BE1029412B1 - Een luchtventiel met verbeterde ventilatie - Google Patents
Een luchtventiel met verbeterde ventilatie Download PDFInfo
- Publication number
- BE1029412B1 BE1029412B1 BE20215397A BE202105397A BE1029412B1 BE 1029412 B1 BE1029412 B1 BE 1029412B1 BE 20215397 A BE20215397 A BE 20215397A BE 202105397 A BE202105397 A BE 202105397A BE 1029412 B1 BE1029412 B1 BE 1029412B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- valve
- deflector element
- distal end
- proximal end
- air
- Prior art date
Links
- 238000009423 ventilation Methods 0.000 title claims abstract description 20
- 230000007423 decrease Effects 0.000 claims abstract description 10
- 238000000034 method Methods 0.000 claims description 18
- 239000000779 smoke Substances 0.000 claims description 3
- 239000012855 volatile organic compound Substances 0.000 claims description 3
- 238000005286 illumination Methods 0.000 claims description 2
- 239000000428 dust Substances 0.000 description 8
- 238000004140 cleaning Methods 0.000 description 7
- 241000238631 Hexapoda Species 0.000 description 4
- 230000000903 blocking effect Effects 0.000 description 4
- 238000009434 installation Methods 0.000 description 4
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 3
- 238000004088 simulation Methods 0.000 description 3
- 230000009286 beneficial effect Effects 0.000 description 2
- 230000001010 compromised effect Effects 0.000 description 2
- 239000000356 contaminant Substances 0.000 description 2
- JEIPFZHSYJVQDO-UHFFFAOYSA-N iron(III) oxide Inorganic materials O=[Fe]O[Fe]=O JEIPFZHSYJVQDO-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 2
- 230000007246 mechanism Effects 0.000 description 2
- 230000003647 oxidation Effects 0.000 description 2
- 238000007254 oxidation reaction Methods 0.000 description 2
- 230000001105 regulatory effect Effects 0.000 description 2
- 238000009825 accumulation Methods 0.000 description 1
- 230000001419 dependent effect Effects 0.000 description 1
- 238000012423 maintenance Methods 0.000 description 1
- 239000002245 particle Substances 0.000 description 1
- 239000011505 plaster Substances 0.000 description 1
- 230000000007 visual effect Effects 0.000 description 1
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24F—AIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
- F24F7/00—Ventilation
- F24F7/04—Ventilation with ducting systems, e.g. by double walls; with natural circulation
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24F—AIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
- F24F13/00—Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
- F24F13/02—Ducting arrangements
- F24F13/06—Outlets for directing or distributing air into rooms or spaces, e.g. ceiling air diffuser
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24F—AIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
- F24F13/00—Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
- F24F13/02—Ducting arrangements
- F24F13/06—Outlets for directing or distributing air into rooms or spaces, e.g. ceiling air diffuser
- F24F13/062—Outlets for directing or distributing air into rooms or spaces, e.g. ceiling air diffuser having one or more bowls or cones diverging in the flow direction
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Air-Flow Control Members (AREA)
- Building Environments (AREA)
Abstract
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een luchtventiel (1) voor het ventileren van ruimtes in een gebouw. Genoemd ventiel (1) is geschikt om te worden geïnstalleerd en aangesloten op een luchtkanaal (2) via een ventilatiekanaalopening (3) in een oppervlak van genoemde ruimte (4). Het ventiel omvat een distaal uiteinde (5) en een proximaal uiteinde (6), waarbij het distale uiteinde (5) dichter bij het luchtkanaal (2) is dan het proximale uiteinde (6). Het ventiel (1) omvat verder een binnenste deflectorelement (7) dat zich op een radiaal binnenste positie bevindt. Het ventiel (1) omvat verder een buitenste deflectorelement (8) dat zich op een radiaal buitenste positie bevindt en het binnenste deflectorelement (7) omgeeft. Een luchtstroomruimte (9) is gedefinieerd tussen de binnenste en buitenste deflectorelementen (7, 8). De diameter van het buitenste deflectorelement (8) neemt continu af van een eerste vooraf bepaalde maximumwaarde aan het distale uiteinde (5) tot een eerste vooraf bepaalde minimumwaarde op een tussenpositie (11) tussen het distale uiteinde (5) en het proximale uiteinde (6). De diameter van het binnenste deflectorelement (7) neemt continu toe van een tweede vooraf bepaalde minimumwaarde (12) aan het distale uiteinde (5) tot een tweede vooraf bepaalde maximumwaarde aan het proximale uiteinde (6). De binnenste en buitenste deflectorelementen (7, 8) worden gedefinieerd door een vloeiende en continue kromme (14) tussen de distale en proximale uiteinden (5, 6).
Description
EEN LUCHTVENTIEL MET VERBETERDE VENTILATIE Technisch domein De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een luchtventiel voor het ventileren van ruimtes in een gebouw. In het bijzonder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een luchtventiel geschikt om te worden geïnstalleerd in een ventilatiekanaalopening in een wand of plafond.
Stand der techniek Tegenwoordig is er een enorme verscheidenheid aan luchtventielen die ontworpen zijn om in een plafond of een wand van een ruimte te passen. Deze ventielen voeren verse lucht vanuit een luchtkanaal aan naar de ruimte, of afvoerlucht vanuit de ruimte naar het luchtkanaal, waarbij het luchtkanaal doorgangen verschaft voor uitwisseling, ventilatie, circulatie en/of beweging van lucht. Dit helpt bijvoorbeeld bij het wegwerken van vocht in de lucht. Sommige ventielen zijn voorzien van stroomregelingsmechanismen. Dergelijke mechanismen maken het mogelijk de luchtstroom door het ventiel te regelen. Het ventiel kan voorzien zijn van een afdekking om de gebruiker een esthetischer aanblik te bieden.
Een probleem bij de huidige ventielen is dat een deel van het ventiel, bijvoorbeeld het centrale deel van het ventiel, normaal gesproken uit het oppervlak (bijv. plafond) steekt, wat niet esthetisch is. Dit is ook een probleem omdat stof en insecten gemakkelijk in het ventiel kunnen komen. Dit is ook een probleem aangezien deuren of kastdeuren die zich uitstrekken tot het niveau (bijv. hoogte} van het plafond (bijv. met een hoogte die dicht bij de hoogte van het plafond ligt} door een dergelijk ventiel gehinderd worden.
Een ander probleem is dat bestaande ventielen die niet uit het oppervlak (bijv. plafond) steken een loodrechte luchtstroom hebben die het comfort van de gebruiker in de buurt van het ventiel in gevaar brengt.
Een ander probleem is dat sommige ventielen aan een rand of in een hoek van een ruimte moeten worden geplaatst, aangezien de loodrechte luchtstroom (ten opzichte van het oppervlak) het comfort van de gebruiker in de buurt van die ventiel in gevaar zou brengen.
© BE2021/5397 Een ander probleem is dat sommige ventielen vanwege hun ontwerp luidruchtig zijn, bijvoorbeeld door een niet-gelijkmatige weg te bieden voor de lucht om door het ventiel te gaan.
De onderhavige uitvinding beoogt ten minste enkele van de hierboven genoemde problemen op te lossen. Samenvatting van de uitvinding In een eerste aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een luchtventiel voor het ventileren van ruimtes in een gebouw, volgens conclusie 1. Voorkeursuitvoeringen van het luchtventiel worden gegeven in conclusies 2 tot 15.
