BE1029731A1 - Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw en een gebouw met een volgens deze werkwijze gevormde wand - Google Patents

Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw en een gebouw met een volgens deze werkwijze gevormde wand Download PDF

Info

Publication number
BE1029731A1
BE1029731A1 BE20215693A BE202105693A BE1029731A1 BE 1029731 A1 BE1029731 A1 BE 1029731A1 BE 20215693 A BE20215693 A BE 20215693A BE 202105693 A BE202105693 A BE 202105693A BE 1029731 A1 BE1029731 A1 BE 1029731A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
wall
construction
space
edge
extending
Prior art date
Application number
BE20215693A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1029731B1 (nl
Inventor
Thibo Lidou
Original Assignee
MI CASA nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by MI CASA nv filed Critical MI CASA nv
Priority to BE20215693A priority Critical patent/BE1029731B1/nl
Publication of BE1029731A1 publication Critical patent/BE1029731A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1029731B1 publication Critical patent/BE1029731B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B2/00Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls
    • E04B2/56Load-bearing walls of framework or pillarwork; Walls incorporating load-bearing elongated members
    • E04B2/70Load-bearing walls of framework or pillarwork; Walls incorporating load-bearing elongated members with elongated members of wood
    • E04B2/701Load-bearing walls of framework or pillarwork; Walls incorporating load-bearing elongated members with elongated members of wood with integrated supporting and obturation function
    • E04B2/702Load-bearing walls of framework or pillarwork; Walls incorporating load-bearing elongated members with elongated members of wood with integrated supporting and obturation function with longitudinal horizontal elements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B1/00Border constructions of openings in walls, floors, or ceilings; Frames to be rigidly mounted in such openings
    • E06B1/04Frames for doors, windows, or the like to be fixed in openings
    • E06B1/06Wooden frames
    • E06B1/08Wooden frames composed of several parts with respect to the cross-section of the frame itself
    • E06B1/10Wooden frames composed of several parts with respect to the cross-section of the frame itself adjustable with respect to the thickness of walls
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B1/00Border constructions of openings in walls, floors, or ceilings; Frames to be rigidly mounted in such openings
    • E06B1/56Fastening frames to the border of openings or to similar contiguous frames

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Finishing Walls (AREA)
  • Load-Bearing And Curtain Walls (AREA)

Abstract

Deze uitvinding betreft een werkwijze voor het vormen van een wand waarbij twee constructie-onderdelen (1),(2), in verschillende vlakken (A), (B) gelegen, een binnenruimte (S) begrenzen en verbonden worden via een aan hun zijoppervlakken (1b), (2b) bevestigd verbindingselement (3), zodat tussen het zijoppervlak (2b) van het ene constructie-onderdeel en het verbindingselement (3) een opneemruimte (11) wordt gevormd, waarbij een afwerkingswand (6, 8) met een randgedeelte (W1) in de opneemruimte (11) wordt geplaatst, tegen het zijoppervlak (2b) aanliggend, en waarbij de positie van de afwerkingswand (4, 5) ten opzichte van het tweede constructie-onderdeel (2) in situ bepaald wordt, en een gebouw met een zo gevormde wand.

