BE1028654B1 - Inrichting voor het drogen van herbruikbare bekers - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een inrichting (1) voor het drogen van herbruikbare bekers (2), omvattende een behuizing (3) waarin de bekers (2) gedroogd worden en een in de behuizing (3) plaatsbare houder (4) voor het tijdelijk opnemen van een aantal bekers (2), waarbij de inrichting (1) eerste (5) en tweede (6) blaasmiddelen omvat, waarbij de houder (4) en de genoemde blaasmiddelen (5;6) relatief verplaatsbaar zijn ten opzichte van elkaar en waarbij de eerste blaasmiddelen (5) voorzien zijn voor het blazen van luchtstralen over het buitenoppervlak van de in de houder (4) geplaatste bekers (2), en de tweede blaasmiddelen (6) voorzien zijn voor het blazen van luchtstralen in de binnenruimte van de in de houder (4) geplaatste bekers (2).

Description

INRICHTING VOOR HET DROGEN VAN HERBRUIKBARE BEKERS Deze uitvinding betreft een inrichting voor het drogen van bekers, omvattende een behuizing waarin de bekers gedroogd worden, een in de behuizing plaatsbare houder voor het tijdelijk opnemen van een aantal bekers, en eerste en tweede blaasmiddelen, waarbij de houder en de genoemde blaasmiddelen relatief verplaatsbaar zijn ten opzichte van elkaar en waarbij de eerste blaasmiddelen voorzien zijn voor het blazen van luchtstralen over het buitenoppervlak van de in de houder geplaatste bekers, en de tweede blaasmiddelen voorzien zijn voor het blazen van luchtstralen in de binnenruimte van de in de houder geplaatste bekers. De uitvinding betreft bij voorkeur een inrichting voor het drogen van herbruikbare bekers.

Omwille van enerzijds de regelgeving waarbij het niet langer toegestaan is om drank in wegwerpbekers of blikjes aan te bieden en anderzijds om de afvalberg te beperken, wordt steeds meer en meer gebruik gemaakt van herbruikbare bekers als milieuvriendelijk alternatief. Dergelijke herbruikbare bekers zijn veelal vervaardigd uit kunststof zoals bv. polypropyleen of polycarbonaat of een ander geschikt materiaal.

Dergelijke herbruikbare bekers dienen na gebruik afdoende gereinigd te worden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren in een automatische wasinstallatie waar de bekers m.b.v. water en geschikte detergenten gewassen worden. Met een wasinstallatie kan men bekers in grote hoeveelheden reinigen, zo zijn er installaties gekend waar er tot

10.000 bekers per uur gewassen kunnen worden. Na het wassen dienen de bekers vanzelfsprekend gedroogd te worden. Echter, bij het drogen stelt zich echter vaak een probleem. Momenteel zijn er geen inrichtingen gekend die grote hoeveelheden bekers efficiënt kunnen drogen, wat een vereiste is, want als er restvocht achterblijft, kunnen er namelijk schimmels en/of andere organismen ontstaan.

Er zijn weliswaar systemen gekend waarin bekers gedroogd kunnen worden m.b.v. warme lucht (70 à 80°C). Echter, deze systemen hebben veel energie nodig voor de opwarming van de lucht. Bovendien duurt het droogproces ook vrij lang. Bovendien neemt een dergelijke installatie ook vrij veel plaats in. Deze uitvinding heeft daarom tot doel een inrichting voor het drogen van bekers te verschaffen die toelaat om grote aantallen bekers afdoende te drogen en dit binnen een aanvaardbaar tijdsbestek. Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een inrichting voor het drogen van bekers, omvattende een behuizing waarin de bekers gedroogd worden en een in de behuizing plaatsbaar houder voor het tijdelijk opnemen van een aantal bekers, de inrichting eerste en tweede blaasmiddelen omvat, waarbij de houder en de genoemde blaasmiddelen relatief verplaatsbaar zijn ten opzichte van elkaar en waarbij de eerste blaasmiddelen voorzien zijn voor het blazen van luchtstralen over het buitenoppervlak van de in de houder geplaatste bekers, en waarbij de tweede blaasmiddelen voorzien zijn voor het blazen van luchtstralen in de binnenruimte van de in de houder geplaatste bekers waarbij de inrichting een aantal op en neer beweegbare aandruknaalden omvat voor het vastdrukken van een in de houder geplaatste beker tijdens het drogen van de beker.

