BE1028558B1 - Inrichting en werkwijze voor het detecteren van een spanning in een draad en werkwijze voor het monteren van een sensoreenheid - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het detecteren van een spanning in een draad en werkwijze voor het monteren van een sensoreenheid Download PDF

Info

Publication number
BE1028558B1
BE1028558B1 BE20210058A BE202100058A BE1028558B1 BE 1028558 B1 BE1028558 B1 BE 1028558B1 BE 20210058 A BE20210058 A BE 20210058A BE 202100058 A BE202100058 A BE 202100058A BE 1028558 B1 BE1028558 B1 BE 1028558B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
weft
weaving machine
sensor device
sensor unit
weft thread
Prior art date
Application number
BE20210058A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028558A1 (nl
Inventor
Sebastiaan Verrept
Bram Cuvelier
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Publication of BE1028558A1 publication Critical patent/BE1028558A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028558B1 publication Critical patent/BE1028558B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H59/00Adjusting or controlling tension in filamentary material, e.g. for preventing snarling; Applications of tension indicators
    • B65H59/40Applications of tension indicators
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • D03D47/38Weft pattern mechanisms
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2553/00Sensing or detecting means
    • B65H2553/20Sensing or detecting means using electric elements
    • B65H2553/21Variable resistances, e.g. rheostats, potentiometers or strain gauges
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2701/00Handled material; Storage means
    • B65H2701/30Handled filamentary material
    • B65H2701/31Textiles threads or artificial strands of filaments

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Een sensorinrichting en een werkwijze voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad (1) tussen een inslagpresentator (4) en een grijper (6) op een grijperweefmachine (100), de sensorinrichting (10) bevat een sensoreenheid (20) aangepast om een responssignaal te genereren in respons op een kracht uitgeoefend door de inslagdraad (1) in een contactgebied, en een monteeropstelling (22) aangepast om de sensoreenheid (20) op de weefmachine (100) in een gebied tussen de inslagpresentator (4) en een weefvak (5) te monteren, waarbij de monteeropstelling (22) een elastisch dempingselement (25) bevat dat aangepast is voor het isoleren van de sensoreenheid (20) tegen trillingen van de weefmachine (100). Een weefmachine met een sensoreenheid (20) voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad, en een werkwijze voor het monteren van een sensoreenheid (20) op een weefmachine.

