BE1028594B1 - Muur - Google Patents

Muur Download PDF

Info

Publication number
BE1028594B1
BE1028594B1 BE20205622A BE202005622A BE1028594B1 BE 1028594 B1 BE1028594 B1 BE 1028594B1 BE 20205622 A BE20205622 A BE 20205622A BE 202005622 A BE202005622 A BE 202005622A BE 1028594 B1 BE1028594 B1 BE 1028594B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
insert
wall
bricks
rod
inserts
Prior art date
Application number
BE20205622A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028594A1 (nl
Inventor
Patrick Vandenbempt
Jasper Vandenbempt
Original Assignee
Vandenbempt Patent
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vandenbempt Patent filed Critical Vandenbempt Patent
Priority to BE20205622A priority Critical patent/BE1028594B1/nl
Priority to PCT/IB2021/057520 priority patent/WO2022053894A1/en
Publication of BE1028594A1 publication Critical patent/BE1028594A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028594B1 publication Critical patent/BE1028594B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B2/00Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls
    • E04B2/02Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls built-up from layers of building elements
    • E04B2/14Walls having cavities in, but not between, the elements, i.e. each cavity being enclosed by at least four sides forming part of one single element
    • E04B2/16Walls having cavities in, but not between, the elements, i.e. each cavity being enclosed by at least four sides forming part of one single element using elements having specially-designed means for stabilising the position
    • E04B2/18Walls having cavities in, but not between, the elements, i.e. each cavity being enclosed by at least four sides forming part of one single element using elements having specially-designed means for stabilising the position by interlocking of projections or inserts with indentations, e.g. of tongues, grooves, dovetails
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B2/00Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls
    • E04B2/02Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls built-up from layers of building elements
    • E04B2002/0202Details of connections
    • E04B2002/0243Separate connectors or inserts, e.g. pegs, pins or keys
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B2/00Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls
    • E04B2/02Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls built-up from layers of building elements
    • E04B2002/0202Details of connections
    • E04B2002/0243Separate connectors or inserts, e.g. pegs, pins or keys
    • E04B2002/0245Pegs or pins
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B2/00Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls
    • E04B2/02Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls built-up from layers of building elements
    • E04B2002/0202Details of connections
    • E04B2002/0243Separate connectors or inserts, e.g. pegs, pins or keys
    • E04B2002/0254Tie rods

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Finishing Walls (AREA)

Abstract

Muur (10) die rijen stenen (12) bevat. De stenen bevatten één of meerdere inzetstukken (14). Het inzetstuk heeft een basis (22) met eerste koppeldelen (26) en opstaande onderdelen (24) met aan hun bovenkant tweede koppeldelen (28), voor het mechanisch koppelen door horizontaal schuiven van de tweede koppeldelen (28) van een eerste dergelijk inzetstuk (14) aan de eerste koppeldelen (26) van een tweede dergelijk inzetstuk (14) zodat een verbinding bekomen wordt tussen de stenen die deze inzetstukken bevatten. Een stang (60) loopt in verticale richting door openingen (20) in de stenen van ten minste drie rijen stenen, waarbij de bovenkant van de stang op een steen steunt. De stang bevat schroefdraad (62). Deze schroefdraad is in een onderdeel (29) van het inzetstuk ingeschroefd ten minste drie rijen diep ten opzichte van de steen waarop de bovenkant van de stang steunt

