<Desc/Clms Page number 1>
De uitvinding heeft betrekking op elektronisohe versterkers en vooral pulskrachtversterkers voor niet-gemoduleerde vierkante of rechthoekige impulsen zoals gebruikt worden bij poortwerkingen en/of tijdverdelingen bijvoorbeeld in elektronische schakelsystemen.
Bij versterkers van dit type is de lineairiteit der responsie geen primaire eis, in tegendeel is het zelfs dikwijls wenselijk dat de amplitude van de uitgangspuls en de golfvorm daarvan constant zijn, dat wil zeggen onafhankelijk zijn van de ingangsamplitude en van de golfvorm. Het zal bijvoorbeeld wenselijk zijn dat de toppen der uitgangsimpulsen zo vlak mogelijk zijn zelfs indien de in- gangsimpulsen in dit opzicht ver van ideaal zijn. Het kan ook belangrijk zijn om scherpe voor-en achterflanken zonder een voorbijschieten ("overshoot") te verschaf- fen en in de meeste gevallen is daarbij een lage uitgangsimpedantie vereist.
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van middelen om de ampli- tude der uitgangspuls te stabiliseren in verband met zodanige variaties als dik- wijls optreden bij vacuumbuisversterkers bijvoorbeeld variaties in amplitude van het ingangssignaal, van de belastingsimpedantie van de voedingsspanningen en voor- spanningen, het rijpen, het ouder worden van buizen en andere componenten.
Ook beoogt de uitvinding het verschaffen van een pulskrachtversterker welke'een belangrijk verlaagde uitgangsimpedantie bezit.
Teneinde de werking van een krachtversterker te stabiliseren is het reeds bekend om gebruik te maken van een lineaire negatievé terugkoppelweg, waar- door de versterkingsfator in meerdere of mindere mate onafhankelijk wordt ge- maakt van de eigenschappen van de buis en de voedingsspanningen en waardoor de uit- gangsimpedantie verlaagd wordt. Voor elke aanzienlijke waarde van de negatieve te- rugkoppeling echter wordt de versterkingsfactor in belangrijke mate verlaagd en vooral indien een hoge totale spanningsversterking vereist is, betekent zulks dat meerdere in.cascade verbonden versterkertrappen noodzakelijk zijn.
De uitgangsim- pedantie wordt met dezelfde waarde verkleind als de versterkingsfactor en het is derhalve duidelijk dat een maximum bedrag, waarmede de uitgangsimpedantie verkleind wordt alleen verkregen kan worden ten koste van spanningsversterkingo Deze werk- wijze voor het toepassen van een tegenkoppeling wordt alleen gebruikt indien het lineaire karakter der versterking van primair belang is, zodat het raadzaam is spanningsversterking uit .te spelen tegen lineairiteit.
Ook in dit geval zullen de uitgangsamplituden en de golfvorm slechts dezelfde mate stabiel zijn als het ingangssignaal, dat wil zeggen teneinde de uitgang te stabiliseren, zal het dikwijls nodig zijn middelen aan te brengen om de ingang te stabiliseren zoals pulsvormingsketens, begrenzers en dergelijke.
Bij pulsversterkers van het bovengenoemde type is een lineaire respon- sie niet vereist en is het derhalve mogelijk dat de krachtbuizen op maximum ener- gie-rendement werken teneinde zo volledig mogelijk gebruik te maken van de beschik- bare rooster basis, dat wil zeggen om de roosterzwaai uit te breiden tot dat punt waar de plaatstroom wordt afgesneden en tot de volle verzadiging of althans bijna tot aan dezé grenzen.
In beide gebieden daalt de versterking van de versterker snel tot nul zodat de tegenkoppeling van weinig waarde zou zijn tenzij deze zeer sterk iso
Volgens de uitvinding wordt een niet-lineaire spánnngsterugkoppeling rechtstreeks tussen uitgang en ingang gebruikt, welke in serie een elektronische poort en een spanningsbron met lage impedantie omvat. Zolang de uitgansspanning boven of beneden een zekere voorafbepaalde waarde is,is de waarde van de koppeling, dat wil zeggen het gedeelte van de uitgangsterugkoppeling naar de ingang gelijk aan nul, klein of een matige waarde, terwijl de mate ván terugkoppeling 100% nadert zodra de uitgangsspanning deze voorafbepaalde waarde bereikt.