Description

Inrichting en werkwijze voor het detecteren van een spanning in een draad en werkwijze voor het monteren van een sensoreenheid. Technisch gebied en stand van de techniek.
[0001] De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en een werkwijze voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad op een weefmachine, op een weefmachine met een sensoreenheid voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad, en op een werkwijze voor het monteren van een sensoreenheid op een weefmachine.
[0002] Uit US 5.050.648 is een draadrem gekend voor het afremmen van een ingebrachte inslagdraad tussen de inslagdraadtoevoerinrichting en het weefvak. Verder toont US 5.050.648 een spanningssensor voor het detecteren van de actuele spanning van de inslagdraad tijdens een weefcyclus, welke actuele spanning tijdens de weefcyclus variabel is. Een actuator van de draadrem kan door een stuureenheid worden gestuurd, afhankelijk van de gemeten werkelijke spanning in de inslagdraad, zodat de spanning in de inslagdraad volgens een referentieverloop tijdens een huidige weefcyclus of tijdens een volgende weefcyclus kan variëren, welk referentieverloop vooraf in de stuureenheid kan worden ingesteld.
[0003] Een sensor voor het detecteren van de spanning van een inslagdraad naast het weefvak is ook gekend uit US 5,725,029 en US 6,112,776. De inslagdraadspanning kan door de sensor worden gedetecteerd tijdens de volledige weefcyclus of over een bepaalde zone van de weefcyclus. Een enkele draadsensor voor alle in te brengen inslagdraden kan naast het weefvak worden aangebracht, zodat de inslagdraad in contact kan worden gebracht met de sensor tijdens het inbrengen van de inslagdraad. Verder is het gekend dat de inslagdraad bij de sensor afbuigt, zodat de baan van de inslagdraad een afbuighoek om de sensor vormt. De sensor is zo aangebracht dat de baan van de inslagdraad slechts een kleine afbuighoek om de sensor heeft, zodat de sensor het lopen van de inslagdraad niet stoort tijdens een weefcyclus. Omdat elke verschillende inslagdraad wordt gepresenteerd door een bijhorende inslagpresentator, zal deze afbuighoek voor elke inslagdraad verschillend zijn. Voor elke inslagdraad kan deze afbuighoek in een stuureenheid worden opgeslagen. De actuele spanning in de inslagdraad kan door een stuureenheid worden berekend uit het gemeten signaal van de sensor, de afbuighoek die de inslagdraad vormt om de sensor en eventueel het type van de ingebrachte inslagdraad. De gevoeligheid van de sensor kan ook worden ingesteld op basis van de ingebrachte inslagdraad of in geval twee inslagdraden gelijktijdig worden ingebracht op basis van de twee ingebrachte inslagdraden. Een onverwachte afwezigheid van een signaal van de sensor kan worden geëvalueerd als een inslagdraadbreuk Samenvatting van de uitvinding.
[0004] Het is het doel van de uitvinding te voorzien in een inrichting en een werkwijze voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad op een weefmachine die een sensoreenheid gebruikt. Het is een ander doel van de uitvinding om te voorzien in een weefmachine met een sensoreenheid voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad. Het is een verder doel van de uitvinding om te voorzien in een werkwijze voor het monteren van een sensoreenheid op een weefmachine.
[0005] Deze doelstellingen wordt opgelost door de inrichting, de weefmachine en de werkwijze met de kenmerken van conclusies 1, 12 en 15. Voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden in de afhankelijke conclusies gedefinieerd.
[0006] Volgens een eerste aspect wordt een sensorinrichting voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad tussen een inslagpresentator en een grijper op een grijperweefmachine voorzien, waarbij de sensorinrichting een sensoreenheid en een monteeropstelling bevat, welke sensoreenheid een contactgebied heeft en aangepast is om een responssignaal te genereren in respons op een kracht uitgeoefend door de inslagdraad in het contactgebied, en welke monteeropstelling is aangepast om de sensoreenheid op de weefmachine in een gebied tussen de inslagpresentator en een weefvak te monteren, waarbij de monteeropstelling een elastisch dempingselement bevat dat aangepast is voor het isoleren van de sensoreenheid die op de weefmachine is gemonteerd tegen trillingen van de weefmachine.
[0007] Doorheen deze aanvraag en de conclusies betekent het onbepaalde lidwoord "een" namelijk "een of meer". Verwijzing naar "een eerste element" veronderstelt niet de aanwezigheid van "een tweede element". Verder worden de uitdrukkingen "eerste" en "tweede" enkel gebruikt om één element van een ander element te onderscheiden en niet om de volgorde van de elementen aan te duiden.
[0008] Een kracht uitgeoefend door de inslagdraad bij het contactgebied hangt af van de spanning in de inslagdraad. Hierdoor kan het responssignaal worden gecorreleerd aan een spanning in de inslagdraad. In een uitvoeringsvorm wordt het door de sensoreenheid voorziene responssignaal gebruikt voor het sturen van een bijkomende inrichting die op de inslagdraad inwerkt. In een uitvoeringsvorm wordt een spanning in een inslagdraad gedetecteerd, waarbij het responssignaal gebruikt wordt voor het sturen van een inslagdraadrem die op de inslagdraad inwerkt. In een uitvoeringsvorm wordt het responssignaal geëvalueerd in hoeveelheid en wordt een gedetecteerde spanning van de inslagdraad op een monitor weergegeven en/of wordt in een stuureenheid gebruikt. In andere uitvoeringsvormen wordt het responssignaal niet in hoeveelheid geëvalueerd, maar wordt enkel vergeleken met vooraf gedefinieerde drempelniveaus, waarbij dergelijke afgeleide informatie in een stuureenheid wordt gebruikt en/of op een monitor wordt weergegeven.
[0009] Als gevolg van een trilling van de weefmachine is een ruisniveau van prior art inrichtingen voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad, die op een weefmachine zijn gemonteerd, hoog. Afhankelijk van een type sensoreenheid en een spanning in de inslagdraad, kan een waarde van een signaal in respons op een kracht uitgeoefend door de inslagdraad in dezelfde orde van grootte liggen als de ruis op het signaal als gevolg van trillingen van de weefmachine.
[0010] Het voorzien van een monteeropstelling die één of meer elastische dempingselementen bevat, zorgt voor het isoleren van de sensoreenheid tegen trillingen van de weefmachine, aldus het reduceren van een ruis op het signaal als gevolg van trillingen van de weefmachine. Dit laat toe om zelfs lage spanningen in een inslagdraad of lage spanningsvariaties in een inslagdraad te detecteren. In de context van de aanvraag wordt een elastisch dempingselement gedefinieerd als een dempingselement dat zijn normale vorm terug kan aannemen nadat het is uitgerekt of samengedrukt.
5
[0011] Het zal duidelijk zijn dat de uitdrukking "trillingsisolatie" in de context van de aanvraag gebruikt wordt om een vermindering van een overdraagbaarheid van een trilling van de weefmachine naar de sensoreenheid bij een geselecteerde excitatie frequentie te beschrijven, waarbij in het bijzonder de geselecteerde excitatie frequentie of meerdere geselecteerde excitatie frequenties, frequenties zijn die worden gegenereerd door de beweging van de weefmachine. Afhankelijk van een structurele uitvoering van het elastische dempingselement, ook eenvoudig aangeduid als dempingselement, wordt de trillingsoverdraagbaarheid slechts in geringe mate gedempt of in andere gevallen bijna volledig vermeden. Een type dempingselement en zijn structurele uitvoering kan geschikt worden gekozen om een voldoende demping van de overdraagbaarheid van de trillingen mogelijk te maken, waarbij in het bijzonder een dempingselement met een lage stijfheid en hoge dempingscoëfficiënt is voorzien voor het reduceren van een natuurlijke of resonantie frequentie van het trillingssysteem inclusief de sensoreenheid en het dempingselement, en ervoor zorgt dat een hoge demping van de overdraagbaarheid van hoge frequente trillingen mogelijk is, bijvoorbeeld trillingen die worden opgewekt door de inslagdraad met een frequentie die aanzienlijk hoger is dan frequenties die worden gegenereerd door de beweging van de weefmachine. Verder beïnvloedt een gewicht van de sensoreenheid een eigenfreguentie van het trillingssysteem en aldus een trillingsisolatie, waarbij in een uitvoeringsvorm voor het reduceren van een overdraagbaarheid van trillingen een bijkomende massa aan de sensoreenheid wordt toegevoegd.
[0012] In een uitvoeringsvorm worden rubberen elementen zoals rubberen pads als elastische dempingselementen gebruikt, in andere uitvoeringsvormen worden synthetische pads met eigenschappen gelijkaardig als rubberen pads gebruikt.
[0013] Een elastisch dempingselement met een lage stijfheid, die aldus zorgt voor een grote beweging veroorzaakt door trillingskrachten, zorgt voor het isoleren van de sensoreenheid tegen trillingen van de weefmachine, aldus het reduceren van een ruis op het signaal van de sensoreenheid als gevolg van trillingen van de weefmachine, terwijl het responssignaal, dit is het signaal dat door de sensor wordt gegenereerd in respons op een verandering in de kracht uitgeoefend door de inslagdraad op de sensor, aanzienlijk kan zijn.