Description

WERKWIJZE VOOR HET VORMEN VAN EEN WAND VAN EEN GEBOUWEN
EEN GEBOUW MET EEN VOLGENS DEZE WERKWIJZE GEVORMDE WAND
Deze uitvinding betreft enerzijds een werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw, - waarbij een eerste en een tweede constructie-onderdeel, omvattende een respectievelijk eerste en tweede front-oppervlak en een respectievelijk zijoppervlak, in een positie geplaatst worden waarbij het eerste en het tweede front- oppervlak een binnenruimte van het gebouw begrenzen en zich daarbij uitstrekken in verschillende vlakken die, gezien vanuit de binnenruimte, respectievelijk een binnenste vlak en een buitenste vlak zijn, - waarbij de constructie-onderdelen met elkaar verbonden worden via een verbindingselement dat zich tussen beide constructie-onderdelen uitstrekt en aan de zijoppervlakken van het eerste en het tweede constructie-onderdeel wordt bevestigd, en - waarbij in de binnenruimte een tegen het tweede constructie-onderdeel aansluitende afwerkingswand wordt geplaatst die zich tussen de twee front-oppervlakken uitstrekt en het verbindingselement afdekt.
Deze uitvinding betreft anderzijds ook een gebouw waarvan minstens één wand omvat, - een eerste en een tweede constructie-onderdeel, omvattende een respectievelijk eerste en tweede front-oppervlak die een binnenruimte van het gebouw begrenzen en een respectievelijk zijoppervlak, dewelke in een positie geplaatst zijn waarbij het eerste en het tweede front-oppervlak zich in verschillende vlakken uitstrekken die, gezien vanuit de binnenruimte, respectievelijk een binnenste vlak en een buitenste vlak zijn, - een verbindingselement dat de constructie-onderdelen verbindt, zich tussen beide constructie-lichamen uitstrekt en aan de zijoppervlakken van het eerste en het tweede constructie-lichaam is bevestigd, en - een afwerkingswand die zich tussen de twee front-oppervlakken uitstrekt en het verbindingselement afdekt, en tegen het tweede constructie-onderdeel aansluit.
Een wand van een gebouw wordt in deze octrooiaanvraag aanzien als een deel van een gebouw dat een binnenruimte van het gebouw begrenst en dat minstens twee met elkaar verbonden constructie-onderdelen omvat. Zo kan een samenstel van twee of meer van de volgende constructie-onderdelen een dergelijke wand van een gebouw vormen: een wandvormend element — dat ééndelig is of zelf ook uit twee of meer delen kan opgebouwd zijn -, een in het gebouw geïntegreerde wandvormende constructie, een deurprofiel, een raamprofiel. Een wand van een gebouw kan daarbij twee of meer constructie-onderdelen van hetzelfde type omvatten, zoals bijvoorbeeld twee of meer wandvormende elementen of twee of meer raamprofielen of twee of meer deurprofielen. Een afwerkingswand die in een dergelijke wand wordt geïntegreerd wordt hierdoor ook een samenstellend deel van de wand. De zo gevormde wand kan eender welke oriëntatie hebben. Zo kan de wand bijvoorbeeld nagenoeg verticaal rechtop staand of schuin naar boven toe lopend in het gebouw worden geïntegreerd, of nagenoeg horizontaal lopend een bovenwand of een plafond vormen.
Een raamprofiel en een deurprofiel vormen een omranding van een raamopening, respectievelijk een deuropening, en worden doorgaans voorzien van één of meerdere ramen of raamdelen, respectievelijk een deur, die voorzien is om de raam- of deuropening af te afsluiten. We benadrukken dat een raamprofiel en een deurprofiel, ook in een toestand zonder het raam of de ramen, respectievelijk zonder de deur, in deze octrooiaanvraag aanzien wordt als een constructie-onderdeel met een frontoppervlak dat een binnenruimte van het gebouw begrenst.
Het eerste constructie-onderdeel is dan bijvoorbeeld een wandvormend element of een raamprofiel of een deurprofiel dat zich met het frontvlak in een eerste vlak uitstrekt terwijl een naburige wand of wandgedeelte of raam- of deurprofiel zich in een tweede vlak uitstrekt dat zich, gezien vanuit de binnenruimte, ten opzichte van dat eerste vlak meer naar binnen toe of verder naar buiten toe bevindt.
Deze uitvinding betreft in het bijzonder een werkwijze en een gebouw met de hoger aangeduide kenmerken waarbij twee constructie-onderdelen, met hun front- oppervlakken in verschillende vlakken gelegen, naast elkaar worden geplaatst om zodoende samen een verspringende begrenzing van een binnenruimte van het gebouw te vormen. Het betreft bij voorkeur een trapsgewijs verspringende begrenzing.
Deze uitvinding betreft meer in het bijzonder een werkwijze voor het vormen van een wand van een houten gebouw dat volgens de methodes van de massieve houtbouw gebouwd is en een volgens zo’n werkwijze gebouwd gebouw. In een dergelijk gebouw worden houten wanden samengesteld uit tegen elkaar aansluitende massieve houten constructiebalken. Deze wanden worden voorzien van de vereiste openingen waarin nadien raamprofielen of deurprofielen kunnen worden geplaatst.
Er is een werkwijze gekend met de in de eerste paragraaf aangeduide kenmerken, waarbij de eerste en tweede constructie-onderdelen respectievelijk een houten wandvormend element en een raamprofiel zijn. Het houten wandvormend element en het raamprofiel worden in zo’n positie geplaatst dat hun frontprofielen zich respectievelijk in het binnenste vlak en het buitenste vlak bevinden, en worden door middel van een aantal raamankers met elkaar verbonden. Deze raamankers zijn dunne metalen stroken die door middel van schroeven met het ene einde tegen het zijoppervlak van het raamprofiel bevestigd worden en met het andere einde tegen het zijoppervlak van het houten wandvormend element bevestigd worden, en zich tussen het raamprofiel en het houten wandvormend element uitstrekken.
Om de binnenwand op een esthetisch aantrekkelijke manier af te werken wordt bij deze gekende werkwijze een houten wandconstructie voorzien bestaande uit een rechthoekige afwerkingsplank en een rechte langwerpige afwerkingslijst, en worden de afwerkingsplank en de afwerkingslijst, onderling een rechte hoek vormend, via een tand-en-groef-verbinding met elkaar verbonden zodat het geheel een L-vormig dwarsprofiel heeft. Deze wandconstructie wordt zo geplaatst dat de afwerkingsplank met de vrije rand tegen het in het buitenste vlak gelegen frontoppervlak van het raamprofiel aansluit en zich volgens een dwarsrichting ten opzichte van dit frontoppervlak uitstrekt naar het binnenste vlak toe waarin het frontoppervlak van het houten wandvormend element zich uitstrekt, en dat de afwerkingslijst met zijn achterzijde tegen het frontoppervlak van het houten wandvormend element aansluit.
