BE1028371A1

BE1028371A1 - Scherminrichtingen

Info

Publication number: BE1028371A1
Application number: BE20205400A
Authority: BE
Inventors: Peter Marc Vansteelandt; John Peter Meinster; Steven Rita André Vanhoutte; Maxim Gustave Solomaniuck
Original assignee: Renson Sunprotection Screens Nv
Priority date: 2020-06-05
Filing date: 2020-06-05
Publication date: 2022-01-05
Also published as: CN115066536A; JP2023527953A; CN215989334U; WO2021245482A1; EP4069931A1; BE1028371B1; US20230065907A1

Abstract

Een scherminrichting omvat een oprolbaar scherm, een elektromotor voor het roteren van het oprolbaar scherm, welke motor elektrisch wordt gevoed door één of meerdere draden, een voedingskabel omvattende één of meer draden, een elektrische koppeling voor het koppelen van de draden van de voedingskabel aan de draden van de motor, welke koppeling omvat een mannelijke en een vrouwelijke component die met elkaar elektrisch en mechanisch koppelbaar zijn. De mannelijke component omvat minstens één contactpin en de vrouwelijke component omvat minstens één contactbus. De mannelijke component omvat een printplaat (PCB) waarop de minstens ene contactpin elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat en welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van een eerste van de motor en de voedingskabel. De vrouwelijke component omvat een printplaat (PCB) waarop de minstens ene contactbus elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat, welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van de andere van de motor en de voedingskabel.

Description

SCHERMINRICHTINGEN Technisch Gebied

[01] De onderhavige uitvinding heeft betrekking op scherminrichtingen, meer scherminrichtingen met oprolbaar scherm. Stand van de Techniek

[02] Scherminrichtingen omvattende een oprolbaar scherm zijn dezer dagen vaak elektrisch bedienbaar, waarbij het scherm op- of afrolt via aandrijving van een elektromotor. Deze zit vaak gemonteerd in een stalen as die het scherm draagt.

[03] Het monteren van dergelijke scherminrichtingen is geen sinecure. Het scherm in opgerolde toestand, inclusief de dragers en dergelijke, en samen met de coaxiaal gemonteerde motor (dit alles samen wordt doekpakket genoemd), dient in de aan de muur, bijvoorbeeld een gevel, opgehangen behuizing ingeschoven te worden. Bovendien dient de motor ook aangesloten te worden op de voedingsstroom, die ofwel netspanning wisselstroom, of fotovoltaïsch- gegenereerde laagspanning gelijkstroom kan zijn. De motor omvat vaak het mannelijke of vrouwelijke component van een koppelstuk, dat tijdens het inschuiven van het doekpakket dient te connecteren met de andere (mannelijke of vrouwelijke) component die aangesloten is op de voedingsspanning. Zulke doekpakketten kunnen een gewicht hebben tot ongeveer 80 kg, waardoor voorzichtige manipulatie niet evident is.

[04] Ook tijdens de levensduur van deze scherminrichtingen dienen de connectoren gemanipuleerd te worden. Bijvoorbeeld in geval het doek dient vervangen te worden of in geval van fout aan de motor, dient vaak het gehele doekpakket terug uit de behuizing gehaald te worden, waarbij de mannelijke en vrouwelijke connectie-componenten ontkoppeld worden.

[05] Een voorbeeld van geschikte connectoren is gegeven in EP2354430B1. Nadeel van deze connectoren is de fragiliteit van de connectiepinnen, die mogelijkerwijze beschadigd worden tijdens manipulatie van de onderdelen op de werf voor het inschuiven van het doekpakket in de behuizing, of die 92979400 ombuigen tijdens dit inschuiven van het doekpakket in de behuizing. Samenvatting van de Uitvinding

[06] Het is een doel van de uitvinding om scherminrichtingen met oprolbaar scherm te voorzien, die op hun beurt van connectoren zijn voorzien die de krachten tijdens het inschuiven van het doekpakket, met gelijktijdig koppelen van de connectoren tijdens deze actie, kunnen weerstaan. Het is ook een doel om connectoren te voorzien die minder fragiel zijn voor manipulatie op de wert.

[07] Volgens een eerste aspect wordt voorzien in een scherminstallatie. Een scherminrichting volgens het eerste aspect omvat een oprolbaar scherm, een elektromotor voor het roteren van het oprolbaar scherm, welke motor elektrisch wordt gevoed door één of meerdere draden, een voedingskabel omvattende één of meer draden, een elektrische koppeling voor het koppelen van de draden van de voedingskabel aan de draden van de motor, welke koppeling omvat een mannelijke en een vrouwelijke component die met elkaar elektrisch en mechanisch koppelbaar zijn, waarbij de mannelijke component minstens één contactpin omvat en de vrouwelijke component minstens één contactbus omvat, gekenmerkt door dat de mannelijke component een printplaat (PCB) omvat waarop de minstens ene contactpin elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat en welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van een eerste van de motor en de voedingskabel, waarbij de vrouwelijke component een printplaat (PCB) omvat waarop de minstens ene contactbus elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat, welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van de andere van de motor en de voedingskabel.

[08] De draden zijn elektrisch geleidende draden of aders, typisch koperen draden of aders, die stroom, desgevallend bijvoorbeeld laagspanning gelijkstroom van 24V of 48V, of 230V wisselstroom tot 3 à 4A, van en naar de motor voeren.

[09] De printplaten omvatten geprinte geleiders op een plaat. De plaat 0010600 typisch gemaakt uit epoxy, bijvoorbeeld glasvezel textiel (bijvoorbeeld weefsel) versterkt epoxy, en heeft een dikte in het bereik van 1.0 tot 2.0 mm, zoals bijvoorbeeld 1.6 mm.

[10] De opgeprinte geleiders zijn elektrische geleiders. Het gebruik van printplanten voor de hoogspanning-wisselstroom is veeleisend en vraagt bij voorkeur geschikte dimensies. Om voldoende stroom te kunnen geleiden, zeker in geval hogere stroom bij hoogspanning-wisselspanning, hebben de geleiders een gewicht per oppervlak van 0.5 tot 3 ons per vierkante voet, zoals tussen 1 en 2 ons per vierkante voet, inclusief. De dwarsdoorsnede is bij voorkeur gelijk of groter dan 0.106 mm°, zeker bij geleiders met een oppervlaktegewicht van 2 ons per vierkante voet.

[11] De geprinte geleiders zijn uitgevoerd uit geleidende materialen, typisch metalen, en bij voorkeur uit koper of koperlegeringen. De geprinte geleiders kunnen eventueel gecoat zijn met soldeersel, nikkel of goud, of kunnen een behandeling ondergaan hebben met benzimidazolethiol, om corrosie te voorkomen. Eventueel hebben de geprinte geleiders een “conformal coating” ondergaan om corrosie, stroomlekkage en/of verkorte levensduur door condensatie. Dit kan gebeuren door dippen, opspuiten of vacuüm opdampen van silicone rubber, polyurethaan, acryl of epoxy.

[12] De scherminrichting typisch omvat verder een inrichtingsbehuizing voor het behuizen van het roteerbare scherm en de motor.

[13] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de mannelijke component een behuizing omvatten, die de printplaat omsluit en/of waarbij de vrouwelijke component een behuizing omvat, die de printplaat omsluit.

