BE1028035B1 - Een ankerstoel - Google Patents

Een ankerstoel Download PDF

Info

Publication number
BE1028035B1
BE1028035B1 BE20205072A BE202005072A BE1028035B1 BE 1028035 B1 BE1028035 B1 BE 1028035B1 BE 20205072 A BE20205072 A BE 20205072A BE 202005072 A BE202005072 A BE 202005072A BE 1028035 B1 BE1028035 B1 BE 1028035B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
wall
anchor seat
anchor
passage
foundation element
Prior art date
Application number
BE20205072A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028035A1 (nl
Inventor
Christian CORNILLIE
Rik DESCAMPS
Original Assignee
Proferro
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Proferro filed Critical Proferro
Priority to BE20205072A priority Critical patent/BE1028035B1/nl
Priority to PCT/IB2021/050525 priority patent/WO2021156696A1/en
Publication of BE1028035A1 publication Critical patent/BE1028035A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028035B1 publication Critical patent/BE1028035B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21DSHAFTS; TUNNELS; GALLERIES; LARGE UNDERGROUND CHAMBERS
    • E21D21/00Anchoring-bolts for roof, floor in galleries or longwall working, or shaft-lining protection
    • E21D21/0086Bearing plates
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D5/00Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
    • E02D5/74Means for anchoring structural elements or bulkheads
    • E02D5/76Anchorings for bulkheads or sections thereof in as much as specially adapted therefor
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D5/00Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
    • E02D5/74Means for anchoring structural elements or bulkheads
    • E02D5/80Ground anchors
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21DSHAFTS; TUNNELS; GALLERIES; LARGE UNDERGROUND CHAMBERS
    • E21D21/00Anchoring-bolts for roof, floor in galleries or longwall working, or shaft-lining protection
    • E21D21/0093Accessories
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D17/00Excavations; Bordering of excavations; Making embankments
    • E02D17/02Foundation pits
    • E02D17/04Bordering surfacing or stiffening the sides of foundation pits
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D29/00Independent underground or underwater structures; Retaining walls
    • E02D29/02Retaining or protecting walls
    • E02D29/0225Retaining or protecting walls comprising retention means in the backfill
    • E02D29/0233Retaining or protecting walls comprising retention means in the backfill the retention means being anchors

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chairs For Special Purposes, Such As Reclining Chairs (AREA)

Abstract

Er wordt een ankerstoel (10) beschreven die twee of meer doorgangen (112, 114) voor een langwerpig funderingselement (20) bevat, waarbij de doorgangen (112, 114) zich uitstrekken tussen twee of meer overeenkomstige openingen (122, 124) gelegen aan de eerste kant (12) en slechts één gemeenschappelijke holte (140) gelegen aan de tweede tegenoverliggende kant (14). De doorgangshoeken (127, 129) van de respectievelijk centrale as (117, 119) van de verschillende doorgangen (112, 114) en/of de aanlighoeken (133, 135) van de aanligoppervlakken (132, 134) ter hoogte van de openingen (122, 124) van de verschillende doorgangen (112, 114) zijn verschillend.

Description

Een ankerstoel ' BE2020/5079 Het technisch domein betreft een ankerstoel, alsook een samenstelling bevattende een ankerstoel, voor het verankeren van een langwerpig funderingselement met een wand, waarbij de ankerstoel een trekkracht overbrengt van een langwerpig funderingselement op een wand.
Het betreft bijvoorbeeld ankerstoelen die worden aangewend bij onder meer groutankers, schroefankers, schroefinjectieankers en ankerschotten als verankeringselementen voor wanden zoals bijvoorbeeld bouwput-wanden, damwanden, wanden voor een kadeconstructie, wanden voor keldervloeren, tunnelwanden, en dergelijke wanden.
Daarbij brengt een dergelijke ankerstoel een trekkracht van een langwerpig funderingselement over op een dergelijke wand.
Het langwerpig funderingselement wordt daarbij, bijvoorbeeld doorheen de wand, ingebracht in de omliggende bodem of het omliggend gesteente.
Een gekende ankerstoel voor het verankeren van een wand is bijvoorbeeld beschreven in US3971177. Zoals beschreven in US3971177 aan de hand van de uitvoeringsvorm weergegeven in Figuur 3, waarvan hieronder de bijhorende referenties zullen worden aangewend, wordt het langwerpig funderingselement 3, ook wel grondanker genoemd, in een boring 2 in de bodem aangebracht waarna grout 9 in de boring 2 wordt ingebracht zodat het langwerpig funderingselement 3 er mee wordt omgeven.
Het is duidelijk dat het langwerpig funderingselement 3 daarbij doorheen een boring in een te verankeren wand 1 in de bodem E werd aangebracht.
Deze wand 1 vormt bijvoorbeeld de verticale wand van een bouwput.
Aan de van de bodem weggerichte zijde, ter hoogte van de opening in de wand, waardoorheen een uiteinde van het langwerpig funderingselement uitsteekt, is een ankerstoel 14 aangebracht.
Deze ankerstoel 14 vormt een drukplaat voor de ankermoer 15. Nadat het langwerpig funderingselement 3 door middel van het hardgeworden grout 9 voldoende vastgemaakt is in de boring 2 in de bodem E, kan door het aanbrengen en het aanschroeven van de ankermoer 15 tegen de ankerstoel 14, een trekkracht aangebracht worden op het langwerpig funderingselement 3 die via de ankerstoel 14 BE2020/9072 wordt overgebracht op de wand 1. Met andere woorden een dergelijke ankerstoel is geconfigureerd voor het overbrengen van een trekkracht van een langwerpig funderingselement op een wand, waarbij het langwerpig funderingselement zich uitstrekt doorheen de wand en de ankerstoel.
De trekkracht dient daarbij bij voorkeur een gewenste voorspanning in het langwerpig funderingselement 3 aan te brengen.
Verder is het ook duidelijk dat het langwerpig funderingselement onder een hoek ten opzichte van het vlak van de verticale wand in de bodem wordt bevestigd en dat het vlak van de ankerstoel waartegen de ankermoer aanligt een gelijkaardige hoek maakt ten opzichte van de verticale wand.
Deze hoek kan naargelang de locatie in de wand, de toepassing, en andere parameters gekozen worden en bijvoorbeeld 30°, 45° of 60° bedragen ten opzichte van het vlak van de wand.
Dit noodzaakt het gebruik van verschillende bijhorende ankerstoelen, waarvan het aanligoppervlak voor de ankermoer overeenkomstig wordt aangepast om een hoek te maken zodat het aanligoppervlak nagenoeg zich dwars uitstrekt ten opzichte van de langsas van het langwerpig funderingselement.
Dit noodzaakt het gebruik van verschillende types ankerstoelen, elk met een aanligoppervlak onder een verschillende hoek, wat de efficiëntie reduceert aangezien alle noodzakelijke types ankerstoelen aanwezig moeten zijn op de bouwplaats.