Volgens deze gekende werkwijze moeten de afmetingen van de afwerkingsplank in situ aangepast worden om ervoor te zorgen dat enerzijds de afwerkingsplank goed aansluit tegen het frontoppervlak van het tweede constructie-onderdeel, en anderzijds de achterzijde van de afwerkingslijst goed tegen het frontoppervlak van het houten wandelement aansluit. Het is immers niet mogelijk om op voorhand, op basis van de uit het bouwplan af te lezen afmetingen, een houten wandconstructie te vervaardigen met passende afmetingen. De redenen daarvoor zijn dat de werkelijke onderlinge tussenafstand tussen het raamprofiel en het houten wandvormend element meestal afwijkt van de theoretische tussenafstand volgens het bouwplan, en/of dat de frontvlakken van het raamprofiel en het houten wandvormend element zich in werkelijkheid ook niet, zoals op het bouwplan, in perfect evenwijdig lopende vlakken bevinden. Om het niet perfect evenwijdig lopen van de frontvlakken op te vangen wordt de rechthoekige afwerkingsplank verzaagd tot een trapeziumvorm met twee tegenoverliggende rechte randen die zich uitstrekken volgens niet-evenwijdige richtingen met een tussenhoek die overeenkomt met de hoek tussen de niet- evenwijdige frontoppervlakken. Om een afwijkende tussenafstand tussen beide frontvlakken op te vangen moet de afwerkingsplank verzaagd worden tot de passende breedte. Meestal moeten zowel de breedte-correctie als de correctie wegens niet- evenwijdigheid van de frontvlakken uitgevoerd worden. Enerzijds is dit in situ uit te voeren maatwerk tijdrovend en omslachtig en anderzijds verhoogt het ook het risico op zichtbare gebreken in de afwerking van het gebouw.
Het doel van deze uitvinding is te verhelpen aan de hierboven aangeduide nadelen.
Deze doelstelling wordt bereikt door volgens deze uitvinding te voorzien in een werkwijze met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken, waarbij het verbindingselement zich met een tussenafstand uitstrekt langs minstens een voorste gedeelte van het zijoppervlak van het tweede constructie-onderdeel, zodat tussen het zijoppervlak en het verbindingselement een vanaf de binnenruimte toegankelijke opneemruimte wordt gevormd, waarbij een randgedeelte van de afwerkingswand, tegen het zijoppervlak van het tweede constructie-onderdeel aanliggend, in de opneemruimte wordt geplaatst, en waarbij de positie van de afwerkingswand ten opzichte van het tweede constructie-onderdeel in situ bepaald wordt. .
Bovengenoemde doelstellingen worden eveneens bereikt door volgens deze uitvinding te voorzien in een gebouw met de in de tweede paragraaf van deze beschrijving 5 aangeduide kenmerken, waarbij het verbindingselement zich met een tussenafstand uitstrekt langs minstens een voorste gedeelte van het zijoppervlak van het tweede constructie-onderdeel, zodat tussen het zijoppervlak en het verbindingselement een vanaf de binnenruimte toegankelijke opneemruimte wordt gevormd, en waarbij de afwerkingswand in een positie geplaatst is waarbij een randgedeelte ervan in de opneemruimte is opgenomen en tegen het zijoppervlak van het tweede constructie- onderdeel aanligt.
De positie van het eerste constructie-onderdeel bepaalt de installatiepositie van de afwerkingswand en dus ook de positie van de afwerkingswand ten opzichte van het tweede constructie-onderdeel. Aangezien de onderlinge positie van het eerste en het tweede constructie-onderdeel vooraf onbekend zijn wordt maar bij het installeren van de afwerkingswand ter plaatse (in situ) duidelijk welke positie deze afwerkingswand ten opzichte van het tweede constructie-onderdeel inneemt, en dus welk gedeelte van de afwerkingswand in de opneemruimte wordt geplaatst. De afwerkingswand kan dus dieper of minder diep in de opneemruimte moeten geplaatst worden om de functionele breedte van het zich tussen beide constructie-onderdelen uitstrekkende deel van de afwerkingswand aan te passen aan de reële tussenafstand tussen de constructie- onderdelen. De afwerkingswand kan ook in een min of meer geroteerde positie (t.o.v. een centrale as die loodrecht op het oppervlak ervan staat) moeten gebracht worden terwijl het randgedeelte ervan zich in de opneemruimte bevindt, om de positie ervan aan te passen aan de reële positie van het eerste constructie-onderdeel ten opzichte van het tweede constructie-onderdeel.
De functionele breedte van de afwerkingswand wordt gevormd door het uit de insteekruimte uitstekend gedeelte van de zich naar het eerste constructie-onderdeel toe uitstrekkende wand ervan. Deze functionele breedte kan aangepast worden door deze wand dieper of minder diep in de insteekruimte te plaatsen. Op die manier kan de hoger genoemde breedte-correctie snel verwezenlijkt worden.
Het zijoppervlak van elk constructie-onderdeel sluit bij voorkeur hoekvormend aan op het frontoppervlak ervan, bij voorkeur onder een nagenoeg rechte hoek, en vormt hierbij een rand die de grenslijn vormt tussen het frontoppervlak en het zijoppervlak.
Deze grenslijn is een voorste grens van het zijoppervlak zodat een zich vanaf die grens uitstrekkend gedeelte van het zijoppervlak ‘een voorste gedeelte van het zijoppervlak’ wordt genoemd.
De positie en de richting van de zich in de opneemruimte bevindende rand is binnen bepaalde grenzen vrij bepaalbaar. Deze rand en het eraan grenzend randgedeelte zijn immers niet zichtbaar in de opneemruimte. Hierdoor is het mogelijk om, bij verschillende onderlinge posities van de twee constructie-onderdelen, de positie van de afwerkingswand ten opzichte van het tweede constructie-onderdeel telkens zo te bepalen dat deze afwerkingswand een geschikte installatie-positie inneemt ten opzichte van het eerste constructie-onderdeel. Meer bepaald is dit mogelijk bij verschillende tussenafstanden tussen de frontvlakken van de constructie-onderdelen en bij verschillende afwijkingen ten opzichte van de evenwijdigheid van deze frontvlakken.
Een geschikte installatie-positie van de afwerkingswand ten opzichte van het eerste constructie-onderdeel is bijvoorbeeld een positie waarbij een vrije rand en/of een oppervlak van de afwerkingswand aansluit tegen het eerste constructie-onderdeel.
Doordat de afwerkingswand tegen het zijoppervlak van het tweede constructie- onderdeel aanligt, loopt het naar de binnenruimte gerichte oppervlak van de afwerkingswand langs de rand van dit frontoppervlak, zodat het frontoppervlak van het tweede constructie-onderdeel en het zichtbare gedeelte van het oppervlak van de afwerkingswand oppervlakken zijn die hoekvormend nauw tegen elkaar aansluiten.
Door de mogelijkheid om de afwerkingswand te positioneren in een geschikte installatie-positie ten opzichte van het eerste constructie-element kan ook tegen het frontoppervlak van het eerste constructie-onderdeel een zeer goede aansluiting van het zichtbare oppervlak van de afwerkingswand verwezenlijkt worden.
De afwerkingswand kan bijvoorbeeld een naar de binnenruimte gericht oppervlak hebben dat hoofdzakelijk vlak is of dat gebogen is. De afwerkingswand omvat bij voorkeur een wandelement met een vlak oppervlak dat zich uitstrekt volgens een richting die hoofdzakelijk loodrecht staat op minstens één van de frontoppervlakken.