[14] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de vrouwelijke component een behuizing omvatten, die de printplaat omsluit en waarbij de vrouwelijke component een behuizing omvat, die de printplaat omsluit.

[15] Uiteraard blijven de contactpinnen en —bussen toegankelijk om de koppeling te maken tussen mannelijke en vrouwelijke component.

[16] De behuizing van de vrouwelijke connector kan uitsteken voorbij de contactbussen. De behuizing van de mannelijke connector kan uitsteken voorbij de contactpinnen.

[17] Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen elk van de behuizingen een 205400 schelp omvatten die de behuizing van deels of geheel haar buitenzijde voorzien en de printplaat omsluit, waarbij de printplaat in de schelp omsloten is door een polymeer volume welk de schelp opvult.

[18] De printplaat is dus volledig omhuld met polymeer. De printplaat is dus ingebed in polymeer.

[19] De schelp voorzien elke behuizing van minstens een deel, en bij voorkeur het geheel van de buitenwand. Deze schelp, die weliswaar uit verschillende delen kan bestaan, kan met dimensioneel zeer nauwkeurige maten vervaardigd worden, bijvoorbeeld door spuitgieten van het geheel of de onderdelen van de schelp. Een elektrische component, bijvoorbeeld de printplaat die in deze schelp huist, is aldus omgeven door een wand waarvan de dikte zeer nauwkeurig kan worden gegarandeerd. Aldus kan een minimale afstand tussenbuitenwand van de behuizing en elk van de in de schelp aanwezige componenten, gegarandeerd worden. De minimum dikte van de schelp is bij voorkeur tussen de 0.5 en 2 mm. Een schelp met een doorslagspanning tussen de twee zijden van de wand van 31kV/mm is bij voorkeur voorzien. Gemeten volgens EN60355 dient de isolatie te voldoen aan de basisisolatie van 1250V.

[20] Het polymeer volume kan ingespoten of ingegoten worden in de schelp, terwijl de printplaat op de gewenste plaats binnen de schelp gepositioneerd wordt. Aldus kan de printplaat volledig omgoten en omsloten worden, zodat geen van de elektrische componenten op de printplaat buiten het polymeer volume, ergo buiten de behuizing zich bevindt. Het polymeer volume contacteert de printplaat over geheel haar oppervlakte. Uiteraard blijven de contactpinnen of contactbussen bereikbaar voor elkaar teneinde met elkaar elektrisch contact te kunnen vormen.

[21] Geschikt polymeer voor de schelp zijn alle polymeren geschikt voor het behuizen van elektrische componenten, bijvoorbeeld extrusie-compatibele polymeren zoals thermoplasten en elastomeren. Bij voorkeur worden dikte van de wand en polymeer gekozen zodat een doorslagspanning van minstens 600 V/mm verkrijgen wordt, bij voorkeur meer dan 10 kV/mm, zoals meer dan 30 kV/mm. Typische geschikte polymeren zijn polyamide (PA), polyester (PES), polyolefinen zoals polypropyleen (PP), polyethyleen (PE), polyethyleen tereftalaat (PET), polyvinyl chloride (PVC) en gelijkaardige of mengpolymeren 9900 eventueel aangevuld met weekmakers, brandvertragers en vulstoffen en gelijkaardige. Meer bij voorkeur worden PA of PVC gebruikt.

[22] Geschikt polymeer voor het polymeer volume zijn alle polymeren 5 geschikt voor het contacteren van elektrische componenten, bij voorkeur spuitgietbare polymeer zoals thermoplasten en elastomeren. Bijvoorbeeld zijn deze polymeren polyamide (PA), polyester (PES), polyolefinen zoals polypropyleen (PP), polyethyleen (PE), polyethyleen tereftalaat (PET), polyvinyl chloride (PVC), en gelijkaardige of mengpolymeren, eventueel aangevuld met weekmakers, brandvertragers en vulstoffen en gelijkaardige. Meer bij voorkeur worden PA of PVC gebruikt, bij voorkeur aangebracht via spuitgieten.

[23] Het polymeer gebruikt voor de schelp en het polymeer voor het polymere volume dienen complementair en aan elkaar hechtend te zijn.

[24] Volgens andere uitvoeringsvormen, kan de mannelijke en/of vrouwelijke component een behuizing omvatten die enkel uit een schelp bestaat. De schelp kan uit verschillende delen bestaan die op elkaar aansluiten en hechten door een sluitsysteem, bijvoorbeeld door een klik-systeem. De printplaat wordt volledig omsloten door de schelp na montage en aansluiten, bijvoorbeeld dichtklikken, van de eventuele verschillende delen van de schelp.

[25] De schelp of schelpdelen zijn bij voorkeur vervaardigd uit polymeer, meer bepaald uit spuitgegoten polymeer. Een elektrische component, bijvoorbeeld de printplaat die in deze schelp huist, is aldus omgeven door een wand waarvan de dikte zeer nauwkeurig kan worden gegarandeerd. Aldus kan een minimale afstand tussenbuitenwand van de behuizing en elk van de in de schelp aanwezige componenten, gegarandeerd worden. De minimum dikte van de schelp is bij voorkeur tussen de 0.5 en 2 mm. Een schelp met een doorslagspanning tussen de twee zijden van de wand van 31kV/mm is bij voorkeur voorzien. Gemeten volgens EN60355 dient de isolatie te voldoen aan de basisisolatie van 1250V.

[26] Geschikt polymeren zijn alle polymeren geschikt voor het contacteren van elektrische componenten, bij voorkeur spuitgietbare polymeren zoals thermoplasten en elastomeren. Bijvoorbeeld zijn deze polymeren polyamide (PA), polyester (PES), polyolefinen zoals polypropyleen (PP), polyethyleen

(PE), polyethyleen tereftalaat (PET), polyvinyl chloride (PVC), en gelijkaardige 79600 of mengpolymeren, eventueel aangevuld met weekmakers, brandvertragers en vulstoffen en gelijkaardige. Meer bij voorkeur worden PA of PVC gebruikt, bij voorkeur aangebracht via spuitgieten.

[27] Volgens nog andere uitvoeringsvormen, kan de mannelijke en/of vrouwelijke component een behuizing omvatten die volledig rond de printplaat gevormd wordt door deze te omspuiten met polymeer in de vorm van de uiteindelijke behuizing. De printplaat en bijhorende elementen worden geklemd in een matrijs waarbij de contactpinnen en/of contactbussen vrijgehouden worden teneinde later elektrisch contact toe te laten, en deze matrijs wordt met spuitgieten gevuld met polymeer. De mogelijke polymeren zijn deze zoals boven gemeld. PA en PVC worden bij voorkeur gebruikt. De printplaat zit bij gevolg volledig ingebed de behuizing, met uiteraard vrijlaten van de contactpinnen en/of contactbussen. De minimum dikte van de behuizing is bij voorkeur tussen deO05en2mm.

[28] Volgens nog andere uitvoeringsvormen, kan de mannelijke en/of vrouwelijke component een behuizing omvatten die deels uit een schelp bestaat, en deels gevormd wordt door de printplaat te omspuiten met polymeer in de vorm van de uiteindelijke behuizing. De mogelijke polymeren zijn deze zoals boven gemeld. PA en PVC worden bij voorkeur gebruikt. De minimum dikte van de behuizing is bij voorkeur tussen de 0.5 en 2 mm.