Het vergroot ook het risico op vergissingen, waarbij niet het juiste type van ankerstoel wordt aangewend en het uiteinde van het langwerpig funderingselement wordt blootgesteld aan ontoelaatbare krachten en/of vervormingen bij het bevestigen van de ankermoer tegen de ankerstoel.
Verder is het duidelijk dat de ankerstoel bestaat uit plaatmateriaal.
Om de gewenste trekkracht van het langwerpig funderingselement te weerstaan zonder ongewenste vervormingen moet typisch een relatief dik en sterk plaatmateriaal gebruikt worden, wat nadelig is voor het produceren van een dergelijke ankerstoel aangezien dit bijvoorbeeld zaagbewerkingen, plooibewerkingen, boorbewerkingen, en dergelijke, die noodzakelijk zijn voor het fabriceren van de ankerstoel bemoeilijkt.
Na het aanbrengen van de ankermoer is het moeilijk om te verifiëren of de naar de wand gerichte zijde van de ankerstoel correct aanleunt tegen de wand voor het overbrengen van de trekkracht op de wand, waardoor ontoelaatbare vervormingen BE2020/9072 van de wand en/of de ankerstoel kunnen optreden die aan het oog onttrokken blijven aangezien die volledig worden afgedekt door de ankerstoel.
Er bestaat nog steeds een nood aan een robuustere ankerstoel die efficiënter kan worden geproduceerd, flexibeler kan worden aangewend en die een verificatie van de correcte plaatsing vergemakkelijkt.
Tot dit doel wordt er volgens een eerste aspect van de uitvinding voorzien in een ankerstoel geconfigureerd voor het overbrengen van een trekkracht van een langwerpig funderingselement op een wand, waarbij het langwerpig funderingselement zich uitstrekt doorheen de wand en de ankerstoel, de ankerstoel bevattende een eerste doorgang voor het langwerpig funderingselement, waarbij de eerste doorgang zich uitstrekt tussen een eerste opening gelegen aan een eerste kant van de ankerstoel die weg van de wand is gericht in bevestigde toestand en een holte gelegen aan een tegenoverliggende kant van de ankerstoel die naar de wand toe is gericht in een bevestigde toestand, waarbij de ankerstoel een tweede doorgang voor een langwerpig funderingselement bevat, waarbij de tweede doorgang zich uitstrekt tussen een tweede opening gelegen aan de eerste kant van de ankerstoel en de voornoemde holte gelegen aan de tegenoverliggende kant van de ankerstoel. Het is daarbij duidelijk dat volgens een uitvoeringsvorm de holte, gelegen aan de tegenoverliggende kant van de ankerstoel hierbij een gemeenschappelijke opening voor de eerste doorgang en voor de tweede doorgang bevat. Met andere woorden, het is duidelijk dat aan de tegenoverliggende kant van de ankerstoel, die in bevestigde toestand naar de wand is gericht, de gemeenschappelijke holte een gemeenschappelijke opening bevat die toegang verschaft naar de eerste doorgang en naar de tweede doorgang. De tweede doorgang zorgt ervoor dat de ankerstoel op een flexibele wijze kan worden aangewend, bijvoorbeeld voor langwerpige funderingselementen die onder een andere hoek ten opzichte van de wand zijn aangebracht. Dat de twee doorgangen eindigen in een gemeenschappelijke holte van de naar de wand gerichte kant zorgt BE2020/9072 ervoor dat de ankerstoel efficiënt kan worden aangebracht over het uit de wand stekend uiteinde van het langwerpig funderingselement. In eerste instantie dient het uiteinde van het langwerpig funderingselement slechts in deze ene gemeenschappelijke holte te worden gebracht. Dankzij de doorgang waarin het langwerpig funderingselement niet wordt ingebracht, die uitzicht biedt op de gemeenschappelijke holte, kan ten allen tijde het verder aanbrengen van de ankerstoel over het uiteinde van het langwerpig funderingselement dat zich uitstrekt doorheen de wand via de andere doorgang worden geverifieerd. Ook tijdens en/of na het aanbrengen van een trekkracht, bijvoorbeeld door middel van een ankermoer, biedt de doorgang die niet wordt ingenomen door het langwerpig funderingselement een beter zicht op het aansluiten van de naar de wand gerichte kant van de ankerstoel aan de wand, alsook de gesteldheid van de wand nabij de opening waardoorheen het langwerpig funderingselement zich uitstrekt.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij de ankerstoel twee of meer doorgangen voor het langwerpig funderingselement bevat, waarbij de doorgangen zich uitstrekken tussen twee of meer overeenkomstige openingen gelegen aan de eerste kant en slechts één gemeenschappelijke holte gelegen aan de tegenoverliggende kant. Hierbij is het duidelijk dat elk van de twee of meer doorgangen aan één zijkant eindigen ter hoogte van de gemeenschappelijke holte gelegen aan de tegenoverliggende kant van de ankerstoel die in bevestigde toestand naar de wand is gericht, en dat elk van de twee of meer doorgangen aan de andere zijkant eindigt ter hoogte van een verschillende en/of aparte opening aan de eerste kant van de ankerstoel die in bevestigde toestand van de wand weg is gericht. De gemeenschappelijke holte zorgt voor een eenvoudig en efficiënt aanbrengen van de ankerstoel over het uiteinde van het langwerpig funderingselement tijdens het bevestigen van de ankerstoel aangezien er slechts één opening is aan deze zijde, met andere woorden de gemeenschappelijke holte bevat ter hoogte van de tegenoverliggende kant van de ankerstoel, die in bevestigde toestand naar de wand is gericht, slechts één semeenschappelike opening. Het zicht op deze BE2020/9072 gemeenschappelijke holte, tijdens het aanbrengen van de ankerstoel blijft beschikbaar via de doorgangen die niet gebruikt worden voor het bevestigen van het langwerpig funderingselement, dit wil zeggen via het zicht doorheen de openingen in de eerste kant van de ankerstoel van deze niet gebruikte doorgangen, en vervolgens doorheen deze niet gebruikte doorgangen zelf tot aan de gemeenschappelijke holte. Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij de voornoemde eerste kant van de ankerstoel, welke eerste kant weg van de wand is gericht in bevestigde toestand, ter hoogte van elk van de openingen van de doorgangen, een respectievelijk aanligoppervlak bevat voor het aanliggen van het bevestigingselement in bevestigde toestand, en waarbij het respectievelijk aanligoppervlak een respectievelijke aanlighoek maakt ten opzichte van de wand in bevestigde toestand.