De afwerkingswand omvat bij voorkeur een eerste wandelement met een eerste en een tweede rand die voorzien zijn aan tegenoverliggende zijden ervan. Volgens deze uitvinding kan een vooraf vervaardigde afwerkingswand omvattende een wandelement met een eerste en een tweede rand die evenwijdig zijn, zonder aanpassingen worden geplaatst in een positie waarbij de afwerkingswand aansluit op niet-evenwijdige frontvlakken van twee constructie-onderdelen. Het eerste wandelement heeft bij voorkeur ook twee nagenoeg vlakke en nagenoeg evenwijdig lopende oppervlakken.
Volgens een voorkeurdragende werkwijze volgens deze uitvinding omvat de afwerkingswand een eerste wandelement dat aan tegenoverliggende zijden respectievelijk een eerste rand en een tweede rand omvat, is het in de opneemruimte opgenomen randgedeelte van de afwerkingswand een zich vanaf de eerste rand uitstrekkend eerste randgedeelte van het eerste wandelement, strekt het eerste wandelement zich tussen zijn eerste en zijn tweede rand uit in de richting van het binnenste vlak, en omvat de afwerkingswand een tweede wandelement dat hoekvormend met het eerste wandelement verbonden is en een zich nagenoeg in het binnenste vlak uitstrekkende achterzijde omvat die tegen het frontoppervlak van het eerste constructie-onderdeel aansluit.
De positie van het eerste wandelement ten opzichte van het eerste constructie- onderdeel is dus binnen bepaalde grenzen vrij bepaalbaar. Hierdoor kan de positie van het eerste wandelement — dat tegen het frontoppervlak van het tweede constructie- onderdeel aansluit - ten opzichte van het tweede wandelement — dat tegen het frontoppervlak van het eerste constructie-onderdeel aansluit - binnen bepaalde grenzen vrij bepaald worden. Meer bepaald is dit mogelijk bij verschillende tussenafstanden tussen de frontvlakken van de constructie-onderdelen en bij verschillende afwijkingen ten opzichte van de evenwijdigheid van deze frontvlakken.
Bij voorkeur wordt volgens deze uitvinding een werkwijze toegepast waarbij de opneemruimte begrensd is door tegenoverliggende zijwanden en een zich tussen de zijwanden uitstrekkend bodemoppervlak, en is er tussen de eindrand van het in de opneemruimte opgenomen randgedeelte van het eerste wandelement en het bodemoppervlak van de opneemruimte een vrije ruimte voorzien.
Deze vrije ruimte maakt het mogelijk om de positie van het eerste wandelement ten opzichte van het tweede het tweede constructie-onderdeel te wijzigen.
Bij voorkeur omvat de achterzijde van het tweede wandelement een contactgedeelte dat tegen het frontoppervlak van het eerste constructie-onderdeel aansluit en een vrij gedeelte dat zich naast het frontoppervlak van het eerste constructie-onderdeel uitstrekt, waarbij in het vrij gedeelte van de achterzijde van het tweede wandelement een groef gevormd is, en wordt het eerste wandelement in een positie geplaatst waarbij een zich vanaf de tweede rand uitstrekkend tweede randgedeelte in de groef is opgenomen, en wordt de positie van het eerste wandelement ten opzichte van het tweede wandelement in situ bepaald.
Hierdoor kan men, bij verschillende onderlinge posities van de twee constructie- onderdelen, het eerste wandelement telkens nog gemakkelijker en met meer vrijheid in de meest geschikte installatie-positie brengen waarbij het zich tussen het tweede constructie-onderdeel en het tweede wandelement uitstrekt.
Het eerste wandelement wordt met de eerste rand in de opneemruimte geplaatst en met de tweede rand in de groef geplaatst. Daarbij wordt het eerste wandelement, afhankelijk van zijn afmetingen en van de reële onderlinge posities van het eerste en het tweede constructie-onderdeel, met een in situ bepaald randgedeelte dat aan de eerste rand grenst in de opneemruimte geplaatst, en met een in situ bepaald randgedeelte dat aan de tweede rand grenst in de groef geplaatst.
De groef in de achterzijde van het tweede wandelement wordt dan bijvoorbeeld begrensd door tegenoverliggende zijwanden en een zich tussen de zijwanden uitstrekkend bodemoppervlak, waarbij tussen de eindrand van het in de groef opgenomen tweede randgedeelte en het bodemoppervlak van de groef een vrije ruimte voorzien is. Deze vrije ruimte maakt het mogelijk om de positie van het eerste wandelement ten opzichte van het tweede wandelement te wijzigen.
Volgens een zeer voorkeurdragende werkwijze is het in het binnenste vlak gelegen eerste constructie-onderdeel een wand of een wandvormend element of een wandvormende constructie en is het in het buitenste vlak gelegen tweede constructie- onderdeel een raamprofiel of een deurprofiel.
Er wordt bij voorkeur een verbindingselement voorzien dat een recht brug-gedeelte omvat dat begrensd is door twee nagenoeg evenwijdig lopende oppervlakken, namelijk een naar de binnenruimte gericht eerste oppervlak dat zich met een tussenafstand langs het zijoppervlak van het tweede constructie-onderdeel uitstrekt en verder in de richting van het binnenste vlak loopt, en een van de binnenruimte weg gericht tweede oppervlak dat tegen het zijoppervlak van het eerste constructie- onderdeel aanligt.
Doordat het verbindingselement met zijn tweede oppervlak tegen het eerste constructie-onderdeel aanligt kan het stabiel en stevig met dit eerste constructie- lichaam verbonden worden, bijvoorbeeld door middel van schroeven.
Volgens een zeer voorkeurdragende werkwijze omvat het eerste wandelement een van de binnenruimte weg gericht oppervlak dat tegen het eerste oppervlak van het bruggedeelte aanligt. Het eerste wandelement bevindt zich hierdoor in een tussenruimte waarbij het met beide tegenoverliggende zijden tegen respectievelijke oppervlakken aanligt. De naar de binnenruimte gerichte zijde ligt met een aan de eerste rand grenzend randgedeelte tegen het zijoppervlak van het tweede constructie- onderdeel en is er ook aan bevestigd, bij voorkeur door middel van schroeven, terwijl de andere tegenoverliggende zijde ervan tegen het bruggedeelte van het verbindingselement aanligt. De tweede rand zit bovendien ook in de groef van het tweede wandelement. Het eerste wandelement van de afwerkingswand wordt zo stabiel in zijn installatiepositie weerhouden.
Het volgens de uitvinding voorziene verbindingselement omvat bij voorkeur ook een bevestigingsstuk met een flank die tegen het zijoppervlak van het tweede constructie-
onderdeel aanligt. Zo kan het verbindingselement ook gemakkelijk, snel en stabiel verbonden worden met het tweede constructie-onderdeel.