[29] Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de mannelijke en vrouwelijke componenten geschikt zijn voor het koppelen in een koppelrichting, minstens één behuizing, desgevallend beide behuizingen, omvat sturende elementen, welke sturende elementen de beweging van de mannelijke en vrouwelijke component sturen tijdens het koppelen van de mannelijke en vrouwelijke component in de koppelrichting.

[30] De sturende elementen kunnen de onderlinge beweging van mannelijke en vrouwelijke component bepalen zodanig dat de contactpin van de mannelijke component en de respectieve bijhorende contactbus van de vrouwelijke component goed gericht zijn op elkaar tijdens het koppelen.

[31] De mannelijke component kunnen uitstekende elementen op de behuizing hebben die tijdens het koppelen in een opening in de behuizing van de vrouwelijke component kan inschuiven. Of vice versa, waar de vrouwelijke 995409 component uitstekende elementen op de behuizing kan hebben die tijdens het koppelen in een opening in de behuizing van de mannelijke component kan inschuiven. Deze uitstekende elementen steken van de behuizing uit in de bewegingsrichting tijdens koppelen, ie. de koppelrichting. De openingen kunnen conisch uitgevoerd zijn om aldus de beweging te sturen.

[32] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan e De mannelijke component één of meerdere uitstulpingen hebben in koppelrichting en de vrouwelijke component één of meerdere met de uitstulping corresponderende verdiepingen hebben in koppelrichting; en/of e De vrouwelijke component één of meerdere uitstulpingen hebben in koppelrichting en de mannelijke component één of meerdere met de uitstulping corresponderende verdiepingen hebben in koppelrichting.

[33] Het dient gemeld te worden dat de sturende elementen integraal deel uitmaken van de behuizing of behuizingen. De sturende elementen kunnen tal van vormen aannemen, bijvoorbeeld vooruitstekende delen van de behuizing van één van de componenten, die over verdunde zones van de andere component zijn behuizing overschuift. Met behulp van bijvoorbeeld uitstekende delen, ribben en gelijkaardige, die in gleuven of gelijkaardige inpassen, of conisch op elkaar aangrijpende vlakken, zullen de sturende elementen de twee componenten correct naar elkaar toe bewegen, sturen en geleiden ofte guideren. De sturende elementen kunnen de twee componenten naar elkaar toe centreren. Dit alles met als doel om de elektrisch koppelende delen van de mannelijke en vrouwelijke component correct voor elkaar te positioneren, vooraleer deze aanvangen met het elektrisch koppelen. Het is dan ook van belang dat de sturende elementen eerst contact maken met elkaar en sturen, vooraleer er elektrische contacten tussen mannelijke en vrouwelijke component gerealiseerd worden.

[34] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan minstens één van de sturende elementen van één van de componenten in koppelrichting contact maken met het corresponderende sturende element van de andere component, vooraleer één of meerdere contactpinnen van de mannelijke component elektrisch contact 6960 5600 kan maken met de corresponderende contactbus van de vrouwelijke component.

[35] Met andere woorden, minstens één van de sturende elementen van één van de componenten steekt in koppelrichting verder uit van de behuizing van de component dan het verste punt van de contactpin of contactbus van deze component. Dit is voordelig omdat het realiseren van de sturing ofte begeleiding van de componenten voor het elektrisch koppelen, ervoor zorgt dat het inpassen van de contactpinnen in de corresponderende contactbussen vlot en met zo min mogelijk dimensionele afwijking kan gebeuren, waardoor de levensduur van de contactpinnen en —bussen kan verlengd worden en ombuigen van contactpinnen verminderd of zelfs verhinderd worden.

[36] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan één van de draden van de motor en één van de draden van de voedingskabel een aardingsgeleider zijn.

[37] Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de mannelijke en vrouwelijke componenten geschikt zijn voor het koppelen in een koppelrichting, tijdens het koppelen in koppelrichting, de contactpin of contactbus gekoppeld op de aardingsgeleider van de voedingskabel contact maakt met de corresponderende contactbus of contactpin gekoppeld aan de aardingsgeleider van de motor, vooraleer één of meerdere andere contactpinnen van de mannelijke component elektrisch contact kan maken met de corresponderende contactbussen van de vrouwelijke component.

[38] Het eerst maken van een verbinding van de aardingen is vaak belangrijk om geen kortsluitingen en gelijkaardige te krijgen, en om veiling de koppeling te kunnen realiseren.

[39] De contactpinnen en -bussen die met een aardingsgeleider zijn gekoppeld, kunnen robuuster uitgevoerd zijn dan de contactpinnen en — bussen die gekoppeld zijn aan stroom dragende draden. Ze kunnen bijvoorbeeld dikker zijn uitgevoerd. De contactpin die aan de aarding is gekoppeld en/of de contactbus die aan de aarding is gekoppeld, kan bijvoorbeeld langer zijn uitgevoerd, en/of in een positie geplaatst worden die veder uitsteekt boven de printplaat. Telkens zal dit ervoor zorgen dat deze contactpinnen en —bussen eerst contact maken vooraleer de andere contactpinnen en —bussen elektrisch 9700 koppelen.

[40] Het is voordelig dat de volgorde waarin tijdens het koppelen van de componenten, verschillende delen contact maken, de volgorde is waarin eerst voor sturing van de componenten wordt gezorgd, daarna elektrisch koppelen van de aardingsgeleiders, en dan pas het koppelen van de stroom voerende geleiders.

[41] Daarom, volgens voorkeursuitvoeringen, wordt in een scherminrichting voorzien e waarbij een van de draden van de motor en één van de draden van de voedingskabel een aardingsgeleider is, de mannelijke en vrouwelijke componenten geschikt zijn voor het koppelen in een koppelrichting, tijdens het koppelen in koppelrichting, de contactpin gekoppeld op de aardingsgeleider van de voedingskabel maakt contact met de corresponderende contactbus gekoppeld aan de aardingsgeleider van de andere component, vooraleer één of meerdere andere contactpinnen van de mannelijke component elektrisch contact kan maken met de corresponderende contactbussen van de vrouwelijke component; e Waarbij de mannelijke component een behuizing omvat, die de printplaat omsluit en waarbij de vrouwelijke component een behuizing omvat, die de printplaat omsluit, en waarbij minstens één behuizing, desgevallend beide behuizingen, stuende elementen omvat, welke sturende elementen de beweging van de mannelijke en component sturen tijdens het koppelen van de mannelijke en vrouwelijke component in de koppelrichting, minstens één van de sturende elementen van één van de componenten in koppelrichting contact maakt met het corresponderende sturende element van de andere component, vooraleer één of meerdere contactpinnen van de mannelijke component elektrisch contact kan maken met de corresponderende contactbus van de vrouwelijke component

[42] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de minstens ene contactpin 9797/5499 axiaal omgeven zijn door een elektrisch isolerende wand waarbij contact tussen de pin en deze wand afwezig is.

[43] De minimum dikte van de isolerende wand is bij voorkeur tussen de 0.5 en2mm.

[44] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de minstens ene contactbus axiaal omgeven zijn door een elektrisch isolerende wand waarbij contact tussen de bus en deze wand aanwezig is langsheen de as van de bus.

[45] De minimum dikte van deze isolerende wand is bij voorkeur tussen de O5en2mm.