Het ventiel is geschikt om te worden geïnstalleerd en aangesloten op een luchtkanaal via een ventilatiekanaalopening in een oppervlak (bijv. wand, plafond of grond) van genoemde ruimtes. Het ventiel omvat een distaal uiteinde en een proximaal uiteinde, waarbij het distale uiteinde zich dichter bij het luchtkanaal bevindt dan het proximale uiteinde. Het ventiel omvat verder een binnenste deflectorelement dat zich op een radiaal binnenste positie bevindt en een buitenste deflectorelement dat zich op een radiaal buitenste positie bevindt en het binnenste deflectorelement omgeeft. Tussen de binnenste en buitenste deflectorelementen is een luchtstroomruimte gedefinieerd. De diameter van het buitenste deflectorelement neemt continu af van een eerste vooraf bepaalde maximumwaarde aan het distale uiteinde tot een eerste vooraf bepaalde minimumwaarde op een tussenpositie tussen het distale uiteinde en het proximale uiteinde. De diameter van het binnenste deflectorelement neemt continu toe vanaf een tweede vooraf bepaalde minimumwaarde aan het distale uiteinde tot een tweede vooraf bepaalde maximumwaarde aan het proximale uiteinde. Het ventiel wordt gekenmerkt doordat de binnenste en buitenste deflectorelement worden bepaald door een vloeiende en continue kromme tussen de distale en proximale uiteinden. Deze kromme kan halfcirkelvormig of elliptisch zijn. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat een verbeterd ventiel wordt verkregen. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de lucht die uit het ventiel stroomt in een richting in hoofdzaak evenwijdig aan het oppervlak is (bijv. plafond). Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat het ventiel overal in een ruimte kan worden geplaatst, bijvoorbeeld in het midden van de ruimte, zonder afbreuk te doen aan de comfortzone van de gebruiker. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de noodzaak om het ventiel aan de rand of hoek van de ruimte te plaatsen, wordt vermeden. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de continue kromme de luchtstroom van het luchtkanaal naar de ruimte geleidt. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de continue kromme een gelijkmatige luchtstroom mogelijk maakt en de kans op het creëren van willekeurige en ongeorganiseerde luchtwervelingen in het ventiel minimaliseert. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat het geluid van de lucht die uit het ventiel stroomt, wordt geminimaliseerd. Het is een voordeel van uitvoeringen van de onderhavige uitvinding dat er geen scherpe hoeken aanwezig zijn die de lucht die uit het ventiel stroomt in de weg zitten, en daarom geen stof verzameld wordt op bepaalde onderdelen, en daarom minimale reiniging en onderhoud nodig is, en daarom een ventiel met een lange levensduur verkregen wordt. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat detijd en middelen die nodig zijn om het ventiel te onderhouden, worden verminderd. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat een efficiënt en compact ventiel wordt verkregen.
De diameter van het buitenste deflectorelement neemt continu toe vanaf de eerste vooraf bepaalde minimumwaarde op genoemde tussenpositie tot een derde vooraf bepaalde maximumwaarde aan het proximale uiteinde. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat overal in het ventiel een gelijkmatige luchtstroom wordt verkregen. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de kans op het creëren van willekeurige en ongeorganiseerde luchtwervelingen overal in het ventiel geminimaliseerd wordt.
De eerste vooraf bepaalde minimumwaarde is kleiner dan de tweede vooraf bepaalde maximumwaarde. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat een luchtstroom loodrecht op het oppervlak wordt voorkomen. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat lucht die uit het ventiel stroomt in een richting in hoofdzaak evenwijdig aan het oppervlak is.
De buitenste en binnenste deflectorelementen mogen niet verder reiken dan de ventilatiekanaalopening. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de
+ BE2021/5397 onderhavige uitvinding dat er minder stof het ventiel binnenkomt, en minder stof daarin wordt opgehoopt, waardoor de noodzaak voor incidentele reiniging wordt verminderd. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat het ventiel wordt beschermd tegen weersomstandigheden, stof, roest en oxidatie. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat het ventiel niet uit het oppervlak steekt. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat een esthetisch aantrekkelijk ventiel wordt verkregen. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat een ventiel wordt verkregen, welke ventiel de bewegingsvrijheid van deuren of kastdeuren of dergelijke niet belemmert of beperkt wanneer dergelijke deuren of kastdeuren zich uitstrekken tot het niveau van het oppervlak. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat het voor insecten moeilijker is om het ventiel binnen te gaan. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat een luchtstroom in hoofdzaak evenwijdig aan het oppervlak nog steeds mogelijk is te bereiken zonder dat het binnenste deflectorelement uit het oppervlak steekt.
De luchtstroomruimte is smaller aan het proximale uiteinde. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat de lucht die uit het ventiel stroomt een goede directionaliteit heeft.
Het binnenste deflectorelement is aangepast om de positie van stroomregelmiddelen van het ventiel aan te passen via axiale rotatie van genoemd binnenste deflectorelement, waarbij genoemde positie is geconfigureerd om de grootte van genoemde luchtstroomruimte aan te passen. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat een handmatig instelbaar ventiel wordt verkregen, waarbij de stroom of druk van de lucht die door het ventiel stroomt handmatig wordt geregeld. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat een minimale hoeveelheid kracht nodig is om het ventiel af te stellen. Het is een voordeel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding dat het gemakkelijk, snel en moeiteloos is om het ventiel af te stellen. In een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het ventileren van ruimtes in een gebouw, volgens conclusie 16. Voorkeursuitvoeringsvormen van de werkwijze worden gegeven in conclusies 17 tot
18.
In een derde aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op het gebruik volgens conclusie 19 van een luchtventiel volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding en/of een werkwijze volgens het tweede aspect van de onderhavige uitvinding, voor het ventileren van ruimtes in een gebouw. 5 Verdere voordelen van de uitvinding en in het bijzonder van voorkeursuitvoeringen worden in de onderstaande gedetailleerde beschrijving beschreven. Beschrijving van de figuren Fig. 1-6 tonen een luchtventiel (1) voor het ventileren van ruimtes in een gebouw, in verschillende posities en oriëntaties, volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding. Fig. 1 toont een onderaanzicht van een luchtventiel (1) volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
Fig. 2 toont een driedimensionaal aanzicht van een luchtventiel (1) volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
Fig. 3 toont een zijaanzicht van een luchtventiel (1) in een gesloten toestand, volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
Fig. 4 toont een zijaanzicht van een luchtventiel (1) in een geopende toestand, volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
Fig. 5 toont een simulatie van een luchtventiel (1) met gewenste verhoudingen van binnenste en buitenste deflectorelement (7, 8) volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
Fig. 6 toont een simulatie van een luchtventiel (1) met ongewenste verhoudingen van binnenste en buitenste deflectorelementen (7, 8) volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.
Gedetailleerde beschrijving van de uitvinding De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een luchtventiel voor het ventileren van ruimtes in een gebouw.
© BE2021/5397 Tenzij anders gedefinieerd, hebben alle termen die worden gebruikt bij het openbaren van de uitvinding, met inbegrip van technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals gewoonlijk begrepen door een gemiddelde vakman in het vakgebied waartoe deze uitvinding behoort. Bij wijze van verdere begeleiding, zijn term definities inbegrepen om de leer van de onderhavige uitvinding beter te waarderen. Zoals hierin gebruikt, hebben de volgende termen de volgende betekenis: ‘Een’, ‘de’ en ‘het’, zoals ze hierin worden gebruikt, omvatten zowel enkelvoudige als meervoudige referenten, tenzij de context duidelijk anders aangeeft. Bij wijze van voorbeeld verwijst ‘een contaminant’ naar één of meer dan één contaminant. ‘Omvatten’, ‘omvattende’ en ‘omvat’ en ‘bestaande uit’ zoals hier gebruikt, zijn synoniem met ‘bevatten’, ‘bevattende’ of ‘bevat’ en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid specificeren van wat volgt (bijv. een component) en sluiten de aanwezigheid van aanvullende, niet-genoemde componenten, kenmerken, elementen, delen, stappen, die welbekend zijn in de stand der techniek of daarin beschreven zijn, niet uit.
Verder worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt voor het onderscheiden van gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk voor het beschrijven van een volgorde, noch in de tijd, noch spatiaal, tenzij anders aangegeven. Het dient te worden begrepen dat de termen op die manier gebruikt onder geschikte omstandigheden verwisselbaar zijn en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven geschikt zijn om in andere volgorde te werken dan hierin beschreven of weergegeven.
Het citeren van numerieke bereiken door eindpunten omvat alle getallen en breuken die zijn opgenomen binnen dat bereik, evenals de genoemde eindpunten.
In een eerste aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een luchtventiel voor het ventileren van ruimtes in een gebouw. Genoemde ventiel is geschikt om te worden geïnstalleerd en aangesloten op een ventilatiekanaalopening in een oppervlak van de genoemde ruimte (bijv. wand, plafond of grond} van genoemde ruimtes. Het ventiel omvat een distaal uiteinde en een proximaal uiteinde, waarbij het distale uiteinde zich dichter bij het luchtkanaal bevindt dan het proximale uiteinde. Het ventiel omvat verder een binnenste deflectorelement dat zich op een radiaal binnenste positie bevindt. Het ventiel omvat verder een buitenste deflectorelement dat zich op een radiaal buitenste positie bevindt en het binnenste deflectorelement omgeeft. Een luchtstroomruimte is gedefinieerd tussen de binnenste en buitenste deflectorelementen, bijvoorbeeld waarin lucht stroomt. De diameter van het buitenste deflectorelement neemt continu af van een eerste vooraf bepaalde maximumwaarde aan het distale uiteinde tot een eerste vooraf bepaalde minimumwaarde op een tussenpositie tussen het distale uiteinde en het proximale uiteinde. De diameter van het binnenste deflectorelement neemt continu toe vanaf een tweede vooraf bepaalde minimumwaarde aan het distale uiteinde (bijv. of dicht bij het distale uiteinde) tot een tweede vooraf bepaalde maximumwaarde aan het proximale uiteinde. De diameter van het buitenste deflectorelement en het binnenste deflectorelement worden gemeten op een grensvlak van deze deflectorelementen met de luchtstroomruimte. Het ventiel wordt gekenmerkt doordat de binnenste en buitenste deflectorelement worden bepaald door een vloeiende en continue kromme tussen de distale en proximale uiteinden.