Het binnenste vlak en het buitenste vlak zijn bij voorkeur nagenoeg evenwijdige vlakken. Daarmee wordt bedoeld dat deze vlakken in theorie volgens het bouwplan evenwijdige vlakken zijn. Zoals gezegd kunnen er in de praktijk afwijkingen optreden waardoor de frontvlakken zich in niet-evenwijdige vlakken uitstrekken of met een afwijkende tussenafstand naast elkaar geplaatst zijn. Door het positioneren van de afwerkingswand, bij voorkeur het eerste wandelement ervan, kan men deze afwerkingswand, zonder het tijdrovend aanpassen van de afmetingen ervan, steeds laten aansluiten tegen beide frontvlakken.
Bij voorkeur staat het genoemde zijoppervlak van het eerste constructie-onderdeel nagenoeg loodrecht op het binnenste vlak waarin het frontoppervlak van het eerste constructie-onderdeel zich bevindt, en/of staat het genoemde zijoppervlak van het tweede constructie-onderdeel nagenoeg loodrecht op het buitenste vlak waarin het frontoppervlak van het tweede constructie-onderdeel zich bevindt.
Uit bovenstaande beschrijving van voorkeurdragende kenmerken van de werkwijze volgens deze uitvinding en de bijhorende voordelen kunnen overeenkomstige kenmerken van het gebouw volgens deze uitvinding en bijhorende voordelen afgeleid worden. Voor de voorkeurdragende kenmerken van het gebouw wordt meer bepaald verwezen naar de conclusies 13 tot 23.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hiernavolgende gedetailleerde beschrijving van een mogelijke werkwijze en van een volgens deze werkwijze gebouwde wand van een gebouw. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend een verduidelijkend voorbeeld te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij
- figuur 1 een perspectief aanzicht is van een gedeelte van een wand van een gebouw die door toepassing van een werkwijze volgens deze uitvinding is gebouwd, en - figuur 2 een horizontale dwarsdoorsnede is van het op figuur 1 voorgestelde wandgedeelte.
De figuren tonen een gedeelte van een wand van een gebouw dat gebouwd is volgens de methodes van de massieve houtbouw. Deze wand begrensd een binnenruimte (S) en is samengesteld uit een wandvormend houten constructie-onderdeel (1) en een houten raamprofiel (2).
Het wandvormend constructie-onderdeel (1) is samengesteld uit massieve houten constructiebalken (12) die in een horizontale positie op elkaar geplaatst zijn. Elke constructiebalk (12) heeft twee evenwijdige flanken die zich in een opstaande positie volgens de lengterichting van de balk (12) uitstrekken. De zich aan de voorzijde bevindende flanken (12a) vormen samen het front-oppervlak (la) van het wandvormend constructie-onderdeel (1). Dit frontoppervlak (la) strekt zich uit in een eerste vlak (A) dat volgens het bouwplan een verticaal vlak moet zijn. Door kleine onvermijdbare onnauwkeurigheden kan het vlak (A) van het frontoppervlak (1a) echter niet perfect verticaal zijn en een kleine hoek vormen ten opzichte van een verticaal vlak. Het wandvormend constructie-onderdeel (1) heeft dwars op het frontoppervlak (la) gerichte zijoppervlakken (1b) die gevormd worden door de eindvlakken van de constructiebalken (12).
Het houten raamprofiel (2) is een rechthoekig kader dat een rand vormt omheen een raamopening waarin een ruit (2c) wordt geplaatst. Op de figuren is alleen het deel van dit kader getoond dat zich het dichtst bij het wandvormend constructie-onderdeel (1) bevindt. Het raamprofiel (2) heeft een front-oppervlak (2a), en zijoppervlakken (2b) die zich volgens een dwarsrichting ten opzichte van het frontoppervlak (la) uitstrekken.
Het front-oppervlak (2a) van het raamprofiel (2) strekt zich uit in een tweede vlak (B) dat verschilt van het hoger genoemde eerste vlak (A), en dat zich, gezien vanuit de binnenruimte (S), aan de buitenzijde van het eerste vlak (A) bevindt.
Het wandvormend constructie-onderdeel (1) en het houten raamprofiel (2) zijn met elkaar verbonden door middel van een verbindingselement (3) met een L-vormige dwarsdoorsnede. Het verbindingselement (3) omvat een recht bruggedeelte (4) met twee evenwijdige zij-oppervlakken (4a), (4b) dat zich met een tussenafstand (d) naast een voorste gedeelte (V) van het zijoppervlak (2b) uitstrekt en gaat over in een breder uitgevoerd bevestigingsstuk (5) dat voorbij het voorste gedeelte (V) van het zij- oppervlak (2b) met een naar het zijoppervlak gerichte flank (5a) tegen het zijoppervlak (2b) aanligt. Het verbindingselement (3) is door middel van schroeven die het bevestigingsstuk (5) dwarsen aan het zijoppervlak (2b) bevestigd.
Tussen het zijoppervlak (2b) en het naar het zijoppervlak (2b) gerichte oppervlak (4a) van het bruggedeelte (4) is een opneemruimte (11) gevormd met een breedte (d). Het breder uitgevoerde bevestigingsstuk (5) heeft een dwars op het zijoppervlak (2b) gerichte voorste flank (5b) die een bodemoppervlak van deze opneemruimte (11) vormt.
Voorts wordt de wand afgewerkt door het plaatsen van een houten afwerkingswand (6, 8) met een L-vormig profiel, bestaande uit een eerste wandelement (6) in de vorm van een rechthoekig houten paneel (6) met twee evenwijdige randen (6a), (6b) en een hoekvormend met een rand (6b) van het paneel (6) verbonden langwerpige rechte afwerkingslijst (8) — een tweede wandelement (8) genoemd.
De afwerkingslijst (8) heeft een achterzijde (9) waarin een zich volgens de lengterichting van de afwerkingslijst (8) uitstrekkende groef (10) met een U-vormig profiel is gevormd. Deze groef (10) is begrensd door twee evenwijdige zijwanden (10a), (10b) en een zich tussen de zijwanden uitstrekkende bodemwand (10c). De afwerkingslijst (8) wordt met een deel van de achterzijde (9) tegen het frontoppervlak (la) van het wandvormend constructie-onderdeel (1) geplaatst, zodat de achterzijde (9) ten opzichte van een zich volgens de lengterichting van de afwerkingslijst (8) uitstrekkende fictieve grenslijn kan verdeeld worden in een rechts van de grenslijn gelegen gedeelte (9a) dat tegen het frontoppervlak (la) aansluit en een links van de grenslijn gelegen gedeelte (9b) dat zich naast het frontoppervlak (la) bevindt. Dit rechts gelegen gedeelte wordt ook algemeen met de term contactoppervlak (9a)
aangeduid. Het links gelegen gedeelte wordt ook algemeen aangeduid als het vrij gedeelte (9b) van de achterzijde (9). De afwerkingslijst (8) wordt ook zo geplaatst dat de groef (10) zich tegenover de opneemruimte (11) bevindt.
Het paneel (6) wordt met de ene rand (6a) in de opneemruimte (11) geplaatst en met de andere rand (6b) in de groef (10) geplaatst. Daarbij wordt het paneel (6), afhankelijk van zijn afmetingen en van de reële onderlinge posities van het wandvormend constructie-onderdeel (1) en de raamprofiel (2), met een in situ bepaald randgedeelte (WI) dat aan de ene rand (6a) grenst in de opneemruimte (11) geplaatst, en met een in situ bepaald randgedeelte (W2) dat andere rand (6b) grenst in de groef (10) geplaatst.
Het paneel (6) ligt met zijn achterzijde — het van de binnenruimte (S) weg gericht oppervlak (7) - tegen het naar de binnenruimte (S) gerichte oppervlak (4a) van het recht bruggedeelte (4) van het verbindingselement (3).