[46] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de minstens ene contactpin axiaal omgeven zijn door een elektrisch isolerende wand waarbij contact tussen de pin en deze wand afwezig is en waarbij de minstens ene contactbus axiaal omgeven is door een elektrisch isolerende buswand waarbij contact tussen de bus en deze buswand aanwezig is langsheen de as van de bus, en waarbij de buswand past tussen de contactpin en de wand die de contactpin omgeeft.

[47] De elektrisch isolerend wand en buswand kunnen vervaardigd zijn uit dezelfde materialen als de schelp van de behuizing, en maken bij voorkeur deel van de behuizing van de component, bijvoorbeeld van de schelp van de behuizing van de component. PA en PVC hebben de voorkeur.

[48] Het materiaal van de wand en/of buswand is elektrisch isolerend indien een doorslagspanning van minstens 600 V/mm verkregen wordt, bij voorkeur meer dan 10 kV/mm, zoals meer dan 30 kV/mm.

[49] De minimum dikte van de wand en/of de buswand liggen bij voorkeur in het bereik van 0.5 tot 2 mm. Bij voorkeur steekt de wand in axiale richting langsheen de contactpin iets verder uit voorbij de contactpin in asrichting. Ook bij voorkeur steekt de buswand in axiale richting langsheen de contactbus iets verder uit voorbij de contactbus in asrichting.

[50] Tijdens het koppelen van de mannelijke en vrouwelijke component, zullen deze wanden ook deels fungeren als sturingselementen op de mannelijke dan wel de vrouwelijke component.

[51] De perimeter van een radiale sectie van deze wanden moeten niet identiek zijn aan de vorm van een radiale sectie van de contactpin of —bus. De perimeter van een radiale sectie van deze wanden kan circulair, elliptische 79700 rechthoekig, vierkant of gelijkaardig zijn.

[52] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan een dichtingsring voorzien zijn voor het waterdicht maken van het contact tussen de wand rond de contactpin en de buswand.

[53] Volgens uitvoeringsvormen kan deze dichtingsring voorzien zijn aan de voet van de wand rond de contactpin. Een dichtingsring die deze voet omsluit kan voldoende zijn.

[54] Volgens uitvoeringsvormen kan deze dichtingsring voorzien zijn aan de top van de buswand. Een dichtingsring die op deze top ligt, eventueel waar de top voorzien is van een houder om deze ring te houden, kan voldoende zijn.

[55] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de voedingskabel M1 draden omvatten, de mannelijke of vrouwelijke component omvat N1 contactpinnen dan wel contactbussen, waarbij N1>=M1 en M1>=2.

[56] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de motor M2 draden omvatten, de mannelijke of vrouwelijke component omvat N2 contactpinnen dan wel contactbussen, waarbij N2>=M2 en M2>=2.

[57] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan M1=M2 en N1>M1 of N2>M2.

[58] In een uitvoeringsvorm zijn M1=M2>=3 en zijn N1 en N2 beiden groter dan 3, bijvoorbeeld is M1=M2=N1=N2=4.

[59] In sommige uitvoeringsvormen zal de mannelijke of de vrouwelijke component die aan de voedingskabel is gekoppeld, zo uitgevoerd worden, dat deze compatibel is met een vrouwelijke dan wel mannelijke component die aan de motor is gekoppeld, en die links dan wel rechts gemonteerd staat ten opzichte van het roterende scherm. Scherminrichtingen worden vaak uitgevoerd in twee versies, waar de motor ofwel aan de linker zijde van het opgerolde scherm is gepositioneerd, dan wel aan de rechterzijde. Bij gebruik van de zelfde motor, zullen de contactpinnen of —bussen, afhankelijk of de mannelijke dan wel vrouwelijke connector aan de motor is gekoppeld, gespiegeld gepositioneerd zijn, afhankelijk van een linkse dan wel een rechts installatie. Om beide situaties het hoofd te bieden met de zelfde component (mannelijk dan wel vrouwelijk) aan de voedingskabel, moeten de contactpinnen en —bussen gespiegeld uitgevoerd zijn op de component die aan de voedingskabel is gekoppeld. Zo kan bijvoorbeeld bij M draden in de 7920/9400 voedingskabel, één enkele draad elektrisch gekoppeld zijn aan twee contactpinnen of —bussen, welke twee telkens in spiegelbeeld van elkaar in dezelfde mannelijke of vrouwelijke component geïntegreerd zijn.

[60] In andere uitvoeringsvormen is de contactpin en —bus die de aardingsgeleider koppelt, centraal uitgevoerd, en dient dus niet ontdubbeld te worden, terwijl de andere contactpinnen of —bussen die stroom voeren wel dubbel en in spiegelbeeld zijn uitgevoerd.

[61] De contactpinnen en —bussen zijn niet beperkt in dimensie, hoewel de lengte van de pinnen, en de diepte van de bussen, bij voorkeur tussen 8 en 15mm zitten. De oppervlakte van de doorsnede van de contactpinnen, en dus de oppervlakte van de doorsnede van de contactbussen, ligt bij voorkeur tussen de 2.4 mm? en 5mm?. Voor contactpinnen en —bussen met circulaire doorsnede betekent dit dat de diameter van de doorsnede bij voorkeur varieert tussen 1 en 2mm, inclusief. Bij voorkeur, doch niet noodzakelijk, zijn de pinnen en bussen cilindrisch in doorsnede. De doorsnede kan ook bijvoorbeeld rechthoekig, veelhoekig of ellips zijn. Ondanks de relatief dunne afmetingen dienen de pinnen en bussen toch sterk te zijn gezien ze tijdens montage van het doekpakket, onderworpen worden aan relatief hoge krachten.

[62] De contactpinnen en —bussen zijn uiteraard elektrisch geleidend, en bij voorkeur uitgevoerd uit koper of koperlegeringen, eventueel voorzien van een hard gouden coating, dit is een coating van enkele tientallen micron, bijvoorbeeld 50 um, goud op een nikkel bufferlaag die op het koper is aangebracht.

[63] Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de draden gekoppeld zijn aan de geprinte geleiders door griplets. De griplets kunnen bijvoorbeeld uitgevoerd zijn uit koper, eventueel met nikkel of nikkel-tin coating.

[64] In alternatieve uitvoeringsvormen, kunnen de draden ook gesoldeerd zijn aan de geprinte geleiders, er kan gebruik gemaakt worden van krimpcontacten, of de draden kunnen aan de geprinte geleiders worden gekoppeld met gelijk welke van de gekende technieken.

[65] De griplets of andere connectiestukken die gebruikt zijn, zitten bij voorkeur ingebed in het polymeer volume dat de printplaat omvat.

[66] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de mannelijke component 29/9600 gekoppeld zijn aan de draden van de voedingskabel, de vrouwelijke component zijde gekoppeld aan de draden van de motor.

[67] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de vrouwelijke component gekoppeld zijn aan de draden van de voedingskabel, de mannelijke component zijde gekoppeld aan de draden van de motor.

[68] Volgens een tweede aspect wordt voorzien in een werkwijze voor het monteren van een scherminstallatie volgens het eerste aspect van de vinding. De werkwijze voor het monteren van een scherminstallatie volgens het eerste aspect van de uitvinding omvattende een inrichtingsbehuizing, waarbij de werkwijze omvat de motor en het oprolbare scherm inschuiven in de inrichtingsbehuizing, en waarbij tijdens dit inschuiven, de koppeling van de mannelijke en vrouwelijke component van het koppeling wordt tot stand gebracht.