De betekenis van ‘de diameter van het buitenste deflectorelement neemt continu af van een eerste vooraf bepaalde maximumwaarde aan het distale uiteinde tot een eerste vooraf bepaalde minimumwaarde op een tussenpositie tussen het distale uiteinde en het proximale uiteinde’ is dat de diameter steeds verder afneemt wanneer van het distale uiteinde naar de tussenpositie wordt gegaan, bijvoorbeeld neemt de diameter in geen enkele positie toe wanneer van genoemd distaal uiteinde naar genoemde tussenpositie wordt gegaan. Dezelfde betekenis is van toepassing op neemt continu toe’.
In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de kromme halfcirkelvormig of elliptisch zijn. Deze kromme is glad en over een voldoende lange lengte, zodat de kromtestraal niet te klein is. De kromtestraal kan bijvoorbeeld ten minste 10 mm zijn, bij voorkeur ten minste 20 mm, met meer voorkeur ten minste 30 mm, met nog meer voorkeur ten minste 40 mm, en nog meer bij voorkeur ten minste 50 mm en met de meeste voorkeur ten minste 60 mm. Een zeer kleine kromtestraal zou luchtwervelingen veroorzaken, bijvoorbeeld een willekeurige en ongeorganiseerde luchtstroom binnen het ventiel, wat niet wenselijk is omdat het de efficiëntie van het ventiel vermindert. In een voorkeursuitvoeringsvorm is het ventiel bij voorkeur monteerbaar in of aan een plafond. Het buitenste deflectorelement is bijvoorbeeld verbonden met binnenwanden van het luchtkanaal, waarbij het binnenste deflectorelement is verbonden en ondersteund door genoemd buitenste deflectorelement. Als alternatief kan het ventiel echter ook in of op een wand, in of op een grond, of op een ander soort ondergrond worden gemonteerd.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is de kromme gunstig bij het geleiden van de luchtstroom, zodat deze in een richting in hoofdzaak evenwijdig aan het oppervlak stroomt. Dit is ook gebaseerd op het Coandá effect, waarbij luchtstroom de neiging heeft om aan een nabijgelegen oppervlak vast te blijven zitten. De binnenste en buitenste deflectorelementen rond het proximale uiteinde zijn bijvoorbeeld schuin naar het oppervlak gericht, bijvoorbeeld om een hoek van minder dan 20° met het oppervlak te hebben, bij voorkeur minder dan 10°, om de luchtstroom in een richting te richten die aanzienlijk evenwijdig is aan het oppervlak. Dit betekent dat het comfort van een gebruiker die onder het ventiel zit niet in gevaar wordt gebracht door bijvoorbeeld lucht die direct naar de gebruiker stroomt die zich onder het ventiel bevindt. Genoemde kromme is ook zonder scherpe hoeken, bij voorkeur overal op de binnenste en buitenste deflectorelementen, wat een gelijkmatige luchtstroom vergemakkelijkt en ophoping van luchtdeeltjes op zulke scherpe hoeken voorkomt. Dit elimineert ook alle ruis die wordt veroorzaakt door zulke scherpe hoeken. Bijvoorbeeld bij niet-bochtige deflectorelementen of die met randen, die luchtwervelingen veroorzaken die lawaai maken. Hierdoor kan de lucht die uit het ventiel stroomt (bijv. naar de ruimte) een hoek hebben van minder dan 40° ten opzichte van het oppervlak, bij voorkeur minder dan 30°, met meer voorkeur minder dan 20°, met nog meer voorkeur minder dan 10°, en zelfs nog meer bij voorkeur minder dan 5°, en met zelfs meer voorkeur minder dan 2°, en met de meeste voorkeur minder dan 1°.
In een voorkeursuitvoeringsvorm kan het luchtkanaal bij voorkeur cirkelvormig of halfcirkelvormig zijn. Hierdoor zijn de buitenste en binnenste deflectorelementen ook cirkelvormig of halfcirkelvormig gevormd, bijvoorbeeld cirkelvormig in hetzelfde vlak als het luchtkanaal, bijvoorbeeld cirkelvormig rond een as evenwijdig aan het luchtkanaal (bijvoorbeeld evenwijdig aan de richting van de luchtstroom}, of cirkelvormig rond een as loodrecht op het oppervlak, bijvoorbeeld waarbij de assen door het middelpunt van de cirkel van de elementen gaan. Het luchtkanaal kan echter ook anders zijn gevormd, zoals bijvoorbeeld rechthoekig gevormd, waarbij de binnenste en buitenste deflectorelementen dienovereenkomstig rechthoekig zijn gevormd.
In een voorkeursuitvoeringsvorm kunnen de buitenste en binnenste elementen symmetrisch zijn. De elementen zijn bijvoorbeeld symmetrisch rond een as die door het midden van het luchtkanaal gaat. Bijvoorbeeld bij een cirkelvormig luchtkanaal. De buitenste en binnenste deflectorelementen kunnen ook symmetrisch zijn rond een vlak, bijvoorbeeld in het geval van een rechthoekig luchtkanaal, waarbij een vlak dat luchtkanaal in twee identieke delen snijdt. In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de diameter van het buitenste deflectorelement continu toenemen vanaf de eerste vooraf bepaalde minimumwaarde op de tussenpositie tot een derde vooraf bepaalde maximumwaarde bij het proximale uiteinde. De diameter van het buitenste deflectorelement neemt bijvoorbeeld continu af tussen het ene uiteinde van de ventiel (eerder het ‘distale uiteinde’ genoemd) en een punt op de helft van de ventiel tussen de twee uiteinden van de ventiel (eerder het tussenpositie’ genoemd) in de lengterichting langs het luchtkanaal, en neemt dan continu toe tussen dat punt gelegen op de helft van de ventiel en het andere uiteinde van de ventiel (eerder het ‘proximale uiteinde’ genoemd) in de lengterichting langs het luchtkanaal.
In een voorkeursuitvoeringsvorm kunnen de eerste en de derde vooraf bepaalde maximumwaarden gelijk of verschillend zijn. Bij voorkeur is de derde vooraf bepaalde maximumwaarde minder dan 25% groter dan de eerste vooraf bepaalde maximumwaarde, bij voorkeur minder dan 20%, met meer voorkeur minder dan 15%.
In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de eerste vooraf bepaalde minimumwaarde kleiner zijn dan de tweede vooraf bepaalde maximumwaarde. De verhouding tussen de diameter van het buitenste deflectorelement op de tussenpositie en de diameter van het binnenste deflectorelement aan het proximale uiteinde is bijvoorbeeld gelijk aan of kleiner dan 1, bij voorkeur minder dan 0,9, met meer voorkeur minder dan 0,8, met de meeste voorkeur minder dan 0,7. Dit wordt zodanig gedaan dat wordt verhinderd dat luchtstroom die uit het luchtkanaal komt in een richting evenwijdig aan het luchtkanaal en loodrecht op het oppervlak het ventiel in die richting verlaat. Met andere woorden, de luchtstroom wordt gericht door de kromme van het binnenste deflectorelement aan het proximale uiteinde. Deze kromme bij het binnenste deflectorelement aan het distale uiteinde, maar ook de algehele kromme in andere delen van het binnenste en buitenste deflectorelement, is zodanig dat de lucht die uit het ventiel stroomt in een richting in hoofdzaak evenwijdig aan het
"0 BE2021/5397 oppervlak is.
Dit betekent dat het comfort van een gebruiker die onder het ventiel zit niet in gevaar wordt gebracht door bijvoorbeeld lucht die direct naar de gebruiker stroomt.