De eerste blaasmiddelen bevinden zich in eerste instantie bij voorkeur boven de houder met bekers. De tweede blaasmiddelen bevinden zich in eerste instantie bij voorkeur onder de houder met bekers. Door de gebruik te maken van dergelijke blaasmiddelen, dewelke bij voorkeur gebaseerd zijn op luchtmes-technologie, is het mogelijk om gewassen bekers optimaal en efficiënt te drogen.

In een eerste uitvoeringsvorm blijft de houder met bekers tijdens het drogen in een vaste positie en zijn het de blaasmiddelen die zich, bij voorkeur gelijktijdig, verplaatsen in de richting van de houder. Hierbij zullen de eerste blaasmiddelen zich tijdens het drogen naar onder verplaatsen en daarbij een beker van boven naar beneden afblazen, terwijl de tweede zich tijdens het drogen naar boven zullen verplaatsen en daarbij de binnenruimte van een beker uitblazen.

In een alternatieve uitvoeringsvorm blijven de eerste en tweede blaasmiddelen tijdens het drogen in een vaste positie, terwijl het de houder is die zich verticaal zal verplaatsen naar de eerste blaasmiddelen en vervolgens naar de tweede blaasmiddelen, of omgekeerd.

Doordat gebruik gemaakt wordt van lucht onder zeer hoge snelheid van 100 m/sec. — 250 m/sec., bij voorkeur een snelheid van 150 m/sec — 200 m/sec, moet vermeden worden dat de in de houder geplaatste bekers weggeblazen worden. Om dit te vermijden omvat de inrichting volgens de uitvinding een aantal op en neer beweegbare aandruknaalden voor het vastdrukken van een in de houder geplaatste beker tijdens het drogen van de beker. De aandruknaalden bewegen middels een mechanische of elektromechanische inrichting die bij voorkeur meebeweegt met de eerste blaasmiddelen.

In een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de houder een bodemvlak gevormd uit een draadvormige structuur, waarbij het genoemde bodemvlak een aantal opstaande houdelementen uit draadvormig materiaal omvat, waarbij deze houdelementen voorzien zijn om een beker tijdelijk in positie te houden. Omwille van hygiënische redenen wordt veelal geopteerd de houder te vervaardigen uit roestvast staal draadmateriaal van enkele millimeter dik. Het bodemvlak omvat voldoende grote doorgangsopeningen zodat het mogelijk is dat de tweede blaasmiddelen zich minstens gedeeltelijk doorheen deze openingen kunnen bewegen om toegang te bekomen tot de inwendige ruimte van de te drogen bekers.

De bekers zijn bij voorkeur in de houder geplaatst met hun opening neerwaarts gericht. Op die manier kan er reeds een deel van het aanwezige afwaswater ten gevolge van de zwaartekracht afgevoerd worden. Dergelijk opstelling zal ook het uitblazen van de binnenruimte van de bekers makkelijker maken. De houdelementen zijn bij voorkeur vervaardigd uit een gebogen draad die zodanig gebogen is dat de erop voorziene bekers stabiel gepositioneerd blijven en tegelijkertijd voldoende ruimte vrijlaat voor de tweede blaasmiddelen en voor het doorlaten van de afblaaslucht. Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding omvatten de eerste blaasmiddelen een aantal naast elkaar geplaatste eerste mondstukken die voorzien zijn van één of meerdere langwerpige spleten voor het uitblazen van lucht. De vormgeving van de mondstukken is een vorm overeenkomstig de vorm van de beker.

Bij een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvatten de tweede blaasmiddelen een aantal naast elkaar geplaatste tweede mondstukken, waarbij elk van de genoemde mondstukken een bodemwand en een aan de bodemwand aansluitend zijwand omvat, waarbij de bodemwand voorzien is van een afvoeropening voor het uitblazen van lucht.

In een meer voordelige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de genoemde blaasmiddelen verplaatsbaar ten opzichte van de houder en omvat de inrichting een op en neer beweegbaar boven- en onderframe voor het verplaatsen van respectievelijk de eerste en tweede blaasmiddelen. Bij voorkeur worden de eerste en tweede blaasmiddelen verplaatst volgens een richting overeenkomstig de lengterichting van de in de houder geplaatste bekers.