Op deze wijze wordt door het respectievelijk aanligoppervlak een goed uitgelijnd steunvlak bekomen voor het aanliggen van het bevestigingselement voor het langwerpig funderingselement, zoals bijvoorbeeld een ankermoer die tegen dit aanligoppervlak wordt geschroefd om het langwerpig funderingselement aan een geschikte voorspanning te onderwerpen. Dit laat toe om de trekkracht van het funderingselement op efficiënte wijze over te brengen op de wand via de ankerstoel. Het is verder duidelijk dat de aanlighoek de hoek is van het aanligoppervlak van de doorgang ten opzichte van de wand, of met andere woorden ten opzichte van het langsvlak van de wand. Met andere woorden, indien de wand een nagenoeg verticaal langsvlak vertoont, is de aanlighoek de hoek ten opzichte van dit verticale vlak; indien de wand een nagenoeg horizontaal langsvlak vertoont, is de aanlighoek de hoek ten opzichte van dit horizontale vlak; indien de wand ter hoogte van de aangebrachte ankerstoel een langsvlak bevat dat onder een andere geschikte oriëntatie werd aangebracht, is de aanlighoek de hoek ten opzichte van de oriëntatie van dit laatste — langsvlak.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij de BE2020/9072 voornoemde aanlighoeken van de respectievelijke aanligoppervlakken ter hoogte van de openingen van de verschillende doorgangen onderling verschillen.
Dit maakt het mogelijk om een zelfde ankerstoel aan te wenden voor gebruik met langwerpige funderingselementen die onder een verschillende hoek ten opzichte van de wand, ook wel aanbrenghoek, worden aangebracht. Een zelfde ankerstoel kan dan bij verschillende funderingselementen met een verschillende aanbrenghoek worden aangewend door een eenvoudige selectie van de doorgang waarvan de aanlighoek van het aanligoppervlak geschikt is voor het aanliggen van het bevestigingselement van het langwerpig funderlingselement dat onder een bepaalde aanbrenghoek werd aangebracht. Hierdoor wordt het aantal verschillende types ankerstoelen dat in een dergelijk geval nodig is, gereduceerd.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij de voornoemde aanlighoeken: in het bereik liggen van 15° tot en met 75°; en/of geselecteerd worden uit één of meer van de volgende waarden: 30°, 45° en/of 60°. Volgens een voordelige uitvoeringsvorm bevat de ankerstoel twee voornoemde doorgangen waarvan de voornoemde aanligoppervlakkken verschillende aanlighoeken vertonen. Volgens voordelige uitvoeringsvormen bedragen de verschillende aanlighoeken van deze aanligoppervlakken van de doorgangen bijvoorbeeld respectievelijk 30° en 45°, of 45° en 60°, of 30° en 60°.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij een indicator geconfigureerd om de respectievelijke aanlighoek te identificeren, is aangebracht nabij de respectievelijke opening van de doorgang gelegen aan de eerste kant van de ankerstoel.
Een dergelijke indicator is bijzonder voordelig omdat het verschil tussen twee aanlighoeken van de aanligoppervlakken van de doorgangen, die bij voorkeur beiden een scherpe hoek vormen ten opzichte van de wand in bevestigde toestand, vaak niet BE2020/9072 duidelijk genoeg zichtbaar is om bijvoorbeeld tijdens het gebruik op een bouwwerf op een snelle, efficiënte en betrouwbare manier te identificeren.
Een dergelijke indicator maakt het mogelijk om de selectie van de gewenste doorgang met het gewenste aanligoppervlak met de gewenste aanlighoek op een snelle, efficiënte en betrouwbare manier door te voeren.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij elk van de doorgangen een centrale langsas bevat die in bevestigde toestand samenvalt met de centrale langsas van het langwerpig funderingselement, waarbij elk van de centrale langsassen van de doorgangen geconfigureerd is om een doorgangshoek ten opzichte van een richting dwars op de wand te maken in bevestigde toestand.
Dit is voordelig aangezien het een correct en efficiënt aanbrengen van de ankerstoel over het uit de wand stekend uiteinde van het langwerpig funderingselement mogelijk maakt door het aanbrengen van de ankerstoel via de gewenste doorgang vanaf de gemeenschappelijke holte naar de respectievelijk aparte opening van de gewenste doorgang.
Hierbij blijft het zicht via de andere doorgang tijdens en na de bevestiging op de voortgang en positionering van het langwerpig funderingselement in de ankerstoel behouden.
Het is verder duidelijk dat de doorgangshoek de hoek is van de centrale langsas van de doorgang ten opzichte van een richting dwars op de wand, of met andere woorden een richting dwars op het langsvlak van de wand.
Met andere woorden, indien de wand een nagenoeg verticaal langsvlak vertoont, is de doorgangshoek de hoek ten opzichte een horizontale richting dwars op dit verticale vlak; indien de wand een nagenoeg horizontaal langsvlak vertoont, is de doorgangshoek de hoek ten opzichte van een verticale richting dwars op dit horizontale vlak; indien de wand ter hoogte van de aangebrachte ankerstoel een langsvlak bevat dat onder een andere geschikte oriëntatie werd aangebracht, is de doorgangshoek de hoek ten opzichte van de richting dwars op de oriëntatie van dit laatste vlak.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, BE2020/9072 waarbij de voornoemde doorgangshoeken van de respectievelijke centrale as van de verschillende doorgangen onderling verschillen.
Dit maakt het mogelijk om een zelfde ankerstoel aan te wenden voor gebruik met langwerpige funderingselementen die onder een verschillende hoek ten opzichte van de wand worden aangebracht, door een eenvoudige selectie van de overeenkomstige doorgang. Hierdoor wordt het aantal verschillende types ankerstoelen, dat in een dergelijk geval nodig is, gereduceerd. Daarbij zal in de context van de aanvraag de term aanbrenghoek gebruikt worden om de hoek van de langsas van het langwerpig funderingselement ten opzichte van een richting dwars op het langsvlak van de wand in aangebrachte toestand aan te duiden. Het is duidelijk dat deze aanbrenghoek een functie is van de hoek van de langsas van het langwerpig funderingselement ten opzichte van het langsvlak van de wand in aangebrachte toestand.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij de voornoemde doorgangshoeken: in het bereik liggen van 15° tot en met 75°; en/of geselecteerd worden uit één of meer van de volgende waarden: 30°, 45° en/of 60°.
Dergelijke hoeken sluiten aan bij de gebruikelijke aanbrenghoeken voor de langsas van een aangebracht langwerpig funderingselement in de wand.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm bevat de ankerstoel twee voornoemde doorgangen die verschillende doorgangshoeken vertonen. Volgens voordelige uitvoeringsvormen bedragen de twee verschillende doorgangshoeken van de doorgangen, bijvoorbeeld respectievelijk 30° en 45°, of 45° en 60°, of 30° en 60°. Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij een indicator, geconfigureerd om de respectievelijke doorgangshoek te identificeren, is aangebracht nabij de respectievelijke opening van de doorgang gelegen aan de eerste kant van de ankerstoel.