[69] De motor en het oprolbare scherm (samen het doekpakket) kunnen frontaal ingeschoven worden in de inrichtingsbehuizing die eventueel zelfs gemonteerd is aan de wand waar de scherminstallatie dient bevestigd te worden. De component die aan de voedingskabel is bevestigd, kan reeds in de behuizing aanwezig zijn, gedragen door een montagestuk van de behuizing.

Vandaar dat tijdens het inschuiven van het doekpakket gelijktijdig de koppeling van mannelijk en vrouwelijke component dient gerealiseerd te worden. De behuizing kan na inschuiven en dus koppelen van de voedingskabel aan de motor, afgesloten worden met een afsluitstuk.

[70] Volgens een derde aspect wordt in een werkwijze voorzien voor het vervaardigen van een scherminrichting. De werkwijze voor het vervaardigen van een scherminrichting volgens het eerste aspect van de uitvinding omvat de stappen A en/of B, de stappen A zijnde e A1: het voorzien van een printplaat (PCB) waarop minstens één contactpin elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat en welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van een eerste van de motor en de voedingskabel; e A2: het inbrengen van de printplaat in een eerste schelp;

e A3: het opvullen van de schelp voorzien van de printplaat met een polymeer; e A4: het eventueel sluiten van de schelp met een sluitstuk; De stappen B zijnde: e B1: het voorzien van een printplaat (PCB) waarop minstens een contactbus elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat en welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van de andere van de motor en de voedingskabel; e B2: het inbrengen van de printplaat in een eerste schelp; e B3: het opvullen van de schelp voorzien van de printplaat met een polymeer; e B4: het eventueel sluiten van de schelp met een sluitstuk.

[71] Volgens sommige uitvoeringsvormen kunnen de stappen A en B worden uitgevoerd.

[72] De schelpen kunnen uit één geheel zijn, bijvoorbeeld een schelp die sluitbaar is omheen een volume, welk volume de printplaat kan omvatten en in welke schelp openingen voorzien zijn voor de contactpinnen den wel —bussen. Of de schelp kan bestaan uit minstens een volume omsluitend deel en een sluitstuk voor het sluiten van de schelp. Of de schelp kan bestaan uit meerdere delen die samen een volume kunnen omsluiten. Bij voorkeur zijn de schelpen, of de delen van de schelp spuitgegoten stukken.

[73] De printplaat kan op zijn plaats gehouden worden tijdens het inbrengen van het polymeer door hulpstukken, of de schelp kan steun- en/of klemvlakken hebben waarin de print plaat wordt geklemd of op dewelke ze rust.

[74] De schelp heeft uiteraard een ingang voor de draden of de gehele voedingskabel langs waar de draden toegang krijgen tot de printplaat in het volume.

[75] Het opvullen van de schelp voorzien van de printplaat met een polymeer kan gebeuren door spuitgieten.

[76] Volgens een vierde aspect wordt ook voorzien in een scherminstallatie. Een scherminrichting kan verkregen worden door een methode volgens het derde aspect van de uitvinding.

[77] Deze scherminrichting omvat een oprolbaar scherm, een elektromotor 6960 5600 voor het roteren van het oprolbaar scherm, welke motor elektrisch wordt gevoed door één of meerdere draden, een voedingskabel omvattende één of meer draden, een elektrische koppeling voor het koppelen van de draden van de voedingskabel aan de draden van de motor, welke koppeling omvat een mannelijke en een vrouwelijke component die met elkaar elektrisch en mechanisch koppelbaar zijn, gekenmerkt door dat e de mannelijke component een printplaat (PCB) omvat waarop minstens één elektrische connector elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat en welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van een eerste van de motor en de voedingskabel, welke mannelijke component een behuizing omvat die de printplaat omsluit en minstens één koppelbare elektrische connector voorziet; en/of e de vrouwelijke component een printplaat (PCB) omvat waarop minstens één elektrische connector elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat, welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van de andere van de motor en de voedingskabel, welke vrouwelijke component een behuizing omvat die de printplaat omsluit en minstens één koppelbare elektrische connector voorziet.

[78] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan e de mannelijke component een printplaat (PCB) omvat waarop minstens één elektrische connector elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat en welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van een eerste van de motor en de voedingskabel, welke mannelijke component een behuizing omvat die de printplaat omsluit en minstens één koppelbare elektrische connector voorziet;

en e de vrouwelijke component een printplaat (PCB) omvat waarop minstens één elektrische connector elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat, welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van de andere van de motor en de voedingskabel, welke vrouwelijke component een behuizing omvat die de printplaat omsluit en minstens één koppelbare elektrische connector voorziet.

[79] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de printplaat van de mannelijke en/of vrouwelijke component in de schelp omsloten zijn door een polymeer volume welk de schelp opvult.

[80] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de minstens één elektrische connector van de mannelijke component een contactpin zijn.

[81] Volgens sommige uitvoeringsvormen kan de minstens één elektrische connector van de vrouwelijke component een contactbus zijn.

[82] Kenmerken en/of elementen van uitvoeringsvormen van één aspect van de uitvinding kan gecombineerd worden met kenmerken en/of elementen van de andere aspecten, zolang deze elkaar technisch niet tegenspreken.

[83] De onafhankelijke en afhankelijke conclusies geven specifieke en geprefereerde kenmerken van de uitvoeringsvormen van de uitvinding weer. Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen gecombineerd worden met kenmerken van de onafhankelijke en afhankelijke conclusies, of met kenmerken hierboven en/of hierna beschreven, en dit op om het even welke geschikte manier zoals duidelijk zou zijn voor een vakman.

[84] De bovengemelde en andere kenmerken, eigenschappen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt met behulp van volgende voorbeelden van uitvoeringsvormen, eventueel in combinatie met de tekeningen.

[85] De beschrijving van deze voorbeelden van uitvoeringsvormen is gegeven als verduidelijking, zonder de intentie de omvang van de uitvinding te beperken. De referentiecijfers in de hierna volgende beschrijving refereren naar de tekeningen. Zelfde referentiecijfers in eventueel verschillende figuren refereren 99600 naar identieke of gelijkaardige elementen. Korte Beschrijving van de Tekeningen

[86] Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

[87] Figuur 1 illustreert schematisch een scherminrichting volgens de uitvinding.

[88] Figuur 2 en 3 tonen schematisch onderdelen van een mannelijke respectievelijk vrouwelijke component die deel uitmaakt van een scherminrichting volgens de uitvinding.

[89] Figuur 4 toont schematisch een mannelijke en vrouwelijke component die deel uitmaakt van een scherminrichting volgens de uitvinding.

[90] Figuur 5a en 5b tonen schematisch hoe, volgens sommigen uitvoeringsvormen van de uitvinding, de aardingsgeleiders eerst elektrisch contact maken tijdens het koppelen van de mannelijke en vrouwelijke component.

[91] Figuur 6 toont schematisch onderdelen van de behuizing van een vrouwelijke component die deel uitmaakt van een scherminrichting volgens de uitvinding.

[92] Figuur 7 toont schematisch een vrouwelijke component die deel uitmaakt van een scherminrichting volgens de uitvinding, die symmetrisch is uitgevoerd. Beschrijving van Uitvoeringsvormen

[93] De onderhavige uitvinding wordt hierna beschreven gebruik makende van specifieke uitvoeringsvormen.