Description

Muur Technisch domein De uitvinding betreft muren waarbij de stenen zonder adhesieve verbinding, maar door middel van een koppeling tussen inzetstukken in de stenen aan elkaar verbonden zijn. Stand van de techniek Muren bestaan uit een aantal boven elkaar geplaatste horizontale rijen van stenen. Deze stenen kunnen bakstenen of betonstenen of dergelijke zijn. Om de muur een mooi uitzicht te geven, moeten de rijen stenen mooi horizontaal lopen. Dit wordt ook gewenst van de rijen stenen die zich boven deuren of ramen bevinden.
De klassieke manier voor het verbinden van stenen in muren is het gebruik van mortel. Door een meer of minder dikke mortellaag te gebruiken, en door de stenen op geschikte hoogte in de mortel te positioneren, kan de metselaar zorgen voor een muur waarbij de stenen mooi horizontaal in rijen gepositioneerd zijn. Dit vergt de nodige expertise van de metselaar. Er zijn echter ook andere lijmverbinding gekend om stenen in muren te verlijmen.
Er bestaan systemen waarbij afgestapt wordt van de adhesieve verbinding van de stenen, maar waar gebruik gemaakt wordt van een mechanische verbinding tussen inzetstukken geplaatst in de stenen. Deze systemen hebben een reeks voordelen. WO2013/144913A1 betreft een dergelijk systeem waarbij een muur gebouwd wordt met snelbouwstenen. De verbinding in de muur wordt verzorgd door kunststof inzetstukken in de snelbouwstenen, waarbij de kunststof inzetstukken van boven elkaar geplaatste stenen mechanisch gekoppeld worden.
Beschrijving van de uitvinding Het is een doelstelling van de uitvinding om muren en bouwsystemen ter beschikking te stellen waarbij een betere horizontaliteit van de rijen stenen gerealiseerd kan worden; en/of waarbij deze horizontaliteit op een meer eenvoudige manier bekomen kan worden.
Om deze doelstelling te bereiken, beschrijft de uitvinding een aantal onafhankelijke aspecten die alle deze doelstelling hebben.
Het eerste aspect van de uitvinding is een muur, waarbij de muur rijen stenen bevat, waarbij de stenen één of meerdere inzetstukken bevatten, waarbij inzetstukken van stenen van aangrenzende rijen op mechanische wijze aan elkaar gekoppeld zijn zodat een verbinding bekomen wordt tussen de stenen die deze inzetstukken bevatten, waarbij een stang in verticale richting door openingen in de stenen van ten minste drie rijen stenen — en bij voorkeur van ten minste vier rijen stenen en bij hogere voorkeur van ten minsten vijf rijen stenen — loopt. De bovenkant van de stang steunt op een steen uit de muur. De stang bevat schroefdraad, waarbij deze schroefdraad in een onderdeel van het inzetstuk ingeschroefd is ten minste drie — en bij voorkeur ten minste vier en bij hogere voorkeur ten minste vijf - rijen diep ten opzichte van de steen waarop de bovenkant van de stang steunt, waarbij een samendrukking gerealiseerd wordt tussen de steen waarop de stang steunt en de steen waarin het inzetstuk zich bevindt waarin de schroefdraad ingeschroefd is.
Bij bouwsystemen waarbij geen mortel gebruikt wordt, kan de mortellaag niet gebruikt worden om de horizontaliteit van rijen stenen te waarborgen. Muren hebben een zekere hoogte. De onderste rijen ondergaan het gewicht van de hoogte van de muur, de bovenste rijen ondergaan veel minder gewicht. Bij het bouwen met samendrukbare inzetstukken, wordt daarom geen constante dikte van voeg bekomen over de hoogte van de muur. Aangezien over de lengte van de muur de hoogte van de rijen stenen kan verschillen (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van ramen of deuren), kan de mate van samendrukking van de muur door zijn gewicht variëren. Door de bovenste lagen van de stenen met de stang aan te spannen, kan hiermee een zelfde aandrukking bekomen worden als in onderste lagen gerealiseerd door het gewicht van de muur. Deze aanspanning is bovendien regelbaar, via de mate van het aanspannen van de stang.
Hierdoor kan een constante dikte van voeg tussen rijen stenen bekomen worden over de hoogte van de muur, en lopen rijen stenen beter horizontaal, bijvoorbeeld ook aan muren en deuren.
Bij voorkeur zijn de stenen bakstenen. Bij voorkeur heeft het onderdeel van het inzetstuk waar de schroefdraad van de stang ingeschroefd wordt, een conisch verlopende ingang. Deze conisch verlopende ingang bevindt zich aan de bovenkant van het onderdeel van het inzetstuk waar de schroefdraad van de stang ingeschroefd wordt. Dit heeft het voordeel dat de stang correct in dit onderdeel gepositioneerd wordt bij het inbrengen en inschroeven van de stang.
Bij voorkeur bevat de stang schroefdraad aan zijn onderste deel voor het inschroeven van de stang in het onderdeel van het inzetstuk.
Bij voorkeur loopt de stang tussen zijn bovenkant en de steen die het inzetstuk bevat waarin de schroefdraad ingeschroefd is, door de onderdelen — voorzien voor het inschroeven van de schroefdraad - van de inzetstukken van één of meerdere stenen, zonder dat de stang in deze onderdelen ingeschroefd is. Dit heeft als bijkomend voordeel dat bij het aanspannen van de schroef de rijen stenen mooi verticaal blijven en een effectief opspannen van deze rijen stenen bekomen wordt. In voorkeur uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de uitvinding is de stang via schroefdraad in de onderdelen — voorzien voor het inschroeven van de schroefdraad — van ten minste twee inzetstukken in stenen op verschillende hoogte in de muur ingeschroefd. Deze uitvoeringsvormen bieden een meer zekere verbinding en aanspannen van de stenen in de muur. Als één van de schroefverbindingen zou falen, is de andere nog operationeel. Bij voorkeur is tussen de bovenkant van de stang en de steen waarop de stang steunt een ring voorzien, bij hogere voorkeur is dit een platte ring. Dergelijke uitvoeringsvormen zorgen voor een betere krachtverdeling van de opspankracht op de bovenste steen. In voorkeur uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de uitvinding zijn op verschillende posities over de lengte van de muur dergelijke stangen ingeschroefd. Dit laat toe om op de verschillende posities over de lengte van de muur de rijen stenen aan te spannen, zodat de rijen mooi horizontaal lopen. Het is hierbij mogelijk de aanspankracht zo nodig op de verschillende posities over de lengte van de muur te variëren en lokaal aan te passen zodat de rijen stenen mooi horizontaal lopen. Bij voorkeur is op verschillende posities over de lengte van de muur een dergelijke stang ingeschroefd, zodat de samengedrukte rijen stenen horizontaal lopen over de lengte van de muur. Dit laat toe om op de verschillende posities langs de lengte van de muur de bovenste rijen stenen aan te spannen, met regeling van de aanspankracht zodat een constante dikte voeg tussen de rijen stenen bekomen wordt, en de rijen stenen mooi horizontaal lopen.