Dit laat toe om op een eenvoudige wijze de correcte doorgang te selecteren in functie van een doorgangshoek die overeenstemt met de aanbrenghoek van de langsas van het doorheen de wand in de bodem aangebracht langwerpig funderingselement.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij de twee of meer openingen van de doorgangen respectievelijk aangebracht zijn in een daarbij horend deel van de eerste kant dat een respectievelijk aanligoppervlak bevat voor het aanliggen van het bevestigingselement in de bevestigde toestand.
Hierbij is in bevestigde toestand het respectievelijk aanligoppervlak bij voorkeur dwars ten opzichte van de langsas van het langwerpig funderingselement aangebracht, en bijvoorbeeld dwars ten opzichte van de langsas van de respectievelijke doorgang, en ter hoogte van de respectievelijke openingen.
Op deze wijze wordt door het respectievelijk aanligoppervlak een goed uitgelijnd steunvlak bekomen voor het aanliggen van het bevestigingselement voor het langwerpig funderingselement, zoals bijvoorbeeld een ankermoer die tegen dit aanligoppervlak wordt geschroefd om het langwerpig funderingselement aan een geschikte voorspanning te onderwerpen. Dit laat toe om de trekkracht van het funderingselement op efficiënte wijze over te brengen op de wand via de ankerstoel. Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel met twee voornoemde doorgangen, waarbij de aanlighoeken van het aanligoppervlak ter hoogte van de twee openingen gelegen aan de eerste kant onderling verschillen. Dit maakt het mogelijk om een zelfde ankerstoel aan te wenden voor gebruik met langwerpige funderingselementen, en bijhorende bevestigingsmiddelen, die onder een verschillende aanbrenghoek worden aangewend, door een eenvoudige selectie van de overeenkomstige doorgang. Hierdoor wordt het aantal verschillende types ankerstoelen dat in een dergelijk geval nodig is gereduceerd.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij de twee of meer doorgangen elk een langwerpig geleidingskanaal voor het langwerpig funderingselement bevatten, waarbij het langwerpig geleidingskanaal een centrale langsas bevat die samenvalt met de centrale langsas van de doorgang. Dit is voordelig aangezien het een correct en efficiënt aanbrengen van de ankerstoel over het uit de wand stekend uiteinde van het langwerpig funderingselement mogelijk maakt door het geleiden van de ankerstoel via het geleidingskanaal van de gewenste doorgang vanaf de gemeenschappelijke holte naar de respectievelijk aparte opening van de gewenste doorgang gelegen aan de eerste kant. Hierbij blijft het zicht via de andere doorgang tijdens en na de bevestiging op de voortgang en positionering van het langwerpig funderingselement in de ankerstoel behouden.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij de naar de wand toe gerichte kant twee wigvormige zijden bevat, die geconfigureerd zijn om in bevestigde toestand aan te liggen nabij en/of tegen overeenkomstige oppervlakken van de wand.
Dit laat toe om de ankerstoel efficiënt in een correcte positie ten opzichte van de wand aan te brengen, wat toelaat om de trekkracht van het langwerpig funderingselement optimaal op de wand over te brengen.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij de ankerstoel spiegel-symmetrisch is ten opzichte van het vlak gedefinieerd door de centrale langsassen van de doorgangen.
Dit laat toe om de ankerstoel ongeacht de keuze van de doorgang op een gelijkaardige manier te positioneren en met de wand te laten samenwerken.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij de ankerstoel bestaat uit een ééndelig sietstuk Volgens een bijzonder voordelige BE2020/9072 uitvoeringsvorm bestaat de ankerstoel enkel uit een ééndelig gietstuk uit gietijzer. Dit laat toe om de ankerstoel op een efficiënte manier uit gietijzer, gietstaal en dergelijke te vervaardigen. Het gietstuk kan dimensies hebben die de dikte van typische metaalplaten overschrijden en toch dwars ten opzichte van de wand zich uitstrekken over een kleinere afstand dan gekende ankerstoelen die vervaardigd worden als een plaatstalen structuur. Een eendelig gietstuk bestaande uit gietijzer is bovendien bijzonder corrosiebestendig en geschikt om belast te worden op druk tijdens het overbrengen van de trekkracht van het langwerpig funderingselement op de wand.
In de context van deze aanvraag wordt onder gietstaal verstaan een gegoten legering van ijzer bevattende een massa-percentage voor koolstof van minder dan 2,1%(m/m), dit wil zeggen een massa-fractie voor koolstof van minder dan 0,021kg/kg. Gietijzer is in de context van deze aanvraag een gegoten legering van ijzer bevattende een massa- percentage voor koolstof van meer dan 2,2%(m/m), dit wil zeggen een massa-fractie voor koolstof van meer dan 0,022kg/kg, bijvoorbeeld een massa-fractie van 0,030 kg/kg of meer, in het bijzonder een massa-fractie van 0,035 kg/kg of meer. Afhankelijk van het type gietijzer spreekt men over een koolstofgehalte of een koolstofequivalent. Bijvoorbeeld bij nodulair gietijzer spreekt men bijvoorbeeld over een koolstofgehalte van 0,035 kg/kg. Bijvoorbeeld bij lamellair gietijzer spreekt men bijvoorbeeld over een koolstofequivalent tussen 3,53% en 3,8%.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een ankerstoel, waarbij de ankerstoel één of meerdere armen bevat die zich zijwaarts uitstrekken in een richting evenwijdig aan de wand in bevestigde toestand.
Deze armen laten toe om met de ankerstoel een bepaalde afstand langsheen de wand te overbruggen, zodat bijvoorbeeld de wand kan verankerd en/of gesteund worden aan dwarsbalken, steunbalken, profielen, en dergelijke door middel van de ankerstoel.
Ook bij een dergelijk type van ankerstoel 5 het voordelig om door middel van BE2020/9072 meerdere doorgangen het aantal verschillende types van benodigde ankerstoelen te beperken, in het bijzonder omdat een ankerstoel met dergelijke armen, meer materiaal vergt om vervaardigd te worden.
Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt er voorzien in een samenstelling bevattende de ankerstoel volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij de samenstelling verder een langwerpig funderingselement bevat dat geconfigureerd is voor het aanbrengen van de ankerstoel aan een uit de wand stekend uiteinde van het langwerpig funderingselement via de holte en het doorheen één van de twee of meer doorgangen van de ankerstoel te brengen voor het overbrengen van een trekkracht van het langwerpig funderingselement op de wand. Volgens een derde aspect van de uitvinding wordt er voorzien in een werkwijze voor het bevestigen van een ankerstoel volgens het eerste aspect van de uitvinding aan een langwerpig funderingselement, waarbij de werkwijze de volgende stappen bevat: — het aanbrengen van het langwerpig funderingselement doorheen een wand in de bodem zodat de langsas van het langwerpig funderingselement een bepaalde aanbrenghoek vertoont ten opzichte van een richting dwars op de wand; -— het inbrengen van een uit de wand stekend uiteinde van het langwerpig funderingselement in de gemeenschappelijke holte van de ankerstoel; — het selecteren van een doorgang van de ankerstoel waarvan: - een aanlighoek, ten opzichte van de wand in bevestigde toestand, van een aanligoppervlak ter hoogte van de opening van de doorgang voor het aanliggen van het bevestigingselement in bevestigde toestand, geconfigureerd is om overeen te stemmen met de bepaalde aanbrenghoek van de langsas van het langwerpig funderingselement; en/of - een doorgangshoek, van een langsas van een doorgang ten opzichte van een richting dwars op de wand in bevestigde toestand, geconfigureerd om overeen te stemmen met de bepaalde aanbrenghoek van de langsas van het langwerpig funderingselement; en
— het aanbrengen van het uiteinde van het lanewerpie funderingselement doorheen BE2020/9072 de ankerstoel via de geselecteerde doorgang.
Op deze wijze kan de ankerstoel op een eenvoudige, efficiënte en gebruiksvriendelijke Manier worden aangebracht.
Volgens een vierde aspect van de uitvinding, wordt er voorzien in een werkwijze voor het vervaardigen van de ankerstoel volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij de ankerstoel wordt vervaardigd als een ééndelig gietstuk.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm wordt de ankerstoel vervaardigd als een ééndelig gietstuk uit gietijzer.
Op deze wijze kan een compacte en robuuste ankerstoel op eenvoudige en efficiënte wijze worden vervaardigd.
Enkele uitvoeringsvoorbeelden, zullen bij wijze van voorbeeld aan de hand van de Figuren worden beschreven, waarbij: — Figuur 1 een perspectief aanzicht van een uitvoeringsvorm van een ankerstoel toont; — Figuur 2 een perspectief aanzicht toont van een uitvoeringsvorm van een langwerpig funderingselement en een bijhorend bevestigingselement; — Figuur 3 een doorsnede toont volgens Ill-Ill in Figuur 4 van de uitvoeringvorm van de ankerstoel uit Figuur 1; — Figuur 4 een bovenaanzicht toont van de uitvoeringsvorm van de ankerstoel getoond in Figuur 1 en Figuur 3; — Figuur 5 een perspectief aanzicht toont van een uitvoeringsvorm van een ankerstoel gelijkaardig als weergegeven in Figuur 1, 3 en 4, in een eerste op de wand bevestigde toestand; — Figuur 6 een perspectief aanzicht toont van een dergelijke uitvoeringsvorm van de ankerstoel in een tweede op de wand bevestigde toestand, waarbij de oriëntatie van de ankerstoel verschillend is van de oriëntatie weergegeven in Figuur 5; — Figuur 7 een bovenaanzicht van de uitvoeringsvorm volgens Figuur 4 toont; - Figuur 8 een doorsnede toont volgens de lijn VI-VI in Figuur 9 toont; — Figuur 9 een zijaanzicht van de uitvoeringsvorm volgens Figuur 4 toont waarbij een deel van de wand niet is getoond;
— Figuur 10 een doorsnede volgens de lijn on Figuur 7 toont; BE2020/9072 — Figuren 11 tot 15 verschillende aanzichten van een alternatieve uitvoeringsvorm van een ankerstoel tonen; — Figuren 16 en 17 tonen verdere doorsnedes en details van de uitvoeringsvorm volgens Figuren 11 tot 15 in een aanzicht gelijkaardig aan de aanzichten van respectievelijk Figuren 3 en 4; en — Figuren 18 tot 23 tonen verschillende aanzichten van een samenstelling die een ankerstoel volgens de uitvoeringsvorm van Figuren 11 tot 17 bevat.
Figuur 1 toont een perspectief aanzicht van een uitvoeringsvorm van een ankerstoel 10 in een niet bevestigde toestand. Figuur 2 toont een perspectief aanzicht van een uitvoeringsvorm van een gedeelte van een langwerpig funderingselement 20, dat bijvoorbeeld enkele meters lang kan zijn en een diameter van enkele centimeters kan hebben, en een bijhorend bevestigingselement 22. Het weergegeven gedeelte van het langwerpig funderingselement 20 strekt zich uit volgens een langsas 24 nabij een uiteinde 21 van het langwerpig funderingselement 20, dat zoals verder zal worden beschreven, in bevestigde toestand doorheen een wand 30 naar buiten steekt voor het bevestigen van een bevestigingselement 22. Het weergegeven bevestigingselement 22, is bijvoorbeeld gevormd door een ankermoer, of eender welk element voorzien van schroefdraad die geconfigureerd is om samen te werken met een overeenkomstige schroefdraad op het uiteinde 21 van het langwerpig funderingselement 20. Het bevestigingselement 22 laat toe om zoals verder in meer detail beschreven, via de ankerstoel 10 een trekkracht aan te brengen op het langwerpig funderingselement 20 en over te brengen op een wand 30, zoals bijvoorbeeld weergegeven in Figuren 9 en 10. Daarbij wordt, zoals bijvoorbeeld schematisch weergegeven in Figuren 9 en 10, en gelijkaardig als hierboven beschreven, een langwerpig funderingselement 20 doorheen een opening 34 in een wand 30 in een bodem 40 ingebracht. Hoewel in het navolgend voorbeeld van Figuren 5 tot 10, telkens een nagenoeg verticale wand 30, of met andere woorden een wand 30 met een nagenoeg verticaal langsvlak 31, zal worden weergegeven, zoals bijvoorbeeld een door naast elkaar aangebrachte palen gevormde wand aanwezig aan de rand van een bouwput, is het duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij de wand horizontaal en/of onder eender welke geschikte hoek, of BE2020/9072 kromming is aangebracht ten opzichte van de bodem, zoals bijvoorbeeld bij bekleding van tunnelwanden, en dergelijke.