Bij een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting één of meerdere ventilatoren, bij voorkeur een hogedruk-ventilator, voorzien voor het opwekken van een luchtstroom voor de eerste en tweede blaasmiddelen.

De inrichting overeenkomstig de uitvinding kan mits het aanpassen van de vorm van de mondstukken ook gebruikt worden voor het drogen van andere recipiënten (voorwerpen), zoals bijv. schaaltjes, kommetjes, doosjes, … .

Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden, volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van de inrichting volgens de uitvinding. Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als 5 een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming.

In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij: - figuur 1: een principeschets is van de inrichting volgens de uitvinding; - figuur 2: een perspectiefvoorstelling is van een houder voor het tijdelijk opnemen van bekers, dewelke gevuld is met één beker; - figuur 3: een perspectiefvoorstelling is van een houder voor het tijdelijk opnemen van bekers, dewelke volledig gevuld is met bekers; - figuur 4: een perspectiefvoorstelling is van een mogelijke uitvoeringsvorm van een eerste blaasmiddel; - figuur 5: een perspectiefvoorstelling is van een mogelijke uitvoeringsvorm van een tweede blaasmiddel; - figuren 6 t/m 13: het verloop van het droogproces in de inrichting overeenkomstig de uitvinding illustreert.

De drooginrichting (1) overeenkomstig de uitvinding en zoals geïllustreerd op figuur 1 is ontwikkeld voor het snel en efficiënt drogen van bekers (2) nadat deze gewassen werden in bijvoorbeeld een wasinstallatie. Hierbij worden de waterdruppels, aanwezig op zowel het binnen- als buitenoppervlak, af- of weggeblazen m.b.v. lucht op zeer hoge snelheid (100 m/sec — 250 m/sec), maar geen hoge druk. Een relatief lage druk die kleiner blijft dan 0,25 bar kan hiervoor volstaan.

In figuur 1 is de drooginrichting (1) te zien met een transportinrichting (20) in de vorm van een rollenbaan, die houders (4) gevuld met (herbruikbare) bekers (2) één voor één transporteert naar een behuizing (3) (droogkamer) waar de bekers (2) gedroogd zullen worden. Deze behuizing (3) is in de praktijk bij voorkeur opgebouwd uit RVS plaatmateriaal, eventueel voorzien van een geluiddempende vochtbestendige bekleding. Elke beker (2) die gedroogd dient te worden, wordt geplaatst in de houder (4). De houder (4) is een specifiek hiervoor ontworpen draadmand die is opgebouwd uit een draadstructuur (9) (draadconstructie) van aan elkaar gelaste draden waarvan de diameter enkele millimeters bedraagt. Voorkeur wordt gegeven aan zo groot mogelijke openingen zodat onder meer het nog aanwezige water zo snel mogelijk afgevoerd kan worden.

