algemeen waarbij de middelen gebruikt worden als hiervoor beschreven.
EISEN.
1.- Inrichting voor het verbinden en hechten van kaderelementen, ge- kenmerkt door de combinatie van tenminste een buisvormig element ondergebracht in een der verbindingsstukken ; lpodrecht op het aanrakingsoppervlak tussen de twee aangrenzende te verbinden stukken, een staaf die doorheen genoemd buisvormig element gaat, en steunt, aan de ene kant, op het genoemd buisvormig element en, aan de andere kant, op het tweede verbindingsstuk en een krachtig langs drukkings- middel zodat de genoemde aanliggende stukken stevig solidair aaneengehecht worden.
20- Inrichting volgens dis 1, gekenmerkt doordat het buisvormig ele- ment in een der stukken is geschroefd. **WAARSCHUWING** Einde van DESC veld kan begin van CLMS veld bevatten **.
<Desc / Clms Page number 1>
The invention relates to the construction of all kinds of frames, more in particular for windows and doors, both for domestic and industrial applications as well as for all connections or all attachments of adjacent parts, respectively.
The invention relates more in particular to such frames made of wood.
The object of the invention is to realize such connections by avoiding the disadvantageous attenuations inherent in the traditional means using connections with taps and tapped holes or any other similar reductions in the cross-section of the adjacent elements. .
Another object of the invention is to realize the connection or the fixing of the frame elements under exceptional resistance and stability conditions by means of an extremely simple, very fast and all risk-eliminating method.
Another advantage of the invention is to realize such connections by compression means in which the maximum compression forces are applied from metal to metal, ie a. W. thus without any disadvantage for the wood, since the mechanical elements are practically of such a nature that the more powerful the compression, the more powerful the parts that together form the connection, respectively the compression, will be connected to the material wood.
In as general a manner as possible, the connection and fastening device according to the invention is characterized by the combination of at least one tubular element housed in one of the connecting pieces, perpendicular to the contact surface between the two abutting pieces to be joined, while a rod extends longitudinally through said tubular member and thereby rests, on one side, on said tubular member and, on the other hand, on the second piece to be joined and a strong longitudinal pushing means so that said attachment lying pieces are powerfully connected.
The tubular element will preferably be screwed into one of the pieces to be joined and, preferably still, this screwing will be obtained by a wood thread.
The tubular element thus attached or screwed, respectively, will either be recessed in one of the pieces to be joined, or extended in such a way that it has a piece penetrated into the second piece to be joined to the first.
The rod passing through said tubular member will be supported, directly or indirectly, towards the two ends, respectively, on each of the two joined pieces and the pressing means would advantageously be additional. elastic means that a certain game of data is not detrimental to the connection.
Likewise, the inventive device could contain additional guide means, respectively adhesive means.
These various characteristic applications will become more apparent in the embodiments described below in detail, without limitation, with reference to the accompanying drawings, in which: Figure 1 schematically illustrates as briefly as possible a window or frame of the type on which the device of the invention. is applied ; Figure 2 is a side view of the window of Figure 1; Figure 3 is a longitudinal section through a corner of the window, made using the invention information; Figure 4 is a section on the line IV-IV of Figure 3;
<Desc / Clms Page number 2>
Figure 5 is a perspective view of a fastening and pressing device in accordance with the invention; figure 6 represents a half longitudinal section of an embodiment variant;
Figure 7 is a half longitudinal section of another embodiment variant; Figure 8, in longitudinal section, shows the application of the inventive device for joining relatively narrow elements; Figure 9 represents in longitudinal section an application of the inventive device in which two tubular screw elements are used; Figure 10 is a variant of the arrangement of Figure 8, more specifically provided for connecting relatively narrow pieces.
In figures 1 and 2, a window has been schematized as concisely as possible, formed by the connection, respectively the bonding, of four elements 1-2-3-4, the shape, dimensions and materials of which essentially change. while the invention lends itself more particularly to wooden windows.
In the examples of figures 3 to 10, the connection and bonding of the rectangular elements, such as, for example, elements 1 and 2, has been shown. A first application is illustrated in figures 3, 4 and 5. In the element 1 a hole has been drilled, extended by a widening 6 and, in said hole 5, the screw end 7 of a tubular element 8 is screwed in a powerful way.