[94] Het is duidelijk dat, hoewel de uitvoeringsvormen en/of de materialen voor het verstrekken van uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding zijn besproken, diverse wijzigingen of veranderingen kunnen worden aangebracht zonder af te wijken van het werkingsgebied en/of de geest var 7920/5400 deze uitvinding. De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch kan volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

[95] Een scherminrichting 100 volgens de uitvinding is getoond in figuur 1 en omvat een oprolbaar scherm 101, een elektromotor 102 voor het roteren van het oprolbaar scherm. De motor 102 wordt elektrisch gevoed door vier draden 103, waarvan één de aardingsgeleider is. De scherminrichting 100 omvat verder een voedingskabel 104 omvattende vier draden 105, waarvan één de aardingsgeleider is. Voor het koppelen van de draden 105 van de voedingskabel 104 aan de draden 103 van de motor 102, een elektrische koppeling 200, die een mannelijke 210 en een vrouwelijke 220 component omvat is voorzien, beiden kunnen met elkaar elektrisch en mechanisch gekoppeld worden. In deze uitvoering is de mannelijke connector 210 reeds verbinden aan een montagestuk 110, welk reeds vast gezet is in de behuizing van de scherminrichting vooraleer het doekpakken omvattende oprolbaar scherm 101 en de elektromotor 102 ingeschoven wordt in de richting aangeduid met indicatie 111.

[96] Een boven- en onderaanzicht van een deel van de mannelijke component 210 is getoond in figuur 2. De mannelijke component omvat een printplaat 213 (PCB) waarop elektrische connectoren, zijnde contactpinnen 2124 tot 212d, elektrisch gekoppeld zijn met opgeprinte geleiders 214 op het printplaat 213. Deze opgeprinte geleiders zijn elektrisch gekoppeld is met draden van de voedingskabel 104. Dit laatste gebeurt met behulp van koperen griplets 216, gecoat met nikkel. De mannelijke component 210 omvat in deze uitvoeringsvorm vier contactpinnen 212a tot 212d. Contactpin 212a is gekoppeld aan de draad die de neutrale geleid, contactpinnen 212b en 212c zijn elk gekoppeld aan een draad die een wisselstroom fase draagt. De contactpin 212dis de contactpin 218 gekoppeld aan de aarding en is iets langer uitgevoerd dan de andere contactpinnen. Centraal heeft de mannelijke component een aardingsvin 227 die dient om de behuizing te aarden.

[97] De vrouwelijke component 220, in figuur 3, omvat een printplaat 2230205400 (PCB) waarop elektrische connectoren, zijnde contactbussen 2224 tot 222d, elektrisch gekoppeld zijn met opgeprinte geleiders 224 op het printplaat 223. De opgeprinte geleiders zijn elektrisch gekoppeld is de draden 103 van de motor

102. Dit laatste gebeurt met behulp van griplets 226, identiek aan de griplets

216. De vrouwelijke component 220 omvat vier contactbussen 2224 tot 222d. De contactbus 222d is de contactbus 228 gekoppeld aan de aarding en is iets langer uitgevoerd dan de andere contactbussen. Contactbus 2224 is gekoppeld aan de draad die de neutrale geleid, contactbussen 222b en 222c zijn elk gekoppeld aan een draad die een wisselstroom fase draagt.

[98] De printplaten 213 en 223 hebben een lengte van ongeveer 35 tot 58 mm en een breedte van ongeveer 12 tot 15 mm, zijn 1.6mm dik en zijn vervaardigd uit glasvezelweefsel versterkt epoxy. De geleiders 214 en 224 hebben bij voorkeur een oppervlaktegewicht van 1 of 2 ons per vierkante voet, en zijn vervaardigd uit koper, eventueel met een hard gouden coating. De geleiders die aan de aardingsdraden worden gekoppeld, hebben bij voorkeur een oppervlaktegewicht van 2 ons per vierkante voet. De dwarsdoorsnede van de geleider is bij voorkeur 0.106mm° of meer bij een oppervlaktegewicht van 2 ons per vierkante voet.

[99] De contactpinnen zijn vervaardigd uit koper, bij voorkeur met hard gouden coating en hebben een lengte van ongeveer 0.22 duim, behalve deze die op de aardingsgeleider wordt gekoppeld, want die heeft een lengte van 0.28 duim. De diameter van de contactpinnen is 0.05 duim. De contactbussen zijn vervaardigd uit koper, bij voorkeur met hard gouden coating en hebben een lengte van 0.25 duim en een openingsdiameter geschikt voor het ontvangen van 0.05 duim pinnen

[100] Omdat de contactpin aangesloten op de aarding en de contactbus aangesloten op de aarding langer zijn uitgevoerd, zullen bij koppeling van de componenten 210 met 220, deze contactpin en —bus eerst contact maken, vooraleer de drie andere contactpinnen en —bussen contact maken.

[101] De mannelijke en vrouwelijke componenten 210 en 220, voorzien van hun behuizingen, zijn getoond in figuur 4.

[102] De printplaten zijn volledig omsloten door de behuizing 230 295500 respectievelijk 250.

[103] In de behuizing 230 zijn de vier contactpinnen axiaal omgeven door een elektrisch isolerende wand 233 waarbij contact tussen de contactpinnen 212 en deze wand 223 afwezig is. De contactpinnen 212 zullen niet buiten de wand 233 uitsteken in axiale richting en tussen de wand 233 en de contactpin 212 is een open zone 234. Deze wand 233 heeft, naast het beschermen van de contactpinnen, een tweede functie namelijk het bijkomend geleiden van de koppelbeweging.

[104] De contactoussen 222 van de vrouwelijke component 220 zijn axiaal omgeven door een elektrisch isolerende buswand 255 waarbij contact gemaakt wordt langsheen geheel de buswand 255 in asrichting. De buswand 255 is bovenaan gelijk of, zoals in deze uitvoeringsvorm weergegeven, steekt een weinig uit boven de contactbus 222. De buswand 255 past tussen de contactpin 212 en de wand 233 die de contact pin omgeeft. Het past en schuift dus in de open zone 234. De buswand 255 heeft een geleidende functie tijdens het koppelen van de mannelijke en vrouwelijke component. De buswand is licht conisch en indien de buswand 255 en open zone 234 niet exact recht over elkaar staan tijdens het koppelen, zal de conische wand van buswand 255 de inschuivende bussen 222 naar de juiste positie sturen.

[105] Onderaan elke contactbus 222, rond de buswand 255 die deze contactbus omvat, is een dichtingsring 256 voorzien om de gekoppelde contactpin en —bus waterdicht te dichten. Deze ring 256 past ook in een kleine verdieping 235 die in de wand 233 bovenaan is voorzien.

[106] In een andere, niet getoonde uitvoeringsvorm heeft de vrouwelijke component twee stuurpinnen die tijdens koppeling met de mannelijke component schuiven in twee openingen van de behuizing van de mannelijke component. Onder andere deze pinnen en openingen zijn sturende elementen die de beweging van de mannelijke en vrouwelijke component sturen tijdens het koppelen van de mannelijke en vrouwelijke component in de koppelrichting.

[107] De behuizing van de vrouwelijke component kan ook een verstijvende zone omvat die de stijfheid van de gehele behuizing verhoogt.