Bij voorkeur bevindt het onderdeel van het inzetstuk waarin de stang ingeschroefd 1s zich aan de onderkant van de steen waarin het inzetstuk zich bevindt. Bij hogere voorkeur bevindt dit onderdeel zich in een uitsparing aan de onderkant van de steen, uitsparing die niet zichtbaar is vanaf de voorkant van de steen en die niet zichtbaar is vanaf de voorkant van de muur. Het tweede aspect van de uitvinding is een muur. Deze muur is optioneel een muur zoals in om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding. De muur bevat rijen stenen, waarbij de stenen één of meerdere inzetstukken bevatten, waarbij inzetstukken van stenen van aangrenzende rijen op mechanische wijze aan elkaar gekoppeld zijn zodat een verbinding bekomen wordt tussen de stenen die deze inzetstukken bevatten, waarbij de muur over ten minste een deel van zijn lengte zich verticaal gezien onder een steunvlak bevindt, waarbij tussen het steunvlak en de bovenste rij stenen onder het steunvlak een opspanmiddel voorzien is, zodat een verticale drukkracht gerealiseerd wordt van het steunvlak op de rij stenen onder dit steunvlak. Dit laat toe om ook onder overhangende onderdelen van het gebouw waarin de muur zich bevindt op efficiënte manier een constante dikte van voeg in de muur te realiseren en er voor te zorgen dat rijen stenen mooi horizontaal lopen. In voorkeur uitvoeringsvormen van het tweede aspect van de uitvinding, bevat het opspanmiddel een eerste steun om te steunen tegen het steunvlak. Het opspanmiddel bevat een tweede steun om te steunen tegen de bovenste rij stenen, waarbij de eerste steun of de tweede steun over een schroefdraad van het opspanmiddel verplaatst kan worden om de verticale drukkracht te realiseren. Dergelijke uitvoeringsvormen bieden bijzonder elegante opspanmiddel om de verticale drukkracht te realiseren. Bij voorkeur is de eerste steun tegen het steunvlak geplaatst, en kan de tweede steun over een schroefdraad van het opspanmiddel verplaatst worden om de verticale drukkracht te realiseren. De schroefdraad bevindt zich op een schroef waarvan één van de uiteinden zich in een opening aan de bovenkant van de steen van de bovenste rij bevindt. Dergelijke uitvoeringsvormen laten toe om op efficiënte manier de verticale drukkracht te realiseren, maar garanderen daarbij ook de correcte positionering van het opspanmiddel. Door een correcte positionering van het opspanmiddel wordt ook nog bekomen dat de verticale drukkracht op de correcte plaats ingrijpt.
5 In voorkeur uitvoeringsvormen van muren volgens het eerste of tweede aspect van de uitvinding is er geen adhesieve verbinding tussen stenen die door middel van de inzetstukken aan elkaar gekoppeld zijn.
Bij voorkeur zijn de inzetstukken niet zichtbaar aan de buitenkant van de muur. In het eerste aspect en in het tweede aspect van de uitvinding hebben de inzetstukken een basis en één of meerdere opstaande onderdelen die verticaal door openingen door de steen lopen, waarbij de basis eerste koppeldelen bevat en de bovenkant van de opstaande onderdelen tweede koppeldelen bevat, voor het mechanisch koppelen van de tweede koppeldelen van een eerste dergelijk inzetstuk aan de eerste koppeldelen van een tweede dergelijk inzetstuk. Bij voorkeur zijn de één of meerdere opstaande onderdelen in verticale richting elastisch samendrukbaar. Door horizontaal schuiven van inzetstukken ten opzichte van elkaar, kunnen de tweede koppeldelen van een eerste dergelijk inzetstuk aan de eerste koppeldelen van een tweede dergelijk inzetstuk mechanisch gekoppeld kunnen worden, bij voorkeur waarbij een klikverbinding gevormd wordt.
Bij voorkeur hebben de stenen aan hun onderkant een uitsparing, waarbij de uitsparing niet zichtbaar is aan de buitenkant van de muur. Bij hogere voorkeur bevindt de basis van het inzetstuk zich in de uitsparing aan de onderkant van de steen.
Bij voorkeur zijn de één of meerdere opstaande onderdelen van het inzetstuk in verticale richting elastisch samendrukbaar. Dergelijke uitvoeringsvormen laten toe om door middel van gewicht van de muur de stenen in de muur goed tegen elkaar te drukken, zodat een minimale hoogte van voeg bekomen wordt tussen de rijen stenen. Anderzijds laten de stangen van het eerste aspect van de uitvinding en het opspanmiddel van het tweede aspect van de uitvinding ook toe om de stenen in de muur goed tegen elkaar te drukken, en via de samendrukking van de opstaande onderdelen de verticale positie van de stenen in de rijen stenen bij te sturen. Dit laat toe om een mooie horizontale rijen stenen in de muur te bekomen.
In voorkeur uitvoeringsvormen van de uitvinding is er bij ten minste één steen in de muur, en bij voorkeur bij meerdere stenen uit de muur, een dikteplaatje geplaatst in de uitsparing aan de onderkant van de steen zodat de positie van deze steen verhoogd wordt. Dit laat toe om de hoogtepositie van dunnere stenen uit de set stenen die gebruikt worden bij te regelen qua hoogtepositie. Bij gemetselde muren wordt dit regelen van de hoogtepositie met behulp van de mortel uitgevoerd. Bij voorkeur is het dikteplaatje niet zichtbaar aan de buitenkant van de muur. Bij voorkeur bestaat het dikteplaatje uit kunststof. Bij voorkeur bevatten de inzetstukken één of meerdere opstaande onderdelen die verticaal door openingen door de steen lopen, waarbij het dikteplaatje aan één of aan beide zijkanten een uitsparing bevat, waarbij de uitsparing(en) in het dikteplaatje elk rond een opstaand onderdeel van het inzetstuk gepositioneerd zijn. Dit laat toe de dikteplaatjes correct te positioneren.
