BE1028434A1 - Transportsysteem met opklapbare meenemers - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een transportsysteem (1) voor het transporteren van goederen, omvattende: - een transportband (2), met transportmodules (3) en pennen (4), die: ◦ rond keerwielen (7, 8) aandrijfbaar is volgens een gesloten traject; ◦ voorzien is van opneemholtes (6), waarin de transportband (2) over een lengte van meer dan de tussenafstand (t) tussen de pennen (4) vrij is van transportmodules (3) en van pennen (4); en ◦ grenzend aan de laterale zijden van de opneemholtes (6) doorlopend is uitgevoerd; - meenemers (5), waarbij elke meenemer (5): ◦ scharnierbaar is bevestigd aan een pen (4), aan een voorzijde van een opneemholte (6), tussen een neergeklapte positie en een opgeklapte positie; ◦ hoger is dan een genoemde tussenafstand (t); en ◦ zich ter hoogte van een afvoerpunt (X) en in de neergeklapte positie in de opneemholte (6) volledig binnen het traject van de transportband (2) uitstrekt, tussen genoemde keerwielen (7).

Description

TRANSPORTSYSTEEM MET OPKLAPBARE MEENEMERS Deze uitvinding betreft een transportsysteem voor het transporteren van goederen, volgens een transportrichting, naar een afvoerpunt, omvattende: - een transportband, omvattende transportmodules en pennen, die zich dwars op de transportrichting uitstrekken, waarbij de pennen op een tussenafstand van elkaar zijn opgesteld, voor het koppelen van de transportmodules om de transportband te vormen; - keerwielen, waarrond de transportband aandrijfbaar is volgens een gesloten traject; - opneemholtes, waarin de transportband vrij is van genoemde transportmodules; en - meenemers, waarbij elke meenemer scharnierbaar is bevestigd aan een genoemde pen, die aan een voorzijde van een genoemde opneemholte is opgesteld, tussen een neergeklapte positie, waarin deze meenemer in deze corresponderende opneemholte is opgenomen en een opgeklapte positie, waarin deze meenemer opstaat ten opzichte van de transportband om de goederen mee te nemen bij het transporteren van deze goederen.

Meer specifiek, maar niet beperkend, betreft deze uitvinding een dergelijk transportsysteem voor de voedselverwerkende industrie, voor het transporteren van voedingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld vis of kip. Dergelijke voedingsmiddelen zijn typisch kleverige, plakkerige producten.

In verschillende toepassingen in de voedselverwerkende industrie worden dergelijke transportsystemen gebruikt om goederen te verplaatsten. Als voorbeeld, maar niet beperkend, kunnen weeg- en/of sorteerinstallaties genoemd worden, die typisch een aanvoer van verenkelde goederen nodig hebben om te kunnen functioneren. Producten worden daarbij typisch via transportbanden op gepaste hoogte en daarna op snelheid gebracht om deze producten te wegen en/of volgens bepaalde criteria te sorteren.

Er is een minimale afstand nodig tussen de goederen om een individuele weging mogelijk te maken. Verder is ook voor een sorteerinstallatie een minimale tussenafstand nodig. Om een weeg- en/of sorteerinstallatie zo effectief mogelijk te laten werken, is bijgevolg een aanvoerinstallatie (transportsysteem) nodig. Deze aanvoerinstallatie brengt de goederen één voor één naar de weeg- en sorteerinstallatie. De positioneer nauwkeurigheid waarmee de goederen worden aangeboden aan bijvoorbeeld een weeg- en/of sorteerinstallatie, 1s bepalend voor de capaciteit van de installatie. Indien er een groot verschil in tussenafstand is, zal de aanvoersnelheid moeten verlaagd worden tot de weeg- en/of sorteerinstallatie in staat is om alle producten te verwerken. Hierdoor kan een groot verschil ontstaan tussen de effectieve capaciteit en de maximaal haalbare capaciteit van de installatie. Verschillende bouwvormen bestaan om producten verenkeld aan te leveren aan bijvoorbeeld een sorteerinstallatie. Deze uitvinding heeft betrekking op toepassingen waarbij transportbanden voorzien zijn van zogenaamde meenemers. Deze meenemers zijn in staat het verenkelde product naar boven te voeren zonder verlies van de verenkeling. Deze meenemers kunnen ook bij horizontale transportsystemen gebruikt worden, waarbij ze er enkel voor zorgen dat verenkelde producten niet bij elkaar komen. Bij het afvoeren van het product naar een volgende inrichting (met typisch een volgende transportband) treedt typisch een valbeweging op, waardoor het product zowel hoogte verliest, als positioneernauwkeurigheid. Na deze valbeweging is het immers niet steeds voorspelbaar hoe het product zich laat meenemen door de volgende transportband.