[108] Een detail van de koppeling tussen een mannelijke en vrouwelijke 0209/5400 component 210 en 220 is getoond in figuur 5a en figuur 5b. In detail is een contactpin 218 getoond die aan de aarding elektrisch is gekoppeld, en een contactpin 212 (zijnde contactpin 212a, 212b of 212c) die aan een stroomvoerende of stroomdragende draad of de neutraal elektrisch is gekoppeld. Bij het koppelen van een mannelijke en vrouwelijke component 210 en 220 in koppelrichting 500, zal contactpin 218 eerst contact maken met de corresponderende contactbus 222. Dit is getoond in figuur 5a. Pas daarna, zoals getoond in figuur 5b, zullen dan andere contactpinnen 212 contact maken met hun corresponderende contactbussen 222.

[109] In figuur 6 wordt in detail getoond hoe de behuizing van de vrouwelijke component 220 wordt vervaardigd. Een schelp 260 bestaande uit een dragerstuk 261 en een deksel of sluitstuk 262 wordt voorzien.

[110] De schelp is vervaardigd uit PA of PVC en heeft een minimum wanddikte van 0.5tot 2 mm.

[111] In het dragerstuk 261 wordt de printplaat, die aangesloten is aan de voedingskabel en voorzien is van de contactbussen, gepositioneerd. Het open volume boven en onder de printplaat in het dragerstuk 261 wordt gevuld met een polymeer volume, welk polymeer bij voorkeur PA of PVC is. Dit polymeer is gesmolten tiidens het opgieten. Na het opvullen met polymeer, wordt het sluitstuk 262 gemonteerd, waarbij de contactbussen in de opstaande delen 263 worden gevoerd, en kan het polymeer volume koelen en harden.

[112] Op gelijkaardige wijze wordt de mannelijke component 210 vervaardigd, waarvan in figuur 6 het dragerstuk 271 getoond wordt.

[113] In figuur 7 wordt een alternatieve component getoond, die geschikt zijn om gemonteerd te worden in een scherminrichting die zowel links als rechts gemonteerd kan worden.

[114] In deze uitvoeringsvorm is de vrouwelijke component 1220 gekoppeld aan de draden van de voedingskabel 104, opnieuw met griplets 1226, en heeft deze vrouwelijke component een aardingsvin 1227. Op de PCB 1223 zitten zes contactbussen 1222 geconnecteerd. De contactbussen 1222d zitten op de aardingsdraden gekoppeld. De twee contactbussen 12224 zijn geconnecteerd met de neutrale draad van de voedingskabel. Bij aansluiting zowel links als rechts op de mannelijke component, die slechts vier pinnen zal omvatten, zal in 92075400 beide gevallen de aardingspin en neutrale pin op de aardingsbus 1222d en de neutrale bus 12224 elektrisch geconnecteerd worden, telkens door contact te maken met één van de twee bussen 1222a dan wel 1222d. De twee overblijvende contactbussen 1222b en 1222c zijn elk elektrisch gekoppeld aan één van de stroomdragende draden van de voedingskabel. In beide montagemogelijkheden, zijnde links of rechts, zal één van de stroomdragende contactbussen met één contactpin contact maken en stroom door kunnen geven.

[115] Hoewel de onderhavige uitvinding werd geïllustreerd aan de hand van specifieke uitvoeringsvormen, zal het voor de vakman duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de details van de voorgaande illustratieve uitvoeringsvormen, en dat de onderhavige uitvinding kan worden uitgevoerd met verschillende wijzigingen en aanpassingen zonder daarbij het toepassingsgebied van de uitvinding te verlaten. De onderhavige uitvoeringsvormen moeten daarom op alle vlakken worden beschouwd als illustratief en niet restrictief, waarbij het toepassingsgebied van de uitvinding wordt beschreven door de bijgevoegde conclusies en niet door de voorgaande beschrijving, en alle wijzigingen die binnen de betekenis en de reikwijdte van de conclusies vallen, zijn hier derhalve mee opgenomen. Er wordt met andere woorden van uitgegaan dat hieronder alle wijzigingen, variaties of equivalenten vallen die binnen het toepassingsgebied van de onderliggende basisprincipes vallen en waarvan de essentiële attributen worden geclaimd in deze octrooiaanvraag. Bovendien zal de lezer van deze octrooiaanvraag begrijpen dat de woorden "omvattende" of "omvatten" andere elementen of stappen niet uitsluiten, dat het woord "een" geen meervoud uitsluit, en dat een enkelvoudig element, zoals een computersysteem, een processor of een andere geïntegreerde eenheid de functies van verschillende hulpmiddelen kunnen vervullen die in de conclusies worden vermeld. Eventuele verwijzingen in de conclusies mogen niet worden opgevat als een beperking van de conclusies in kwestie. De termen "eerste", "tweede", "derde", "a", "bp", "c' en dergelijke, wanneer gebruikt in de beschrijving of in de conclusies, worden gebruikt om het onderscheid te maken tussen soortgelijke elementen of stappen en beschrijven niet noodzakelijk een opeenvolgende of chronologische volgorde.

Op dezelfde 7949/5400 manier worden de termen "bovenkant", "onderkant", "over", onder" en dergelijke gebruikt ten behoeve van de beschrijving en verwijzen ze niet noodzakelijk naar relatieve posities.

Het moet worden begrepen dat die termen onderling verwisselbaar zijn onder de juiste omstandigheden en dat uitvoeringsvormen van de uitvinding in staat zijn om te functioneren volgens de onderhavige uitvinding in andere volgordes of oriëntaties dan die beschreven of geïllustreerd in het bovenstaande.

Claims

CONCLUSIES BE2020/5400

1. Een scherminrichting omvattende een oprolbaar scherm, een elektromotor voor het roteren van het oprolbaar scherm, welke motor elektrisch wordt gevoed door één of meerdere draden, een voedingskabel omvattende één of meer draden, een elektrische koppeling voor het koppelen van de draden van de voedingskabel aan de draden van de motor, welke koppeling omvat een mannelijke en een vrouwelijke component die met elkaar elektrisch en mechanisch koppelbaar zijn, waarbij de mannelijke component minstens één contactpin omvat en de vrouwelijke component minstens één contactbus omvat, gekenmerkt door dat de mannelijke component een printplaat (PCB) omvat waarop de minstens ene contactpin elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat en welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van een eerste van de motor en de voedingskabel, waarbij de vrouwelijke component een printplaat (PCB) omvat waarop de minstens ene contactbus elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat, welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van de andere van de motor en de voedingskabel.

2. Een scherminrichting volgens conclusie 1, waarbij de mannelijke component een behuizing omvat, die de printplaat omsluit en/of waarbij de vrouwelijke component een behuizing omvat, die de printplaat omsluit.

3. Een scherminrichting volgens conclusie 2, waarbij de vrouwelijke component een behuizing omvat, die de printplaat omsluit en waarbij de vrouwelijke component een behuizing omvat, die de printplaat omsluit.

4. Een scherminrichting volgens conclusie 3, waarbij elk van de behuizingen een schelp omvat die de behuizing van deels of geheel haar buitenzijde voorzien en de printplaat omsluit, waarbij de printplaat in de schelp omsloten is door een polymeer volume welk de schelp opvult.

5. Scherminrichting volgens één van de conclusies 2 tot 4, waarbij de 4929/9500 mannelijke en vrouwelijke componenten geschikt zijn voor het koppelen in een koppelrichting, minstens één behuizing, desgevallend beide behuizingen, omvat sturende elementen, welke sturende elementen de beweging van de mannelijke en vrouwelijke component sturen tijdens het koppelen van de mannelijke en vrouwelijke component in de koppelrichting.