In uitvoeringsvormen van de uitvinding bevat de muur meerdere dergelijke dikteplaatjes, geplaatst in verschillende stenen, waarbij de dikteplaatjes dikteplaatjes van verschillende dikte bevatten. De dikte van de dikteplaatjes kan afgestemd worden op de verschillende hoogtes van stenen in de set stenen die gebruikt wordt. Het is ook mogelijk om twee of meer dikteplaatjes op elkaar te leggen als alternatief voor dikteplaatjes van verschillende dikte.
In voorkeur uitvoeringsvormen van de verschillende aspecten van de uitvinding zijn de stenen handgevormde stenen. Handgevormde stenen hebben een zekere variatie in dimensies. Door het gebruik van dikteplaatjes kan toch bij koppelen van de stenen door middel van inzetstukken — waarbij geen adhesieve verbindingen tussen stenen gemaakt wordt — mooie horizontale rijen stenen verzorgd worden, waarbij alle stenen op een geschikte hoogtepositie geplaatst zijn.
Het derde aspect van de uitvinding is een inzetstuk om in een steen in te brengen, waarbij de inzetstukken van stenen van aangrenzende rijen stenen in een muur op mechanische wijze aan elkaar gekoppeld kunnen worden zodat een verbinding bekomen wordt tussen de stenen die deze inzetstukken bevatten. Het inzetstuk is geconfigureerd zodat een stang, die ten minste aan zijn onderste deel over een bepaalde lengte schroefdraad bezit, verticaal door het inzetstuk kan lopen, waarbij het inzetstuk een onderdeel bevat voor het inschroeven van de stang door middel van de schroefdraad van de stang. Waarbij het ook mogelijk is dat de stang verticaal over de volledige hoogte van het inzetstuk door het inzetstuk loopt en hierbij door het onderdeel loopt voor het inschroeven van de stang. Dergelijk inzetstuk kan gebruikt worden in muren volgens het eerste aspect van de uitvinding. In voorkeur uitvoeringsvormen van het derde aspect van de uitvinding heeft het onderdeel van het inzetstuk voor het inschroeven van de stang een conisch verlopende ingang. Het inzetstuk heeft een basis en één of meerdere opstaande onderdelen voorzien om verticaal door openingen door de steen te lopen waarin het inzetstuk gebruikt wordt, waarbij de basis eerste koppeldelen bevat en de bovenkant van de opstaande onderdelen tweede koppeldelen bevat, voor het mechanisch koppelen van de tweede koppeldelen van een eerste dergelijk inzetstuk aan de eerste koppeldelen van een tweede dergelijk inzetstuk, waarbij bij voorkeur de één of meerdere opstaande onderdelen in verticale richting elastisch samendrukbaar zijn. Door horizontaal schuiven van inzetstukken ten opzichte van elkaar, kunnen de tweede koppeldelen van een eerste dergelijk inzetstuk aan de eerste koppeldelen van een tweede dergelijk inzetstuk mechanisch gekoppeld worden.
Bij voorkeur kunnen eerste koppeldelen aan tweede koppeldelen aan elkaar gekoppeld worden door middel van een klikverbinding. Bij hogere voorkeur moet het koppelen uitgevoerd worden via een horizontale verschuiving van een tweede inzetstuk ten opzichte van een eerste inzetstuk waaraan dit tweede inzetstuk gekoppeld moet worden; waarbij de horizontale verschuiving substantieel in het vlak van de te bouwen muur verloopt, parallel met de richting van de rijen stenen in de muur.
Bij voorkeur bevindt het onderdeel voor het inschroeven van de stang zich in bovenaanzicht van het inzetstuk centraal tussen de meerdere opstaande onderdelen voorzien om verticaal door openingen door de steen te lopen.
Bij voorkeur bevindt het onderdeel voor het inschroeven van de stang zich boven de basis van het inzetstuk.
De verschillende aspecten van de uitvinding kunnen met elkaar gecombineerd worden en bieden het synergetisch voordeel dat op elegante wijze de positie van de rijen kan geregeld worden, zodat — ook bij een complex bouwwerk met muren die over hun lengte verschillende hoogte hebben en die ramen en deuren bevatten — de rijen stenen mooi horizontaal lopen over de volledige lengte van de muren.
Beknopte beschrijving van de figuren Figuur 1 toont een muur waarbij de uitvinding geïllustreerd worden.
Figuren 2A, B en C illustreren een steen zoals gebruikt kan worden in de uitvinding.
Figuur 3 toont een doorsnede van een steen met een inzetstuk zoals gebruikt kan worden in de uitvinding.
Figuur 4 illustreert een dikteplaatje in combinatie met het inzetstuk.
Figuur 5 toont de doorsnede van een inzetstuk in een steen waarbij een dikteplaatje op het inzetstuk gelegd werd.
Figuur 6 toont een stang zoals gebruikt kan worden in het eerste aspect van de uitvinding.
Figuur 7 toont een stang ingebracht in een inzetstuk.
Figuur 8 toont een opspanmiddel zoals gebruikt kan worden in het tweede aspect van de uitvinding.
Figuur 9 toont een muur onder een steunvlak waarbij een opspanmiddel een verticale drukkracht realiseert van het steunvlak op de rij stenen onder dit steunvlak.
Figuren 10 en 11 tonen muren op geveldragers.
Uitvoeringsvormen en voorbeelden Figuur 1 toont schematisch een deel van een muur 10 waarbij verschillende aspecten van de uitvinding geïllustreerd worden.
De muur 10 bevat rijen stenen 12, waarbij de stenen één of meerdere inzetstukken bevatten.
Deze inzetstukken zijn niet zichtbaar in figuur 1, maar worden in verdere figuren uitgelegd.
Inzetstukken van stenen van aangrenzende rijen zijn op mechanische wijze aan elkaar gekoppeld zodat een verbinding bekomen wordt tussen de stenen die deze inzetstukken bevatten.
Stangen 60, steunend op de bovenkant van stenen, lopen in verticale richting door openingen in de stenen van vier rijen stenen.
Zoals verder zal worden uitgelegd, bevat de stang schroefdraad, waarbij deze schroefdraad in een onderdeel van het inzetstuk ingeschroefd is vier rijen diep ten opzichte van de steen waarop de bovenkant van de stang steunt, waarbij een samendrukking gerealiseerd wordt tussen de steen waarop de stang steunt en de steen waarin het inzetstuk zich bevindt waarin de schroefdraad 1ngeschroefd is.