Desalniettemin mag de eerste vooraf bepaalde minimumwaarde maximaal 10% groter zijn dan de tweede vooraf bepaalde maximumwaarde, bij voorkeur maximaal 5% groter, bij voorkeur maximaal 2% groter.
In een voorkeursuitvoeringsvorm mogen genoemde buitenste en binnenste deflectorelementen zich niet voorbij de ventilatiekanaalopening uitstrekken, bijv. niet voorbij het oppervlak (bijv. plafond) uitsteken.
Zo eindigen de buitenste en binnenste deflectorelementen gelijkelijk voorbij de ventilatiekanaalopening, bijvoorbeeld naar de ruimte toe.
Dit betekent dat een rechte lijn die evenwijdig is aan en het oppervlak raakt de binnenste en buitenste deflectorelementen snijdt en beëindigt, zodat ze beide gelijk eindigen voorbij de ventilatiekanaalopening, bijv. op hetzelfde hoogteniveau als het oppervlak, bijv. noch de binnenste noch de buitenste deflectorelement steken uit de ventilatiekanaalopening, bijv. het proximale uiteinde bevindt zich ter hoogte van het oppervlak (bijv. plafond). Zo wordt de ventilatiekanaalopening gedefinieerd op hetzelfde hoogteniveau als het oppervlak.
De uitvinders hebben onverwacht ontdekt dat het richten van de luchtstroom in een dergelijke in hoofdzaak evenwijdige richting mogelijk is, zelfs wanneer het binnenste deflectorelement niet uit het oppervlak steekt, zoals meestal wordt gebruikt in de stand van de techniek.
Dit is ook esthetisch aantrekkelijk.
Dit heeft ook voordelen bij het beperken van de hoeveelheid stof en/of insecten die het ventiel binnendringen, aangezien hoe meer het binnenste deflectorelement uitsteekt, hoe groter de kans is dat insecten en stof het ventiel binnendringen.
Dit vermindert op zijn beurt de incidentele reiniging die nodig is.
Dit verlengt ook de levensduur van het ventiel door deze beter te beschermen tegen weersomstandigheden, stof, roest en oxidatie.
Dit is ook esthetisch aantrekkelijk, aangezien het ventiel niet uit het bijv. plafond steekt.
Dit is ook voordelig aangezien een dergelijk ventiel de bewegingsvrijheid van deuren of kastdeuren of dergelijke niet belemmert of beperkt wanneer dergelijke deuren of kastdeuren zich uitstrekken tot het niveau (bijv. hoogte) van het oppervlak (bijv. plafond). Met andere woorden, het ventiel kan overal worden geplaatst zonder afbreuk te doen aan de bewegingsvrijheid van deuren of kastdeuren of andere soortgelijke objecten die zich in de buurt bevinden en die zich uitstrekken tot het niveau van het oppervlak (bijv. plafond), bijv. die genoemde oppervlak (bijv. plafond) aanraken of bijna aanraken.
"U BE2021/5397 In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de luchtstroom unidirectioneel zijn, hetzij van het luchtkanaal naar de ruimte of van de ruimte naar het luchtkanaal, bijvoorbeeld met de mogelijkheid de luchtstroom door de gebruiker te laten omschakelen. De luchtstroom is bij voorkeur unidirectioneel van genoemd luchtkanaal naar genoemde ruimte, bijv. toevoer van verse lucht vanuit genoemd luchtkanaal naar genoemde ruimte. De gebruiker mag echter in beide gevallen het ventiel overal in de ruimte plaatsen, en zelfs onder het ventiel zitten, zonder een verschil te merken tussen de luchtstroom van het luchtkanaal naar de ruimte en de luchtstroom van de ruimte naar het luchtkanaal.
In een voorkeursuitvoeringsvorm, kan de luchtstroomruimte aan het proximale uiteinde (dichter bij de ruimte) smaller zijn dan aan het distale uiteinde, bij voorkeur ten minste 5% smaller, met meer voorkeur ten minste 10% smaller, met de meeste voorkeur ten minste 15% smaller. Het buitenste deflectorelement wordt bijvoorbeeld dicht bij het proximale uiteinde breder, en op soortgelijke wijze wordt het binnenste deflectorelement ook breder. Deze verwijding vindt echter plaats met verschillende verwijdingssnelheden, zodat de luchtstroomruimte geleidelijk wordt verkleind (het binnenste deflectorelement wordt sneller wijder). De luchtstroomruimte loopt bijvoorbeeld taps toe naar het proximale uiteinde. De luchtstroomruimte loopt bijvoorbeeld taps toe met ten minste 5%, bij voorkeur ten minste 10%, met meer voorkeur ten minste 15%, met de meeste voorkeur ten minste 20%. Dit verbetert de directionaliteit van de luchtstroom en duwt de lucht samen, waardoor de richting van de luchtstroom voornamelijk afhankelijk is van de kromming van de binnenste en buitenste deflectorelementen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de verhouding tussen de diameter van het buitenste deflectorelement op de tussenpositie tussen genoemd distaal uiteinde en proximaal uiteinde, tot de diameter van het buitenste deflectorelement aan het proximale uiteinde, tussen 1:1,1 en 1:4 zijn, bij voorkeur tussen 1:1,5 en 1:3. De diameter van het luchtkanaal is bij voorkeur in hoofdzaak gelijk aan of vergelijkbaar met de diameter van het buitenste deflectorelement aan het distale uiteinde en/of het proximale uiteinde. In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de verhouding tussen de diameter van het buitenste deflectorelement op de tussenpositie tussen genoemd distaal uiteinde en proximaal uiteinde, tot de diameter van het buitenste deflectorelement aan het distale uiteinde, tussen 1:1,1 en 1:4 zijn, bij voorkeur tussen 1:1,5 en 1:3.
In een voorkeursuitvoeringsvorm ligt de verhouding tussen de diameter van het binnenste deflectorelement aan het distale uiteinde tot de diameter van het binnenste deflectorelement aan het proximale uiteinde tussen 1:2 en 1:16, bij voorkeur tussen 1:4en 1:10. In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de verhouding tussen de diameter van het buitenste deflectorelement op de tussenpositie tussen genoemd distaal uiteinde en proximaal uiteinde, tot de diameter van het binnenste deflectorelement aan het distale uiteinde, tussen 1:0,5 en 1:0,0625 zijn, bij voorkeur tussen 1:0,25 en 1:0,10. In een uitvoeringsvorm kan de verhouding tussen de diameter van het buitenste deflectorelement op de tussenpositie tussen het distale uiteinde en het proximale uiteinde, tot de diameter van het binnenste deflectorelement aan het proximale uiteinde, tussen 1:1,1 en 1:0,7 zijn, bij voorkeur tussen 1:1,05 en 1:0,9 en met meer voorkeur tussen 1:1,02 en 1:1. In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de verhouding tussen de diameter van het buitenste deflectorelement op de tussenpositie tussen genoemd distaal uiteinde en proximaal uiteinde, tot de diameter van genoemd luchtkanaal, liggen tussen 1:4 en 1:1,1, bij voorkeur tussen 1:3 en 1:1,5. In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de diameter van het buitenste deflectorelement tussen 40 en 80 mm zijn op de tussenpositie tussen genoemd distaal uiteinde en proximaal uiteinde, bij voorkeur tussen 50 en 70 mm, met meer voorkeur rond 61 mm.
De diameter van het buitenste deflectorelement kan tussen 80 en 120 mm zijn aan het proximale uiteinde, bij voorkeur tussen 90 en 110 mm, met meer voorkeur rond 107 mm.
De diameter van het buitenste deflectorelement kan tussen 80 en 120 mm zijn aan het distale uiteinde, bij voorkeur tussen 90 en 110 mm, met meer voorkeur rond 107 mm.
In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de diameter van het genoemde luchtkanaal liggen tussen 60 en 200 mm, bij voorkeur tussen 80 en 160 mm, afhankelijk van de hoeveelheid benodigde ventilatie.
Voorkeurswaarden zijn 80 mm, 100 mm, 125 mm en 160 mm.
De afmetingen van het ventiel zijn afgestemd op de afmetingen van het luchtkanaal, bijvoorbeeld zodanig dat de effecten en voordelen van de onderhavige uitvinding worden verkregen ongeacht de exacte afmetingen, bijvoorbeeld zodanig dat de effecten en voordelen van de onderhavige uitvinding worden verkregen gebaseerd op de hierin beschreven verhoudingen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de diameter van het binnenste deflectorelement tussen 5 en 20 mm zijn aan het distale uiteinde, bij voorkeur rond mm. De diameter van het binnenste deflectorelement kan tussen 40 en 80 mm zijn aan het proximale uiteinde, bij voorkeur tussen 50 en 70 mm, met meer voorkeur rond 64 mm. Het binnenste deflectorelement stopt bij genoemde distale uiteinde.