[0014] Het responssignaal kan worden verzonden of op een andere manier worden gecommuniceerd naar een stuureenheid. Het zal verder duidelijk zijn dat sensoreenheid in uitvoeringsvormen van de uitvinding een elektrisch circuit bevat, dat versterkers en/of filters kan bevatten voor het verwerken van het responssignaal en het verbeteren van de kwaliteit van het responssignaal voordat het naar de stuureenheid wordt verzonden en/of om de hoeveelheid te communiceren data te reduceren.
[0015] De sensorinrichting, of in het kort aangeduid als de inrichting, volgens de uitvinding kan op een grijperweefmachine worden gebruikt en is aangepast en/of geconfigureerd om een spanning te detecteren of te meten in een inslagdraad gepresenteerd door een inslagpresentator en getransporteerd doorheen een weefvak door een grijper. Zoals algemeen gekend bevatten grijperweefmachines typisch twee grijpers voor een transport van inslagdraden doorheen het weefvak, bijvoorbeeld aangeduid als gevergrijper en nemergrijper, waarbij de gevergrijper uitgevoerd is om een inslagdraad doorheen de eerste helft van een weefvak te transporteren, en de nemergrijper uitgevoerd is om een inslagdraad doorheen de tweede helft van het weefvak te transporteren nadat de inslagdraad van de gevergrijper werd overgenomen. Een inslagdraad wordt met behulp van een inslagpresentator aan de gevergrijper gepresenteerd. Een weefmachine bevat typisch acht inslagpresentators waaraan inslagdraden van verschillende bronnen worden bedraad. Weefmachines met meer of minder dan acht inslagpresentators zijn echter denkbaar.
[0016] Voor het meten van een spanning in een inslagdraad op een grijper weefmachine wordt de sensorinrichting tussen de inslagpresentators en het weefvak in een inslaginbrengrichting aangebracht, ook eenvoudig aangeduid als inbrengrichting. De sensorinrichting wordt naast het weefvak aangebracht zodat een inslagdraad gepresenteerd door de inslagpresentator en gegrepen door de grijper, of meer in het bijzonder gegrepen door één van de grijpers, contact maakt met het contactgebied van de sensoreenheid in een gedeelte dat zich tussen de inslagpresentator en de grijper uitstrekt, waarbij het contactgebied in een denkbeeldige baan tussen de inslagpresentator en de grijper uitsteekt, zodanig dat de inslagdraad bij het contactgebied wordt afgebogen. Teneinde een spanning in de inslagdraad veroorzaakt door de sensorinrichting te reduceren, wordt de sensorinrichting in uitvoeringsvormen zo aangebracht dat een hoek gevormd tussen een gedeelte van de inslagdraad stroomopwaarts van het contactgebied en een gedeelte van de inslagdraad stroomafwaarts van het contactgebied,
aangeduid als afbuighoek, dicht bij 180° is, in het bijzonder tussen 160° en 178°. De sensorinrichting volgens de uitvinding buigt de inslagdraad slechts over een kleine afbuighoek af, zodat nagenoeg geen extra spanning in de inslagdraad wordt veroorzaakt door de sensorinrichting. Verder werkt de sensorinrichting ook als laatste geleidingspunt voor de inslagdraad wanneer de inslagdraad door een grijper doorheen het weefvak wordt getransporteerd, zodat geen extra geleiding nodig is.
[0017] In uitvoeringsvormen bevat de sensoreenheid een verplaatsbaar gemonteerd detectie-element met een contactgebied, waarbij het contactgebied in een denkbeeldige baan tussen de inslagpresentator en de grijper uitsteekt, zodat het detectie-element zal worden verplaatst als gevolg van krachten die door de inslagdraad op het contactgebied worden uitgeoefend. In andere uitvoeringsvormen bevat de sensoreenheid een buigbaar detectieblad dat zich in een bladrichting uitstrekt, welk detectieblad aan een proximaal uiteinde is geklemd, waarbij het contactgebied aan een distaal uiteinde van het detectieblad is voorzien. Het detectieblad is in een uitvoeringsvorm tussen het distale uiteinde en het proximale uiteinde door een ombuigelement ondersteund, bijvoorbeeld een rol of een ribbe, en heeft rekstrookjes aan het detectieblad nabij het ombuigelement, bijvoorbeeld aan een zijoppervlak van het detectieblad dat weg gericht is van het ombuigelement. Wanneer een kracht op het distale uiteinde van het detectieblad wordt uitgeoefend, wordt het detectieblad om het afbuigelement gebogen, waarbij minstens voor een afbuighoek van minder dan 5° het distale uiteinde ongeveer in een richting loodrecht op de bladrichting wordt verplaatst. Een as van het dempingselement in uitvoeringsvormen van de uitvinding is evenwijdig met de afbuigas van het detectieblad aangebracht.
[0018] In uitvoeringsvormen van de sensorinrichting, is het buigbare detectieblad slijtvast bij het contactgebied. In het bijzonder, in een uitvoeringsvorm, wordt een slijtvast keramisch detectieblad voorzien. In andere uitvoeringsvormen wordt het detectieblad voorzien van een slijtvast onderdeel bij het contactgebied, meer in het bijzonder een keramisch onderdeel. In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting is bij het contactgebied een rol voorzien, in het bijzonder een rol met een hoge slijtvastheid, meer in het bijzonder een keramische rol. Door een rol te voorzien kunnen krachten die door de inrichting op de inslagdraden worden uitgeoefend, laag worden gehouden. Door een contactgebied met een hoge slijtvastheid te voorzien, wordt slijtage van de sensoreenheid gereduceerd.
[0019] Voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad wordt de sensorinrichting aangepast om zodanig op de weefmachine te worden gemonteerd dat het detectieblad loodrecht op een inslaginbrengvlak wordt aangebracht, dit betekent een minstens ongeveer horizontaal vlak waarin de inslaginbrengrichting ligt, waarbij de richting van het detectieblad een stompe hoek vormt met een gedeelte van de inslagdraad stroomafwaarts van het contactgebied, dat zich in de inslaginbrengrichting uitstrekt, en de bladrichting een scherpe hoek vormt met een gedeelte van de inslagdraad stroomopwaarts van het contactgebied afkomstig van de inslagpresentator.
[0020] In een uitvoeringsvorm bevat de monteeropstelling een steun die aangepast is om op de weefmachine te worden gemonteerd, waarbij de sensoreenheid via het dempingselement op de steun is gemonteerd. In een uitvoeringsvorm is de steun op de weefmachine gemonteerd, in het bijzonder op een freem van de weefmachine, met behulp van bouten of andere bevestigingselementen die zorgen voor een stijve en nauwkeurige montage van de steun.
[0021] In een uitvoeringsvorm bevat de steun een langwerpig hoofdlichaam dat zich in een eerste richting uitstrekt, waarbij de sensoreenheid zo op de steun is gemonteerd dat de bladrichting een scherpe hoek vormt met de eerste richting. In gebruik, in het bijzonder voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad, kan de steun zo op de weefmachine worden gemonteerd dat de eerste richting evenwijdig is met de inslaginbrengrichting. Dit zorgt voor een nauwkeurige en gemakkelijke uitlijning van de sensorinrichting en de weefmachine.
[0022] In een uitvoeringsvorm bevat de steun een eerste uitsteeksel en/of een tweede uitsteeksel dat loodrecht op de eerste richting uit het hoofdlichaam uitsteekt, waarbij de sensoreenheid via een bijhorend dempingselement op het uitsteeksel of op de uitsteeksels is gemonteerd. In een uitvoeringsvorm verschillen het eerste uitsteeksel en het tweede uitsteeksel in lengte. De lengte van de uitsteeksels is aangepast aan de basisvorm van de sensoreenheid zodat de sensoreenheid op de steun kan worden gemonteerd met de bladrichting die een gewenste scherpe hoek vormt met de eerste richting. Die uitvoering zorgt voor een eenvoudige montage van de sensorinrichting op een weefmachine, waarbij het detectiebladblad in de gewenste oriëntatie wordt aangebracht.
[0023] In een uitvoeringsvorm bevat de monteeropstelling verder een geleidingsplaat, waarbij de geleidingsplaat aan een achterste uiteinde van de steun is bevestigd en zich in de eerste richting uitstrekt. De geleidingsplaat is aldus aangepast voor het geleiden van een inslagdraad gepresenteerd door een inslagpresentator en gegrepen door de grijper naar het contactgebied van de sensoreenheid toe.
[0024] Als alternatief of als aanvulling, in een uitvoeringsvorm, bevat de monteeropstelling een afdekelement met een venster, waarbij het afdekelement minstens gedeeltelijk een eerste zijde van de sensoreenheid voorzien van het contactgebied afdekt en waarbij het contactgebied doorheen het venster uitsteekt. Het afdekelement beschermt de sensoreenheid tegen stof. In uitvoeringsvormen wordt het afdekelement gevormd als een behuizing die twee of meer zijden van de sensoreenheid bedekt. In een uitvoeringsvorm is het afdekelement vast verbonden met de steun, waarbij het afdekelement ten opzichte van de sensoreenheid wordt bewogen voor trillingsisolatie. In andere uitvoeringsvormen is het afdekelement verbonden met de sensoreenheid, waarbij een massa van het afdekelement de totale massa van het trillingssysteem verhoogt. Als alternatief of als aanvulling op het afdekelement, in uitvoeringsvormen, wordt een luchtdrukreinigingsmondstuk voorzien om stof van de sensoreenheid te verwijderen, waarbij in uitvoeringsvormen het reinigingsmondstuk bediend wordt om alleen op de sensoreenheid te blazen wanneer geen inslagdraad in contact is met het contactgebied van de sensoreenheid om elke invloed op de detectie te vermijden.