Een deel van de muur 10 van figuur 1 bevindt zich verticaal gezien onder een steunvlak 13, bijvoorbeeld onder een terras dat ten opzichte van de muur naar voor uitsteekt. Tussen het steunvlak 13 en de bovenste rij stenen onder het steunvlak zijn een aantal opspanmiddelen 70 voorzien, zodat een verticale drukkracht gerealiseerd wordt van het steunvlak 13 op de rij stenen onder dit steunvlak. De muur 10 van figuur 1 bevat een raam 15. Boven het raam is een geveldrager 80 voorzien die het deel van de muur boven het raam 15 draagt. De stenen 12 worden in figuren 2A, 2B en 2C weergegeven, waarbij figuur 2A het bovenaanzicht, figuur 2B een aanzicht van de achterkant, en figuur 2C de onderkant van de steen toont. De stenen 12 bevatten aan hun onderkant een uitsparing 16. Deze uitsparing 16 is niet zichtbaar aan de voorzijde 18 van de steen, en is dus niet zichtbaar aan de buitenkant van de muur. De stenen 12 bevatten verticale openingen 20 die door de stenen lopen; en die open zijn aan de bovenkant en de onderkant van de stenen. De stenen 12 bevatten een kunststof inzetstuk 14 (zie figuren 3 en 5). De kunststof inzetstukken 14 van aangrenzende rijen zijn op mechanische wijze aan elkaar gekoppeld zodat een verbinding bekomen wordt tussen de stenen 12 die deze inzetstukken 14 bevatten. De inzetstukken 14 hebben een basis 22 en opstaande onderdelen 24 die verticaal door de verticale openingen 20 door de steen 12 lopen. De basis 22 bevindt zich in de _ uitsparing 16 aan de onderkant van de steen. De opstaande onderdelen 24 van het inzetstuk 14 zijn in verticale richting elastisch samendrukbaar. In het voorbeeld wordt dit bekomen door hun specifieke vormgeving. De basis 22 bevat aan zijn onderzijde eerste koppeldelen; deze zijn niet zichtbaar in de figuren. De bovenkant van de opstaande onderdelen 24 bevat tweede koppeldelen 28. Door horizontaal schuiven van inzetstukken ten opzichte van elkaar, kunnen de tweede koppeldelen van een eerste dergelijk inzetstuk aan de eerste koppeldelen van een tweede dergelijk inzetstuk mechanisch gekoppeld worden. In het voorbeeld zijn de eerste koppeldelen en de tweede koppeldelen zo uitgevoerd dat een klikverbinding bekomen wordt tussen eerste koppeldelen en tweede koppeldelen van gekoppelde inzetstukken.
In het voorbeeld van de muur van figuur 1 zijn de inzetstukken niet zichtbaar aan de buitenkant van de muur. Dit wordt bereikt doordat de basis 22 van de inzetstukken 14 zich in de uitsparing 16 aan de onderkant van de steen bevinden; uitsparing die niet zichtbaar is aan de voorzijde van de steen, en door het samendrukken van opstaande onderdelen van de inzetstukken, waardoor de tweede koppeldelen 28 in de basis 22 van het bovenliggende inzetstuk en in de uitsparing aan de onderkant van de bovenliggende steen komen te liggen; en door de uiterst dunne voeg tussen rijen stenen.
Bij een aantal stenen 12 in de muur — meer bepaald bij de lagere/ dunnere stenen werd een dikteplaatje 30 uit kunststof geplaatst op de basis 22 van het inzetstuk 14 in de uitsparing 16 aan de onderkant van de steen, zodat de positie van deze stenen verhoogd wordt. Dit wordt geïllustreerd in figuur 4 waar het inzetstuk 14 en het dikteplaatje 30 getoond wordt; en in figuur 5 waarbij een doorsnede getoond wordt van een steen 12 die een inzetstuk 14 en een dikteplaatje 30 bevat. Het dikteplaatje 30 is niet zichtbaar aan de buitenkant van de muur. Het dikteplaatje 30 bevindt zich in de steen 12 tussen de basis 22 van het inzetstuk 14 in de uitsparing 16 aan de onderkant van de steen 12. Het dikteplaatje 30 maakt contact met de basis 22 van het inzetstuk 14 en met de onderkant van de steen 12.
Het dikteplaatje 30 van het voorbeeld bevat aan beide zijkanten een uitsparing 32, waarbij de uitsparingen 32 in het dikteplaatje 30 elk rond een opstaand onderdeel 24 van het inzetstuk gepositioneerd zijn.
Figuur 6 toont een voorbeeld van een stang 60 zoals gebruikt kan worden in het eerste aspect van de uitvinding. De stang 60 bevat schroefdraad 62 op twee verschillende hoogtes, waaronder aan de onderste deel van de stang. De kop 63 van de stang is voorzien om met een schroevendraaier of moersleutel de stang in inzetstukken in te schroeven.
Figuur 7 toont een stang 60 ingebracht in een inzetstuk 14; dit ter illustratie van het eerste aspect van de uitvinding, en tevens ter illustratie van een inzetstuk volgens het derde aspect van de uitvinding. Het inzetstuk heeft een basis 22 en meerdere opstaande onderdelen 24 voorzien om verticaal door openingen 20 door de steen 12 te lopen waarin het inzetstuk 14 gebruikt wordt (op de wijze zoals getoond in figuren 3 en 5).
De basis 22 van het inzetstuk 14 van figuur 7 bevat eerste koppeldelen.
Deze eerste koppeldelen zijn niet zichtbaar in figuur 7 aangezien deze eerste koppeldelen zich in de basis 22 bevinden.
De bovenkant van de opstaande onderdelen 24 bevat tweede koppeldelen 28, voor het mechanisch koppelen van de tweede koppeldelen 28 van een eerste dergelijk inzetstuk 14 aan de eerste koppeldelen van een tweede dergelijk inzetstuk 14, waarbij de opstaande onderdelen 24 in verticale richting elastisch samendrukbaar zijn.
De stangen 60 worden in de praktijk ingebracht in de inzetstukken die zich in de stenen bevinden wanneer de muur opgebouwd is.
Het eerste aspect van de uitvinding kan echter gemakkelijker geïllustreerd worden door het tonen van de stang 60 in een inzetstuk 14 zonder dat een steen aanwezig is.
Dit wordt weergegeven in figuur 7. De stang 60 is in figuur 7 getoond, waarbij de bovenkant van de stang 60 op de bovenkant van het inzetstuk 14 steunt.
In de praktijk bevindt het inzetstuk zich in een steen (zie figuren 3 en 5) en zal de bovenkant van de stang steunen op de bovenkant van de steen,
door het samendrukken van de opstaande onderdelen 24 van het inzetstuk.
Het inzetstuk 14 bevat een onderdeel 29 — aan de onderkant van het inzetstuk 14 - waarin de stang door middel van zijn schroefdraad ingeschroefd kan worden.
Dit onderdeel 29 voor het inschroeven van de stang 60 bevindt zich in bovenaanzicht centraal tussen meerdere opstaande onderdelen 24 voorzien om verticaal door openingen 20 door de steen 12 te lopen; en boven de basis 22 van het inzetstuk.
De schroefdraad van het onderste deel van de stang 60 wordt in een inzetstuk geschroefd bijvoorbeeld vier rijen diep in de muur.
Hierbij loopt de stang door een aantal inzetstukken, en door de onderdelen 29 van de inzetstukken die zich bevinden tussen het inzetstuk waarin het onderste deel van de stang ingeschroefd is en de kop van de stang.
Figuur 7 toont een inzetstuk waar de stang doorloopt.