Concreet heeft de meenemer evenveel nadelen als voordelen. De ideale transportband (al dan niet horizontaal of stijgend) heeft enkel meenemers daar waar deze nodig zijn. Bij een transportsysteem waarop deze uitvinding betrekking heeft, zijn de meenemers daarom in een transporttraject voorzien voor het transporteren van de goederen, maar verdwijnen deze meenemers typisch vooraleer het product wordt afgevoerd naar een volgende inrichting. De meenemers verdwijnen vóór het afvoerpunt, om de valhoogte te kunnen beperken. De transportband heeft dan geen meenemers ter hoogte van het afvoerpunt. Hierdoor is het verlies aan hoogte beperkt, en kan het product doorgegeven worden zonder noemenswaardige valbeweging. Wat de beoogde voedingssector betreft, zijn de meenemers steeds beperkt in hoogte, om ter hoogte van het afvoerpunt de transportband een bocht te kunnen laten maken zonder dat de neergeklapte meenemers kunnen stoten tegen een volgende inrichting waarop de goederen afgevoerd worden. Hierdoor zijn de goederen die met een dergelijk transportsysteem vervoerd kunnen worden, typisch beperkt in grootte en in gewicht.

Bestaande oplossingen uit andere sectoren zijn niet zonder meer toepasbaar in de voedingssector.

In GB 2 515 775 A is een transportsysteem met opklapbare meenemers beschreven, waarbij de opklapbare meenemers bovenop de transportband neerklappen en in de bocht ter hoogte van het aanvoerpunt steeds een stuk blijven uitsteken ten opzichte van de transportband. De hoogte van deze meenemer dient als een compromis gekozen te worden tot de tussenafstand die voor deze uitstekende meenemer nodig is ten opzichte van de inrichting waarnaar de goederen afgevoerd worden.

In EP 1 826 159 Al is een transportsysteem beschreven waarin de modules van de modulaire transportband (schakelband) omhoog gebracht worden om meenemers te vormen. Hiertoe dient de bandlengte voldoende ruim te zijn. Doordat de transportband zelf plaatselijk omhoog wordt gebracht, is de hoogte van de meenemer die hiermee kan bereikt worden, beperkt tot ongeveer één module van de transportband. Anders zorgt de hiertoe te ruim bemeten bandlengte voor verschillende problemen.

In DE 89 15 286 U1 is een transportsysteem met opklapbare meenemers beschreven, waarin elke meenemer de plaats inneemt van een module van de modulaire transportband. In WO 2014/111091 Al is een variant van een dergelijk transportsysteem beschreven, waarbij modules van de modulaire transportband als meenemer zijn uitgevoerd.

Op deze manier zijn de meenemers van een dergelijk transportsysteem in hoogte beperkt tot de afmetingen van een dergelijke module.

Het doel van deze uitvinding is om te voorzien in een transportsysteem dat voor meer producten en dit meer specifiek voedingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld vis of kip, ingezet kan worden.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een transportsysteem voor het transporteren van goederen, volgens een transportrichting, naar een afvoerpunt, omvattende:

- een transportband, omvattende transportmodules en pennen, die zich dwars op de transportrichting uitstrekken, waarbij de pennen op een tussenafstand van elkaar zijn opgesteld, voor het koppelen van de transportmodules om de transportband te vormen;

- keerwielen, waarrond de transportband aandrijfbaar is volgens een gesloten traject;

- opneemholtes, waarin de transportband in de transportrichting gezien over een lengte van meer dan een genoemde tussenafstand vrij is van transportmodules en vrij is van pennen en waarbij de transportband grenzend aan de laterale zijden van de opneemholtes doorlopend is uitgevoerd; en

- meenemers, waarbij elke meenemer:

o scharnierbaar is bevestigd aan een genoemde pen, die aan een voorzijde van een genoemde opneemholte is opgesteld, tussen een neergeklapte positie, waarin deze meenemer in deze corresponderende opneemholte is opgenomen en een opgeklapte positie, waarin deze meenemer opstaat ten opzichte van de transportband om de goederen mee te nemen bij het transporteren van deze goederen;

o een hoogte heeft van meer dan een genoemde tussenafstand; en o zich ter hoogte van het afvoerpunt en in neergeklapte positie volledig binnen het gesloten traject van de transportband uitstrekt, tussen genoemde keerwielen.

Volgens de uitvinding wordt elke opneemholte voorzien met een lengte van meer dan een genoemde tussenafstand, dit in de transportrichting gezien. Doordat deze opneemholte vrij is van transportmodules en pennen, kan hierin een meenemer in 5 neergeklapte toestand opgenomen worden. Gezien de opneemholte langer is dan de genoemde tussenafstand, kan deze meenemer een hoogte hebben van meer dan deze tussenafstand. Doordat bovendien deze meenemer in neergeklapte toestand zich volledig binnen het gesloten traject van de transportband kan uitstrekken, dit door deze meenemers ter hoogte van het afvoerpunt tussen de keerwielen aan dit afvoerpunt te laten neerklappen, kan ervoor gezorgd worden dat, wanneer de transportband een bocht maakt rond deze keerwielen, de meenemer niet zal uitsteken ten opzichte van deze transportband. Hierdoor kan men een verdere inrichting waarop de goederen na deze transportband afgevoerd worden, dicht op deze transportband laten aansluiten, en zo de valhoogte van deze goederen beperken. Ondanks het feit dat de opneemholte vrij is van transportmodules en pennen, kan men de transportband toch ongehinderd een bocht laten maken rond de keerwielen, doordat de transportband grenzend aan de laterale zijden van de opneemholte doorlopend is uitgevoerd. Aan elke laterale zijde van de opneemholte, kan het corresponderende doorlopende deel van de transportband volgens het gesloten traject overheen het corresponderende keerwiel worden gevoerd. De meenemer kan volgens de uitvinding dus hoger uitgevoerd worden dan bij de stand van de techniek, waardoor een grotere variatie aan goederen met een dergelijke transportinrichting getransporteerd kan worden.