[0025] De monteeropstelling in uitvoeringsvormen bevat verder een vensterelement dat het venster van het afdekelement omsluit, waarbij het vensterelement voorzien is van twee ribben die zich uitstrekken aan een bovenzijde en een onderzijde van het contactgebied dat doorheen het venster uitsteekt. In gebruik strekken de ribben zich minstens hoofdzakelijk evenwijdig met het inslaginbrengvlak uit. In een uitvoeringsvorm is het vensterelement integraal met het afdekelement gevormd. In andere uitvoeringsvormen zijn het vensterelement en het afdekelement als afzonderlijke elementen gevormd. In gebruik strekt de inslagdraad zich uit tussen de twee ribben en maakt contact met het contactgebied tussen de twee ribben, waarbij de ribben zich minstens hoofdzakelijk evenwijdig met een axiale richting van de inslagdraad uitstrekken. De ribben begrenzen een beweging van een inslagdraad die in contact komt met het contactgebied, dwars op een nominale bewegingsrichting. In gebruik kan de sensorinrichting zo worden aangebracht dat de inslagdraad bij normaal bedrijf niet in contact komt met de ribben, maar enkel met de sensorinrichting contact maakt bij het contactgebied.
[0026] In een uitvoeringsvorm is een stuureenheid voorzien, welke stuureenheid aangepast is voor het evalueren van het responssignaal rekening houdend met informatie over een positie van een grijper die de inslagdraad doorheen een weefvak transporteert en/of een inslagpresentator die wordt gebruikt voor het presenteren van de inslagdraad. Zoals hierboven beschreven is de inrichting aangepast om een spanning te detecteren of te meten in een inslagdraad gepresenteerd door een inslagpresentator en getransporteerd doorheen het weefvak door een grijper, meer in bijzonder een paar grijpers, waarbij voornoemde inslagdraad contact maakt met het contactgebied van de sensoreenheid in een gedeelte dat zich tussen de inslagpresentator en de grijper uitstrekt. Een weefmachine bevat typisch verschillende inslagpresentators, waarbij een positie waarop een inslagdraad wordt gepresenteerd en geleid door de inslagpresentator verschilt voor verschillende inslagpresentators. Een afbuighoek van de inslagdraad hangt onder andere af van de inslagpresentator die de inslagdraad presenteert en de positie van de grijper die voornoemde inslagdraad transporteert, waarbij de afbuighoek een spanning in de inslagdraad beïnvloedt. Wanneer rekening wordt gehouden met informatie over de positie van de grijper die de inslagdraad doorheen het weefvak transporteert en/of de inslagpresentator die wordt gebruikt voor het presenteren de inslagdraad, kan een responssignaal worden aangepast aan een verwachte afbuighoek van de gepresenteerde inslagdraad bij het contactgebied.
[0027] In een uitvoeringsvorm is de stuureenheid aangepast om het responssignaal met een gewenste spanning te vergelijken, waarbij de gewenste spanning met de hoekpositie van de weefmachine in de weefcyclus varieert. Data die de gewenste spanning weergeven, kunnen in een geheugen van de stuureenheid worden opgeslagen.
[0028] In een uitvoeringsvorm wordt voor een kalibratie van de sensorinrichting, een bijkomende spanningssensor op de weefmachine toegevoegd, bijvoorbeeld een spanningssensor zoals beschreven in US 5,050,648, waarbij een responssignaal van de sensorinrichting volgens de uitvinding wordt vergeleken met een meetsignaal van de bijkomende spanningssensor voor het kalibreren van het responssignaal. In gebruik mag een inslagdraad niet permanent contact maken met de sensorinrichting, waardoor het met behulp van voornoemde sensorinrichting niet mogelijk is om een spanning in de inslagdraad voor elke hoekpositie te bepalen. In een uitvoeringsvorm, in geval de inslagdraad geen contact maakt met de sensorinrichting, wordt de spanning in voornoemde insiagdraad geschat op basis van het eerder gegenereerde responssignaal en een Spanning gemeten door de bijkomende spanningssensor tijdens kalibratie.
[0029] Op basis van opgeslagen informatie die werd verkregen via metingen met een sensorinrichting niet volgens de uitvinding, die continu de spanning meet, zoals een spanningssensor zoals beschreven in US 5,050,648, is het mogelijk om een waarde te bepalen in een zone waar de sensorinrichting volgens de uitvinding niet in contact komt met de inslagdraad. In een uitvoeringsvorm worden eerste waarden op een hoekpositie in de weefcyclus waarin de inslagdraad contact maakt met de sensorinrichting volgens de uitvinding bepaald op basis van het signaal van de sensorinrichting volgens de uitvinding, en tweede signalen op een hoekpositie in de weefcyclus voordat de inslagdraad contact maakt met de sensorinrichting volgens de uitvinding worden geschat op basis van deze eerste waarden en een bijhorend verloop van de inslagdraadspanning gemeten in testfaciliteiten, bijvoorbeeld met behulp van een spanningssensor zoals beschreven in US 5,050,648, waarbij het verloop van de inslagdraadspanning of geselecteerde waarden daarvan is/zijn opgeslagen in het geheugen van de stuureenheid van de sensorinrichting volgens de uitvinding. Bijvoorbeeld, als bij 60° de gemeten waarde van de spanning X1 is, dan is het mogelijk om te schatten dat bij 30° de waarde van de spanning Y1 zal zijn, terwijl als bij 60° de gemeten waarde van de spanning X2 is, dan is het mogelijk om te schatten dat bij 30° de waarde van de spanning Y2 zal zijn.
[0030] Voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad tussen een inslagpresentator en een griijjper op een grijperweefmachine, wordt in een uitvoeringsvorm de sensoreenheid met het contactgebied bediend om een responssignaal te genereren in respons op een kracht uitgeoefend door de inslagdraad bij het contactgebied, waarbij het responssignaal wordt geëvalueerd rekening houdend met informatie over een positie van een grijper die de inslagdraad doorheen een weefvak transporteert en/of een positie van een inslagpresentator die wordt gebruikt voor het presenteren de inslagdraad.
[0031] Volgens een tweede aspect, wordt een weefmachine voorzien bevattende de sensorinrichting voor het detecteren van een spanning in de inslagdraad. De sensorinrichting is in een uitvoeringsvorm op een freem van de weefmachine gemonteerd in een gebied tussen een inslagpresentator en een weefvak voor het detecteren van een spanning in de inslagdraad tussen de inslagpresentator en de grijper van de grijperweefmachine.
[0032] De sensorinrichting in uitvoeringsvormen is zo op de weefmachine gemonteerd, dat het contactgebied in een inslaginbrengrichting tussen een inslagpresentator dichtst bij het weefvak en een weefvak is aangebracht. Ingeval de weefmachine slechts één inslagpresentator bevat, is voornoemde één inslagpresentator ook de inslagpresentator dichtst bij het weefvak. Typisch wordt meer dan één inslagpresentator voorzien.
[0033] In uitvoeringsvormen bevat de sensoreenheid een buigbaar detectieblad dat zich in een bladrichting uitstrekt, welk detectieblad aan een proximaal uiteinde is geklemd, waarbij het contactgebied aan een distaal uiteinde van het detectieblad is voorzien, waarbij voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad de inrichting zo op de weefmachine is gemonteerd, dat het detectieblad loodrecht op een inslaginbrengvlak is aangebracht, en de bladrichting een stompe hoek vormt met een gedeelte van de inslagdraad stroomafwaarts van het contactgebied, welke zich in de inslaginbrengrichting uitstrekt, en de bladrichting een scherpe hoek vormt met een gedeelte van de inslagdraad stroomopwaarts van het contactgebied. Door de verschillende posities van de geleidingsmiddelen zoals ogen van verschillende inslagpresentators, verschilt de scherpe hoek gevormd met de bladrichting voor verschillende inslagdraden gepresenteerd door verschillende inslagpresentators. De bladrichting wordt zo gekozen dat de inslagdraad afkomstig van eender welke inslagpresentator enkel in het contactgebied contact maakt met de inrichting en dat de scherpe hoek geminimaliseerd wordt zodat de kracht die door de inslagdraad op het contactgebied wordt uitgeoefend ongeveer loodrecht op de bladrichting wordt uitgeoefend. De inrichting in uitvoeringsvormen van de uitvinding wordt zo gemonteerd dat voor elke inslagpresentator en elke grijperpositie het contactgebied slechts marginaal uitsteekt in denkbeeldige banen van de inslagdraden tussen de inslagpresentators en de grijper.
[0034] Volgens een derde aspect, wordt een werkwijze voor het monteren van een sensoreenheid voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad op een grijperweefmachine in een gebied tussen een inslagpresentator en een weefvak voorzien, waarbij de sensoreenheid op de weefmachine is gemonteerd via een elastisch dempingselement dat aangepast is om de sensoreenheid die op de grijperweefmachine is gemonteerd tegen een trilling van de weefmachine te isoleren.