10 In een voorkeursuitvoeringsvorm is de oppervlakte van de luchtstroomruimte tussen 2000 en 8000 mm°, met meer voorkeur tussen 3000 tot 7000 mm°, gemeten over een vlak evenwijdig aan het oppervlak (bijvoorbeeld plafond) op elke gewenste hoogte. De luchtstroomruimte is bij voorkeur ongeveer 3000 mm? aan het proximale uiteinde, en ongeveer 6000 mm? aan het distale uiteinde. De oppervlakte van het luchtkanaal is tussen 7000 en 10.000 mm? In een voorkeursuitvoeringsvorm ligt de verhouding tussen het oppervlak van de luchtstroomruimte en het luchtkanaal tussen 20% en 80%, bij voorkeur tussen 30% en 70%, met de meeste voorkeur rond 50%. In een voorkeursuitvoeringsvorm is het ventiel tussen 40 en 100 mm lang, gemeten in de lengterichting tussen het proximale uiteinde (bijvoorbeeld de rand van de binnenste of buitenste deflectorelementen of de rand van het oppervlak) en het distale uiteinde. Het ventiel is bij voorkeur tussen 50 en 90 mm lang, met meer voorkeur rond 60 en 80 mm, met de meeste voorkeur rond 70 mm.
In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de luchtstroomruimte (gedefinieerd tussen de binnenste en buitenste deflectorelementen) tussen 10 en 40 mm zijn aan het proximale uiteinde, bij voorkeur tussen 15 en 30 mm, met meer voorkeur rond 21,8 mm. De luchtstroomruimte kan aan het distale uiteinde tussen 10 en 40 mm zijn, bij voorkeur tussen 15 en 30 mm, met meer voorkeur rond 24 mm.
In een voorkeursuitvoeringsvorm, is het binnenste deflectorelement aangepast om de positie van stroomregelmiddelen van het ventiel aan te passen via axiale rotatie van genoemd binnenste deflectorelement. Bijvoorbeeld rotatie van het binnenste deflectorelement rond zijn centrale as. Bij voorkeur bewegen de binnenste en buitenste deflectorelementen niet tussen de distale en proximale uiteinden. Bijvoorbeeld, de rotatie van het binnenste deflectorelement verplaatst het element niet tussen het distale en proximale uiteinde, verandert bijvoorbeeld de verticale positie langs de lengterichting van het ventiel niet, bijv. zodanig dat het binnenste deflectorelement zich nooit in een positie voorbij de opening bevindt (d.w.z. of voorbij het oppervlak). Deze rotatie kan in discrete of in continue stappen zijn. Bij voorkeur bevinden de stroomregulerende middelen zich bij of dichter bij het distale uiteinde dan bij het proximale uiteinde. Maximale luchtstroom wordt bereikt wanneer het regelmiddel dichterbij genoemd distaal uiteinde is, en minimale luchtstroom wordt bereikt wanneer het regelmiddel verder van genoemd distaal uiteinde is. Bijvoorbeeld omdat de stroomregelmiddelen in een dergelijke positie de luchtstroom zouden minimaliseren of maximaliseren. De positie van het stroomregelmiddel wordt aangepast langs de lengterichting van het ventiel, bijvoorbeeld in de richting van een lijn die door de distale en proximale uiteinden gaat, bijvoorbeeld verticaal ten opzichte van het oppervlak. Het buitenste deflectorelement is bij voorkeur stationair. Verder kantelt het binnenste deflectorelement bij voorkeur niet ten opzichte van het oppervlak.
In een voorkeursuitvoeringsvorm is de positie van de stroomregelmiddelen van het ventiel geconfigureerd om de grootte van de luchtstroomruimte tussen de stroomregelmiddelen (16) en de binnenste en buitenste deflectorelementen (6, 7) aan te passen. De stroomregelmiddelen zijn bijvoorbeeld blokkeerelementen die worden bewogen om de luchtstroomruimte gedeeltelijk te blokkeren of te deblokkeren (bijvoorbeeld de luchtstroomruimte te beperken). De luchtstroom in het ventiel wordt bepaald door de smalste luchtstroomruimte door het ventiel (bijv. het gedeelte van het ventiel met de smalste breedte waar lucht doorheen kan). Als de stroomregelmiddelen bijvoorbeeld dicht bij het distale uiteinde zijn gepositioneerd, wordt de stroom bepaald door de luchtstroomruimte aan het proximale uiteinde (d.w.z. omdat deze smaller is). Indien de stroomregelmiddelen zich echter dicht bij de tussenpositie bevinden, wordt de stroming bepaald door de luchtstroomruimte op de tussenpositie, die smaller (of ten hoogste gelijk) is dan de luchtstroomruimte aan het proximale uiteinde.
In een voorkeursuitvoeringsvorm kan het afstellen van de stroomregelm iddelen snel en gemakkelijk worden gedaan met een minimale hoeveelheid kracht. Het aanpassen van de stroomregelmiddelen maakt het bijvoorbeeld mogelijk om de werking van het ventiel te schakelen tussen een open configuratie (bijvoorbeeld minimale of geen luchtstroom) en een gesloten configuratie (bijvoorbeeld maximale luchtstroom).
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het ventiel verwijderbare vergrendelingsmiddelen die zijn ingericht om verdere instelling van de positie van de stroomregelmiddelen te voorkomen. Bijvoorbeeld door de rotatie van het genoemde binnenste deflectorelement rond zijn centrale as te voorkomen. De vergrendelingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld handmatig worden geactiveerd of gedeactiveerd. In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de stroomregelmiddelen blokkeerelementen, bijvoorbeeld met een rechthoekige of halfcirkelvormige dwarsdoorsnede. Deze middel bevindt zich tussen de binnenste en buitenste deflectorelementen, waarbij het middel de hoeveelheid luchtstroom door het ventiel bepalen. De blokkeerelementen zijn bijvoorbeeld tussen 2 en 40 mm breed, bij voorkeur tussen 5 en 30 mm, met meer voorkeur tussen 10 en 20 mm, met de meeste voorkeur rond 12 mm. De blokkeerelementen zijn bijvoorbeeld tussen 2 en 40 mm dik, bij voorkeur tussen 5 en 20 mm, met meer voorkeur rond 8 mm. In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de binnenste en buitenste deflectorelementen, evenals de stroomregelmiddelen, allemaal verbonden met één behuizingsconstructie, die vervolgens wordt verbonden met binnenwanden van het luchtkanaal.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het ventiel verder visuele aanduidingen, overeenkomend met de axiale positie van de stroomregelmiddelen, aan de zijde die is ingericht om naar een ruimte van het huis te zijn gericht wanneer het ventiel wordt vastgehouden in het luchtkanaal.
In een voorkeursuitvoeringsvorm kan het binnenste deflectorelement een elektrisch lichaam omvatten. Het lichaam kan zich bijvoorbeeld in het midden van het element bevinden. Het elektrische lichaam kan worden geconfigureerd als een armatuurlichaam dat is aangepast om een lichtbron, bijvoorbeeld een LED, te ontvangen en ermee te verbinden om verlichting te verschaffen. Dit lichaam kan ook een rookmelder zijn, of een bewegingsdetector, of een camera, of een luidspreker, of een microfoon, of iets dergelijks. In een andere voorkeursuitvoeringsvorm is het elektrische lichaam een temperatuursensor, of een sensor voor vluchtige organische stoffen (VOS), of een rookdetector, of een vochtdetector, of een bewegingsdetector (bijv. radar- of infraroodsensor, bijv. IR of PIR). Zo is de vochtdetector voordelig bij het detecteren van het vocht in de lucht, waarmee de ventilatie verder kan worden geregeld.