6. Scherminrichting volgens conclusie 5, waarbij e De mannelijke component één of meerdere uitstulpingen heeft in koppelrichting en de vrouwelijke component één of meerdere met de uitstulping corresponderende verdiepingen heeft in koppelrichting; en/of e De vrouwelijke component één of meerdere uitstulpingen heeft in koppelrichting en de mannelijke component één of meerdere met de uitstulping corresponderende verdiepingen heeft in koppelrichting.

7. Scherminrichting volgens één van de conclusies 5 of 6, waarbij minstens één van de sturende elementen van één van de componenten in koppelrichting contact maakt met het corresponderende sturende element van de andere component, vooraleer één of meerdere contactpinnen van de mannelijke component elektrisch contact kan maken met de corresponderende contactbus van de vrouwelijke component.

8. Scherminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een van de draden van de motor en één van de draden van de voedingskabel een aardingsgeleider is.

9. Scherminrichting volgens conclusie 8, waarbij de mannelijke en vrouwelijke componenten geschikt zijn voor het koppelen in een koppelrichting, tijdens het koppelen in koppelrichting, de contactpin of contactbus gekoppeld op de aardingsgeleider van de voedingskabel contact maakt met de corresponderende contactbus of contactpin gekoppeld aan de aardingsgeleider van de motor, vooraleer één of meerdere andere contactpinnen van de 7920/9400 mannelijke component elektrisch contact kan maken met de corresponderende contactbussen van de vrouwelijke component.

10. Scherminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 9, waarbij de minstens ene contactpin axiaal omgeven is door een elektrisch isolerende wand waarbij contact tussen de pin en deze wand afwezig is.

11. Scherminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 10, waarbij de minstens ene contactbus axiaal omgeven is door een elektrisch isolerende wand waarbij contact tussen de bus en deze wand aanwezig is langsheen de as van de bus.

12. Scherminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 11, waarbij de minstens ene contactpin axiaal omgeven is door een elektrisch isolerende wand waarbij contact tussen de pin en deze wand afwezig is en waarbij de minstens ene contactbus axiaal omgeven is door een elektrisch isolerende buswand waarbij contact tussen de bus en deze buswand aanwezig is langsheen de as van de bus, en waarbij de buswand past tussen de contactpin en de wand die de contactpin omgeeft.

13. Scherminrichting volgens conclusie 12, waarbij een dichtingsring voorzien is voor het waterdicht maken van het contact tussen de wand rond de contactpin en de buswand.

14. Scherminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 13, waarbij de voedingskabel M1 draden omvat, de mannelijke of vrouwelijke component omvat N1 contactpinnen dan wel contactbussen, waarbij N1>=M1 en M1>=2.

15. Scherminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 14, waarbij de motor M2 draden omvat, de mannelijke of vrouwelijke component omvat N2 contactpinnen dan wel contactbussen, waarbij N2>=M2 en M2>=2.

16. Scherminrichting volgens conclusie 15, waarbij M1=M2 en N1>M1 of 20/5400 N2>M2.

17. Scherminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de draden gekoppeld zijn aan de geprinte geleiders door griplets.

18. Scherminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de mannelijke component gekoppeld is aan de draden van de voedingskabel, de vrouwelijke component zijde gekoppeld aan de draden van de motor.

19. Scherminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 17, waarbij de vrouwelijke component gekoppeld is aan de draden van de voedingskabel, de mannelijke component zijde gekoppeld aan de draden van de motor.

20. Werkwijze voor het monteren van een scherminstallatie volgens één van de voorgaande conclusies omvattende een inrichtingsbehuizing, waarbij de werkwijze omvat de motor en het oprolbare scherm inschuiven in de inrichtingsbehuizing, en waarbij tijdens dit inschuiven, de koppeling van de mannelijke en vrouwelijke component van het koppeling wordt tot stand gebracht.

21. Werkwijze voor het vervaardigen van een scherminrichting volgens één van de conclusies 1 tot 19, waarbij de werkwijze de stappen A en/of B omvat; de stappen A zijnde e A1: het voorzien van een printplaat (PCB) waarop minstens één contactpin elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat en welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van een eerste van de motor en de voedingskabel; e A2: het inbrengen van de printplaat in een eerste schelp; e A3: het opvullen van de schelp voorzien van de printplaat met een polymeer; e A4: het eventueel sluiten van de schelp met een sluitstuk;

De stappen B zijnde: 3E2029/5500 e B1: het voorzien van een printplaat (PCB) waarop minstens een contactbus elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat en welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van de andere van de motor en de voedingskabel; e B2: het inbrengen van de printplaat in een eerste schelp; e B3: het opvullen van de schelp voorzien van de printplaat met een polymeer; e B4: het eventueel sluiten van de schelp met een sluitstuk.

22. Werkwijze volgens conclusie 21, waarbij de stappen A en B worden uitgevoerd.

23. Een scherminrichting verkregen door een methode volgens één van de conclusies 21 tot 22.

24. Een scherminrichting omvattende een oprolbaar scherm, een elektromotor voor het roteren van het oprolbaar scherm, welke motor elektrisch wordt gevoed door één of meerdere draden, een voedingskabel omvattende één of meer draden, een elektrische koppeling voor het koppelen van de draden van de voedingskabel aan de draden van de motor, welke koppeling omvat een mannelijke en een vrouwelijke component die met elkaar elektrisch en mechanisch koppelbaar zijn, gekenmerkt door dat e de mannelijke component een printplaat (PCB) omvat waarop minstens één elektrische connector elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat en welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van een eerste van de motor en de voedingskabel, welke mannelijke component een behuizing omvat die de printplaat omsluit en minstens één koppelbare elektrische connector voorziet; en/of e de vrouwelijke component een printplaat (PCB) omvat waarop minstens één elektrische connector elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat, welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van de andere van de motor en de voedingskabel, welke vrouwelijke component een behuizing omvat die de printplaat omsluit en minstens één koppelbare elektrische connector voorziet.

25. Een scherminrichting volgens conclusie 24, waarbij e de mannelijke component een printplaat (PCB) omvat waarop minstens één elektrische connector elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat en welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van een eerste van de motor en de voedingskabel, welke mannelijke component een behuizing omvat die de printplaat omsluit en minstens één koppelbare elektrische connector voorziet; en e de vrouwelijke component een printplaat (PCB) omvat waarop minstens één elektrische connector elektrisch gekoppeld is met minstens één opgeprinte geleider op het printplaat, welke minstens ene opgeprinte geleider elektrisch gekoppeld is met minstens een draad van de andere van de motor en de voedingskabel, welke vrouwelijke component een behuizing omvat die de printplaat omsluit en minstens één koppelbare elektrische connector voorziet.

26. Een scherminrichting volgens één van de conclusies 24 tot 25, waarbij de printplaat van de mannelijke en/of vrouwelijke component in de schelp omsloten is door een polymeer volume welk de schelp opvult.

27. Een scherminrichting volgens één van de conclusies 24 tot 26° 6960 5600 waarbij de minstens één elektrische connector van de mannelijke component een contactpin is.

28. Een scherminrichting volgens één van de conclusies 24 tot 26, waarbij de minstens één elektrische connector van de vrouwelijke component een contactbus is.