De houder (4) omvat zoals blijkt uit figuren 2 en 3 een bodemvlak (8) gevormd uit een draadvormige structuur (9). Verder heeft de houder (4) een aantal ten opzichte van het bodemvlak (8) opstaande gebogen draadelementen die dienst doen als houdelementen (10) die elk een beker tijdelijk in positie zullen houden. Een houder zal in de praktijk ongeveer 15 tot 50 bekers (2) kunnen opnemen. De op de figuren 2 en 3 getoonde houder is voorzien om 36 bekers (2) op te nemen. De bekers (2) zijn in de houder (4) geplaatst met hun opening neerwaarts gericht. Op die manier kan er reeds een deel van het aanwezige afwaswater ten gevolge van de zwaartekracht afgevoerd worden. Dergelijk opstelling zal ook het uitblazen van de binnenruimte van de bekers (2) makkelijker maken. Om de bekers (2) (of andere voorwerpen) te drogen omvat de inrichting (1) volgens de uitvinding eerste (5) verplaatsbare en tweede verplaatsbare blaasmiddelen (6). Hierbij zijn de eerste blaasmiddelen (5) voorzien voor het blazen van luchtstralen over het buitenoppervlak van de in de houder (4) geplaatste bekers (2), en zijn de tweede blaasmiddelen (6) voorzien voor het blazen van luchtstralen in de binnenruimte van de in de houder (4) geplaatste bekers (2). Om de blaasmiddelen (5;6) te kunnen verplaatsen zijn deze voorzien op een op en neer beweegbaar frame (17; 18). In de behuizing (3) is er een bovenframe (17) voor het verplaatsen van de eerste blaasmiddelen (5), en een onderframe (18) voor het verplaatsen van de tweede blaasmiddelen (6). De eerste blaasmiddelen (5) worden gevormd door een aantal naast elkaar geplaatste eerste mondstukken (11), waarvan een mogelijke uitvoeringsvorm getoond word in figuur 4. De eerste mondstukken (11) zijn voorzien zijn van een aantal langwerpige, zich horizontaal uitstrekkende, spleten (13) (of sleuven) waardoorheen onder druk gebrachte lucht kan stromen om het buitenoppervlak van de in de houder geplaatste voorwerpen te drogen. De tweede blaasmiddelen (6) worden gevormd door een aantal naast elkaar geplaatste tweede mondstukken (12), waarvan een mogelijke uitvoeringsvorm getoond word in figuur 5. De tweede mondstukken (12) hebben een bodemwand (14) en een aan de bodemwand (14) aansluitend zijwand (15), waarbij de bodemwand (14) voorzien is van een cirkelvormige afvoeropening (16) waardoorheen onder druk gebrachte lucht kan stromen om de binnenruimte van de in de houder geplaatste voorwerpen te drogen. De mondstukken (11, 12), zowel de eerste (11) als de tweede (12) zijn zo gepositioneerd dat ze elk overeenkomen met een beker die zich bevindt in de houder, dit wil zeggen dat hun lengteas ten minste ongeveer in lijn ligt met het midden van de beker.

Tijdens het drogen worden zowel de eerste (5) als de tweede (6) blaasmiddelen verplaatst in de richting van de bekers, en zullen de eerste blaasmiddelen (5) de bekers (2) van boven naar beneden afblazen. De tweede blaasmiddelen (6) zullen zich ten gevolge van de verplaatsing minstens gedeeltelijk in de binnenruimte van de beker (2) bevinden. Hiertoe is het belangrijk dat de houder (4), met name het bodemvlak (8) ervan voldoende grote doorgangsopeningen heeft die toelaten dat de tweede blaasmiddelen (6), in het bijzonder de tweede mondstukken (12), er doorheen bewegen in de richting van de bekers. Doordat de afvoeropening (16) zich in de bodemwand (14) van de tweede mondstukken (12) bevindt zal het aanwezige water mooi uitgeblazen kunnen worden.

De beide mondstukken (11, 12) worden gevoed door een hogedruk-ventilator (19) die de lucht op druk zal brengen. De lucht zal langs de smalle spleten (13) en afvoeropeningen (16) (gleuven) ontsnappen aan de juiste snelheid om de druppels weg te duwen. De lucht wordt gekenmerkt door een hoge snelheid (100 à 250 m/sec.) maar een lage druk (50 à 300 mbar), net voldoende om de druppels weg te blazen.

Dit zorgt voor een laag energieverbruik. De lucht die gebruikt wordt heeft bij voorkeur een temperatuur van 35 à 40°C.

Hieronder volgt nog een omschrijving van het droogproces in de inrichting volgens de uitvinding a.d.h.v. figuren 6 t/m 13: Stap 1: de bekers (2) zijn gewassen en zijn met hun opening naar beneden gericht voorzien in een houder (4), klaar om gedroogd te worden (fig. 6); Stap 2:de houder (4) gevuld met bekers wordt m.b.v. een transportinrichting (20) in de behuizing van de drooginrichting geplaatst, de houder wordt d.m.v. een stopelement (21) in positie gehouden (fig. 7); Stap 3: de aandruknaalden (7) bewegen naar beneden tot tegen de onderzijde van de bekers (2), waardoor deze tegen het bodemvlak van de houder (4) aangedrukt worden. Hierdoor worden de bekers (2) tijdens het drogen in positie gehouden en wordt vermeden dat ze ten gevolge van de krachtig opgewekte luchtstralen weggeblazen worden (fig. 8); Stap 4: het bovenframe (17) met de eerste blaasmiddelen (5) beweegt naar beneden in de richting van de bekers, van zodra de eerste blaasmiddelen (5) zich verplaatsen worden luchtstralen via de spleten voorzien in de eerste mondstukken, in de richting van de bekers (2) gestuurd waardoor het op de buitenzijde aanwezige water afgeblazen wordt (fig. 9); Stap 5: het onderframe (18) met de tweede blaasmiddelen (6) beweegt naar boven in de richting van de bekers (2), van zodra de tweede blaasmiddelen (6) zich verplaatsen worden luchtstralen via de afvoeropeningen voorzien in de tweede mondstukken, in de richting van de bekers gestuurd waardoor het nog in de binnenzijde aanwezige water uitgeblazen wordt (fig. 10);