Om de transportband grenzend aan de laterale zijden doorlopend uit te voeren, kunnen hier deelmodules en deelpennen voorzien worden, die korter zijn dan de transportmodules en pennen in het overige deel van de transportband. Alternatief is het bijvoorbeeld mogelijk om hiertoe een stuk band of ketting te voorzien om de transportband te vervolledigen tussen de transportmodules en pennen.

Het is mogelijk om per meenemer een corresponderende opneemholte te voorzien.

Voor verschillende transportbanden met verschillende breedtes kunnen daartoe meenemers met verschillende corresponderende breedtes uitgewerkt worden.

Deze meenemers kunnen daarbij voorzien zijn om een zo groot mogelijke breedte van deze transportbanden af te schermen.

Het is echter ook mogelijk om in één opneemholte meerdere meenemers aangrenzend naast elkaar op te stellen.

Op deze manier is het bijvoorbeeld ook mogelijk om een kleinere meenemer met een standaardmaat te voorzien, waarbij men meerdere dergelijke meenemers kan combineren om samen een samengestelde meenemer te vormen.

Zo kunnen transportbanden met verschillende breedtes opgebouwd worden met dezelfde meenemers, waarbij de samengestelde meenemers samen een zo groot mogelijke breedte van deze transportbanden afschermen.

Om de scharnierbeweging van de meenemers aan te drijven, omvat elke meenemer van een transportsysteem volgens deze uitvinding bij voorkeur een geleidingselement.

Het transportsysteem omvat daarbij verder bij voorkeur een geleidingssysteem voor het geleiden van het geleidingselement om de scharnierbeweging van de meenemer zodanig aan te sturen, dat, bij het aandrijven van de transportband volgens het gesloten traject, in een transporttraject van het gesloten traject, voor het transporteren van de goederen, de meenemer in zijn opgeklapte positie blijft en de meenemer ter hoogte van het afvoerpunt naar zijn neergeklapte positie wordt gebracht.

Een dergelijk geleidingselement kan ééndelig zijn uitgevoerd met de rest van de meenemer of kan als een afzonderlijk element zijn uitgevoerd waarvan de meenemer is voorzien.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat elke meenemer een steunelement, voor het in het transporttraject met behulp van het geleidingssysteem ondersteunen van de meenemer aan een steunzijde van de corresponderende opneemholte tegenovergesteld aan de voorzijde van de opneemholte.

Met behulp van een dergelijk steunelement kan een dergelijke meenemer grotere krachten overbrengen. Het is op deze manier niet enkel mogelijk om grotere goederen te transporteren. Het is ook mogelijk om veel zwaardere goederen te transporteren. Hierdoor kan een nog grotere variatie aan goederen getransporteerd worden. Zo kunnen bijvoorbeeld ook volledige kippen vervoerd worden met een dergelijke transportband. Net als bij de stand van de techniek zullen de keerwielen, waartussen elke meenemer zich in de neergeklapte positie ter hoogte van het afvoerpunt uitstrekt, roteerbaar zijn opgesteld rond een as. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm maakt deze as deel uit van het geleidingssysteem. De as wordt daarbij voorzien voor het hierop geleiden van het geleidingselement ter hoogte van het afvoerpunt, wanneer de meenemer zich tussen deze keerwielen uitstrekt. Het is hiertoe mogelijk om het geleidingselement rechtstreeks te geleiden rond deze as, om de ruimte tussen de keerwielen optimaal te kunnen gebruiken om de meenemer zich hier tussen te laten uitstrekken, zonder dat deze keerwielen hiertoe te groot dienen uitgevoerd te worden. Het is alternatief bijvoorbeeld ook mogelijk om de as te voorzien van een geleidingswiel, waarover het geleidingselement geleid wordt.