Op deze- wijze wordt gedurende de plusflanken volledig gebruik gemaakt van het feit, dat de versterker tot spanningsversterking in staat is doch zodra de uitgangspuls het vérgelijkingsniveau bereikt, daalt de versterking tot nul, zo-
<Desc/Clms Page number 2>
dat de uitgangsspanning op dit niveau blijft tot aan het eind van de puls, terwijl de uitgangsimpedantie Zo tot een minimum daalt, dat bepaald wordt door de uitgangs- impedantie RO en de spanningsversterking A zonder terugkoppeling wordt gegeven door de formule
Zo = Ro/ (A+1)
Maakt men in de energietrap van de versterker gebruik van penthoden dan kunnen Ro en A zeer hoog zijn en is het beter om de volgende waarde te geven Zo = 1/g, waarin g de steilheid van de hele versterker is;
dat wil zeggen de uit- gangsstroomtoename van de uitgangsstroom per volt-toename van de ingangsspanningo
De uitvinding wordt beschreven aan de hand van de tekening, waarin be- paalde uitvoeringen volgens de uitvinding schematisch zijn aangegeven en waarin:
Fig. 1 een ééntrapstriodeversterker voorstelt voorzien van twee niet- lineaire terugkoppelwegen volgens de uitvinding.
Fig.2 tonnt een versterker volgens de uitvinding met meerdere trappen.
Fig. 3 en 4 zijn varianten van Fig. 1.
Figo 5 toont grafisch de spanningscondities in verschillende punten van Fig..1 en Fig. 40
Fig. 6 en 7 tonen het gebruik van een uitanstransformator bij een ver- sterker volgens de uitvinding.
Fig. 8 toont een elektrische pulsversterker van- een balanstype vol- gens de uitvinding.
In Fig. 1 bestaat de versterker uit een triode T en een anodebelas- tingsweerstand Ra verbonden met batterij Ebb. Een pulsingang is verbonden met de rooster van T en de uitgang OP naar de anode van dezetriode T. Het ingangssignaal wordt naar de ingangsroosterversterker overgedragen via de betrekkelijk hoge weer- stand Rs, welke eventueel de weerstand van de bron omvat. Twee terugkoppelketens verbinden de uitgangsanode met de ingangsrooster.
De ene terugkoppeling omvat daar- bij een bron met een betrekkelijk lage vergelijkingsspanning +E1 in serie met een diode dl, waarvan de conductiviteit in doorlaatrichting gericht is van de ingang naar de uitgang, terwijl de andere terugkoppelweg een bron omvat van een betrek- kelijk hoge vergelijkingsspanning +E2 in serie met een diode d2, waarvan de con- duqtiviteit in doorlaatrichting gericht is van de uitgang naar de ingango Hierbij wordt verondersteld, dat de ingangsspanningsgolf.bestaat uit niet-gemoduleerde rechthoekige of vierkante pulsen waarbij de top- en bodemniveaus van deze pulsen zodanig zijn, dat wanneer de terugkoppelweg is afgeschakeld de uitgangsspanning een zwaai vertonen zal tussen twee waarden, die aanzienlijk hoger zijn dan E2 en lager dan El respectievelijk.
Uit Fig. 5 blijkt, dat in de tijdsperiode Tl wanneer er geen puls op de ingangsketen van Fig. 1 is, de ingangsspanning vi kleiner is dan Va, de anode- spanning, minus de spanning E2 van de spanningsbron in serie met de gelijkrichter d2. De gelijkrichter d2 zal voldoende geleidend zijn en de roosterspanning Vg is dan gelijk aan de spanning Vc2. De spanning aan Vc1 is gelijk aan Va-El, aangezien deze spanning hoger is dan Vg en dl geblokkeerd is.
Wanneer een positieve puls op de ingang gebracht wordt, stijgt de span- ning Vg boven de waarde Vc2 zodat nu de gelijkrichter d2 geblokkeerd wordt. De buis reageert dan op dit verticale golffront van de ingangspuls en de uitgangsspanning Va neemt snel af, (als gevolg van omkering). De spanning van Vc1 daalt met Va tot- dat deze de nieuwe waarde Vg bereikt. De gelijkrichter dl wordt nu geleidend. De spanning aan Vc2 heeft ook Va gevolgd en de volledige terugkoppeling via dl houdt thans Va op haar bestaande waarde,-zodat terwijl de ingangspuls voortduurt, de spanningscondities blijven zoals zij in de tijdperiode T2 in Fig. 5 zijn aangeduid.