Als er schroefdraad is op de stang 60 op de hoogte waarop de stang 60 door het onderdeel 29 loopt, dan is de stang 60 ook in het onderdeel 60 van dit inzetstuk ingeschroefd, zo niet loopt de stang 60 gewoon door dit onderdeel zonder fixatie van de stang in dit onderdeel.
Door inschroeven van het onderste deel van de stang in een inzetstuk, wordt een samendrukking gerealiseerd van de muur tussen de kop van de stang en het inzetstuk waarin het onderste deel van de stang ingeschroefd is.
Door de mate van inschroeven, kan deze samendrukking geregeld worden.
Bij voorkeur heeft het onderdeel 29 aan de bovenkant er van een conisch verlopende ingang, zodat de stang correct gepositioneerd wordt tijdens het van bovenaf inbrengen en inschroeven van de stang.
Bij inzetstukken volgens figuur 7 (en ook de inzetstukken getoond in figuren 3 — 5) kunnen eerste koppeldelen aan tweede koppeldelen gekoppeld worden door middel van een klikverbinding. Dit koppelen moet uitgevoerd worden via een horizontale verschuiving van een tweede inzetstuk ten opzichte van een eerste inzetstuk waaraan dit tweede inzetstuk gekoppeld moet worden; waarbij de horizontale verschuiving substantieel in het vlak van de te bouwen muur verloopt, parallel met de richting van de rijen stenen in de muur. Hierbij worden eerste koppeldelen van het tweede inzetstuk in de tweede koppeldelen van het eerste inzetstuk vastgeklikt. Figuur 8 toont een opspanmiddel 70 zoals gebruikt kan worden in het tweede aspect van de uitvinding. Figuur 9 toont een muur 10 onder een steunvlak 13 waarbij het opspanmiddel 70 een verticale drukkracht realiseert van het steunvlak op de rij stenen 12 van de muur onder dit steunvlak 13.
Het opspanmiddel 70 bevat een eerste steun 71 die steunt tegen het steunvlak. Het opspanmiddel 70 bevat een tweede steun 72 om te steunen tegen de bovenste rij stenen. De tweede steun 72 kan over een schroefdraad 73 van het opspanmiddel 70 verplaatst worden om de verticale drukkracht te realiseren. Hiertoe wordt de onderkant van de staaf 74 van het opspanmiddel 70 in de opening van de steen gebracht, en wordt de tweede steun 72 over de schroefdraad 73 verdraaid zodat de eerste steun 71 tegen het steunvlak 13 steunt en de tweede steun 72 op de steen steunt met de gewenste mate van opspankracht van de muur onder het steunvlak 13. Figuur 10 illustreert — in zijaanzicht - een eerste voorbeeld van een geveldrager. De geveldrager is in vooraanzicht symmetrisch opgebouwd. De geveldrager 80 is voorzien van een bevestigingsonderdeel 81 en een drageronderdeel 82. Het bevestigingsonderdeel 81 is vast bevestigd aan een onderdeel 83 van een gebouw. Het drageronderdeel 82 bevat een draagvlak 84 dat de muur 10 draagt. In het voorbeeld heeft het drageronderdeel 82 een L-vormige dwarsdoorsnede. Het drageronderdeel 82 is op dusdanige manier aan het bevestigingsonderdeel 81 bevestigd, dat de hoogte van het drageronderdeel 82 (en dus van het draagvlak 84) ten opzichte van het bevestigingsonderdeel 81 regelbaar is.
De geveldrager bevat een tussenonderdeel 85, waarbij dit tussenonderdeel 85 aan het bevestigingsonderdeel 81 bevestigd is.
Een stelschroef 86 bevindt zich in dit tussenonderdeel 85. Het drageronderdeel 82 is vast op een verstelbaar onderdeel 87 van de geveldrager 80 bevestigd, waarbij dit verstelbaar onderdeel 87 steunt op een stelschroef 86. Dit verstelbaar onderdeel kan in hoogte geregeld worden door verstellen van de stelschroef 86. Hierdoor is de hoogte positie van het drageronderdeel 82 regelbaar ten opzichte van het bevestigingsonderdeel 81, door middel van de stelschroef 86. In het voorbeeld van figuur 10 bevindt de stelschroef 86 zich in hoogtepositie boven het draagvlak, meer specifiek tussen het onderste punt en het bovenste punt van het drageronderdeel 82. Dus kan de hoogtepositie van de muur geregeld worden tijdens en/of na het opbouwen van de muur op de geveldrager 80, aangezien de stelschroef toegankelijk is van langs onder het drageronderdeel 82. Figuur 11 illustreert een tweede voorbeeld van een geveldrager 80. De geveldrager is in vooraanzicht symmetrisch opgebouwd.
De geveldrager 80 is voorzien van een bevestigingsonderdeel 81 en een drageronderdeel 82. Het bevestigingsonderdeel 81 is vast bevestigd aan een onderdeel 83 van een gebouw.
Het drageronderdeel 82 bevat een draagvlak 84 dat de muur 10 draagt.
In het voorbeeld heeft het drageronderdeel 82 een L-vormige dwarsdoorsnede.
Het drageronderdeel 82 is op dusdanige manier aan het bevestigingsonderdeel 81 bevestigd, dat de hoogte positie van het drageronderdeel 82
(en dus van het draagvlak 84) ten opzichte van het bevestigingsonderdeel 81 regelbaar is.
De geveldrager 80 bevat een tussenonderdeel 85, waarbij dit tussenonderdeel 85 aan het bevestigingsonderdeel 81 bevestigd is.
Een stelschroef 86 bevindt zich in dit tussenonderdeel 85. Het drageronderdeel 82 is vast aan een tweede tussenonderdeel 88 bevestigd.
Het tweede tussenonderdeel 88 is vast aan een verstelbaar onderdeel 87 bevestigd.
Het verstelbaar onderdeel 87 steunt op de stelschroef 86. Dit verstelbaar onderdeel kan in hoogte geregeld worden door verstellen van de stelschroef 86. Aangezien het drageronderdeel 82 vast bevestigd is aan het verstelbaar onderdeel 87, is de hoogte van het drageronderdeel 82 regelbaar ten opzichte van het bevestigingsonderdeel 81, door middel van de stelschroef 86.
De geveldrager 80 bevat een waterkeringsfolie 90. De waterkeringsfolie 90 loopt van op de bovenkant van het draagvlak 84 door tot in horizontale richting gezien achter de stelschroef 86. De waterkeringsfolie 90 loopt van de positie voor het drageronderdeel 82 naar de positie achter het tweede tussenonderdeel 88, waarbij de waterkeringsfolie 90 tussen het drageronderdeel 82 en het tweede tussenonderdeel 85 geklemd is. In het voorbeeld van figuur 11 bevindt de stelschroef 86 zich in hoogtepositie boven het bovenste punt van het drageronderdeel 82. Door een opening 89 te laten bij het bouwen van de muur, kan de hoogtepositie van het drageronderdeel 82 — en dus van het draagvlak 84 — geregeld worden via de stelschroef 86 door de opening 89 van de muur.
Nadat de hoogte van het drageronderdeel finaal ingesteld is, kan de opening dicht gemaakt worden door één of meerdere stenen in de opening te plaatsen. Dit kan gebeuren op dusdanige manier dat niet meer zichtbaar is dat er een opening geweest is.