Elke meenemer zal een voorwand omvatten, die voorzien is om in de opgeklapte positie van de meenemer ten opzichte van de transportband op te staan aan de voorzijde van de opneemholte. Deze voorwand strekt zich daarbij dan in opgeklapte toestand van de meenemer, bij voorkeur onder een hoek tussen 45° en 90° uit ten opzichte van de transportband en nog meer voorkeurdragend over een hoek van ongeveer 90°. In een eenvoudige uitvoeringsvorm kunnen de meenemers hoofdzakelijk plaatvormig uitgevoerd worden. In de meest eenvoudige uitvoeringsvorm zal deze meenemer in opgeklapte toestand de opneemholte dan hoofdzakelijk vrij laten. Om te verhinderen dat goederen in deze opneemholte vallen, kunnen dan bijvoorbeeld draagbanden onderaan de transportband voorzien worden, die deze opneemholte afschermen. Voorkeurdragend zal een meenemer naast de voorwand nog één of meerdere bijkomende afschermwanden omvatten om de corresponderende opneemholte in de opgeklapte positie van de meenemer af te schermen. Met behulp van dergelijke afschermwanden kan men niet alleen verhinderen dat goederen in de opneemholte vallen, maar ook verhinderen dat deze goederen in de opneemholte zouden blijven haperen. Wanneer goederen in de opneemholte blijven haperen kunnen ze ter hoogte van het afvoerpunt namelijk het neerklappen van een meenemer verhinderen. Bij heel wat goederen kan met een transportband onder een helling verzekerd worden dat deze goederen tot tegen de voorzijde van de meenemer rollen en door deze meenemer meegenomen worden bij het transport ervan. Bij dergelijke goederen 1s met een weloverwogen positionering van de opneemholtes en een weloverwogen keuze voor het laden van de goederen op de transportband, de kans beperkt dat deze goederen in deze opneemholte zouden vallen of blijven haperen. Deze kans wordt dan nog verder beperkt met de afschermwanden. Er zijn echter ook goederen, dit typisch hoekigere goederen, zoals bijvoorbeeld kippenvleugels, die niet zo eenvoudig rollen. Bij dergelijke goederen is de kans veel groter dat deze goederen in de opneemholte vallen of haperen. Met behulp van genoemde afschermwanden kan men ook voor dergelijke goederen verhinderen dat deze in de opneemholte kunnen vallen of haperen. Dergelijke afschermwanden helpen ook verzekeren dat goederen verenkeld blijven, dit ook na afvoeren van deze goederen op een verdere inrichting.

Een meenemer met een dergelijk voorwand en één of meerdere afschermwanden is bij voorkeur hol uitgevoerd, om deze zo licht mogelijk uit te voeren. Het is echter ook mogelijk om een dergelijke meenemer vol uit te voeren. Meer specifiek kan elke meenemer aan zijn beide laterale zijden zijwanden als afschermwanden omvatten. In een dergelijke uitvoeringsvorm wordt dan minstens één van deze zijwanden bij voorkeur uitgevoerd als een genoemd geleidingselement. Deze zijwand heeft dan een dubbele functie, enerzijds voor het afschermen van de opneemholte en anderzijds voor het aansturen van de scharnierbeweging van de meenemer. Nog meer voorkeurdragend worden beide zijwanden als een dergelijk geleidingselement uitgevoerd.

In een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm is elke zijwand, die uitgevoerd is als geleidingselement, aan zijn onderrand voorzien van een uitsparing, voor het hierin opnemen van de as, die deel uitmaakt van het geleidingssysteem.

Meer specifiek kan de zijwand tussen het steunelement en de uitsparing haakvormig uitgevoerd worden voor het haken van de zijwand over de as. Wanneer de scharnierbeweging van de meenemer geleid wordt over de as tussen de keerwielen ter hoogte van het afvoerpunt, dan omvat een transportsysteem volgens de uitvinding bij voorkeur ook een losmaakelement, dat ter hoogte van de as is opgesteld, om aan te grijpen op elke meenemer voor het losmaken van de meenemer van de as, dit om te verzekeren dat de meenemer niet ongewenst aan de as blijft hangen en zo de verdere aandrijving van de transportband zou verhinderen.

Aan zijn zijde tegenovergesteld aan de genoemde voorwand, omvat een meenemer bij voorkeur ook een achterwand als afschermwand. Deze achterwand is daarbij bij voorkeur concaaf uitgevoerd. Door deze concaaf uit te voeren, kan men deze achterwand in opgeklapte toestand van de meenemer grenzend aan de corresponderende rand van de opneemholte laten aansluiten, zonder dat deze achterwand tijdens de scharnierbeweging van de meenemer aan deze rand blijft haperen. Met behulp van een dergelijke achterwand kan men de opneemholte dan ook maximaal afschermen.

Wanneer een dergelijke meenemer ook voorzien is van een genoemd steunelement, dan vormt dit steunelement bij voorkeur een uitsprong onderaan de achterwand.

Dit steunelement strekt zich hierbij dan bij voorkeur over de volledige rand onderaan deze achterwand uit. Naast een voorwand en een achterwand omvat elke meenemer bij voorkeur ook nog een bovenwand als afschermwand, die de voorwand met de achterwand verbindt. Op deze manier kan maximaal verzekerd worden dat goederen verenkeld blijven, doordat deze door de meenemers maximaal van elkaar gescheiden blijven.