De verschillende spanningen zijn aangegeven met verschillende typen
<Desc/Clms Page number 3>
'Lijnen en voor Tiet gemak zijn bij het volgen van de verandering voor Tl naar T2, welke in de praktijk praktisch naast elkaar moeten liggen, diagonaalverbindings- lijnen aangegeven.
Aan het einde van de ingangspuls zal de plotselinge verkleining in vi en Vg tot resultaat hebben, dat een grote toename optreedt in Va, Vc1 en Vc2. De gelijkrichter dl wordt opnieuw geblokkeerd doch een voortgezette verhoging in Vc2 heeft ten slotte tot resultaat, dat d2 geleidend wordt en dat de oorspronkelijke' condities bereikt worden waarbij Va op haar bestaande waarde wordt gehouden,waar- bij de amplitude van de uitgangspuls door de terugkoppelketens gefixeerd iso Veran- deringen aan het eind van puls zijn het omgekeerde van die,
welke afgebeeld zijn voor het begin van de pulso
Gedurende de pulsflanken en zolang de uitgangsspanning Va aanzienlijk hoger is dan El én lager dan E2 zodat Va - E1<vi<Va- E2 worden beide dioden di en d2 geblokkeerd en is er weinig of in het geheel geen terugkoppeling. Dit bete- kent dat de middelste delen van de impul,sflanken op de normale wijze worden ver- sterkt, dat wil zeggen zonder terugkoppeling.
Wanneer dl geleidend wordt, kan een hoge waarde van de terugkoppeling worden toegepast.Men kan zorgen dat de mate van terugkoppeling 100% benadert door voor Rs een weerstandswaarde te kiezen die hoog is ten opzichte van de plaatimpe- dantie van de buis.
Ten gevolge van deze-hoge waarde, van de terugkoppeling kan de ingangs- rooster praktisch geen hogere spanning aannemen zodat de uitgangsspanning geduren- de de top van de ingangspuls constant blijft,
Wanneer diode d2 geleidend wordt aan het einde van de puls, wordt opnieuw een grote mate van terugkoppeling toegepast. Op deze wijze kan door Rs voldoende-groot te maken ten opzichte van Ra en de plaatweerstand' elke gewenste graad van uitgangsspanningsstabilisatie worden verkregen.
Figo 2 toont het algemene geval van een versterker met meerdere trap- pen. Dezelfde niet-lineaire terupkoppelschaklein kan gebruikt worden in dit ge- val mits de uitgang omgekeerd wordt ten opzichte van de ingang en dit betekent dan dat de,versterker een oneven aantal faze-omkeertrappen moet bezitten. Elke trap kan hétzij een buis zijn of een koppeltransformator.
De ketens afgebeeld in Fig. 1 en 2 zijn uitsluitend gegeven met de bedoeling om de uitleg te vereenvoudigen. In de praktijk treedt het nadeel op, dat zogenaamde bufferbatterijen nodig zijn. Deze batterijen kunnen met voordeel vervangen worden door een normaal geleidende spanningstabilisator met gasgevulde buizen Vatl, Vat29 zoals afgebeeld in Fig.3. Ook kunnen combinaties van dergelij- ke middelen of passende eenvoudige of samengestelde constante spanningsinrichtin'- gen gebruikt worden.
Ook is duidelijk dat een zekere mate van terugkoppeling ingevoerd kan worden, indien zulks wenselijk is en wel buiten het gebied waar de dioden gelei- dend zijn. Dit kan verkregen worden door weerstanden van passende waarde te scha- kelen' over een of elk der dioden of rechtstreeks aan te sluiten tussen de ingang en uitgang. Hierbij kan worden opgemerkt, dat in dit geval deze terugkoppeli ng geen aanmerkelijke verandering teweeg brengt in de werking zolang een van de dio- den geleidend is daar deze weerstand dan virtueel wordt kortgesloten door de niet- lineaire terugkoppelweg.
De bufferbatterijen kunnen ook vervangen worden door condensatoren, waarvan het ene einde verbonden is met de versterkeruitgang, terwijl het andere einde van elke condensator via een gelijkrichter verbonden is met een vaste voor- spanningsbron. Zoals afgebeeld kan het wenselijk zijn om de gelijkrichter neven te sluiten met een lekweerstand. In sommige omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer' het gaat om een lage pulsfrequentie kan de bovengenoemde weerstand voldoende zijn.