Claims (22)

CONCLUSIES
1. Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw, - waarbij een eerste (1) en een tweede constructie-onderdeel (2), omvattende een respectievelijk eerste (la) en tweede front-oppervlak (2a) en een respectievelijk zijoppervlak (1b), (2b), in een onderlinge positie geplaatst worden waarbij het eerste (la) en het tweede front-oppervlak (2a) een binnenruimte (S) van het gebouw begrenzen en zich daarbij uitstrekken in verschillende vlakken die, gezien vanuit de binnenruimte (S), respectievelijk een binnenste vlak (A) en een buitenste vlak (B) zijn, - waarbij de constructie-onderdelen (1), (2) met elkaar verbonden worden via een verbindingselement (3) dat zich tussen beide constructie-onderdelen (1), (2) uitstrekt en aan de zijoppervlakken (1b), (2b) van het eerste (1) en het tweede constructie-onderdeel (2) wordt bevestigd, en - waarbij in de binnenruimte (S) een tegen het tweede constructie-onderdeel (2) aansluitende afwerkingswand (6, 8) wordt geplaatst die zich tussen de twee front-oppervlakken (la), (2a) uitstrekt en het verbindingselement (3) afdekt, met het kenmerk dat het verbindingselement (3) zich met een tussenafstand (d) uitstrekt langs minstens een voorste gedeelte (V) van het zijoppervlak (2b) van het tweede constructie-onderdeel (2), zodat tussen het zijoppervlak (2a) en het verbindingselement (3) een vanaf de binnenruimte (S) toegankelijke opneemruimte (11) wordt gevormd, dat een randgedeelte (WI) van de afwerkingswand (6, 8), tegen het zijoppervlak (2b) van het tweede constructie- onderdeel (2) aanliggend, in de opneemruimte (11) wordt geplaatst, en dat de positie van de afwerkingswand (6, 8) ten opzichte van het tweede constructie- onderdeel (2) in situ bepaald wordt.
2. Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de afwerkingswand (6, 8) een eerste wandelement (6) omvat dat aan tegenoverliggende zijden respectievelijk een eerste rand (6a) en een tweede rand (6b) omvat, dat het in de opneemruimte (11) opgenomen randgedeelte (W1) van de afwerkingswand (6, 8) een zich vanaf de eerste rand (6a) uitstrekkend eerste randgedeelte (WI) van het eerste wandelement (6) is, dat het eerste wandelement (6) zich tussen zijn eerste (6a) en zijn tweede rand (6b) in de richting van het binnenste vlak (A) uitstrekt, en dat de afwerkingswand (6, 8) een tweede wandelement (8) omvat dat hoekvormend met het eerste wandelement (4) verbonden is en een zich nagenoeg in het binnenste vlak (A) uitstrekkende achterzijde (9) omvat die tegen het frontoppervlak (la) van het eerste constructie-onderdeel (1) aansluit.
3. Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw volgens conclusie 2 met het kenmerk dat de achterzijde (9) van het tweede wandelement (8) een contactgedeelte (9a) omvat dat tegen het frontoppervlak (la) van het eerste constructie-onderdeel (1) aansluit en een vrij gedeelte (9b) omvat dat zich naast het frontoppervlak (la) van het eerste constructie-onderdeel (1) uitstrekt, dat in het vrij gedeelte (9b) van de achterzijde (9) van het tweede wandelement (8) een groef (10) gevormd is, dat het eerste wandelement (6) in een positie wordt geplaatst waarbij een zich vanaf de tweede rand (6b) uitstrekkend tweede randgedeelte (W2) in de groef (10) is opgenomen, en wordt de positie van het eerste wandelement (6) ten opzichte van het tweede wandelement (8) in situ bepaald.
4. Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw volgens conclusie 3 met het kenmerk dat de groef (10) in de achterzijde (6) van het tweede wandelement (5) begrensd is door tegenoverliggende zijwanden (10a), (10b) en een zich tussen de zijwanden (10a), (10b) uitstrekkend bodemoppervlak (10c), en dat er tussen de eindrand (6b) van het in de groef (10) opgenomen tweede randgedeelte (W2) en het bodemwand (10c) van de groef (10) een vrije ruimte voorzien is.
5. Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de opneemruimte (11) begrensd is door tegenoverliggende zijwanden (2b), (4a) en een zich tussen de zijwanden (2b), (4a) uitstrekkend bodemoppervlak (Sb), en dat er tussen de eindrand (6a)
van het in de opneemruimte (11) opgenomen randgedeelte (W1) van het eerste wandelement (6) en het bodemoppervlak (5b) van de opneemruimte (11) een vrije ruimte voorzien is.
6. Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het eerste constructie-onderdeel (1) een wand of een wandvormend element of een wandvormende constructie is en het tweede constructie-onderdeel (2) een raamprofiel of een deurprofiel is.
7. Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het verbindingselement (3) een recht brug-gedeelte (4) omvat dat begrensd is door twee nagenoeg evenwijdig lopende oppervlakken (4a), (4b), namelijk een naar de binnenruimte (S) gericht eerste oppervlak (4a) dat zich met een tussenafstand (d) langs het zijoppervlak (2a) van het tweede constructie-onderdeel (2) uitstrekt en verder in de richting van het binnenste vlak (A) loopt, en een van de binnenruimte (S) weg gericht tweede oppervlak (4b) dat tegen het zijoppervlak (1b) van het eerste constructie- onderdeel (1) aanligt.
8. Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw volgens conclusie 7 met het kenmerk dat het eerste wandelement (6) een van de binnenruimte (S) weg gericht oppervlak (7) omvat dat tegen het eerste oppervlak (4a) van het bruggedeelte (4) aanligt.
9. Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het verbindingselement (3) een bevestigingsstuk (5) omvat met een flank (5a) die tegen het zijoppervlak (2b) van het tweede constructie-onderdeel (2) aanligt.
10. Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het binnenste vlak (A) en het buitenste vlak (B) nagenoeg evenwijdige vlakken zijn.
11. Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het genoemde zijoppervlak (1b) van het eerste constructie-onderdeel (1) nagenoeg loodrecht staat op het binnenste vlak (A) waarin het frontoppervlak (la) van het eerste constructie-onderdeel (1) zich bevindt, en/of dat het genoemde zijoppervlak (2b) van het tweede constructie-onderdeel (2) nagenoeg loodrecht staat op het buitenste vlak (B) waarin het frontoppervlak (2a) van het tweede constructie-onderdeel (2) zich bevindt,
