BE527910A - - Google Patents

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



    KOPP ELINRICHTING   VOOR HET ONDERLING TOT EEN RIJ   VERBINDEN,VAN   STOELEN EN
DERGELIJKE ZITMEUBELEN. 



   De uitvinding heeft betrekking op een koppelinrichting voor het onderling tot een rij verbinden van stoelen en dergelijke zitmeubelen. 



   De uitvinding beoogt   zulk   een koppelinrichting zodanig uit te   voeren,   dat één handeling aan het einde van een rij gekoppelde stoelen voldoende is om alle stoelen van die rij te ontkoppelen,. terwijl bovendien de verbinding tussen twee stoelen van zulk een rij niet-door onbevoegden kan worden verbroken. 



   Daartoe heeft de koppelinrichting volgens de uitvinding een pal en een onder   veerwerking   staande beweegbare klink,9 een en ander zodanig  dat de klink van een stoel tegen de werking van de veer in ingrijping kan   worden   gebracht met de pal van een naburige stoel, en in die stand door die pal wordt vastgehouden en het vaneenschuiven der stoelen   belet.!)   en dat bij terugkeer van de klink naar   zijn   uitgangsstand deze   klink   direct of indirect de eigen pal onwerkzaam maakt. 



   De tekening geeft bij wijze van voorbeeld drie uitvoeringsvormen van de koppelinrichting volgens de uitvinding weer. 



   Figuur 1 is een verticale doorsnede door twee gekoppelde   sto,elen,   gezien vanaf de voorzijde. 



   Figuur 2 is een verticale doorsnede volgens de lijn II-II in figuur 1. 



   Figuur 3 is een onderaanzicht van een stoel volgens figuur 1. 



   Figuur 4 is een dergelijke afbeelding als figuur 1, doch van een tweede uitvoeringsvorm, 
Figuur 5 en 6 vertonen in zijaanzicht een variant van de uitvoeringsvo rm volgens figuur 1-3   respectievelijk   in ontkoppelde en in gekoppelde 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 toestand. 



   Figuur 7 is een onderaanzicht van de uitvoeringsvorm volgens figuur 5 en 6. 



   In de tekening zijn met 1 en 2 gekoppelde stoelen aangeduid. Onder de zittingen 3 dezer stoelen zijn   koppel+inrichtingen   volgens de uitvinding aangebracht, elk met een klink   4   en een pal 5. Volgens fig. 1-3 is de klink 4 zwaaibaar over omstreeks 1800 om een horizontale as 6, die vast met de klink is verbonden en vanaf de achterzijde van de stoel met behulp van een op het vierkante einde passende sleutel 7 kan worden gedraaid. In plaats van een vierkant aseinde kan ook een andere constructie worden toegepast waarbij een sleutel met de te draaien as samenwerkt. Om de as 6 is een schroefveer 8 aangebracht, welke de klink steeds naar de uitgangsstand onder de stoel tracht te zwaaien. 



   Wanneer bij stoel 2 van figuur 1 gezien tegen de achterzijde van de stoel, de sleutel volgens de   wijzers   van een uurwerk wordt gedraaid, zwaait de klink 4 onder de stoel vandaan en komt hij in de twee naast elkaar gelegen sleuven 9 van de zittingramen der stielen 1 en 2 te liggen. Een dwarsstaafje lo aan de klink komt daarbij aan de   binnenzijde   van het zittingraam van de stoel 1 te liggen, waardoor de stoelen niet meer vaneen kunnen worden geschoven.

   Tevens grijpt de neus van de pal 5 van stoel 1 onder dit staafje, zodat ondanks de kracht van de veer 8   de' klink   4 van stoel 2 niet meer terug kan zwaaien, Op zijn beurt kan nu stoel no. 3 met stoel 2 worden gekoppeld enz. pal 5 is zodanig uitgevoerd, dat de lange hefboom door zijn gewicht de neus zoveel mogelijk in een dusdanige stand   houdt  dat koppeling mogelijk is. 



  Hefboom   4   van de eigen stoel zal onder de werking van veer 8 de pal 5 tegen zijn gewicht in naar boven te drukken tegen een blokje 16, bijv. van rubber. 



  Het is derhalve nodig, dat bij de eerste stoel van een rij de druk van klink   4   tegen pal 5   wordt   opgeheven. Hiertoe is een aanslag 11 aangebracht. Deze aanslag 11 kan tegen de werking van een kleine bladveer 12 in de bewegingsbaan van de klink 4 worden gedrukt. Bij stoel 1 is dat geschied en daardoor wordt belet, dat de klink van die stoel geheel naar de uitgangsstand terugkeert. 