In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn binnenste delen van het ventiel (bijv. de stroomregelmiddelen) geconfigureerd om onzichtbaar te zijn, vanwege het gebrek aan licht dat door de delen wordt gereflecteerd. Bijvoorbeeld door een smalle luchtstroomruimte aan het proximale uiteinde van het ventiel te hebben. De kleinste afstand (bijv. spleet) tussen de binnenste en buitenste deflectorelementen aan het proximale uiteinde kan bijvoorbeeld maximaal 50 mm zijn, bij voorkeur maximaal 40 mm, met meer voorkeur maximaal 30 mm, met de meeste voorkeur maximaal 20 mm. Dit kan ook worden bereikt door de hoogte van het ventiel (bijv. de afstand tussen het distale en het proximale uiteinde) aan te passen op minimaal 30 mm, bij voorkeur minimaal 40 mm, meer bij voorkeur minimaal 50 mm, zodat de binnenste delen van het ventiel aan het oog worden onttrokken. In een voorkeursuitvoeringsvorm kunnen binnenste delen van het ventiel, bijvoorbeeld het binnenste deflectorelement en/of het buitenste deflectorelement verwijderbaar zijn. Dit is voordelig voor een gemakkelijke reiniging van het luchtkanaal. Deze onderdelen kunnen na reiniging teruggeplaatst worden. In een voorkeursuitvoeringsvorm is het ventiel aangepast voor gemakkelijke reiniging, zelfs zonder demontage en verwijdering van de binnenste delen van het ventiel. Dit wordt mogelijk gemaakt omdat de luchtstroomruimte aan het proximale uiteinde het mogelijk maakt dat een reinigingsborstel in de luchtstroomruimte wordt gestoken om de oppervlakken van de binnenste en buitenste deflectorelementen te reinigen. Dit is bij voorkeur mogelijk, of het ventiel nu open en of gesloten is, de spleet is bijvoorbeeld altijd groter dan nul.
In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een afvoerstroom tussen 10 en 100 m3/u bereikt. Bij voorkeur tussen 25 m3/u en 50 m3/u. In een uitvoering omvat het luchtventiel een bevestigingslichaam voor onzichtbare installatie op een oppervlak, bijvoorbeeld een wand of plafond. Het bevestigingslichaam is cilindrisch. Het bevestigingslichaam omvat aan het distale uiteinde van het luchtventiel een afdichting voor het vormen van een luchtdichte verbinding tussen het bevestigingslichaam en het luchtkanaal. Het binnenste deflectorelement en het buitenste deflectorelement zijn bij voorkeur losneembaar geïnstalleerd in het bevestigingslichaam. Het bevestigingslichaam omvat aan het proximale uiteinde van het luchtventiel een flens. De flens omvat bij voorkeur gaten voor het bevestigen van de flens van het bevestigingslichaam aan het oppervlak. De flens heeft een dikte van maximaal 2 mm, bij voorkeur maximaal 1,7 mm, met meer voorkeur maximaal 1,5 mm. Dit maakt het mogelijk om de flens van het bevestigingslichaam te bedekken met gips voor onzichtbare installatie van het bevestigingslichaam. De ventilatiekanaalopening bevindt zich in dit geval ter hoogte van het oppervlak, bijvoorbeeld de wand of het plafond. In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat het luchtventiel een cirkelvormige rand voor zichtbare installatie op een oppervlak, bijvoorbeeld een wand of plafond. De rand heeft een buitendiameter die groter is dan de diameter van het luchtkanaal. De rand is voordelig voor het verbergen van bijvoorbeeld schroeven die worden gebruikt om het luchtventiel aan het oppervlak te bevestigen. De rand kan een apart onderdeel zijn van het luchtventiel of kan een verlenging zijn van het buitenste deflectorelement. De ventilatiekanaalopening bevindt zich in dit geval ter hoogte van de rand.
In een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het ventileren van ruimtes in een gebouw met behulp van een luchtventiel in een luchtkanaal, waarbij het ventiel een distaal uiteinde en een proximaal uiteinde heeft, waarbij het distale uiteinde zich dichter bij het luchtkanaal bevindt dan het proximale uiteinde, waarbij de methode de volgende stappen omvat: - het plaatsen van een binnenste deflectorelement op een radiaal binnenste positie, - het plaatsen van een buitenste deflectorelement op een radiaal buitenste positie, waarbij het buitenste deflectorelement het binnenste deflectorelement omgeeft, - het definiëren van een luchtstroomruimte tussen de binnenste en buitenste deflectorelementen, - het aanpassen van de diameter van het buitenste deflectorelement om continu aftenemen van een eerste vooraf bepaalde maximumwaarde aan het distale uiteinde tot een eerste vooraf bepaalde minimumwaarde op een tussenpositie tussen het distale uiteinde en het proximale uiteinde, - het aanpassen van de diameter van het binnenste deflectorelement om continu toe te nemen van een tweede vooraf bepaalde minimumwaarde aan het distale uiteinde tot een tweede vooraf bepaalde maximumwaarde aan het proximale uiteinde, met het kenmerk dat de werkwijze de stap omvat van:
- het definiëren van de binnenste en buitenste deflectorelementen door een vloeiende en continue kromme tussen het distale en proximale uiteinde.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stap van het aanpassen van de kromme om halfcirkelvormig te zijn.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stap van het aanpassen van de eerste vooraf bepaalde minimumwaarde om kleiner te zijn dan de tweede vooraf bepaalde maximumwaarde.
In een derde aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een gebruik van een luchtventiel volgens het eerste aspect en/of een werkwijze volgens het tweede aspect voor het ventileren van ruimtes in een gebouw.
Verdere kenmerken en voordelen van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zullen worden beschreven met verwijzing naar de figuren. Opgemerkt moet worden dat de uitvinding niet beperkt is tot de specifieke uitvoering getoond in de figuren, maar alleen wordt beperkt door de conclusies.
Fig. 1-6 tonen een luchtventiel (1) voor het ventileren van ruimtes in een gebouw. Het ventiel (1) is geschikt om te worden geïnstalleerd in een ventilatiekanaalopening in een oppervlak van genoemde ruimte (4). Het ventiel (1) omvat een distaal uiteinde (5) en een proximaal uiteinde (6), waarbij het distale uiteinde (5) dichter bij het luchtkanaal (2) is dan het proximale uiteinde (6).
Fig. 1 toont een onderaanzicht van het luchtventiel (1), waarbij een onderaanzicht van de binnenste en buitenste deflectorelementen (7, 8) zichtbaar zijn.
Fig. 2 toont een driedimensionaal aanzicht van het luchtventiel (1), waarbij de distale en proximale uiteinden (5, 6) en de luchtstroomruimte (9) zichtbaar zijn.
Het ventiel (1) omvat verder een binnenste deflectorelement (7) dat zich op een radiaal binnenste positie bevindt. Het ventiel (1) omvat verder een buitenste deflectorelement (8) dat zich op een radiaal buitenste positie bevindt en het binnenste deflectorelement (7) omgeeft. Een luchtstroomruimte (9) is gedefinieerd tussen de binnenste en buitenste deflectorelementen (7, 8).
Fig. 3 toont een zijaanzicht van het luchtventiel (1). Fig. 3 laat zien dat de diameter van het buitenste deflectorelement (8) continu afneemt van een eerste vooraf bepaalde maximumwaarde aan het distale uiteinde (5) tot een eerste vooraf bepaalde minimumwaarde op een tussenpositie (12) tussen het distale uiteinde (5) en het proximale uiteinde (6). Er wordt ook getoond dat de diameter van het binnenste deflectorelement (7) continu toeneemt van een tweede vooraf bepaalde minimumwaarde aan het distale uiteinde (5) tot een tweede vooraf bepaalde maximumwaarde aan het proximale uiteinde (6). De binnenste en buitenste deflectorelementen (7, 8) worden gedefinieerd door een vloeiende en continue kromme (15) tussen de distale en proximale uiteinden (5, 6). In dit voorbeeld is de kromme (15) halfcirkelvormig. De diameter van het buitenste deflectorelement (8) neemt continu toe vanaf de eerste vooraf bepaalde minimumwaarde op genoemde tussenpositie (12) tot een derde vooraf bepaalde maximumwaarde aan het proximale uiteinde (6). De eerste vooraf bepaalde minimumwaarde is kleiner dan de tweede vooraf bepaalde maximumwaarde.
De buitenste en binnenste geleidingselementen (7, 8) reiken niet verder dan de ventilatiekanaalopening. De luchtstroom is unidirectioneel, ofwel van het luchtkanaal (2) naar de ruimte (4) of van de ruimte (4) naar het luchtkanaal (2). Bij voorkeur is de luchtstroom unidirectioneel van genoemd luchtkanaal (2) naar genoemde ruimte (4). De luchtstroomruimte (9) is smaller aan het proximale uiteinde (6) dan aan het distale uiteinde (5), bij voorkeur ten minste 5% smaller, met meer voorkeur ten minste 10% smaller. De diameter van het buitenste deflectorelement (8) is ongeveer 61 mm op de tussenpositie (12), ongeveer 107 mm aan het proximale uiteinde (6) en ongeveer 107 mm aan het distale uiteinde (5), en/of waarbij de diameter van het binnenste deflectorelement (7) ongeveer 10 mm is aan het distale uiteinde (5) en ongeveer 64 mm aan het proximale uiteinde (6).