Een dergelijke keten is afgebeeld in Figo 4. Van de condensatoren Cl en C2 zijn
<Desc/Clms Page number 4>
EMI4.1
de reohterplatefi nu verbonden met de anode van de versterkerbuis To De linker- plaat van Cl is via diode dl verbonden met de rooster van T en via diode d3 in shunt met de lekweerstand Rl met de positieve klem van de voorspanningsbron met spanning Eb, waarvan de negatieve klem met aarde is verenigd. De linkerplaat van C2 is via de diode d2 verbonden met de rooster van T en via diode d4 nevengeslote door een lekweerstand R2 met de negatieve klem van een tweede voorspanningsbron met spanning Eb waarvan de positieve klem met aarde is verenigd.
Gedurende de condities van stationnaire toestand zullen de condensato- ren Cl respectievelijk C2 geladen zijn tot spanningen El en E2. Is'er geen ingang: puls dan is de spanning vi, die praktisch op aardpotentiaal is,largen dan Va-E2' zodat d2 geleidend is en Vc2 dezelfde is als Vg. Een ger.inge stroom vloeit dan van aarde via de bovenste batterij Eb, weerstand R2, gelijkrichter d2 naar aarde (waarbij d4 geblokkeerd is).
De condities worden zodanig gekozen, dat Va normaal gelijk is aan 2Eb zodat de gelijkrichter d3 geleidend is en condensator Cl opgeladen zal worden tot de potentiaal Eb. Daar het punt Vc2 op aard potentiaal is, is de spanning E2
EMI4.2
over de condensator C2 gelijk aan 2Eb. De frequentie van de pulstrein, die ver- sterkt moet worden is zodanig, dat afgescheiden van overwegingen op langere duur, de spanningen over de condensatoren niet zullen veranderen ondanks veranderingen in spanningscondities, die hierop gedurende de pulsversterking gebracht worden.
De statische condities, wanneer er geen ingangsimpuls is, zijn afge- beeld in de periode Tl, Fig. 5.
Wanneer wel een puls wordt toegevoerd, zal door het stijgen van Vg een
EMI4.3
verlaging optreden van Va Vel, Vc2 zodai)de gelijkrichters d2 en d3 geblokkeerd worden wanneer Val het niveau van Vg bereikt waarbij gelijkrichter dl dan gelei- dend wordt en Va op de waarde Eb gehouden wordt. Aangezien de spanning over C2 gelijk is aan 2Eb, is Vc2 nu -Eb, zodat de gelijkrichter d4 geleidend is en con- densator C2'op het gewenste spanningsverschil van 2Eb wordt gehouden.
De werkelijke minimum en maximum spanningen van Va kunnen, een neiging vertonen tot verandering, doch hun verschil zal voor alle uitgangspulsen hetzelf- de blijven.
EMI4.4
Aan de benedengrens van de anodezwaai zal negatieve terugkoppeling tot stand gebracht worden door de diode dlwelke geleidend is, terwijl de lin- kerplaátl-van 02 op -Eb wordt gehouden via, de diode d4, die ook geleidend il. Ge- durende de positieve anodezwaai zijn'alle vier dioden geblokkeerd, docht zodra de plaatspanning Eb volt is gestegen worden de d.iode2 en d3 geleidend. Terugkoppe- ling komt tot stand via de diode d2, welke elke verdere toename voorkomt, terwijl de 'diode d3 het mogelijk maakt, dat elke lading, die gedurende voorafgaande perio- de op de linkerplaat van C2 geaccumuleerd is, nu kan weglekken, waardoor deze plaai op +Eb volt wordt gehouden.
Hierbij kan worden opgemerkt, dat ofschoon in deze ke-
EMI4.5
ten de amplitude van de anodespanningszwaai constant gehouden wordt op de waarde van Eb volt, de boven- en benedenniveaus van deze zwaai niet gestabiliseerd zijn en derhalve aan} geringeveranerigën onderworpen kunnen zijn. Dit komt natuurlijk als gevolg van'het feit, dat de condensatoren Cl en C2 niet in staat zijn langza- me spanningsveranderingen over te dragen.