Claims (27)

Conclusies
1. Muur (10), waarbij de muur rijen stenen (12) bevat, waarbij de stenen één of meerdere inzetstukken (14) bevatten, waarbij inzetstukken (14) van stenen van aangrenzende rijen op mechanische wijze aan elkaar gekoppeld zijn zodat een verbinding bekomen wordt tussen de stenen (12) die deze inzetstukken (14) bevatten, waarbij het inzetstuk een basis (22) heeft en één of meerdere opstaande onderdelen (24) voorzien om verticaal door openingen (20) door de steen (12) te lopen waarin het inzetstuk (14) gebruikt wordt, waarbij de basis (22) eerste koppeldelen (26) bevat en de bovenkant van de opstaande onderdelen (24) tweede koppeldelen (28) bevat, voor het mechanisch koppelen van de tweede koppeldelen (28) van een eerste dergelijk inzetstuk (14) aan de eerste koppeldelen (26) van een tweede dergelijk inzetstuk (14), waarbij bij voorkeur de één of meerdere opstaande onderdelen (24) in verticale richting elastisch samendrukbaar zijn; waarbij door horizontaal schuiven van inzetstukken (14) ten opzichte van elkaar, de tweede koppeldelen (28) van een eerste dergelijk inzetstuk aan de eerste koppeldelen (26) van een tweede dergelijk inzetstuk mechanisch gekoppeld kunnen worden, bij voorkeur waarbij een klikverbinding gevormd wordt; waarbij een stang (60) in verticale richting door openingen (20) in de stenen van ten minste drie rijen stenen — bij voorkeur van ten minste vier rijen stenen en bij hogere voorkeur ten minste vijf rijen stenen — loopt, waarbij de bovenkant van de stang op een steen steunt, waarbij de stang (60) schroefdraad (62) bevat, en waarbij deze schroefdraad in een onderdeel (29) van het inzetstuk ingeschroefd is ten minste drie — en bij voorkeur ten minste vier en bij hogere voorkeur ten minste vijf - rijen diep ten opzichte van de steen waarop de bovenkant van de stang steunt, waarbij een samendrukking gerealiseerd wordt tussen de steen waarop de stang steunt en de steen waarin het inzetstuk zich bevindt waarin de schroefdraad ingeschroefd is.
2. Muur zoals in conclusie 1, waarbij het onderdeel (29) van het inzetstuk waar de schroefdraad (62) van de stang ingeschroefd wordt, een conisch verlopende ingang heeft.
3. Muur zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de stang schroefdraad bevat aan zijn onderste deel voor het inschroeven van de stang in het onderdeel van het inzetstuk.
4. Muur zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de stang (60) tussen zijn bovenkant en de steen die het inzetstuk bevat waarin de schroefdraad ingeschroefd is, door de onderdelen (29) — voorzien voor het inschroeven van de schroefdraad - van de inzetstukken van één of meerdere stenen loopt, zonder dat de stang in deze onderdelen ingeschroefd is.
5. Muur zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de stang via schroefdraad in de onderdelen — voorzien voor het inschroeven van de schroefdraad — van ten minste twee inzetstukken in stenen op verschillende hoogte in de muur ingeschroefd 1s.
6. Muur zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij tussen de bovenkant van de stang en de steen waarop de stang steunt een ring voorzien is, bij voorkeur is dit een platte ring.
7. Muur (10) zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij op verschillende posities over de lengte van de muur een dergelijke stang (60) ingeschroefd is.
8. Muur (10) zoals in conclusie 7, waarbij op verschillende posities over de lengte van de muur een dergelijke stang (60) ingeschroefd is, zodat de samengedrukte rijen stenen horizontaal lopen over de lengte van de muur.
9. Muur zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij het onderdeel (29) zich bevindt aan de onderkant van de steen (12) waarin het inzetstuk (14) zich bevindt.
10. Muur (10), optioneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 — 9, waarbij de muur rijen stenen (12) bevat,
waarbij de stenen één of meerdere inzetstukken (14) bevatten, waarbij inzetstukken (14) van stenen van aangrenzende rijen op mechanische wijze aan elkaar gekoppeld zijn zodat een verbinding bekomen wordt tussen de stenen (12) die deze inzetstukken (14) bevatten, waarbij het inzetstuk een basis (22) heeft en één of meerdere opstaande onderdelen (24) voorzien om verticaal door openingen (20) door de steen (12) te lopen waarin het inzetstuk (14) gebruikt wordt, waarbij de basis (22) eerste koppeldelen (26) bevat en de bovenkant van de opstaande onderdelen (24) tweede koppeldelen (28) bevat, voor het mechanisch koppelen van de tweede koppeldelen (28) van een eerste dergelijk inzetstuk (14) aan de eerste koppeldelen (26) van een tweede dergelijk inzetstuk (14), bij voorkeur waarbij de één of meerdere opstaande onderdelen (24) in verticale richting elastisch samendrukbaar zijn; waarbij door horizontaal schuiven van inzetstukken (14) ten opzichte van elkaar, de tweede koppeldelen (28) van een eerste dergelijk inzetstuk aan de eerste koppeldelen (26) van een tweede dergelijk inzetstuk mechanisch gekoppeld kunnen worden, bij voorkeur waarbij een klikverbinding gevormd wordt; waarbij de muur over ten minste een deel van zijn lengte zich verticaal gezien onder een steunvlak (13) bevindt, waarbij tussen het steunvlak (13) en de bovenste rij stenen (12) onder het steunvlak een opspanmiddel (70) voorzien is, zodat een verticale drukkracht gerealiseerd wordt van het steunvlak (13) op de rij stenen onder dit steunvlak.
11. Muur (10) zoals in conclusie 10, waarbij het opspanmiddel (70) een eerste steun (71) bevat om te steunen tegen het steunvlak (13), waarbij het opspanmiddel (70) een tweede steun (72) bevat om te steunen tegen de bovenste rij stenen (12), waarbij de eerste steun (71) of de tweede steun (72) over een schroefdraad (73) van het opspanmiddel (70) verplaatst kan worden om de verticale drukkracht te realiseren.
12. Muur (10) zoals in conclusie 11, waarbij de eerste steun (71) tegen het steunvlak (13) geplaatst is; en waarbij de tweede steun (72) over een schroefdraad (73) van het opspanmiddel (70) verplaatst kan worden om de verticale drukkracht te realiseren, waarbij de schroefdraad (73) zich op een schroef bevindt waarvan één van de uiteinden zich in een opening aan de bovenkant van de steen van de bovenste rij bevindt.
13. Muur zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 12, waarbij er geen adhesieve verbinding is tussen stenen die door middel van de inzetstukken aan elkaar gekoppeld zijn.
14. Muur zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 13, waarbij de inzetstukken kunststof inzetstukken zijn.
15. Muur zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 14, waarbij de inzetstukken niet zichtbaar zijn aan de buitenkant van de muur.
16. Muur (10) zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 15, waarbij de stenen (12) aan hun onderkant een uitsparing (16) bevatten, waarbij de uitsparing (16) niet zichtbaar is aan de buitenkant van de muur (10).
17. Muur (10) zoals in conclusie 16, waarbij de basis (22) zich in de uitsparing (16) aan de onderkant van de steen (12) bevindt.
18. Muur (10) zoals in om het even dewelke van de conclusies 1 - 17, waarbij er bij ten minste één steen (12) in de muur (10), en bij voorkeur bij meerdere stenen uit de muur, een dikteplaatje (30) geplaatst is in de uitsparing (16) zodat de positie van deze steen verhoogd wordt.
19. Muur (10) zoals in conclusie 18, waarbij het dikteplaatje (30) niet zichtbaar is aan de buitenkant van de muur.
20. Muur (10) zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 18 - 19, waarbij het dikteplaatje (30) uit kunststof bestaat.
21. Muur (10) zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 18 - 20, waarbij de inzetstukken (14) één of meerdere opstaande onderdelen (24) bevatten die verticaal door openingen (20) door de steen lopen, waarbij het dikteplaatje (30) aan één of aan beide zijkanten een uitsparing (32) bevat, waarbij de uitsparing(en) (32) in het dikteplaatje (30) elk rond een opstaand onderdeel (24) van het inzetstuk gepositioneerd zijn.
22. Muur (10) zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 19 - 21, waarbij de muur meerdere dergelijke dikteplaatjes bevat, geplaatst in verschillende stenen, waarbij de dikteplaatjes dikteplaatjes van verschillende dikte bevatten.
23. Muur zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 22, waarbij de stenen handgevormde stenen zijn.
24. Inzetstuk (14), om in een steen (12) in te brengen, waarbij de inzetstukken (14) van stenen van aangrenzende rijen stenen in een muur op mechanische wijze aan elkaar gekoppeld kunnen worden zodat een verbinding bekomen wordt tussen de stenen (12) die deze inzetstukken (14) bevatten, waarbij het inzetstuk (14) geconfigureerd is zodat een stang (60), die ten minste aan zijn onderste deel over een bepaalde lengte schroefdraad (62) bezit, verticaal door het inzetstuk kan lopen, en waarbij het inzetstuk een onderdeel (29) bevat voor het inschroeven van de stang (60) door middel van de schroefdraad (62) van de stang (60), waarbij het ook mogelijk is dat de stang (60) verticaal over de volledige hoogte van het inzetstuk door het inzetstuk (14) loopt en hierbij door het onderdeel (29) loopt voor het inschroeven van de stang (60); waarbij het inzetstuk een basis (22) heeft en één of meerdere opstaande onderdelen (24) voorzien om verticaal door openingen (20) door de steen (12) te lopen waarin het inzetstuk (14) gebruikt wordt, waarbij de basis (22) eerste koppeldelen (26) bevat en de bovenkant van de opstaande onderdelen (24) tweede koppeldelen (28) bevat, voor het mechanisch koppelen van de tweede koppeldelen (28) van een eerste dergelijk inzetstuk (14) aan de eerste koppeldelen (26) van een tweede dergelijk inzetstuk (14), bij voorkeur waarbij de één of meerdere opstaande onderdelen (24) in verticale richting elastisch samendrukbaar zijn; waarbij door horizontaal schuiven van inzetstukken (14) ten opzichte van elkaar, de tweede koppeldelen (28) van een eerste dergelijk inzetstuk aan de eerste koppeldelen (26) van een tweede dergelijk inzetstuk mechanisch gekoppeld kunnen worden, bij voorkeur waarbij een klikverbinding gevormd wordt.
25. Inzetstuk (14) zoals in conclusie 24, waarbij het onderdeel (29) van het inzetstuk (14) voor het inschroeven van de stang (60) een conisch verlopende ingang heeft.
26. Inzetstuk (14) zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 24 - 25, waarbij het onderdeel (29) voor het inschroeven van de stang (60) zich in bovenaanzicht centraal bevindt tussen de meerdere opstaande onderdelen (24) voorzien om verticaal door openingen (20) door de steen (12) te lopen.
27. Inzetstuk (14) zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 24 - 26, waarbij het onderdeel (29) voor het inschroeven van de stang (60) zich boven de basis (22) van het inzetstuk bevindt.
BE20205622A 2020-09-09 2020-09-09 Muur BE1028594B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205622A BE1028594B1 (nl) 2020-09-09 2020-09-09 Muur
PCT/IB2021/057520 WO2022053894A1 (en) 2020-09-09 2021-08-16 Wall