Meer specifiek kan deze bovenwand zich in de opgeklapte positie van de meenemer nagenoeg evenwijdig aan de transportband uitstrekken. Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een transportband volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten. In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in: - Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van een transportsysteem volgens deze uitvinding schematisch in langsdoorsnede is afgebeeld; - Figuur 2 een tweede uitvoeringsvorm van een transportsysteem volgens deze uitvinding schematisch in langsdoorsnede is afgebeeld; - Figuur 3 het transportsysteem uit figuur 1 schematisch in perspectief is afgebeeld, gezien vanaf een aanvoerzijde; - Figuur 4 het transportsysteem uit figuur 1 schematisch in perspectief is afgebeeld, gezien vanaf een afvoerzijde;

- Figuur 5 een deel van het transportsysteem uit figuur 1 schematisch in perspectief is weergegeven ter hoogte van enkele meenemers; - Figuur 6 een deel van het transportsysteem uit figuur 1 schematisch in perspectief is weergegeven ter hoogte van het afvoerpunt; - Figuur 7 het transportsysteem uit figuur 2 schematisch in perspectief 1s afgebeeld, gezien vanaf een aanvoerzijde; - Figuur 8 het transportsysteem uit figuur 2 schematisch in perspectief 1s afgebeeld, gezien vanaf een afvoerzijde; - Figuur 9 een deel van de transportband uit het transportsysteem uit figuur 2 afzonderlijk in perspectief is afgebeeld, ter hoogte van enkele meenemers; - Figuur 10 het deel van de transportband uit figuur 9 is afgebeeld, voorzien van zijgeleiders; - Figuren 11 tot 24 schematisch in stappen en in langsdoorsneden van een deel van het transportsysteem uit figuur 2, de scharnierbeweging van een meenemer uit dit transportsysteem is afgebeeld, om deze meenemer van een opgeklapte positie neer te klappen ter hoogte van het afvoerpunt, te geleiden met behulp van de as van de keerwielen en terug op te laten klappen tot voorbij de opgeklapte positie. - Figuur 25 een deel van het transportsysteem uit figuur 2 schematisch in langsdoorsnede is weergegeven ter hoogte van het afvoerpunt.

De afgebeelde transportsystemen (1) zijn voorzien voor het transporteren van voedingswaren, zoals vis of kip, volgens een transportrichting (A) naar een afvoerpunt (X). In de figuren zijn deze transportsystemen (1) voorzien om deze goederen omhoog te voeren naar een verdere — niet afgebeelde — inrichting, die ter hoogte van het afvoerpunt (X) op de afgebeelde transportsystemen (1) aansluitend is opgesteld.

Alternatief is het ook mogelijk om transportsystemen (1) te voorzien waarbij de goederen hoofdzakelijk horizontaal verplaatst worden.

De afgebeelde transportsystemen (1) kunnen hiertoe eenvoudig op gekende manieren aangepast worden.

De transportsystemen (1) omvatten telkens een transportband (2) die uitgevoerd is als een schakelband en hiertoe voorzien is van transportmodules (3) die met behulp van pennen (4) gekoppeld zijn om de transportband (2) te vormen. De pennen (4) zijn daarbij dwars op de transportrichting (A) gezien, op een tussenafstand (t) van elkaar opgesteld. Het opbouwen van een transportband (2) met behulp van dergelijke transportmodules (3) en pennen (4) is gekend. Deze transportmodules (3) en pennen (4) werden voor de eenvoud van de figuren enkel in de figuren 9 en 10 afgebeeld. De eindloze transportband (2) is telkens aandrijfbaar rond keerwielen (7, 8), dit volgens een gesloten traject. Verdere geleidingswielen (25) bepalen mee dit gesloten traject. In de afgebeelde uitvoeringvormen zijn telkens de bovenste keerwielen (7) roteerbaar rond een aangedreven as (9) gemonteerd. De onderste keerwielen (8) zijn vrij roteerbaar rond een as opgesteld. Alternatief is het ook mogelijk om omgekeerd de onderste keerwielen aan te drijven en de bovenste keerwielen vrij roteerbaar op te stellen. De geleidingswielen (25) zij vrij roteerbaar rond een as opgesteld. De transportsystemen (1) zijn telkens op regelmatige tussenafstanden voorzien van opneemholtes (6), waarin de transportband (2) over de lengte (1) van meer dan een genoemde tussenafstand (t) vrij zijn van transportmodules (3) en van pennen (4). Aan de laterale zijden van deze opneemholtes (6) is de transportband (2) doorlopend uitgevoerd, dit bijvoorbeeld met behulp van deelmodules (3°) en deelpennen (4’) zoals afgebeeld in figuur 9. Alternatief is het bijvoorbeeld mogelijk om hiertoe een stuk band of ketting te voorzien om de transportband (2) te vervolledigen tussen de transportmodules (3) en pennen (4).

Aan de voorzijde van de opneemholtes (6) is telkens een meenemer (5) scharnierbaar bevestigd aan een pen (4) die grenzend aan deze opneemholte (6) is opgesteld. De meenemers (5) hebben telkens een hoogte (h) van meer dan een genoemde tussenafstand (t). Elke meenemer (5) is minimaal scharnierbaar tussen een neergeklapte positie, waarin deze meenemer (5) in de opneemholte (6) is opgenomen en een opgeklapte positie,

waarin deze meenemer (5) opstaat ten opzichte van de transportband (2) om de goederen mee te nemen bij het transporteren van deze goederen.