Indien het gewenst is cm het niveau alsook de amplitude te stabilise- ren, kan dit verkregen worden door de belasting via een passende uitgangstransfor-
EMI4.6
mator te ver'binden aan welke'uitgangsw1kkeling een voor spanning wordt gelegd door middel van een gestabiliseerde spanningsbron.
Wanneer het mogelijk is om gebruik te maken van een gestabiliseerde hoogspanningsvoeding Ebb dan kan een passende stabilisatie van het uitgangsniveau verkregen worden dqor slechts gebruik te maken van één lineaire terugkoppelweg, namelijk de weg, welke de benedenlimiet van de anodespanningszwaai bepaalt, welke
EMI4.7
weg dan de vergelijkingsspanning El omvat, mité de roosterzwaai zich wel uitstrekt beneden het afsnijpunt van de plaatstroom of een werking in klasse B of C plaats
<Desc/Clms Page number 5>
vindt. Hierbij moet worden opgemerkt, dat in dit geval een verlaging van dé uit- gangsimpedantie slechts verkregen wordt zolang de negatieve terugkoppelweg gelei- dend is.
De Figo 6 en 7 tonen aan, hoe niet-lineaire negatieve terugkoppelwe- gen verschaft kunnen'worden voor een versterker, die door een uitgangspulstrans formator is afgesloten. Opgemerkt wordt, dat een dergelijke versterker slechts ge- bruktkan worden voor het versterken van regelmatig terugkerende pulsgolfvormen, zonder gelijkstroomcomponent, dat wil zeggen de gelijkstroom en de laagfrequente componenten kunnen door de transformator niet worden weergegeven
De gebruikte verglijkingsspanningen El en E2 moeten zodanig zijn, dat, de gestabiliseerde uitgangsgolfvorm geen gelijkstroomcomponent bezit. Voor kwadratische golven wordt dus El = -E2.
In Fig. 6 voeren de terugoppelwegen vanaf de uitgang van transforma' tor TR6 naar. de versterkeringang via condensatoren C61,C62 en gelijkchters d61, d62 met tussenverbindingen via weerstanden R61, R62 naar +E1,-E2.
,
Componenten c61 en R61 bijvoorbeeld kunnen verwijderd worden door +E1 te verbinden met het benedeneinde van de secundaire wikkeling van TR6, waardóor de orde van de gelijkstroompotentiaal en de uitgangsspanning zodoende worden om-' gekeerd-, waarbij dan het boveneinde van de secundaire wikkeling rechtstreeks via de gelijkrichter d61 met de ingang i s'verbonden.
In Fig. 7 kunnen twee extra wikkelingen W71 en W72 van de transfor- mator TR7 vermijden, dat beide condensatoren gebruikt worden door afzonderlijke extra uitgangsspanningen over de respectieve bronnen +E1 en -E2 te schakelen.
Deze schakeling staat tevens toe om elk gewenst gelijkstroomniveau voor de uit- gangspulsen, bijvoorbeeld aarde, te handhaven.
Fig. 8 toont een uitvoering van een balansversterker, welke in klasse Bewerkt, waarbij de negatieve terugkoppelketen volgens de uitvinding is toegepast.
De versterker, welke gebruikt wordt voor het voortbrengen van twee kwadratische golven van energiepulsen in faze-oppositie, bestaat uit twee identieke helften, die in balans werken, die elk een of meer zogenaamde "beam power" buizen B.M.T.81..
B.M.T.8x omvatten, die parallel zijn geschakeld. Het aantal parallel te schakelen buizen hangt in elke helft van de versterker af van de maximum te voeden belasting.
Bij voorkeur verschaft dit aantal een aanmerkelijke marge boven de maximum te leveren energie, De anoden van de buizen in elke helft van de versterker zijn ge- meenschappelijk verenigd met de respectieve einden van de primaire wikkeling van een symmetrische uitgangspulstransformator OPT8, waarvan het midden verbonden is met de hoogspanningsvoeding +Ebb. Gelijke belastingen L81 en L82 kunnen verbonden zijn met beide einden van een symmetrische secundaire wikkeling bijvoorbeeld tus- sen beide einden en aarde, terwijl het midden van deze secundaire wikkeling ver- bonden is met een bron voor hoogspanning, bijvoorbeeld +E. Hierbij zijn verder niet-lineaire terugkoppelwegen aanwezig tussen elke klem van de secundaire wikke- ling en de corresponderende versterkeringangen.