Zoals zichtbaar in Figuren 1 tot 10, is de uitvoeringsvorm van de ankerstoel 10 geconfigureerd voor het overbrengen van een trekkracht van het langwerpig funderingselement 20 op een wand 30 in een bevestigde toestand zoals bijvoorbeeld weergegeven in Figuren 9 en 10. Het is duidelijk dat in de bevestigde toestand het langwerpig funderingselement 20 zich uitstrekt doorheen de wand 30 en de ankerstoel
10. Met andere woorden het langwerpig funderingselement 20 strekt zich uit doorheen een opening in de wand 30 tot in de bodem 40. Daarbij steekt er een uiteinde 21 van het langwerpig funderingselement 20 aan de van de bodem 40 weggerichte zijde van de wand 30 uit, waarover, nadat het langwerpig funderingselement 20 stevig genoeg bevestigd is aan de bodem 40, de ankerstoel 10 kan worden aangebracht. Het is duidelijk dat daarbij de ankerstoel 10 wordt aangebracht door het inbrengen van dit uit de wand 30 stekend uiteinde 21 van het langwerpig funderingselement 20 doorheen een doorgang in de ankerstoel 10. Zoals best zichtbaar in Figuur 3 bevat de uitvoeringsvorm van de ankerstoel 10 twee doorgangen 112, 114 voor het langwerpig funderingselement 20. Deze doorgangen 112, 114 strekken zich uit tussen een respectievelijke opening 122, 124 gelegen aan een eerste kant 12 van de ankerstoel 10 die van de wand 30 weg is gericht in bevestigde toestand en een gemeenschappelijke holte 140 gelegen aan een tweede tegenoverliggende kant 14 van de ankerstoel 10 die naar de wand 30 toe is gericht in een bevestigde toestand. Zoals zichtbaar in de bevestigde toestand weergegeven in Figuren 5 tot 10 is het duidelijk dat de tegenoverliggende kant 14 minstens gedeeltelijk tegen de wand 30 aanleunt en naar de wand 30 toe is gericht. De eerste kant 12 bevindt zich aan de van de wand 30 weg gerichte zijde van de ankerstoel 10 in deze bevestigde toestand. Vanuit een gezichtspunt, waarbij er naar de wand 30 toe wordt gekeken, kan in de bevestigde toestand de eerste kant 12 als de voorkant van de ankerstoel 10 gezien worden en kan de tegenoverliggende kant 14 die naar de wand 30 is gericht als de achterkant van de ankerstoel 10 gezien worden.
Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen van een ankerstoel 10 mogelijk zijn, waarbij in het algemeen de eerste doorgang 112 zich uitstrekt tussen een eerste opening 122 gelegen aan de eerste kant 12 en de gemeenschappelijke holte 140 gelegen aan een tegenoverliggende kant 14 die naar de wand 30 toe is gericht in een bevestigde toestand, en waarbij de ankerstoel 10 eveneens een tweede doorgang 114 geschikt voor het langwerpig funderingselement 20 bevat, waarbij de tweede doorgang 114 zich uitstrekt tussen een andere opening 124 gelegen aan de eerste kant 12 van de eerste doorgang 112, en dezelfde gemeenschappelijke holte 140 gelegen aan de tegenoverliggende kant 14 als de gemeenschappelijke holte 140 voor de eerste doorgang 112. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bevat de ankerstoel 10 twee doorgangen 112, 114 voor het langwerpig funderingselement 20. Het is echter duidelijk dat volgens alternatieve uitvoeringsvormen, drie, vier of meer doorgangen kunnen worden aangebracht in de ankerstoel 10, die zich elk uitstrekken vanaf een bijhorende aan de eerste kant 12 gelegen aparte opening tot aan slechts één gemeenschappelijke holte 140 gelegen aan de tegenoverliggende kant 14 die naar de wand 30 toe gericht is in de bevestigde toestand.
Zoals het best zichtbaar in de doorsnede van Figuur 3 of Figuur 10, bevatten de twee doorgangen 112, 114, elk een doorgang voor het langwerpig funderingselement 20. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bevatten deze doorgangen aan hun binnenoppervlak dimensies die groter zijn of gelijk aan de diameter van het langwerpig funderingselement 20, zodat de doorgangen 112, 114, bij het inbrengen van het langwerpig funderingselement 20 doorheen de doorgangen 112, 114, het langwerpig funderingselement 20 doorgang verlenen en/of geleiden in de richting van de overeenkomstige opening 122, 124 van de respectievelijke doorgang 112, 114. Zoals zichtbaar in Figuur 3 of Figuur 10 bevatten de doorgangen 112, 114 een respectievelijke centrale langsas 117, 119 die geconfigureerd is om een doorgangshoek 127, 129 ten opzichte van een richting 33 dwars op de wand 30 te maken in een bevestigde toestand.
Dit wil engen een doorgangshoek 127, 129 ten BE2020/9072 opzichte van een richting 33 dwars op een langsvlak 31 van de wand 30 in bevestigde toestand.
Het is daarbij duidelijk zoals bijvoorbeeld schematisch aangegeven in Figuren 3 en 10 dat daarbij het langsvlak van de naar de wand gerichte tegenoverliggende kant 14 in de bevestigde toestand, evenwijdig is aan en/of overeenstemt met het langsvlak 31 van de wand 30. Het is verder duidelijk dat in de toestand weergegeven in Figuur 3, het langsvlak 31 van de wand 30 schematisch is weergegeven als een horizontaal vlak, en dat in Figuur 10, het langsvlak 31 van de wand 30 een verticaal vlak vormt.
Het is echter duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij het langsvlak 31 van de wand in bevestigde toestand eender welke geschikte oriëntatie vertoont.
Het is verder duidelijk dat in de toestand weergegeven in Figuur 3, de richting 33 dwars op het horizontale langsvlak 31 van de wand 30, schematisch is weergegeven als een verticale richting 33, en dat in de toestand weergegeven in Figuur 10, de richting 33 dwars op het verticale langsvlak 31 van de wand, schematisch is weergegeven als een horizontale richting 33. Het is echter eveneens duidelijk dat bij variante uitvoeringsvormen, waarbij in bevestigde toestand een andere geschikte oriëntatie van het langsvlak 31 van de wand 30 wordt aangewend, eveneens een bijhorende geschikte dwarse richting 33 dwars op de oriëntatie van dit langsvlak 31 van de wand 30 kan worden aangewend.
Volgens de weergegeven uitvoeringsvorm van de ankerstoel 10 is het duidelijk dat de doorgangshoeken 127, 129 van de respectievelijk centrale langsas 117, 119 van de verschillende doorgangen 112, 114 verschillen.
De doorgangshoek 127 van de centrale langsas 117 van de eerste doorgang 112 ten opzichte de richting 33 dwars op het langsvlak 31 van de wand 30 is bijvoorbeeld 30°. De doorgangshoek 129 van de centrale langsas 119 van de tweede doorgang 114 ten opzichte van de richting dwars op het langsvlak 31 van de wand 30 is bijvoorbeeld 45°. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is een indicator 123 aangebracht nabij de eerste opening 122 van de eerste doorgang 112 die deze doorgangshoek 127 identificeert als 30°. Gelijkaardig is nabij de tweede opening 124 van de tweede doorgang 114 de bijhorende doorgangshoek 129 geïdentificeerd als een hoek van 45°.
Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn met andere doorgangshoeken 127, 129, zoals eender welke geschikte doorgangshoek in het bereik van 15° tot en met 75°, echter typisch zijn de aanbrenghoeken 26 waaronder het langwerpig funderingselement 20 ten opzichte van de richting 33 dwars op het langsvlak 31 van de wand 30 in de bodem 40 wordt aangebracht onder één of meer van de volgende hoeken: 0°, 30°, 45°, 60°. Dit laat toe om op eenvoudige wijze na het aanbrengen van een langwerpig funderingselement 20 doorheen de wand 30 in de bodem 40, waarbij de centrale langsas 24 van het funderingselement 20 onder een bepaalde hoek ten opzichte van de riching 33 dwars op het langsvlak 31 van de wand 30 wordt aangebracht, de doorgang 112, 114 met een gepaste centrale langsas 117,
119 te kiezen waarvan de doorgangshoek 127, 129 in overeenstemming is met de aanbrenghoek 26 van de langsas 24 van het funderingselement 20 in de te bevestigen toestand.
Met andere woorden de indicator 123, 125 laat een eenvoudige en efficiënte selectie toe van de gepaste doorgang 112, 114 in functie van de aanbrenghoek 26 waaronder het langwerpig funderingselement 20 doorheen de wand 30 in de bodem
40 werd ingebracht.
In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de doorsnede in Figuur 10 betekent dit dat de selectie van de doorgang 114, waarvan de doorgangshoek 129 van zijn langsas 119 overeenstemt met de aanbrenghoek 26 van de langsas 24 van het langwerpig funderingselement 20 van 45°. Deze doorsnede van Figuur 10 stemt overeen met de oriëntatie van de uitvoeringsvorm van de ankerstoel
10 weergegeven in bevestigde toestand van een uitvoeringsvorm van de wand 30 zoals schematisch weergegeven in het perspectief aanzicht van Figuur 5. De weergegeven wand 30 is uitgevoerd als een profiel met twee aaneengeschakelde paalvormige elementen.
Figuur 6 toont een perspectief aanzicht van deze uitvoeringsvorm van de ankerstoel 10 in een op de wand 30 bevestigde toestand, waarbij de oriëntatie van de ankerstoel verschillend is van de oriëntatie weergegeven in Figuur 5 en 10. Het is duidelijk dat bij de uitvoeringsvorm weergegeven in Figuur 6 de andere doorgang 112 werd geselecteerd waarvan de doorgangshoek 127 van zijn langsas 117 overeenstemt met de aanbrenghoek 26 van de langsas 24 van een langwerpig funderingselement 20 die in dit geval 30° bedraagt.
Het bovenaanzicht van de bevestigde toestand in Figuur
7, de doorsnede van Figuur 8 en het ijaanzicht van Figuur 9 stemmen allen overeen BE2020/9072 met deze tweede oriëntatie van de ankerstoel 10 zoals weergegeven in Figuur 6. Uit bovenstaande beschrijving is het duidelijk dat het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de ankerstoel 10 geschikt is om aangebracht te worden over het uiteinde 21 van langwerpige funderingselementen 20 die onder een verschillende aanbrenghoek 26, bijvoorbeeld 30° en 45°, zijn aangebracht doorheen de wand 30 in de bodem 40. Het is verder ook duidelijk dat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld in Figuren 1 tot 10 omheen de openingen 122, 124 een aanligoppervlak 132, 134 voor het aanliggen van het bevestigingselement 22 is voorzien.
Het eerste aanligoppervlak 132 is aangebracht in een deel van de eerste kant 12 van de ankerstoel 10 dat de eerste opening 122 omgeeft, of met andere woorden de eerste opening 122 is aangebracht in een deel van de eerste kant 12 dat het aanligoppervlak 132 bevat.
De eerste kant 12 van de ankerstoel 10 bevat verder ook een tweede aanligoppervlak 134 dat de tweede opening 124 omgeeft, of met andere woorden de tweede opening 124 is aangebracht in een deel van de eerste kant 12 dat het tweede aanligoppervlak 134 bevat.
Het is duidelijk dat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld het eerste aanligoppervlak 132 zich daarbij dwars uitstrekt ten opzichte van de richting van de langsas 117 van de eerste doorgang 112. Het tweede aanligoppervlak 134 strekt zich volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld dwars uit ten opzichte van de richting van de langsas 119 van de tweede doorgang 114. Aangezien beide langsassen 117, 119 van de doorgangen 112, 114 volgens de weergegeven uitvoeringsvorm een doorgangshoek 127, 129 vertonen ten opzichte van de richting 33 dwars op het langsvlak 31 van de wand 30 die verschilt, is het duidelijk dat volgens deze uitvoeringsvorm, eveneens de aanlighoeken 133, 135 van beide aanligoppervlakken 132, 134 onderling verschillen, meer bepaald de aanlighoeken 133, 135 die gevormd worden door de hoeken van het langsvlak van deze aanligoppervlakken 132, 134 ten opzichte van het langsvlak 31 van de wand 30. Daarbij is de aanlighoek 133 van het eerste aanligoppervlak 132 ten opzichte van het langsvlak 31 van de wand 30 volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bijvoorbeeld 30° en de aanlighoek 135 van het tweede aanligoppervlak 134 bijvoorbeeld 45°. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij de aanligoppervlakken 132, 134 zich BE2020/9072 minstens gedeeltelijk nabij en/of omheen de openingen uitstrekken en/of de aanlighoeken 133, 135 andere geschikte waarden bevatten. Het is dus duidelijk dat de verschillende delen van de eerste kant 12, die in bevestigde toestand van de wand 30 Is weggericht, zoals weergegeven in het uitvoeringsvoorbeeld van Figuren 1 tot 10, aanligoppervlakken 132, 134 bevatten die onder een verschillende aanlighoek 133, 135 ten opzichte van het langsvlak 31 van de wand 30 zijn aangebracht in de bevestigde toestand.