In de figuren bevinden de meenemers (5) die aan de bovenzijde van de transportband (2) zijn opgesteld zich telkens in de opgeklapte positie en bevinden de meenemers (5) die ter hoogte van het afvoerpunt (X) zijn opgesteld, zich telkens in de neergeklapte positie. Ter hoogte van het afvoerpunt (X) en in neergeklapte positie strekken de meenemers (5) zich telkens volledig binnen het gesloten traject van de transportband (2) uit, tussen de bovenste keerwielen (7), zoals te zien is in de figuren 1-2,4,6, 8 en 25.

In de afgebeelde uitvoeringsvormen zijn deze meenemers (5) telkens ook verder schanierbaar dan deze genoemde posities. De meenemers (5) die in de figuren aan de onderzijde van de transportband (2) hangen, hangen neer onder invloed van de zwaartekracht en zijn daarbij verder gekanteld dan de opgeklapte positie. In principe kunnen deze meenemers (5) ook in de omgekeerd richting gekanteld worden tot voorbij de neergeklapte positie. In normale werking van de afgebeelde transportsysteem (1) zullen deze echter niet verder kantelen dan deze neergeklapte positie, zoals verder ook verduidelijkt wordt.

Om de scharnierbeweging van de meenemers (5) aan te sturen, omvatten de afgebeelde transportsystemen een geleidingssysteem (9, 10) voor het geleiden van een geleidingselement (14) van de meenemer (5). De aandrijving van deze scharnierbeweging is duidelijkst te zien in de figuren 1 en 2.

Het geleidingssysteem (9, 10) omvat telkens geleidingsrails (10), die binnen het gesloten traject onder het bovenste deel van de transportband (2) zijn opgesteld. Onderaan de transportband (2) hangen de meenemers (5) vrij onder invloed van hun gewicht naar beneden, dit gekanteld voorbij de opgeklapte positie. Bij het aandrijven van de transportband (2) volgens het gesloten traject kantelen de meenemers (5), wanneer de transportband (2) rond de onderste keerwielen (8) wordt gevoerd, naar hun opgeklapte positie. Wanneer de meenemers (5) zich dan aan de bovenzijde van de transportband (2) bevinden, houden geleidingsrails en/of geleidingstrips (10) de meenemers (5) in hun opgeklapte positie, doordat hun geleidingselement (14) bovenop deze geleidingsrails en/of geleidingstrips (10) wordt geleid. Aan het einde van de geleidingsrails en/of geleidingstrips (10) is een neergaand stuk (11) voorzien, dat ervoor zorgt dat de meenemers (5) beginnen kantelen naar hun neergeklapte positie toe.

Na dit neergaande stuk (11) zullen de meenemers (5) verder kantelen onder invloed van hun gewicht tussen de bovenste keerwielen (7) in en dit naar hun neergeklapte positie toe, waarbij deze meenemers (5) zich volledig binnen het gesloten traject van de transportband (2) uitstrekken ter hoogte van het afvoerpunt (X). In de eerste afgebeelde uitvoeringsvorm zijn de meenemers (5) het eenvoudigst uitgevoerd.

Dit zijn bestaande meenemers (5) die normaal vast opgesteld worden in transportsystemen, zonder dat deze dan neerklapbaar voorzien zijn.

Deze eerste uitvoeringsvorm van een transportsysteem (1) is dan ook vrij eenvoudig en kostengunstig uitvoerbaar.

In bestaande transportsystemen worden deze meenemers (5) met twee pennen vastgezet.

Nu worden deze meenemers (5) slechts met één van de twee voorziene pennen (5) gemonteerd, dit vooraan een flens (14), die onderaan de meenemer (5) is voorzien, en die eveneens dienst doet als genoemd geleidingselement.

Elk van deze meenemers (5) wordt dus vooraan vooruit getrokken.

Achteraan is deze meenemers (5) vrij opgesteld.

Hierdoor kan deze meenemer (5) nu naar beneden scharnieren op de plaatsen waar in het transportsysteem (1) geen meenemer (5) is vereist.

Als gevolg hiervan kan op deze plaats in de transportband (2) geen trekkracht overgebracht worden door deze meenemer (5). Typisch zal naast of tussen deze meenemers (5) een stuk doorlopende band of ketting voorzien worden die de trekkracht kan opnemen.

Als achter deze meenemer (5) enkele modules weggelaten worden, om de opneemholte (6) te vormen, is er plaats om deze hoge meenemer (5) te laten inklappen in de transportband (2). Op de plaatsen waar de flens (14) onderdaan de meenemer (5) geleid wordt, zal dit typisch gebeuren aan de hand van voldoende brede draagbanden (26), die dienst doen als geleidingstrips (10). Deze draagbanden (26) zorgen er bijkomend voor dat de opneemholte (6) na de meenemer (5), waar de transportband (2) onderbroken is,

volledig afgedekt is.

Op die manier wordt vermeden dat het product door de transportband (2) kan vallen.

In de tweede afgebeelde uitvoeringsvorm is de meenemer (5) langer uitgevoerd dan de genoemde tussenafstand (t). Deze meenemer (5) heeft een hoogte die nodig is om het product op gewenste wijze te transporteren of op hoogte te brengen.