   Moeten nu de stoelen van de rij worden   ontkoppeld.,   dan wordt de klink 4 van stoel 1 met behulp van de sleutel   7 .op   de reeds genoemde wijze iets volgens de wijzers van een uurwerk gedraaid. De aanslag 11 komt daardoor vrij en springt terug uit de baan van de klink, zodat de klink thans onder invloed van zijn veer 8 geheel in de   uitgangsstand   kan komen en daarbij de pal 5 van de stoel 1 vrij maakt. De klink drukt n.l. tegen de lange staart van de pal en draait deze, zodat de neus wordt weggetrokken van onder het staafje 10 van de klink   4   van stoel 2. Deze klink komt dus vrij en zwaait onder invloed van zijn veer 8 snel naar de uitgangsstand terug.

   Daarbij komt weer pal 5 van stoel 2 vrij, en zo vervolgens de gehele rij langs, 
Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur   4   is de zwaaibare klink vervangen door een verschuifbare klink 4, die ook weer door een veerbelaste as 6   wordt   bewogen, via een arm 13 op die as en een scharnierende arm 14. De klink   4   heeft nabij zijn einde een uitgangsparing 15, waarin de pal 5 van de naburige stoel met zijn neus kan grijpen. Door deze ingrijping worden tevens de stoelen met elkaar gekoppeld. Het ontkoppelen gaat weer op analoge wijze als in figuur   1-3,  daar elke klink door de veer op zijn bedieningsas naar de   uitgangsstand     Wordt     bewogen   en in die stand de eigen pal ontkoppelt, zodat de klink van de volgende stoel vrij komt.

   Ook bij deze uitvoeringsvorm kan een aanslag er voor zorgen, dat de klink van de eerste stoel van de rij kort voor zijn uitgangsstand wordt vastgehouden totdat de gehele rij ontkoppeld moet worden. 



   De uitvoeringsvorm volgens figuur 5-7 onderscheidt zich van die volgens figuur 1-3 door enkele gewijzigde details, Ook hier ziet men weer een klink 4, die over 1800 om een horizontale as 6 zwaaibaar is en in ingrijping kan worden gebracht met een pal 5 van een naburige stoel, waarbij dan tevens 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 een vast uitsteeksel 16 van die naburige stoel in een opening 17 van de klink komt te   liggen,.   zodat de stoelen niet meer vaneen kunnen worden geschoven. Ter meerdere zekerheid zijn drie pallen 5 naast elkaar aanwezig. 



  Een schroefveer 8 tracht de klink   4   steeds naar zijn uitgangsstand onder de stoel te   zwaaien.,   in welke stand de klink 4 niet zoals in figuur 1-3 direct met de pal 5 samenwerkt om die in de onwerkzaine stand te brengen., doch na een   U-vormige   beugel 18,die even buiten de as 6 draaibaar met de klink is verbonden en tot onder de staart 19 van de pal 5 reikt. In de uitgangsstand drukt de klink de beugel 18 en daarmede de staart 19 van de pal 5 omhoog, zodat de pal onwerkzaam   wordt.   De door deze pal vastgehouden klink van een naburige stoel kan daardoor eveneens naar zijn uitgangsstand terugkeren en op zijn beurt de pal 5 van die stoel onwerkzaam maken, zodat hierdoor successievelijk alle gekoppelde stoelen van een rij automatisch losgekoppeld   worden,.   



   Doordat de beugel 18 excentrisch t.o.v. de as 6 met de klink 4 is verbonden, schuift zij bij het naar buiten zwaaien van de klink 4 tot onder een vaste pen 20. Deze pen belet dan, dat de beugel 18 door onbevoegden omhoog wordt   bewogen   tegen de staart 19 van pal 5 om zodoende een ontijdige ontkoppeling der stoelen teweeg te brengen. Eerst wanneer de klink   4   naar de uitgangsstand terugzwaait,   wordt   de beugel 18 onder de pen 20 zo uitgetrokken en kan   hij   de pal 5 onwerkzaam maken. 



   Een groot voordeel van de toepassing van een beugel 18 is, dat men voor stoelen van verschillende breedte steeds klinken en pallen van dezelfde standaard afmetingen kan gebruiken en slechts de lengte van de beugel 18 aan de breedte der stoelen behoeft aan te passen. Daar de beugel 18 uit een gebogen stuk metaaldraad   bestaat.,   is aanpassing van zijn lengte uiterst eenvoudig en goedkoop. 