Korte beschrijving van de tekeningen.
[0035] Hierna worden uitvoeringsvormen van de uitvinding in detail beschreven met verwijzing naar de tekeningen. Doorheen de tekeningen worden dezelfde elementen aangeduid door dezelfde referentienummers.
Figuur 1 toont een inbrengzijde van een weefmachine met een sensorinrichting voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad in een perspectief aanzicht.
Figuur 2 toont een inbrengzijde van een weefmachine van figuur 1 in een perspectief aanzicht vanaf boven.
Figuur 3 toont de inrichting voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad van figuur 1 in een perspectief aanzicht.
Figuur 4 toont de inrichting voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad van figuur 3 in een explosie aanzicht.
Figuur 5 toont een dwarsdoorsnede langs lijn V-V van de sensoreenheid van de inrichting voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad van figuur 3.
Figuur 6 toont een dwarsdoorsnede langs lijn VI-VI van de sensoreenheid van de inrichting voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad van figuur 3.
Figuur 7 toont een sensoreenheid van de inrichting voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad van figuur 3 in een perspectief aanzicht vanaf boven.
Gedetailleerde beschrijving van uitvoeringsvormen van de uitvinding
[0036] Figuren 1 en 2 zijn schematische weergaven van een inbrengzijde van een grijperweefmachine 100, waarbij inslagdraden (waarvan slechts één inslagdraad 1 wordt getoond) afkomstig van meerdere inslagtoevoerinrichtingen (niet getoond) ingeweven worden met de weefmachine 100.
[0037] Elke inslagdraad 1 afkomstig van een bijhorende inslagtoevoerinrichting wordt langs een draadrem (niet getoond) en een inslagpresentator 4 geleid. Voor een inbreng van een inslagdraad 1 in een weefvak 5 gevormd door kettingdraden 12, wordt de inslagdraad 1 door de inslagpresentator 4 aan de grijper 6 gepresenteerd. De grijper 6 is aan een lans 8 bevestigd om de gepresenteerde inslagdraad 1 in het weefvak 5 te bewegen. In de context van de aanvraag wordt een richting waarlangs de inslagdraad 1 zich uitstrekt in een geweven weefsel 13 aangeduid als inslagrichting. Een richting loodrecht op de inslagrichting waarlangs de kettingdraden 12 zich uitstrekken in een geweven weefsel 13 wordt aangeduid als kettingrichting.
[0038] Zoals algemeen gekend bevat de weefmachine 100 twee grijpers voor een transport van inslagdraden 1 doorheen het weefvak 5, aangeduid als gevergrijper en nemergrijper, waarbij grijper 6 getoond in de figuren de gevergrijper is, die uitgevoerd is om de inslagdraad 1 doorheen de eerste helft van het weefvak 5 te transporteren, en de nemergrijper (niet getoond) die uitgevoerd is om de inslagdraad 1 doorheen de tweede helft van het weefvak 5 te transporteren nadat de inslagdraad 1 van de gevergrijper werd overgenomen.
[0039] Een weefmachine bevat typisch acht inslagpresentators 4, waarbij elke inslagpresentator 4 geconfigureerd is om een inslagdraad 1 afkomstig van een bijhorende inslagtoevoerinrichting te presenteren, echter, weefmachines met meer of minder inslagpresentators zijn echter denkbaar. Voor meerdraad weven kunnen twee of meer inslagdraden 1 tegelijk worden gepresenteerd.
[0040] Verder is voorzien in een riet 9 om een ingebrachte inslagdraad 1 tegen het weefsel 13 aan te slaan, en een inslagschaar 7 om een ingebrachte inslagdraad 1 nabij het weefsel 13 te knippen.
[0041] De inslagtoevoerinrichting (niet getoond), de draadrem (niet getoond), de inslagpresentator 4, en de inslagschaar 7 worden door een stuureenheid 14 (schematisch getoond in figuur 2) gestuurd.
[0042] Een sensorinrichting voor het detecteren van een spanning in een ingebrachte inslagdraad 1 is naast het weefvak 5 aangebracht, welke inrichting hierna verder als inrichting of sensorinrichting 10 wordt aangeduid. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt de sensorinrichting 10 aan een lansgeleiding bevestigd, welke lansgeleiding 15 stationair op het freem van de weefmachine 100 is gemonteerd en als een houder voor de sensorinrichting 10 werkt. De sensorinrichting 10 is in de kettingrichting tussen het weefsel 13 en het riet 9 gemonteerd, 15 wanneer het riet 9 in zijn achterste positie wordt bewogen zoals getoond in figuur 2. De sensorinrichting 10 is in de inslagrichting nabij het weefvak 5 in een gebied tussen de inslagpresentator 4 en het weefvak 5 gemonteerd.
[0043] De sensorinrichting 10 wordt in meer detail getoond in figuren 3 en 4. De sensorinrichting 10 bevat een sensoreenheid 20 met een detectieblad 31 met een contactgebied 21 voor een inslagdraad aan zijn distale uiteinde, en een monteeropstelling 22. De monteeropstelling 22 bevat een steun 24, twee elastische dempingselementen 25 (kort als dempingselementen 25 aangeduid), een afdekelement 26 met een venster 27, een vensterelement 28 gemonteerd op het afdekelement 26 in de periferie van het venster 27, en een geleidingsplaat 29 aangebracht aan een achterste uiteinde van de steun 24.
[0044] De sensoreenheid 20 wordt in meer detail getoond in figuren 7. De sensoreenheid 20 bevat een basisfreem 30 en een buigbaar detectieblad 31, ook als bladveer aangeduid. Het contactgebied 21 is aan het distale uiteinde 54 van het detectieblad 31 voorzien. Het detectieblad 31 wordt aan een proximaal uiteinde 55 in het basisfreem 30 geklemd via een klemeenheid 23. Het detectieblad 31 wordt tussen het distale uiteinde 54 en het proximale uiteinde 55 door een ombuigelement 32 ondersteund, bijvoorbeeld een rol. Rekstrookjes 33 zijn voorzien aan een zijoppervlak van het detectieblad 31 tegenover het ombuigelement 32 en weg gericht van het afbuigelement 32.
[0045] Aan het distale uiteinde 54 is een aanslagbegrenzing 34 voorzien, die een buiging van het detectieblad 31 begrenst. Verder is een elastisch blok 35 voor het dempen van een beweging van het detectieblad 31 naar de aanslagbegrenzing 34 toe voorzien. Deze aanslagbegrenzing 34 zorgt ervoor dat de beweging van het distale uiteinde 54 van het detectieblad 31 begrensd wordt zodat de inslagdraad 1 altijd in contact kan komen met het distale uiteinde 54 van het detectieblad 31 van de sensoreenheid 20, dus zal het contactgebied 21 aan het distale uiteinde 54 van het veervormige detectieblad 31 altijd uit het venster 27 steken (zie figuren 3 en 4).
[0046] Zoals getoond in figuren 1 en 2, wordt de sensorinrichting 10 zo aangebracht dat bij normaal gebruik een gedeelte van de ingebrachte inslagdraad 1 dat zich uitstrekt tussen de bijhorende inslagpresentator 4 en de grijper 6 contact maakt met het contactgebied 21 van het detectieblad 31 van de sensorinrichting 10, maar geen contact maakt met andere delen van de sensorinrichting 10. Hierdoor komt de sensoreenheid 20 van de sensorinrichting 10 slechts met één zijde van de sensoreenheid 20 in contact met de inslagdraad 1, welke zijde door het afdekelement
26 wordt afgedekt zodat een risico dat stof zich op de sensoreenheid 20 zal ophopen klein wordt gehouden.
[0047] De steun 24 en de geleidingsplaat 29 zijn met behulp van schroeven 40 aan een freem van de weefmachine 100 bevestigd, bijvoorbeeld aan de lansgeleiding 15 (zie figuren 1 en 2). Zoals het best te zien is in figuur 4, wordt de sensoreenheid 20 binnen het afdekelement 26 opgenomen, waarbij het contactgebied 21 doorheen het venster 27 uitsteekt. De sensoreenheid 20 is aan het afdekelement 26 bevestigd met behulp van twee schroeven 41 die langs doorlopende gaten 51 in de sensoreenheid 20 passeren en met doorlopende gaten 52 in het afdekelement 26 samenwerken. De sensoreenheid 20 en het afdekelement 26 zijn samen op de steun 24 gemonteerd via de dempingselementen 25. In de getoonde uitvoeringsvorm is de steun 24 voorzien van een eerste uitsteeksel 42 en een tweede uitsteeksel 43 die uit een hoofdlichaam 44 uitsteken, waarbij het hoofdlichaam 44 zich in een eerste richting I uitstrekt en de uitsteeksels 42, 43 uit het hoofdlichaam 44 in een richting loodrecht op de eerste richting I uitsteken. Het eerste uitsteeksel 42 is langer dan het tweede uitsteeksel 43. De dempingselementen 25 zijn aan het distale uiteinde van het eerste uitsteeksel 42 en het tweede uitsteeksel 43 aangebracht.
[0048] Het vensterelement 28 heeft twee evenwijdige ribben 36 voorzien aan een bovenzijde en een onderzijde van het venster 27 dat een positie van de inslagdraad 1 (zie figuren 1 en 2) beperkt in een richting loodrecht op de axiale richting van de inslagdraad 1. Het vensterelement 28 bevat verder zijribben die de evenwijdige ribben 36 verbinden.
[0049] Zoals best te zien is in figuur 3, is de steun 24 voorzien van een wigvormig uitsteeksel 37 dat als een draadgeleider functioneert voor het geleiden van een inslagdraad naar een positie tussen de twee evenwijdige ribben 36 en in contact met het contactgebied 21 van het detectieblad 31. Het wigvormige uitsteeksel 37 kan ook gebruikt worden om het afdekelement 26 ten opzichte van de steun 24 te positioneren. Verder zijn een draad 38 en connector 39 voorzien om te zorgen voor een communicatie tussen de sensoreenheid 20 en de stuureenheid 14 (zie figuur 2), bijvoorbeeld een bi-directionele communicatie. Als alternatief kan een draadloze communicatie worden voorzien tussen de sensoreenheid 20 en de stuureenheid 14.