Het binnenste deflectorelement (7) is aangepast om de positie van stroomregelmiddelen (16) van het ventiel (1) aan te passen. Dit gebeurt via axiale rotatie van het binnenste deflectorelement (7). De positie van de stroomregelmiddelen (16) is geconfigureerd om de grootte van de luchtstroomruimte (9) aan te passen. In Fig. 3 bevindt het ventiel zich in een gesloten positie, terwijl! Fig. 4 het genoemde ventiel (1) in een geopende positie toont. In Fig. 3 blokkeren de stroomregelmiddelen (16) de luchtstroom door het ventiel (1), bijv. de stroomregelmiddelen (16) bevinden zich in de luchtstroomruimte (9). Het stroomregelmiddel (16) is bijvoorbeeld een schijfachtige of cilinderachtige of donutachtige structuur, die in staat is te bewegen tussen de positie in Fig. 3 en de positie in Fig. 4 door het binnenste deflectorelement te roteren (7) binnen een vooraf bepaald bereik.
In Fig. 5-6 wordt een simulatie getoond van een ventiel (1) in een open positie. In Fig. 5 heeft het ventiel (1) gewenste verhoudingen van binnenste en buitenste deflectorelementen (7, 8) volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. In Fig. 6 zijn de verhoudingen gewijzigd in ongewenste verhoudingen.
In Fig. 5 verlaat de luchtstroom (die de richting van de pijlen volgt) het ventiel (1) in een richting in hoofdzaak evenwijdig aan het oppervlak (18). Anderzijds staat de luchtstroom in Fig. 6 loodrecht op het oppervlak (18). Daarom zou een gebruiker die onder een dergelijk ventiel zit de luchtstroom voelen, hetgeen niet gewenst is en wordt voorkomen door de onderhavige uitvinding.
In Fig. 5 is de diameter van het binnenste deflectorelement (7) aan het proximale uiteinde (6) groter dan de diameter van het buitenste deflectorelement (8) op de tussenpositie (12), in tegenstelling tot in Fig. 6. Dit verschil is belangrijk bij het verkrijgen van een dergelijke in hoofdzaak parallelle luchtstroom, aangezien de luchtstroom anders niet door de kromme (15) zou worden geleid (d.w.z. de lucht zou rechtstreeks van het luchtkanaal naar de ruimte stromen zonder de kans te hebben om door de kromme te worden geleid (15)). Het is ook belangrijk dat genoemde kromme (15) geen scherpe hoeken heeft, wat kan resulteren in willekeurige en ongeorganiseerde luchtwervelingen.
De voorgaande beschrijving geeft details van bepaalde uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. Het zal echter duidelijk zijn dat hoe gedetailleerd het bovenstaande ook in tekst blijkt te zijn, de uitvinding op vele manieren kan worden toegepast.
Het moet worden opgemerkt dat het gebruik van bepaalde terminologie bij het beschrijven van bepaalde kenmerken of aspecten van de uitvinding niet mag worden geïnterpreteerd als implicerend dat de terminologie hierin opnieuw wordt gedefinieerd om beperkt te zijn tot specifieke kenmerken of aspecten van de uitvinding waaraan deze terminologie is gekoppeld.
Lijst met referentietekens
1. Luchtventiel
2. Luchtkanaal
4. Ruimte
5. Distaal uiteinde
6. Proximaal uiteinde
7. Binnenste deflectorelement
8. Buitenste deflectorelement
9. Luchtstroomruimte
12. Tussenpositie
15. Vloeiende en continue kromme
16. Stroomregelmiddel
18. Oppervlak
Claims (19)
1. Een luchtventiel (1) voor het ventileren van ruimtes in een gebouw, waarbij genoemde ventiel (1) geschikt is om te worden geïnstalleerd en aangesloten op een luchtkanaal (2) via een ventilatiekanaalopening in een oppervlak van genoemde ruimte (4), waarbij het ventiel (1) een distaal uiteinde (5) en een proximaal uiteinde (6) omvat, waarbij genoemd distale uiteinde (5) dichter bij het luchtkanaal (2) is dan het proximale uiteinde (6), genoemde ventiel (1) verder omvattende: een binnenste deflectorelement (7) dat zich op een radiaal binnenste positie bevindt en een buitenste deflectorelement (8) dat zich op een radiaal buitenste positie bevindt en het binnenste deflectorelement (7) omgeeft, waarbij een luchtstroomruimte (9) is gedefinieerd tussen de binnenste en buitenste deflectorelementen (7, 8), waarbij de diameter van het buitenste deflectorelement (8) continu afneemt van een eerste vooraf bepaalde maximumwaarde aan het distale uiteinde (5) tot een eerste vooraf bepaalde minimumwaarde op een tussenpositie (12) tussen het distale uiteinde (5) en het proximale uiteinde (6), en waarbij de diameter van het binnenste deflectorelement (7) continu toeneemt van een tweede vooraf bepaalde minimumwaarde aan het distale uiteinde (5) tot een tweede vooraf bepaalde maximumwaarde aan het proximale uiteinde (6), met het kenmerk dat de binnenste en buitenste deflectorelementen (7, 8) worden gedefinieerd door een vloeiende en continue kromme (15) tussen de distale en proximale uiteinden (5, 6).
2. Luchtventiel (1) volgens conclusie 1, waarbij de kromme (15) halfcirkelvormig of elliptisch is.
3. Luchtventiel (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de diameter van het buitenste deflectorelement (8) continu toeneemt vanaf de eerste vooraf bepaalde minimumwaarde op genoemde tussenpositie (12) tot een derde vooraf bepaalde maximumwaarde aan het proximale uiteinde (6).
4. Luchtventiel (1) volgens conclusie 3, waarbij de derde vooraf bepaalde maximumwaarde minder dan 15% groter is dan de eerste vooraf bepaalde maximumwaarden verschillend zijn.
° BE2021/5397
5. Luchtventiel (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de eerste vooraf bepaalde minimumwaarde kleiner is dan de tweede vooraf bepaalde maximumwaarde.
6. Luchtventiel (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de binnenste en buitenste deflectorelementen (7, 8) niet verder reiken dan de ventilatiekanaalopening, bijvoorbeeld niet voorbij het oppervlak reiken, waarbij het oppervlak bijvoorbeeld een plafond is.
7. Luchtventiel (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de luchtstroom unidirectioneel is, ofwel van het luchtkanaal (2) naar de ruimte (4) of van de ruimte (4) naar het luchtkanaal (2), bij voorkeur unidirectioneel van het luchtkanaal (2) naar de ruimte (4).
8. Luchtventiel (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de luchtstroomruimte (9) smaller is aan het proximale uiteinde (6) dan aan het distale uiteinde (5), bij voorkeur ten minste 5% smaller, met meer voorkeur ten minste 10% smaller.
9. Luchtventiel (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de verhouding tussen de diameter van het buitenste deflectorelement (8) op de tussenpositie (12) tot die aan het proximale uiteinde (6) tot die aan het distale uiteinde (5) tussen 1:1,1:1,1 en 1:4:4 ligt, bij voorkeur tussen 1:1,5:1,5 en 1:3:3 en/of waarbij de verhouding van de diameter van het binnenste deflectorelement (7) aan de distale uiteinde (5) tot dat aan het proximale uiteinde (6) tussen 1:2 en 1:16 ligt, bij voorkeur tussen 1:4 en 1:10.
10. Luchtventiel (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het binnenste deflectorelement (7) is aangepast om de positie van de stroomregelmiddelen (16) van het ventiel (1) aan te passen via axiale rotatie van het binnenste deflectorelement (7), waarbij de positie is geconfigureerd om de grootte van de luchtstroomruimte (9) tussen de stroomregelmiddelen (16) en de binnenste en buitenste deflectorelementen (6, 7) aan te passen.
11. Luchtventiel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de binnenste en buitenste deflectorelementen (7, 8) niet bewegen tussen de distale en proximale uiteinden (5, 6) en/of waarbij het binnenste deflectorelement (7) niet kantelt ten opzichte van het oppervlak.