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205622A BE1028594B1 (nl) 2020-09-09 2020-09-09 Muur

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1028594A1 BE1028594A1 (nl) 2022-04-04
BE1028594B1 true BE1028594B1 (nl) 2022-04-11

Family

ID=72474071

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205622A BE1028594B1 (nl) 2020-09-09 2020-09-09 Muur

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1028594B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US599864A (en) * 1898-03-01 John w
US1385606A (en) * 1916-10-16 1921-07-26 Christensen Jorgen An Frederik Device for joining concrete blocks disposed in a pillar or in series
GB582249A (en) * 1944-02-21 1946-11-11 Frederick Gregson Aitchison Improvements in or relating to buildings and building blocks therefor
GB2091777A (en) * 1981-01-15 1982-08-04 Atkins Alan Charles Mortarless wall comprising tensioned rods passing through openings in masonry blocks
EP0199978A2 (fr) * 1985-04-01 1986-11-05 Constro S.A. Jeu d'éléments modulaires de construction d'édifices
WO2013144913A1 (en) * 2012-03-30 2013-10-03 Vandenbempt Patent Cv Building block, as well as an insert piece to be applied in such a building block

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US599864A (en) * 1898-03-01 John w
US1385606A (en) * 1916-10-16 1921-07-26 Christensen Jorgen An Frederik Device for joining concrete blocks disposed in a pillar or in series
GB582249A (en) * 1944-02-21 1946-11-11 Frederick Gregson Aitchison Improvements in or relating to buildings and building blocks therefor
GB2091777A (en) * 1981-01-15 1982-08-04 Atkins Alan Charles Mortarless wall comprising tensioned rods passing through openings in masonry blocks
EP0199978A2 (fr) * 1985-04-01 1986-11-05 Constro S.A. Jeu d'éléments modulaires de construction d'édifices
WO2013144913A1 (en) * 2012-03-30 2013-10-03 Vandenbempt Patent Cv Building block, as well as an insert piece to be applied in such a building block

Also Published As

Publication number Publication date
BE1028594A1 (nl) 2022-04-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5555690A (en) Tile mounting system
BE1028594B1 (nl) Muur
US20100139196A1 (en) Vertical screed
US5666769A (en) Supporting element
CN111926950B (zh) 一种超高跨层组合装饰玻璃隔断构造及其施工方法
US20120235102A1 (en) Clamps for panels
BE1029713A1 (nl) Geveldrager
RU2139966C1 (ru) Способ оснащения опор для рельсов, в частности бетонных шпал, элементами для крепления рельсов и матрица для осуществления этого способа
RU2339774C2 (ru) Лестничная ступень
DE60327688D1 (de) Holzfussbodensystem
KR20160144206A (ko) 건축물 벽체의 마감구조
US3231054A (en) Adjustable support for partitions and curtain walls
BE1028593B1 (nl) Muur
EP3312357B1 (en) System for making an at least partially closed environment using panes of glass, panels or the like
JPH0525910A (ja) 石材パネル取付施工法
EP0621382A2 (fr) Fixation de dalles ou carreaux pour revêtements muraux ventilés
NL2032082B1 (nl) Verbinder voor bouwsysteem met houten prefab modulen.
NL1015570C1 (nl) Methode voor het stapelen van een wand opgebouwd uit losse elementen, zoals baksteen.
NL1036519C2 (nl) Stelelement, stelsysteem en werkwijze voor het stellen van een draagelement ten opzichte van een bouwconstructie.
BE1028945B1 (nl) Kozijnverankering
RU34587U1 (ru) Пластина для выравнивания по горизонтали и вертикали (варианты)
JPS6131564A (ja) 躯体仕上壁及びその支持装置
FI73038C (fi) Faestuppstaellning foer ett byggnadselement.
US835534A (en) Vault-light construction.
JPH0432429Y2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20220411

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20230930