[0050] De monteeropstelling 22 die één of meer dempingselementen 25 bevat, in de getoonde uitvoeringsvorm twee dempingselementen 25, zorgt voor het isoleren van de sensoreenheid 20 tegen trillingen van de weefmachine 100 (zie figuur 1), waarop de sensorinrichting 10 gemonteerd is. Door het isoleren van de sensoreenheid 20 tegen een trilling van de weefmachine, wordt een ruis op het responssignaal als gevolg van trillingen van de weefmachine 100 gereduceerd.
[0051] Een trillingsisolatie of vermindering van een overdraagbaarheid van een trilling van de weefmachine 100 naar de sensoreenheid 20 hangt onder meer af van een structurele uitvoering van de dempingselementen 25 en een massa van de sensoreenheid 20 samen met het afdekelement 26. In de getoonde uitvoeringsvorm worden visco-elastische trillingsdempers gemaakt van rubber gebruikt. De uitvinding is echter niet beperkt tot dit type dempingselementen 25, in het bijzonder kunnen andere dempingsmaterialen met een lage stijfheid en dempingseigenschappen worden gebruikt voor de dempingselementen 25.
[0052] Figuren 5 en 6 tonen respectievelijk een dwarsdoorsnede van de sensoreenheid 20 langs lijn V-V en langs lijn VI-VI van figuur
3. Zoals getoond in figuren 5 en 6 zijn de dempingselementen 25 aan een respectievelijk uitsteeksel 42, 43 bevestigd met behulp van bevestigingselementen, zoals een bout 46 en een moer 47. In de getoonde uitvoeringsvorm is de moer 47 aan het dempingselement 25 bevestigd, bijvoorbeeld gelijmd aan het dempingselement 25. Verder is aan elk dempingselement 25 een pin 45 bevestigd, bijvoorbeeld gelijmd, welke pin 45 een draadeinde heeft dat met een moer 49 kan samenwerken. De sensoreenheid 20, meer in het bijzonder zijn basisfreem 30, is voorzien van doorlopende gaten 48 om de pinnen 45 op te nemen, zodat het basisfreem 30 van de sensoreenheid 20 via de pinnen 45 en de moer 49 aan het dempingselement 25 kan worden bevestigd. De dempingselementen 25 zijn aangebracht in een boorholte 56 die in het basisfreem 30 is voorzien en zich uitstrekken in het verlengde van het doorlopende gat 48. Het afdekelement 26 is voorzien van twee doorlopende gaten 50 om toegang te geven tot de moeren 49, welke doorlopende gaten 50 door de pluggen 53 kunnen worden afgedekt.
[0053] Zoals getoond in figuren 1 en 2 is de sensorinrichting 10 zo aangebracht dat tijdens het inbrengen van de inslagdraad 1, voornoemde inslagdraad 1 in contact komt met het contactgebied 21 van het detectieblad 31 dat via het venster 27 uitsteekt, en een kracht uitoefent op het contactgebied 21. De kracht uitgeoefend op het contactgebied 21 veroorzaakt het buigen van het detectieblad 31, waarbij de sensoreenheid 20 aangepast is om een responssignaal te genereren in respons op de kracht uitgeoefend door de inslagdraad 1. De kracht uitgeoefend door de inslagdraad 1 is afhankelijk van de spanning in de inslagdraad 1, zodat de spanning in de inslagdraad 1 kan worden gecontroleerd of gedetecteerd tijdens het inbrengen van elke inslagdraad 1, met behulp van de sensorinrichting 10.
[0054] In een uitvoeringsvorm wordt de gedetecteerde spanning door de stuureenheid 14 vergeleken met data over een "gewenste" spanning, welke data in een geheugen van de stuureenheid 14 wordt opgeslagen. Typisch varieert een gewenste Spanning over de weefcyclus, waarbij het responssignaal wordt geëvalueerd op basis van een hoekpositie van de weefmachine in de weefcyclus.
[0055] Zoals getoond in figuur 2 verschilt een hoek gevormd tussen een gedeelte van de inslagdraad 1 stroomopwaarts van het contactgebied 21 en een gedeelte van de inslagdraad stroomafwaarts van het contactgebied 21, ook aangeduid als afbuighoek van de inslagdraad 1, voor inslagdraden 1 die zijn ingebracht vanaf verschillende inslagtoevoerinrichtingen. Daardoor is in een uitvoeringsvorm de stuureenheid 14 aangepast voor het evalueren van het responssignaal van de sensorinrichting 10 rekening houdend met informatie over welke inslagdraad 1 van de meerdere inslagdraden 1 contact maakt met het contactgebied 21 van de sensorinrichting 10. Informatie van de actieve inslagpresentator 4 en een positie van de inslagpresentator 4, meer in het bijzonder de positie van een oog van de naald van de inslagpresentator 4 die de inslagdraad 1 geleidt, is gekend voor elke hoekpositie van de weefmachine tijdens de weefcyclus, en kan door de stuureenheid 14 worden gebruikt voor het evalueren van het responssignaal van de sensorinrichting 10.
[0056] De afbuighoek van de inslagdraad 1 hangt verder af van een positie van de grijper 6 in het weefvak 5. De positie van de grijper 6 is ook gekend voor elke hoekpositie van de weefmachine tijdens de weefcyclus. Hierdoor, als alternatief of in aanvulling op informatie over de inslagpresentator 4, evalueert de stuureenheid 14 het responssignaal op basis van informatie over een positie van de grijper 6.
[0057] Afhankelijk van het responssignaal en de afbuighoek van de ingebrachte inslagdraad is het mogelijk om voor elke hoekpositie van de weefmachine de spanning in de inslagdraad te berekenen en deze berekende spanning te vergelijken met de “gewenste” spanning voor de hoekpositie van de weefmachine. De inslagdraad 1 wordt bij de inslagpresentator 4, de sensorinrichting 10 en de grijper 6 afgebogen, waarbij met behulp van de sensorinrichting 10 de afbuiging van de inslagdraad 1 bij de sensorinrichting 10 klein is, zodat de spanning in de inslagdraad nagenoeg niet beïnvloed wordt door de sensorinrichting 10.
[0058] Tijdens het weven maken de inslagdraden niet permanent contact met de sensorinrichting 10. Daardoor kan een nulwaarde van de sensorinrichting 10 worden ingesteld, wanneer de sensorinrichting 10 niet in contact is met elk van de inslagdraden, zodat tijdens elke weefcyclus het mogelijk is om de sensorinrichting 10 op de nulwaarde terug in te stellen. Indien wordt waargenomen dat de nulwaarde na elke weefcyclus moet worden aangepast, kan dit aangeven dat de sensorinrichting 10 "vuil" is, bijvoorbeeld door stof, en zou moeten worden schoongemaakt.
[0059] Een afbuigbeweging van het detectieblad 31, veroorzaakt door de kracht die erop inwerkt, hangt af van de stijfheid van het detectieblad 31 en zijn lengte tussen het distale uiteinde 54 waar de inslagdraad 1 contact maakt met het detectieblad 31 en het ombuigelement 32. In uitvoeringsvormen wordt een licht en stijf detectieblad 31 gebruikt, dat een natuurlijke frequentie heeft, zodat trillingen als gevolg van resonantie van het detectieblad 31 worden geminimaliseerd.
[0060] Zoals getoond in figuren 1 en 2, wordt de sensorinrichting 10 in de getoonde uitvoeringsvorm zo op de weefmachine 100 gemonteerd dat het detectieblad 31 loodrecht op het inslaginbrengvlak is aangebracht en een richting, waarin het detectieblad 31 zich uitstrekt, aangeduid als bladrichting II, een stompe hoek vormt met een gedeelte van de inslagdraad 1 stroomafwaarts van het contactgebied 21, dat zich in de inslaginbrengrichting I uitstrekt, in het bijzonder een stompe hoek tussen 150° en 170°, en de bladrichting II een scherpe hoek vormt met een gedeelte van de inslagdraad 1 stroomopwaarts van het contactgebied 21, bijvoorbeeld een scherpe hoek van ongeveer 32°. Met andere woorden, de bladrichting II is nagenoeg evenwijdig met het gedeelte van de inslagdraad 1 stroomopwaarts van het contactgebied 21 en zorgt ervoor dat de inslagdraad 1 enkel contact maakt met het contactgebied 21 van het detectieblad 31.
[0061] Hierdoor heeft de kracht uitgeoefend door de inslagdraad 1 op het contactgebied 21 een krachtrichting, die bijna loodrecht op de bladrichting II is. Dit zorgt voor een goede responsiviteit van de sensorinrichting 10. Daardoor kan de sensorinrichting 10 in uitvoeringsvormen van de uitvinding zo worden gemonteerd, dat voor elke inslagpresentator 4 en voor elke grijperpositie, het contactgebied 21 slechts marginaal uitsteekt in denkbeeldige banen van de inslagdraden 1 tussen de inslagpresentators 4 en de grijper
6. Door die opstelling beïnvloedt de sensorinrichting 10 slechts marginaal een spanning in de inslagdraad 1 die contact maakt met het contactgebied 21.
[0082] De sensoreenheid 20 wordt op de weefmachine 100 gemonteerd via een dempingselement 25 dat aangepast is om de sensoreenheid 20 die op de grijperweefmachine 100 is gemonteerd tegen een trilling van de grijperweefmachine 100 te isoleren, in het bijzonder via een dempingselement 25 met een lage stijfheid en hoge dempingscoëfficiënt. In geval een inslagdraad 1 contact maakt met de sensoreenheid 20 bij het contactgebied 21, kan de sensoreenheid 20 een responssignaal genereren in respons op een kracht uitgeoefend door de inslagdraad 1 bij het contactgebied 21. Voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad 1, kan het responssignaal worden bepaald en geëvalueerd rekening houdend met informatie over een positie van een grijper 6 die de inslagdraad 1 doorheen een weefvak 5 transporteert en/of een positie van een inslagpresentator 4 die wordt gebruikt voor het presenteren van de inslagdraad 1.