Stap 6: boven- en onderframe keren terug naar hun startpositie (fig. 11); Stap 7: aandruknaalden (7) worden teruggetrokken (fig. 12); Stap 8: stopelement (21) wordt ingetrokken zodat de houder (4) met gedroogde bekers de behuizing van de drooginrichting kan verlaten (fig. 13). De hierboven beschreven droogcyclus zal ongeveer 10 seconden duren.

De uitvinding werd hierboven beschreven voor het drogen van herbruikbare bekers.

Vanzelfsprekend valt het ook binnen het kader van de uitvinding om in plaats van bekers, ook andere recipiënten en/of containers te drogen, en dit door de vorm van de eerste en tweede blaasmiddelen aan te passen aan de vormgeving (contour) van de te drogen recipiënten en/of containers.

Claims (7)

CONCLUSIES

1. Inrichting (1) voor het drogen van bekers (2), omvattende een behuizing (3) waarin de bekers (2) gedroogd worden, een in de behuizing (3) plaatsbare houder (4) voor het tijdelijk opnemen van een aantal bekers (2), en eerste (5) en tweede (6) blaasmiddelen, waarbij de houder (4) en de genoemde blaasmiddelen (5:6) relatief verplaatsbaar zijn ten opzichte van elkaar en waarbij de eerste blaasmiddelen (5) voorzien zijn voor het blazen van luchtstralen over het buitenoppervlak van de in de houder (4) geplaatste bekers (2), en de tweede blaasmiddelen (6) voorzien zijn voor het blazen van luchtstralen in de binnenruimte van de in de houder (4) geplaatste bekers (2), met het kenmerk dat de inrichting (1) een aantal op en neer beweegbare aandruknaalden (7) omvat voor het vastdrukken van een in de houder (4) geplaatste beker (2) tijdens het drogen van de beker.

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de houder (4) een bodemvlak (8) omvat gevormd uit een draadvormige structuur (9), waarbij het genoemde bodemvlak (8) een aantal opstaande houdelementen (10) uit draadvormig materiaal omvat, waarbij deze houdelementen (10) voorzien zijn om een beker (2) tijdelijk in positie te houden.

3. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de eerste blaasmiddelen (5) een aantal naast elkaar geplaatste eerste mondstukken (11) omvatten die voorzien zijn van één of meerdere langwerpige spleten (13) voor het uitblazen van lucht.

4. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de tweede blaasmiddelen (6) een aantal naast elkaar geplaatste tweede mondstukken (12) omvatten, waarbij elk van de genoemde mondstukken (12)

een bodemwand (14) en een aan de bodemwand (14) aansluitend zijwand (15) omvat, waarbij de bodemwand (14) voorzien is van een afvoeropening (16) voor het uitblazen van lucht.

5. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde blaasmiddelen (5;6) verplaatsbaar zijn ten opzichte van de houder (4) en dat de inrichting (1) een op en neer beweegbaar boven (17)- en onderframe (18) omvat voor het verplaatsen van respectievelijk de eerste (5) en tweede blaasmiddelen (6).

6. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de inrichting (1) één of meerdere ventilatoren (19) omvat voorzien voor het opwekken van een luchtstroom voor de eerste (5) en tweede blaasmiddelen (6).

7. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de inrichting (1) een transportinrichting (20) omvat voorzien om de houder (4) in en uit de behuizing (3) te brengen.