Deze terugkoppelwegen omvatten elk een gelijkrichter d81, d82, welke respectievelijk uit een aantal in serie verbon- den kristalgelijkrichters kunnen bestaan. De ingang naar elke versterker vindt plaats via een serieweerstand- Rsl, Rs2 en een koppeloondensator CC1, CC2, welke een voorspanning'heeft tot beneden het af snijpunt via de lekweerstand RL19 RL2.
De stuurroosters van de individuele versterkerbuizen zijn gescheiden door middel van individuele stopperweerstanden ISR.
Wanneer kwadratische golven in faze-oppositie op de ingangsklemmen worden gebracht, wordt elke versterkerhelft afwisselend uitgestuurd naar hoge plaatstroom en naar afsnijding, waardoor kwadratische golven van energieimpulsen aan beide uitgangsklemmen in faze-oppositie worden voortgebracht.
Gedurende de stijgende en dalende flanken van deze pulsen zullen de beide gelijkrichters d81 en d82 geblokkeerd zijn,zodat er zeer geringe of in het geheel geen negatieve te- rugkoppeling optreedt.Wanneer echter of de uitgangsspanning tot nul volt daalt,
<Desc/Clms Page number 6>
of tot enige volts onder nul daalt, wordt de corresponderende gelijkrichter gelei- dendo Als gevolg van de zware terugkoppeling, die zodoende ontstaat, zal een ver- dere verandering van de uitgangsspanning voorkomen worden, terwijl de uitgangsim- pedantie op een zeer lage waarde terugvalt. Deze lage impedantie wordt ook ontmoet aan de andere uitgang, waar de spanning op de waarde 2E wordt gehouden Deze conditie duurt voort tot het einde'van de puls, wanneer de hoogspanningsuitgang daalt ende laagspanningsuitgang begint te stijgen,
waardoor de gelijkrichter opnieuw geblokkeerd wordt.Ten gevolge. van het balans-effect zul- len de beide gelijkrichters d81 en d82 beide einden van beide groepen uitgangs- pulsen besturen.
Eet is duidelijk uit het voorgaande, dat, wil de negatieve terugkop- peling effectief zijn E/N kleiner moet zijn dat Ebb, waarin N de transformatie- verhouding voorstelto
Men heeft gevonden, dat de roosterspanning bij de bovengrens van zijn zwaai opgevat kan worden als een maat voor de overblijvende nuttige levensduur van
EMI6.1
de versterker. Met voordeel kan de versterker voorzinzn'van, piekvoltmeters, zoals aangeduid door PVM in Fig. 8 teneinde het bovenste niveau van het rooster- signaal te meten, waarbij een controle overblijft op de werkingsmarge van de ver- sterker.
Indien gewenst kunnen deze piekvoltmeters voorzien worden van relais, waardoor zij telkens aan alarmsignaal in werking stellen wanneer de marge tot een voorafbepaalde limiet daalt, waardoor het onderhoudspersoneel dan eventuele zwakke buizen kan vervangen voordat de versterker-werking ophoudt bevredigend te zijn.
Als speciaal geval kan de vergelijkingsspanning E/N in Fig. 8 gelijk zijn aan Ebb, in welke geval de uitgangstransformator dan als een spanningsverho- gende autotransformator kan worden uitgevoerd. In dit geval zal de uitgangsgolf een zwaai vertonen tussen 0 en 2 Ebb en zo ten opzichte van Ebb gestabiliseerd worden.
In vele praktische gevallen zal dit voldoende zijn zelfs indien Ebb zelf onderworpen is aan langzame veranderingen binnen zekere limieten.
EMI6.2
De niet=linea1r';e ;tgkGppelkei)kan ook ü6'*gepast worden op verstkes welke een of -me:!'...po.a.ied.kelkifé-'l1s ;om'1±.a.ir,f;J.'binaifies van positieve en negatieve terugkoppeling alsook op regeneratieve versterkers en zelfs op pulsgeneraorketens, mits de positieve terugkoppelinrichting dusdaning is, dat zij ge- compenseerd kan worden door de negatieve terugkoppeling, welke wordt verschaft door de niet-lineaire terugkoppelketen, wanneer deze laatste geleidend is.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de bovenbeschreven voorbeelden, die dan ook geen limitatief karakter dragen.