   Om bij de eerste stoel van een rij de pal 5 werkzaam te kunnen maken voor het vasthouden van de klink van de tweede stoel, is evenals in figuur 1-3 een aanslag 11   aanwezig,.   die hier uit een plaatje bestaat,. dat om een horizontale as 21 zwaaibaar is met behulp van een handgreep 22.

   Door het gewicht van die handgreep 22 is de aanslag 11 normaal buiten de bewegingsbaan van de beugel   18.   Wordt de aanslag echter omgezwaaide dan drukt hij de beugel 18 en de daartegen rustende klink 4 enigszins   omlaag    zodat de pal 5 in de werkzame stand   komt.   De aanslag 11 heeft een uitsteeksel 23, dat daarbij tussen de twee benen van de beugel   18   door steekt en in de opening 17 van de klink 4 grijpt, Om de aanslag buiten werking te stellen, zodat de stoelen zich automatisch kunnen   ontkoppelen.9   moet dus de klink   4   met behulp van een sleutel 7 (fig. 3) iets omlaag worden gezwaaid tegen de werking van de veer 8, teneinde het uitsteeksel 23 van de aanslag 11 vrij te laten.

   De aanslag zwaait dan door het gewicht van de handgreep naar zijn onwerkzame stand terug,. zodat het ontkoppelen kan plaats   hebben.   onbevoegden kunnen dus niet door terug- zwaaien van de aanslag de ontkoppeling der stoelen teweegbrengen. 



   Door de beschreven constructie kan er op eenvoudige wijze voor worden   gezorgd..   dat het publiek niet   onbevoegdelijk   de stoelen kan ontkop-   pelen,   hetgeen veelal door de brandweer als eis wordt gesteld. De uitvinding is in het bijzonder van belang wanneer in een feestzaal na een toneelvoorstelling of iets dergelijks gelegenheid tot dansen wordt gegeven en de stoelen dus snel uit de   zaal   moeten worden   verwijderd.  

Claims (1)

1. CONCLUSIES l. Koppelinrichting voor het onderling tot een rij verbinden van stoelen en dergelijke meubels,9 g e k e n m e r k t door een pal en een onder veerwerking staande beweegbare klink, een en ander zodanig, dat de klink van een stoel tegen de werking van de veer in ingrijping kan worden gebracht met de pal van een naburige stoel,. en in die stand door die pal Wordt vastgehouden en het vanéénschuiven der stoelen belet. en dat bij terugkeer van de klink naar zijn uitgangsstand deze klink direct of indirect de eigen pal onwerkzaam maakt. <Desc/Clms Page number 4>

   2. Koppelinrichting volgens conclusie 1, m e t h e t k e n = m e r k, dat de klink op een horizontale, over omstreeks 180 draaibare as is bevestigd, die vanaf de voor of achterzijde van de stoel kan worden gedraaid., waarbij een om die as gelegen schroefveer de klink naar zijn uitgangsstand tracht te zwaaien, en dat de klink aan zijn vrije einde een orgaan heeft, dat achter een deel van de naburige stoel kan grijpen en waaronder in die stand een neus van de pal van die stoel kan grijpen.

   3. Koppelinrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt door een nabij de draaiingsas 6 van de klink 4 scharnierend met die klink verbonden beugel 18 waarvan het vrije einde met de pal 5 kan samenwerken om deze onwerkzaam te maken wanneer door de schroefveer 8 de klink 4 in zijn uitgangsstand tegen de beugel aan wordt gedrukt.

   4. Koppelinrichting volgens conclusie 1, m e t h e t k e n m e r k dat de klink uit een in zijn lengterichting beweegbare staaf of dergelijke bestaat, die bij zijn einde een uitsparing heeft, waarin een neus van de pal van de naburige stoel kan grijpen, en die wordt bewogen met behulp van een draaibare as, die onder veerwerking staat en een arm draagt, die via een tweede scharnierende arm met de klink is verbonden.

   5. Koppelinrichting volgens een der voorgaande conclusies m e t h e t k e n m e r k,. dat eën beweegbare aanslag aanwezig is, welke in de bewegingsbaan van de klink kan worden gebracht om deze te beletten geheel naar de uitgangsstand terug te keren en de eigen pal te ontkoppelen, welke aanslag door een terugstelkracht naar de onwerkzame stand wordt gedreven, doch door de klink in de werkzame stand wordt gehouden zolang de klink tegen de aanslag rust.