De meenemer (5) heeft een voorwand (13), die voorzien is om in de opgeklapte positie ten opzichte van de transportband (2) op te staan aan de voorzijde van de opneemholte (6), zijwanden (14) aan zijn beide laterale zijden, een achterwand (19) en een bovenwand (21). De zijwanden (14), achterwand (19) en bovenwand (21) doen dienst als afschermwanden (14, 19, 21). Door de vorm van de meenemer (5) met meerdere afschermwanden (14, 19, 21) wordt vermeden dat na de meenemer (5) een opening in de transportband (2) ontstaat.

Deze meenemer (5) is dus lang genoeg om de opneemholte (6), die nodig is om in te klappen, in opgeklapte positie af te dekken.

Als bijkomend voordeel is de ruimte waar product kan gelegd worden, beperkt tot een specifieke zone achter de meenemer (5), waardoor dit transportsysteem ook kan gebruikt worden zonder dat er een hellend deel in de transportband (2) is voorzien.

In de afgebeelde uitvoeringsvorm is na de meenemer (5) telkens een ruimte met een lengte van drie keer de tussenafstand (t) voorzien om product neer te leggen.

De lengte van de meenemer (5) is in dit geval (niet bindend) het equivalent van 3 tussenafstanden (t). Er is in dit voorbeeld dus een gegarandeerde ruimte van 3 tussenafstanden (t) tussen de producten.

Bijgevolg is er geen helling nodig om het product tegen de meenemer (5) te laten rollen.

Het systeem is hierdoor ook effectief bij producten die typisch in een helling niet naar beneden rollen (bijvoorbeeld hoekige objecten zoals kippenvleugels). Om grote gewichten te kunnen transporteren, is de meenemer (5) voorzien van een steunelement (16) voor het in het transporttraject met behulp van de geleidingsrails en/of geleidingstrips (10) ondersteunen van de meenemer (5) aan een steunzijde van de opneemholte (6) tegenovergesteld aan de voorzijde van de opneemholte (6).

Om de meenemer (5) ter hoogte van het afvoerpunt (X) naar een volgende transportband te laten neerklappen, is de geometrie specifiek afgesteld op de diameter van de aangedreven keerwielen (7). De zijwanden (14) van de meenemer (5) zijn uitgevoerd als geleidingselement (14). De keerwielen (7) zijn roteerbaar opgesteld rond de aandrijfas (9). Deze aandrijfas (9) maakt deel uit van het geleidingsysteem (9, 10). De achterkant van de meenemer (5) valt tot achter de as (9) van de aandrijving om ver genoeg te kunnen neerklappen, zodat deze meenemer (5) zich tot aan de rand (22) tussen de voorwand (13) en de bovenwand (21) volledig binnen het gesloten traject van de transportband (2) kan uitstrekken.

De zijwanden (14) zijn aan hun onderrand (15) voorzien van een uitsparing (17) voor het hierin opnemen van de as (9). Tussen het steunelement (16) en de uitsparing (17) is elke zijwand (14) haakvormig uitgevoerd voor het haken van de zijwand (14) over de as (9). De achterwand (19) is concaaf uitgevoerd en het steunelement (16) vormt een uitsprong onderaan de achterwand (19), zodat een insprong (20) tussen de achterwand (19) en het steunelement (16) gevormd wordt.

De meenemer (5) kan zich hierdoor in zijn opgeklapte positie over nagenoeg de volledige lengte van de opneemholte (6) uitstrekken, zonder dat het steunelement (16) of de achterwand (19) aan de rand van de opneemholte (6) blijven haperen bij neerklappen van de meenemer (5). Ter hoogte van de as (9) is verder een losmaakelement (12) opgesteld om aan te grijpen op de meenemer (5) voor het losmaken van de meenemer (5) van de as (9). Dit losmaakelement (12) is voorzien om de meenemer (5) gegarandeerd op het juiste moment te laten opklappen.

Zodoende wordt verhinderd dat de meenemer (5) rond de as (9) blijft hangen op de terugweg.

Om te verhinderen dat goederen in het transporttraject zijdelings van de transportband (2) kunnen vallen, worden aan de laterale zijden zijgeleiders (24) opgesteld, zoals afgebeeld in figuur 10. Deze zijgeleiders (24) strekken zich daarbij overheen de laterale zijden van de transportband (2) uit en bedekken daarbij ook grotendeels de doorlopende stukken van de transportband aan de laterale zijden van de opneemholtes (6). Hierdoor strekken de meenemers (5) zich samen over nagenoeg over de volledige breedte van de transportband (2) tussen deze zijgeleiders (24) uit.

In de afgebeelde uitvoeringsvormen zijn hiertoe telkens twee meenemers (5) grenzend naast elkaar opgesteld per opneemholte (6). Alternatief kan ook een enkele meenemer voorzien worden die zich over deze volledige breedte uitstrekt.

Om bredere transportbanden (2) uit te voeren kunnen ook meer dan twee meenemers (5) op een zelfde manier grenzend naast elkaar per opneemholte (6) voorzien worden.