12. Luchtventiel volgens conclusie 10, waarbij de stroomregelmiddelen dichter bij het distale uiteinde zijn dan bij het proximale uiteinde, bij voorkeur waarbij maximale luchtstroom wordt bereikt wanneer de regelmiddelen dichterbij genoemd distale uiteinde zijn.
13. Luchtventiel (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het binnenste deflectorelement (7) een elektrisch lichaam omvat.
14.Luchtventiel (1) volgens conclusie 13, waarbij het elektrische lichaam is geconfigureerd als een armatuurlichaam dat is aangepast om een lichtbron, bijv. een LED, te ontvangen en aan te sluiten om verlichting te verschaffen.
15. Luchtventiel (1) volgens conclusie 13, waarbij het elektrische lichaam een temperatuursensor is, of een sensor voor vluchtige organische stoffen, of een rookdetector, of een vochtdetector, of een bewegingsdetector.
16. Werkwijze voor het ventileren van ruimtes in een gebouw met behulp van een luchtventiel (1) in een luchtkanaal (2), waarbij het ventiel (1) een distaal uiteinde (5) en een proximaal uiteinde (6) heeft, waarbij dat distale uiteinde (5) dichter bij het luchtkanaal (2) is dan het proximale uiteinde (6), de methode omvattende de volgende stappen: - het plaatsen van een binnenste deflectorelement (7) op een radiaal binnenste positie, - het plaatsen van een buitenste deflectorelement (8) op een radiaal buitenste positie, waarbij het buitenste deflectorelement (8) het binnenste deflectorelement (7) omgeeft, - het definiëren van een luchtstroomruimte (9) tussen de binnenste en buitenste deflectorelementen (7, 8), - het aanpassen van de diameter van het buitenste deflectorelement (8) om continu af te nemen van een eerste vooraf bepaalde maximumwaarde aan het distale uiteinde (5) tot een eerste vooraf bepaalde minimumwaarde op een tussenliggende positie (12) tussen het distale uiteinde (5) en het proximale einde (6),
- het aanpassen van de diameter van het binnenste deflectorelement (7) om continu toe te nemen van een tweede vooraf bepaalde minimumwaarde aan het distale uiteinde (5) tot een tweede vooraf bepaalde maximumwaarde aan het proximale uiteinde (6), met het kenmerk dat de werkwijze de stap omvat van: - het definiëren van de binnenste en buitenste deflectorelementen (7, 8) door een vloeiende en continue kromme (15) tussen het distale en proximale uiteinde (5, 6).
17. Werkwijze volgens conclusie 15, waarbij de werkwijze verder de stap omvat van het aanpassen van de kromme (15) om halfcirkelvormig te zijn.
18. Werkwijze volgens conclusie 15 tot 16, waarbij de werkwijze verder de stap omvat van het aanpassen van de eerste vooraf bepaalde minimumwaarde om kleiner te zijn dan de tweede vooraf bepaalde maximumwaarde.
19. Gebruik van een luchtventiel (1) volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 15 en/of een werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 16 tot 18 voor het ventileren van ruimtes in een gebouw.
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20215397A BE1029412B1 (nl) | 2021-05-18 | 2021-05-18 | Een luchtventiel met verbeterde ventilatie |
US18/560,703 US20240255164A1 (en) | 2021-05-18 | 2022-05-18 | An air valve with improved ventilation |
EP22729582.1A EP4341618A1 (en) | 2021-05-18 | 2022-05-18 | An air valve with improved ventilation |
PCT/EP2022/063387 WO2022243351A1 (en) | 2021-05-18 | 2022-05-18 | An air valve with improved ventilation |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20215397A BE1029412B1 (nl) | 2021-05-18 | 2021-05-18 | Een luchtventiel met verbeterde ventilatie |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1029412A1 BE1029412A1 (nl) | 2022-12-12 |
BE1029412B1 true BE1029412B1 (nl) | 2022-12-19 |
Family
ID=77431077
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE20215397A BE1029412B1 (nl) | 2021-05-18 | 2021-05-18 | Een luchtventiel met verbeterde ventilatie |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US20240255164A1 (nl) |
EP (1) | EP4341618A1 (nl) |
BE (1) | BE1029412B1 (nl) |
WO (1) | WO2022243351A1 (nl) |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1031180B1 (nl) | 2022-12-22 | 2024-07-22 | Renson | Een ventielinrichting voor gebruik in een ventilatiesysteem |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2684024A (en) * | 1951-05-25 | 1954-07-20 | Anemostat Corp | Air outlet device for ventilating apparatus |
FR2408795A1 (fr) * | 1977-11-15 | 1979-06-08 | Noirats Sarl Usine | Bouche de ventilation a debit reglable sans demontage |
KR200322908Y1 (ko) * | 2003-05-27 | 2003-08-14 | 한국에너지기술연구원 | 벤츄리관과 형상기억합금 코일을 이용한 공조용 디퓨져 |
EP3006854A1 (en) * | 2013-06-03 | 2016-04-13 | Haier Group Corporation | Air-conditioner air supply apparatus in vertical air-conditioner |
KR101774335B1 (ko) * | 2017-04-17 | 2017-09-04 | 샤프에너지테크(주) | 공기정화 및 산소발생 디퓨저 |
-
2021
- 2021-05-18 BE BE20215397A patent/BE1029412B1/nl active IP Right Grant
-
2022
- 2022-05-18 US US18/560,703 patent/US20240255164A1/en active Pending
- 2022-05-18 WO PCT/EP2022/063387 patent/WO2022243351A1/en active Application Filing
- 2022-05-18 EP EP22729582.1A patent/EP4341618A1/en active Pending
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2684024A (en) * | 1951-05-25 | 1954-07-20 | Anemostat Corp | Air outlet device for ventilating apparatus |
FR2408795A1 (fr) * | 1977-11-15 | 1979-06-08 | Noirats Sarl Usine | Bouche de ventilation a debit reglable sans demontage |
KR200322908Y1 (ko) * | 2003-05-27 | 2003-08-14 | 한국에너지기술연구원 | 벤츄리관과 형상기억합금 코일을 이용한 공조용 디퓨져 |
EP3006854A1 (en) * | 2013-06-03 | 2016-04-13 | Haier Group Corporation | Air-conditioner air supply apparatus in vertical air-conditioner |
KR101774335B1 (ko) * | 2017-04-17 | 2017-09-04 | 샤프에너지테크(주) | 공기정화 및 산소발생 디퓨저 |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
US20240255164A1 (en) | 2024-08-01 |
EP4341618A1 (en) | 2024-03-27 |
BE1029412A1 (nl) | 2022-12-12 |
WO2022243351A1 (en) | 2022-11-24 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1029412B1 (nl) | Een luchtventiel met verbeterde ventilatie | |
US7241217B2 (en) | Method and apparatus for delivering conditioned air using pulse modulation | |
KR100845577B1 (ko) | 보조덕트가 구비된 레인지후드 | |
KR102257588B1 (ko) | 환기구용 디퓨저 필터장치 | |
US20050227609A1 (en) | Adjustable vent | |
NL2027339B1 (nl) | In of aan een ventilatiekanaal voorzienbare elektrische inrichting | |
JP5625212B2 (ja) | 空調用吹出装置 | |
GB2436624A (en) | Fluid flow control device | |
KR102468857B1 (ko) | 댐퍼를 갖는 급기 디퓨저 | |
US3673946A (en) | Air diffuser | |
KR102003041B1 (ko) | 공기정화장치 제어방법 | |
NL2021027B1 (en) | Cover and base for an air diffuser, air diffuser, air diffusing system and method for controlling the air flow of an air diffusing system. | |
EP1334316B1 (en) | Valve for variable flows, fire damper and combined fire damper and valve for variable flows | |
KR102529605B1 (ko) | 자동 조절식 디퓨저 | |
BE1028676B1 (nl) | In of aan een ventilatiekanaal voorzienbare elektrische inrichting | |
EP2392758B1 (en) | An adjustable air guide, a replacement air valve, and a window | |
KR100917264B1 (ko) | 환기장치 | |
US20240230147A1 (en) | Diffuser | |
JP4352905B2 (ja) | 換気装置 | |
KR20230031552A (ko) | 자동 에어 디퓨저 | |
JP3038897U (ja) | 風量調整ダンパ | |
NL2021244B1 (en) | Ceiling vent | |
JPH094890A (ja) | 多室換気システム | |
KR20230098509A (ko) | 공기 청정기 | |
KR20170002068U (ko) | 핸들 조작용 댐퍼 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20221219 |