12. Een gebouw omvattende een aantal wanden waarvan minstens één wand omvat, - een eerste (1) en een tweede constructie-onderdeel (2) omvattende een respectievelijk eerste (la) en tweede front-oppervlak (2a) die een binnenruimte (S) van het gebouw begrenzen en een respectievelijk zijoppervlak (1b), (2b), die in een onderlinge positie geplaatst zijn waarbij het eerste (la) en het tweede front-oppervlak (2a) zich in verschillende vlakken bevinden die, gezien vanuit de binnenruimte (S), respectievelijk een binnenste vlak (A) en een zich aan de buitenzijde daarvan uitstrekkend buitenste vlak (B) zijn, - een verbindingselement (3) dat de constructie-onderdelen (1), (2) verbindt, zich tussen beide constructie-lichamen (1), (2) uitstrekt en aan de zijoppervlakken (1b), (2b) van het eerste (1) en het tweede constructie- lichaam (2) 1s bevestigd, en - een afwerkingswand (6, 8) die zich tussen de twee front-oppervlakken (la), (2a) uitstrekt en het verbindingselement (3) afdekt, en die tegen het tweede constructie-onderdeel (2) aansluit, met het kenmerk dat het verbindingselement (3) zich met een tussenafstand (d) uitstrekt langs minstens een voorste gedeelte (V) van het zijoppervlak (2a) van het tweede constructie-onderdeel (2), zodat tussen het zijoppervlak (2a) en het verbindingselement (3) een vanaf de binnenruimte (S) toegankelijke opneemruimte (11) wordt gevormd, en dat de afwerkingswand (6, 8) in een positie geplaatst is waarbij een randgedeelte (WI) ervan in de opneemruimte (11) is opgenomen en tegen het zijoppervlak (2b) van het tweede constructie- onderdeel (2) aanligt.
13. Een gebouw volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de afwerkingswand (6, 8) een eerste wandelement (6) omvat dat aan tegenoverliggende zijden respectievelijk een eerste rand (6a) en een tweede rand (6b) omvat, dat het in de opneemruimte (11) opgenomen randgedeelte (W1) van de afwerkingswand (6, 8) een zich vanaf de eerste rand (6a) uitstrekkend eerste randgedeelte (W1) van het eerste wandelement (6) is, dat het eerste wandelement (6) zich tussen zijn eerste (6a) en zijn tweede rand (6b) in de richting van het binnenste vlak (A) uitstrekt, en dat de afwerkingswand (6, 8) een tweede wandelement (8) omvat dat hoekvormend met het eerste wandelement (6) verbonden is en een zich nagenoeg in het binnenste vlak (A) uitstrekkende achterzijde (9) omvat die tegen het frontoppervlak (la) van het eerste constructie-onderdeel (1) aansluit.
14. Een gebouw volgens conclusie 13 met het kenmerk dat de achterzijde (9) van het tweede wandelement (6) een contactgedeelte (9a) omvat dat tegen het frontoppervlak (la) van het eerste constructie-onderdeel (1) aansluit en een vrij gedeelte (9b) omvat dat zich naast het frontoppervlak (la) van het eerste constructie-onderdeel (1) uitstrekt, dat in het vrij gedeelte (9b) van de achterzijde (9) van het tweede wandelement (8) een groef (10) gevormd is, en dat het eerste wandelement (6) een zich vanaf de tweede rand (6b) uitstrekkend tweede randgedeelte (W2) omvat dat in de groef (10) is opgenomen.
15. Een gebouw volgens conclusie 15 met het kenmerk dat de groef (10) in de achterzijde (9) van het tweede wandelement (8) begrensd is door tegenoverliggende zijwanden (10a), (10b) en een zich tussen de zijwanden uitstrekkend bodemoppervlak (10c) en dat er tussen de eindrand (6b) van het in de groef (10) opgenomen tweede randgedeelte (W2) en het bodemoppervlak (10c) van de groef (10) een vrije ruimte voorzien is.
16. Een gebouw volgens een van de conclusie 12 tot 15 met het kenmerk dat de opneemruimte (11) begrensd is door tegenoverliggende zijwanden (2b), (4a) en een zich tussen de zijwanden (2b), (4a) uitstrekkend bodemoppervlak (5b), en dat er tussen de eindrand (6a) van het in de opneemruimte (11) opgenomen randgedeelte (W1) van het eerste wandelement (6) en het bodemoppervlak (5b) van de opneemruimte (11) een vrije ruimte voorzien 1s.
17. Een gebouw volgens een van de conclusies 12 tot 16 met het kenmerk dat het eerste constructie-onderdeel (1) een wand of een wandvormend element of een wandvormende constructie is en dat het tweede constructie-onderdeel (2) een raamprofiel of een deurprofiel is.
18. Een gebouw volgens een van de conclusies 12 tot 17 met het kenmerk dat het verbindingselement (3) een recht brug-gedeelte (4) omvat dat begrensd is door twee nagenoeg evenwijdig lopende oppervlakken (4a), (4b), namelijk een eerste naar de binnenruimte (S) gericht oppervlak (4a) dat zich met een tussenafstand (d) langs het zijoppervlak (2b) van het tweede constructie-onderdeel (2) uitstrekt en verder in de richting van het binnenste vlak (A) loopt, en een tweede van de binnenruimte (S) weg gericht oppervlak (4b) dat tegen het zijoppervlak (1b) van het eerste constructie-onderdeel (1) aanligt.
19. Een gebouw volgens conclusie 18 met het kenmerk dat het eerste wandelement (4) een van de binnenruimte (S) weg gericht oppervlak (7) omvat dat tegen het eerste oppervlak (4a) van het bruggedeelte (3) aanligt.
20. Een gebouw volgens een van de conclusies 12 tot 19 met het kenmerk dat het verbindingselement (3) een bevestigingsstuk (5) omvat met een flank (5a) die tegen het zijoppervlak (2b) van het tweede constructie-onderdeel (1) aanligt.
21. Een gebouw volgens een van de conclusies 12 tot 20 met het kenmerk dat het binnenste vlak (A) en het buitenste vlak (B) nagenoeg evenwijdige vlakken zijn.
22. Een gebouw volgens een van de conclusies 12 tot 20 met het kenmerk dat het genoemde zijoppervlak (1b) van het eerste constructie-onderdeel (1) nagenoeg loodrecht staat op het binnenste vlak (A) waarin het frontoppervlak (14) van het eerste constructie-onderdeel (1) zich bevindt, en dat het genoemde zijoppervlak (2b) van het tweede constructie-onderdeel (2) nagenoeg loodrecht staat op het buitenste vlak (B) waarin het frontoppervlak (2a) van het tweede constructie- onderdeel (2) zich bevindt.
BE20215693A 2021-09-06 2021-09-06 Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw en een gebouw met een volgens deze werkwijze gevormde wand BE1029731B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20215693A BE1029731B1 (nl) 2021-09-06 2021-09-06 Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw en een gebouw met een volgens deze werkwijze gevormde wand