Claims (15)

Conclusies.
1. Een sensorinrichting voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad (1) tussen een inslagpresentator (4) en een grijper s (6) op een grijperweefmachine (100), de sensorinrichting (10) bevattende een sensoreenheid (20) met een contactgebied (21), welke sensoreenheid (20) aangepast is om een responssignaal te genereren in respons op een kracht uitgeoefend door de inslagdraad (1) in het contactgebied (21), en een monteeropstelling (22) aangepast om de sensoreenheid (20) op de weefmachine (100) in een gebied tussen de inslagpresentator (4) en een weefvak (5) te monteren, daardoor gekenmerkt dat de monteeropstelling (22) een elastisch dempingselement (25) bevat dat aangepast is voor het isoleren van de sensoreenheid (20) die op de weefmachine (100) is gemonteerd tegen trillingen van de weefmachine (100).
2. De sensorinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de sensoreenheid (20) een buigbaar detectieblad (31) bevat dat zich in een bladrichting (IT) uitstrekt, welk detectieblad (31) aan een proximaal uiteinde (55) is geklemd, waarbij het contactgebied (21) aan een distaal uiteinde (54) van het detectieblad (31) is voorzien.
3. De sensorinrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat het detectieblad (31) tussen het distale uiteinde (54) en het proximale uiteinde (55) door een ombuigelement (32) is ondersteund, waarbij rekstrookjes (33) aan het detectieblad (31) nabij het ombuigelement (32) zijn voorzien.
4. De sensorinrichting volgens conclusie 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat het buigbare detectieblad (31) slijtvast is bij het contactgebied (21).
5. De sensorinrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat de monteeropstelling (22) een steun (24) bevat die aangepast is om op de weefmachine (100) te worden gemonteerd, waarbij de sensoreenheid (20) via het dempingselement (25) op de steun (24) is gemonteerd, waarbij de steun (24) een langwerpig hoofdlichaam (44) bevat dat zich in een eerste richting (I) uitstrekt, waarbij de sensoreenheid (20) zo op de steun (24) is gemonteerd dat de bladrichting (IT) een scherpe hoek vormt met de eerste richting (T).
6. De sensorinrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de steun (24) een uitsteeksel (42, 43) bevat dat loodrecht op de eerste richting (T) uit het hoofdlichaam (44) uitsteekt en waarbij de sensoreenheid (20) via een bijhorend dempingselement (25) op het uitsteeksel (42, 43) is gemonteerd, in het bijzonder bevat de steun (24) een eerste uitsteeksel (42) en een tweede uitsteeksel (43) die loodrecht op de eerste richting (I) uit het hoofdlichaam (44) uitsteken, waarbij de sensoreenheid (20) via bijhorende dempingselementen (25) op het eerste uitsteeksel (42) en het tweede uitsteeksel (43) is gemonteerd, waarbij verder in het bijzonder het eerste uitsteeksel (42) en het tweede uitsteeksel (43) in lengte verschillen.
7. De sensorinrichting volgens conclusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat de monteeropstelling (22) een geleidingsplaat (29) bevat, waarbij de geleidingsplaat (29) aan een achterste uiteinde van de steun (24) is bevestigd en zich in de eerste richting (1) uitstrekt.
8. De sensorinrichting volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de monteeropstelling (22) een afdekelement (26) met een venster (27) bevat, waarbij het afdekelement (26) minstens gedeeltelijk een eerste zijde van de sensoreenheid (20) voorzien van het contactgebied (21) afdekt en waarbij het contactgebied (21) doorheen het venster (27) uitsteekt.
9. De sensorinrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de monteeropstelling (22) een vensterelement (28) bevat dat het venster (27) van het afdekelement (26) omsluit, waarbij het vensterelement (28) voorzien is van twee ribben (36) die zich uitstrekken aan een bovenzijde en een onderzijde van het contactgebied (21) dat doorheen het venster (27) uitsteekt.
10. Een weefmachine bevattende een sensorinrichting (10) volgens één van de conclusies 1 tot 9, waarbij de sensorinrichting (10) op een freem van de grijperweefmachine (100) is gemonteerd in een gebied tussen een inslagpresentator (4) en een weefvak (5) voor het detecteren van een spanning in de inslagdraad (1) tussen de inslagpresentator (4) en de grijper (6) van de grijperweefmachine (100).
11. De weefmachine volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de sensorinrichting (10) zo op de weefmachine (100) is gemonteerd, dat het contactgebied (21) in een inslaginbrengrichting tussen het weefvak (5) en een inslagpresentator (4) dichtst bij het weefvak (5) is aangebracht.
12. De weefmachine volgens conclusie 10 of 11, daardoor gekenmerkt dat de sensoreenheid (20) van de sensorinrichting (10) een buigbaar detectieblad (31) bevat dat zich in een bladrichting (IT) uitstrekt, welk detectieblad (31) aan een proximaal uiteinde (55) is geklemd, waarbij het contactgebied (21) aan een distaal uiteinde
(54) van het detectieblad (31) is voorzien, waarbij voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad (1) de sensorinrichting (10) zo op de weefmachine (100) is gemonteerd, dat het detectieblad (31) loodrecht op een inslaginbrengvlak is aangebracht, en de bladrichting (IT) een stompe hoek vormt met een gedeelte van de inslagdraad (1) stroomafwaarts van het contactgebied (21), welke zich in de inslaginbrengrichting uitstrekt, en de bladrichting (II) een scherpe hoek vormt met een gedeelte van de inslagdraad (1) stroomopwaarts van het contactgebied (21).
13. De sensorinrichting volgens één van de conclusies 10 tot 12, daardoor gekenmerkt dat een stuureenheid (14) is voorzien, welke stuureenheid (14) aangepast is voor het evalueren van het responssignaal rekening houdend met informatie over een positie van een grijper (6) die de inslagdraad (1) doorheen een weefvak (5) transporteert en/of een inslagpresentator (4) die wordt gebruikt voor het presenteren van de inslagdraad (1).
14. De sensorinrichting volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de stuureenheid (14) aangepast is om het responssignaal met een gewenste spanning te vergelijken, waarbij de gewenste spanning met de hoekpositie van de weefmachine (100) in de weefcyclus varieert.
15. Een werkwijze voor het monteren van een sensoreenheid (20) voor het detecteren van een spanning in een inslagdraad (1) op een grijperweefmachine (100) in een gebied tussen een inslagpresentator (4) en een weefvak (5), daardoor gekenmerkt dat de sensoreenheid (20) op de weefmachine (100) is gemonteerd via een elastisch dempingselement (25) dat aangepast is om de sensoreenheid (20) die op de grijperweefmachine (100) is gemonteerd tegen een trilling van de grijperweefmachine (100) te isoleren.
BE20210058A 2020-09-11 2021-08-25 Inrichting en werkwijze voor het detecteren van een spanning in een draad en werkwijze voor het monteren van een sensoreenheid BE1028558B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP20195781.8A EP3967801A1 (en) 2020-09-11 2020-09-11 Device and method for sensing a tension in a thread, and method for mounting a sensor unit