Claims (12)

CONCLUSIES

1. Transportsysteem (1) voor het transporteren van goederen, volgens een transportrichting (A), naar een afvoerpunt (X), omvattende: — een transportband (2), omvattende transportmodules (3) en pennen (4), die zich dwars op de transportrichting (A) uitstrekken, waarbij de pennen (4) op een tussenafstand (t) van elkaar zijn opgesteld, voor het koppelen van de transportmodules (3) om de transportband (2) te vormen; — keerwielen (7, 8), waarrond de transportband (2) aandrijfbaar 1s volgens een gesloten traject; — opneemholtes (6), waarin de transportband (2) vrij is van genoemde transportmodules (3); en — meenemers (5), waarbij elke meenemer (5) scharnierbaar is bevestigd aan een genoemde pen (4), die aan een voorzijde van een genoemde opneemholte (6) 1s opgesteld, tussen een neergeklapte positie, waarin deze meenemer (5) in deze corresponderende opneemholte (6) is opgenomen en een opgeklapte positie, waarin deze meenemer (5) opstaat ten opzichte van de transportband (2) om de goederen mee te nemen bij het transporteren van deze goederen; met het kenmerk dat elke meenemer (5) een hoogte (h) heeft van meer dan een genoemde tussenafstand (t), dat elke opneemholte (6) in de transportrichting (A) gezien over een lengte (1) van meer dan een genoemde tussenafstand (t) vrij is van transportmodules (3) en van pennen (4), dat de transportband (2) grenzend aan de laterale zijden van de opneemholtes (6) doorlopend is uitgevoerd en dat elke meenemer (5) zich ter hoogte van het afvoerpunt (X) en in de neergeklapte positie volledig binnen het gesloten traject van de transportband (2) uitstrekt, tussen genoemde keerwielen (7).

2. Transportsysteem (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat elke meenemer (5) een geleidingselement (14) omvat, dat het transportsysteem (1) een geleidingssysteem (9, 10) omvat voor het geleiden van het geleidingselement (14) om de scharnierbeweging van de meenemer (5) zodanig aan te sturen, dat, bij het aandrijven van de transportband (2) volgens het gesloten traject, in een transporttraject van het gesloten traject, voor het transporteren van de goederen, de meenemer (5) in zijn opgeklapte positie blijft en de meenemer (5) ter hoogte van het afvoerpunt (X) naar zijn neergeklapte positie wordt gebracht.

3. Transportsysteem (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat elke meenemer (5) een steunelement (16) omvat, voor het in het transporttraject met behulp van het geleidingssysteem (9, 10) ondersteunen van de meenemer (5) aan een steunzijde van de corresponderende opneemholte (6) tegenovergesteld aan de voorzijde van de opneemholte (6).

4. Transportsysteem (1) volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de genoemde keerwielen (7) ter hoogte van het afvoerpunt (X), waartussen elke meenemer (5) zich in de neergeklapte positie ter hoogte van dit afvoerpunt (X) uitstrekt, roteerbaar zijn opgesteld rond een as (9) en dat deze as (9) deel uitmaakt van het geleidingssysteem (9, 10).

5. Transportsysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke meenemer (5) een voorwand (13) omvat, die voorzien is om in de opgeklapte positie van de meenemer (5) ten opzichte van de transportband (2) op te staan aan de voorzijde van de opneemholte (6), en één of meerdere bijkomende afschermwanden (14, 19, 21) om de corresponderende opneemholte (6) in de opgeklapte positie van de meenemer (5) af te schermen.

6. Transportsysteem (1) volgens conclusies 2 en 5, met het kenmerk dat elke meenemer (5) aan zijn beide laterale zijden zijwanden (14) als afschermwanden (14, 19, 21) omvat, waarbij minstens één van deze zijwanden (14) uitgevoerd is als een genoemd geleidingselement (14).

7. Transportsysteem (1) volgens conclusies 4 en 6, met het kenmerk de zijwand (14) die uitgevoerd is als geleidingselement (14), aan zijn onderrand (15) voorzien is van een uitsparing (17), voor het hierin opnemen van de as (9).

8. Transportsysteem (1) volgens conclusies 3 en 7, met het kenmerk dat de zijwand (14) tussen het steunelement (16) en de uitsparing (17) haakvormig is uitgevoerd voor het haken van de zijwand (14) over de as (9).

9. Transportsysteem (1) volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk dat het transportsysteem (1) een losmaakelement (12) omvat, dat ter hoogte van de as (9) is opgesteld om aan te grijpen op elke meenemer (5) voor het losmaken van de meenemer (5) van de as (9).

10. Transportsysteem (1) volgens één van de conclusies 5 tot 9 met het kenmerk dat elke meenemer (5) aan zijn zijde tegenovergesteld aan de voorwand (13) een achterwand (19) als afschermwand (14, 19, 21) omvat, die concaaf is uitgevoerd.

11. Transportsysteem (1) volgens conclusies 3 en 9, met het kenmerk dat het steunelement (16) een uitsprong vormt onderaan de achterwand (19).

12. Transportsysteem (1) volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat elke meenemer (5) een bovenwand (21) als afschermwand (14, 19, 21) omvat, die de voorwand (13) met de achterwand (19) verbindt.