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20215693A BE1029731B1 (nl) 2021-09-06 2021-09-06 Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw en een gebouw met een volgens deze werkwijze gevormde wand

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1029731A1 true BE1029731A1 (nl) 2023-03-28
BE1029731B1 BE1029731B1 (nl) 2023-04-03

Family

ID=77750032

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20215693A BE1029731B1 (nl) 2021-09-06 2021-09-06 Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw en een gebouw met een volgens deze werkwijze gevormde wand

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1029731B1 (nl)

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4012868A (en) * 1975-02-13 1977-03-22 Julian Andruszkiewicz Prehung door assembly
CA1060179A (en) * 1976-08-02 1979-08-14 Graham Moss Building structures
ITPN20020018A1 (it) * 2002-03-20 2003-09-22 71 Progetti Srl Telaio di sostegno per porte ed elementi simili.
KR100849864B1 (ko) * 2007-03-02 2008-08-01 박동섭 문틀구조 및 문틀구조 시공방법

Also Published As

Publication number Publication date
BE1029731B1 (nl) 2023-04-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
RU2358079C2 (ru) Устройство для сглаживания перепада высот между двумя поверхностями пола и способ изготовления покрывающего профиля и выравнивающей планки
BE1023135A1 (nl) Scherminrichting
US11519216B2 (en) Chassis based fenestration systems
EA018965B1 (ru) Профильная система для раздвижной двери
US10246886B2 (en) Adjustable shim and pre-hung door with the same
BE1024682B1 (nl) Afdichting voor een gevelelement van een gordijngevel en gevelelement en gordijngevel voorzien van zulke afdichting.
JP5631582B2 (ja) 建具および額縁
US8919059B2 (en) Crown moulding
US11078716B2 (en) Removable profile structure
BE1029731A1 (nl) Werkwijze voor het vormen van een wand van een gebouw en een gebouw met een volgens deze werkwijze gevormde wand
US20130305657A1 (en) Deformable guide for partitions in general
US8468758B2 (en) Support frame for sliding door
BE1008765A3 (nl) Constructiesysteem voor een aseptische of stofarme ruimte.
US11519169B2 (en) Modular paneled partition wall
WO2013001274A1 (en) Support frame for a sliding door
NL2021382B1 (en) A system for attaching a gutter profile and a rod of a greenhouse to each other
NL2012147C2 (nl) Kozijnsysteem alsmede profielconstructie geschikt voor een dergelijk kozijnsysteem.
JP5965930B2 (ja) 段板取付け構造
EP3024994B1 (en) Flush corner structure
ES2322746B1 (es) Sistema de carpinteria para montaje de puertas de paso en edificios.
JP3870181B2 (ja) 建具
BE1021723B1 (nl) Dakkapel en bouwpakket voor het vormen van dergelijke dakkapel
BE1022739B1 (nl) Samenstel voor het opbouwen van een gevelbekleding, set van randafwerkingselementen hiervoor, en werkwijze
CA2953514C (en) Adjustable shim and pre-hung door with the same
US448354A (en) Window-sash

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20230403