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1028558A1 BE1028558A1 (nl) 2022-03-18
BE1028558B1 true BE1028558B1 (nl) 2022-07-11

Family

ID=72474126

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20210058A BE1028558B1 (nl) 2020-09-11 2021-08-25 Inrichting en werkwijze voor het detecteren van een spanning in een draad en werkwijze voor het monteren van een sensoreenheid

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP3967801A1 (nl)
BE (1) BE1028558B1 (nl)
WO (1) WO2022053321A1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19535895C1 (de) * 1995-09-27 1996-06-13 Dornier Gmbh Lindauer Einrichtung zum Reduzieren der Belastung eines in das Webfach einer Webmaschine einzutragenden Schußfadens
EP0943713A2 (de) * 1998-03-14 1999-09-22 Memminger-IRO GmbH Fadenspannungssensor mit wiederholtem Abgleich
EP1005435B1 (en) * 1998-05-19 2003-04-09 Eltex of Sweden AB Signal emitter

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT1227077B (it) 1988-09-08 1991-03-14 Vamatex Spa Sistema per controllare la tensione della trama alimentata ad un telaio tessile senza navette.
DE59906570D1 (de) 1998-10-07 2003-09-18 Sultex Ag Rueti Webmaschine mit schussüberwachendem Eintragssystem für eine Vielzahl von verschiedenen Schussfäden

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19535895C1 (de) * 1995-09-27 1996-06-13 Dornier Gmbh Lindauer Einrichtung zum Reduzieren der Belastung eines in das Webfach einer Webmaschine einzutragenden Schußfadens
EP0943713A2 (de) * 1998-03-14 1999-09-22 Memminger-IRO GmbH Fadenspannungssensor mit wiederholtem Abgleich
EP1005435B1 (en) * 1998-05-19 2003-04-09 Eltex of Sweden AB Signal emitter

Also Published As

Publication number Publication date
EP3967801A1 (en) 2022-03-16
BE1028558A1 (nl) 2022-03-18
WO2022053321A1 (en) 2022-03-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
RU2154128C1 (ru) Датчик натяжения нити с многократной настройкой, устройство подачи эластичных нитей и способ настройки датчика натяжения нити
EP1942068A1 (en) Yarn detector
EP2630486A1 (en) Yarn clearer and method for clearing yarn
US8352063B2 (en) Apparatus for detecting break in warp yarn in loom
BE1028558B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het detecteren van een spanning in een draad en werkwijze voor het monteren van een sensoreenheid
EP0816545B1 (de) Vorrichtung an einer Greiferwebmaschine zum Erkennen eines fehlerhaften Schussfadeneintrages
JPS626945A (ja) 縦糸継ぎ機における2本糸監視装置
ATE295326T1 (de) Spulmaschine für insbesondere empfindliches spulgut
CN1390996A (zh) 测量绞经纱线断裂的装置及带综框和该测量装置的织机
JPH0665841A (ja) 糸の存在をチエツクするための配列と,その経糸ストツプモーションとしての使用法
US5437182A (en) Method and device for determining strength properties of the warp threads of a warp
US5575313A (en) Apparatus for monitoring a warp yarn movement in a multi-phase weaving machine
EP2233421B1 (en) Method for detecting a knot and knot detector
Adanur et al. Property analysis of denim fabrics made on air-jet weaving machine part I: experimental system and tension measurements
EP0310154B1 (en) Measuring and detection device for determining the position of a break in a warp thread on weaving machines
JPH0843219A (ja) 糸の張力測定装置
JPH0571046A (ja) 流体噴射式織機における緯糸検知装置
CN109974834A (zh) 喷气式织机的筘振动量检测方法
EP3751035B1 (en) Device for sensing warp thread tension in a weaving machine
KR100523834B1 (ko) 웨프트 쓰레드의 모니터링 장치
BE1014071A3 (nl) Inrichting voor het instellen van de spanning in poolkettinggarens in een dubbelstukweefmachine.
US9725834B2 (en) Method and device for measuring the fabric tension in a weaving machine
BE1003243A3 (nl) Inrichting voor het meten van de spanning in een textieldraad.
CZ281497B6 (cs) Hlídač niti
NL1017378C2 (nl) Werkwijze voor de functiebewaking van een inlooprem.

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20220711