The latter is placed in the aforementioned piece 1 in such a way that its free end comes to place itself in the plane A-A of the bottom of the above-mentioned widening 6. In the second piece 2 to be connected, a cavity or chamber 9 is provided from which a cylindrical channel 10 emanates, the diameter of which is approximately the same as the external diameter of the above-mentioned tubular element 8; this channel opens out on the contact surface of the said piece 2 on the piece 1 of the joint.
Opposite the channel 10, the chamber 9 has another one-eyed hole 11.
In the tubular element 8 is placed a rod 12, the two ends 13-14 of which are threaded. This rod 12 is extended in such a way that one of the ends is in the widening 8 and the other in the one-eyed hole 11.
The said rod 12 also passes, through a metal block 15, placed in the chamber 2 and supported on one of the walls of the said chamber 2 at the entrance of the channel 10. On the rear end 14 is screwed immovably a nut 16, against which a nut 16 is screwed. ring 17 supports. Between the latter and the metal block 15, a spring 18 is inserted which surrounds the relevant portion of the rod 12. A washer 19 and a nut 20 are mounted on the front screw end 13. The rotation of the latter in a proper sense causes the strong tension between the pieces 1 and 2. The widening 6 and the chamber 2 are further blocked by plugs 21-22 respectively.
In figure 5 the connecting mechanism is shown in perspective, but using a rod 12 completely threaded, which does not change neither the concept nor the operation of the mechanism. The tubular element 8 has at least a lateral opening 23. In figure 6 the pieces 1 and 2, the tubular element 8 with its helical end 7, the widening 6, the chamber 9, the cylindrical channel 10 and the one-eyed hole 11 can be found. In the piece 1, one also finds the ring 19, the nut 20 back and, between that ring and this nut, an elastic ring 24 is placed.
The rear support device has been replaced by the cooperation of the screw end 25, of the rod 12 passing through the metal block 15, which is a
<Desc / Clms Page number 3>
drilled transverse hole 26. In this example, an additional guide spindle 27 has been proposed. In figure 7, one finds exactly the same arrangement, but the tubular element 8 has been reduced to only the screw end 7, while the other constituent parts are identical and keep the same function.
For the connection, respectively the bonding of the narrower pieces, the inventive device can be simplified as schematically represented in Figures 8 and 10. In Figure 8, the tubular element 8 is screwed to the piece 1 as described for the previous examples. Nevertheless, this tubular piece 8 is threaded on the inside. In the piece to be joined 2, mainly the elements described in the example of Figure 3 are found, namely the chamber 9, the metal block 15, the rod 12, the washer 17, the nut 16 and the spring 18; the rear end of the rod 12 and the nut 16, protrudes into the one-eyed hole 11. The threaded rod 12 is screwed into the tubular element 8 over a certain length of the latter.
The free end of this rod 12 has a diametrical slot 28 to allow insertion and maneuvering of a screwdriver, respectively. The hole and the chamber 9 are also blocked by plugs 21 and 22, respectively, as previously described.
In the variant represented in figure 10 and which, preferably, also relates to the connection of narrow pieces, one finds all the elements of figure 8; however, the rod 12 has a cylindrical head recessed in the corresponding part of the piece 1, but all other elements are similar and keep the same function, described in the example of figure 8.
Finally, in figure 9 a characteristic variant is represented with two tubular elements provided with thread, the first 8, is similar, to that described in the previous examples and screwed in a similar way in one of the pieces 1 of the joint. In the piece 2, the same cylindrical channel 10 is provided, extended by an additional threaded tubular cement 30, which itself is extended by a chamber 31.
The tubular element 8 is drilled out at least over a portion of its length. In the screw element 8 a threaded rod 12 is arranged, which passes through the tubular element 30 and in the part located in the chamber 31, two rings 32-33, between these rings a spring 18 and on the outside, contains the nut 16. This arrangement can optionally be used in conjunction with an additional conductive pin 27.
As can be seen, the invention may arise under essentially variable forms of implementation, yet the elements remain technically equivalent in their view.
The invention extends to all of these variants, respectively. to all compounds in general using the agents as described above.
REQUIREMENTS.
1. Device for connecting and bonding frame elements, characterized by the combination of at least one tubular element housed in one of the connecting pieces; lpod right on the contact surface between the two adjacent pieces to be joined, a rod passing through said tubular member and supporting, on the one hand, on said tubular member and, on the other hand, on the second connecting piece and a strong longitudinal push - means so that said adjacent pieces are firmly attached together in solidarity.
Device according to dis 1, characterized in that the tubular element is screwed into one of the pieces. ** WARNING ** End of DESC field may contain beginning of CLMS field **.