Zoals verder zichtbaar in bijvoorbeeld het bovenaanzicht van Figuur 7 en de doorsnede van 8, bevat deze specifieke uitvoeringsvorm van de ankerstoel 10 aan de naar de wand 30 toe gerichte kant 14 twee wigvormige zijden 170. Deze wigvormige zijden 170 liggen in de weergegeven bevestigde toestand aan tegen overeenstemmende oppervlakken 32 van de wand 30. De ankerstoel 10 bevat tevens zijwanden 171 die samen met nabij de openingen 112, 114 gelegen zijwanden de gemeenschappelijke holte 140 begrenzen. De zijwanden 171 strekken zich bijvoorbeeld uit tot de wigvormige zijden 170. Door de zijwanden wordt een stevige en robuuste constructie van de ankerstoel 10 bekomen. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij de wand 30 bijvoorbeeld dergelijke oppervlakken 32 bevat, waarvan de oriëntatie afwijkt van het langsvlak 31 van de wand 30, en de naar de wand 30 gerichte kant 14 van de ankerstoel 10 bijvoorbeeld aansluit op een nagenoeg vlakke wand 30 die zich uitstrekt volgens de oriëntatie van het langsvlak 31 van de wand 30. Echter, het minstens gedeeltelijk aanbrengen van de ankerstoel 10 tussen dergelijke overeenstemmende oppervlakken 32 in de wand 30 is voordelig aangezien dit de afstand vermindert waarmee de ankerstoel 10 voorbij de wand 30 uitsteekt, waardoor bijvoorbeeld minder ruimte verloren gaat voor het aanbrengen van bijkomende elementen voorbij de wand 30 waar de ankerstoel 10 is aangebracht. Zoals bijvoorbeeld zichtbaar in Figuur 7, is de afstand L1 tussen het voorste einde van de wand 30 en het voorste einde van de bevestigde ankerstoel 10, dit wil zeggen volgens de richting 33 dwars op het langsvlak 31 van de wand 30, kleiner dan de maximale lengte L2 van de ankerstoel 10 volgens deze richting 33.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de ankerstoel 10 symmetrisch ten opzichte van een symmetrievlak 16 nagenoeg dwars op het vlak van de wand 30 zoals weergegeven met de lijn X-X in Figuur 7. Het is daarbij duidelijk dat de openingen 122, 124 en doorgangen 112, 114 eveneens symmetrisch zijn uitgevoerd ten opzichte van dit symmetrievlak 16 en dat de langsassen 117, 119 van de doorgangen 112, 114 in of nagenoeg in dit centrale symmetrievlak 16 gelegen zijn. Het is verder duidelijk dat dit voor het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld betekent dat de ankerstoel 10 spiegel- symmetrisch is ten opzichte van het symmetrievlak 16 gedefinieerd door de twee centrale langsassen 117, 119 van de twee doorgangen 112, 114. Figuur 20 toont een bovenaanzicht, dit wil zeggen een aanzicht dwars op de wand 30 en naar de wand 30 toe in de bevestigde toestand van een uitvoeringsvorm van een ankerstoel 10 gelijkaardig als beschreven voor de uitvoeringsvorm van Figuren 1 tot
10. Deze uitvoeringsvorm van de ankerstoel zal nader worden beschreven aan de hand van Figuren 11 tot 23, waarbij gelijkaardige elementen worden aangeduid met gelijkaardige referenties en functioneren op een gelijkaardige manier als hierboven beschreven. Verschillend van de uitvoeringsvormen hierboven beschreven, bevat deze uitvoeringsvorm van de ankerstoel 10 twee armen 142, 144 die zich zijwaarts uitstrekken in een richting evenwijdig aan de wand 30 in de bevestigde toestand. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wil dit zeggen dat de armen 142, 144 zich uitstrekken in een richting dwars tot het centrale symmetrievlak 16 bepaald door de centrale langsassen 117, 119 van de doorgangen 112, 114. Het is echter duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij éénder welk geschikt aantal armen, zoals bijvoorbeeld één, drie, vier, of meer zich uitstrekken in een richting evenwijdig aan de wand 30 in de bevestigde toestand, bijvoorbeeld eveneens volgens de richting dwars op de armen 142, 144 van het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, of volgens eender welke andere geschikte richting ten opzichte van de armen 142, 144 van het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Het is duidelijk dat daarbij, zoals weergegeven de armen 142, 144 zich uitstrekken in een richting weg van de gemeenschappelijke holte 140. Aan de naar de wand 30 toe gerichte kant 14 van de ankerstoel 10 strekken de armen 142, 144 ich it in de richting van de wand 30, met BE2020/5072 andere woorden aan de kant 14 van de ankerstoel 10 vormen de armen 142, 144 bijvoorbeeld een vlak 38 dat evenwijdig is met de wand 30. Figuren 11, 12, 13 en 14 tonen respectievelijk een bovenaanzicht, een zijaanzicht, een onderaanzicht en een tegenoverliggend zijaanzicht van de uitvoeringsvorm van de ankerstoel 10 uit Figuur
11. Figuur 15 toont een doorsnede volgens de lijn XV-XV in Figuur 11. Figuur 17 toont een detail aangeduid met kader XVII in het aanzicht van de uitvoeringsvorm van Figuur 11 in meer detail. Figuur 16 toont een doorsnede volgens de lijn XVI-XVI in Figuur 17. Zoals het best zichtbaar in de doorsnede van Figuur 16, bevatten de twee doorgangen 112, 114, respectievelijk een langwerpig geleidingskanaal 116, 118 voor het langwerpig funderingselement 20. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn deze langwerpige geleidingskanalen 116, 118, cilindrische, of gedeeltelijk cilindrische kanalen met een diameter die groter is of gelijk aan de diameter van het langwerpig funderingselement 20, zodat de geleidingskanalen 116, 118, bij het inbrengen van het langwerpig funderingselement doorheen de doorgangen 112, 114, het langwerpig funderingselement 20 geleiden in de richting van de overeenkomstige opening 122, 124 van de respectievelijke doorgang 112, 114. Zoals zichtbaar in Figuur 16 bevatten de langwerpige 20 geleidingskanalen 116, 118 een respectievelijke centrale langsas 117, 119 die overeenstemt met de langsas 117, 119 van de respectievelijke doorgang 112, 114 en die zoals hierboven beschreven geconfigureerd is om een doorgangshoek 127, 129 ten opzichte van de richting 33 dwars op het langsvlak 31 van de wand 30 te maken in een bevestigde toestand. Het is daarbij duidelijk dat de geleidingskanalen 116, 118 zich slechts over een gedeelte van doorgangen 112, 114 dienen uit te strekken en hoewel ze hier aanwezig zijn nabij de openingen 122, 124 in de eerste kant 12, op gelijk welke geschikte locatie in de ankerstoel 10 kunnen worden aangebracht. Volgens de weergegeven uitvoeringsvorm van de ankerstoel 10 is het duidelijk dat de doorgangshoeken 127, 129 van de respectievelijk centrale langsas 117, 119 van de verschillende geleidingskanalen 116, 118 verschillen. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de doorgangshoek 127 van de centrale langsas 117 van het geleidingskanaal 116 van de eerste doorgang 12 ten opzichte van de richting 33 dwars BE2020/9072 op het langsvlak 31 van de wand 30 bijvoorbeeld 30°. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, is gelijkaardig als hierboven beschreven de doorgangshoek 129 van de centrale langsas 119 van het geleidingskanaal 118 van de tweede doorgang 114 ten opzichte van de richting 33 dwars op het langsvlak 31 van de wand 30 bijvoorbeeld 45°. Het is daarbij duidelijk dat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de doorgangshoeken 127, 129 overeenstemmen met de overeenkomstige aanlighoeken 133, 135 van de overeenkomstige doorgangen 112, 114. Figuur 17 toont een detail ter hoogte van de doorgangen 112, 114 van het aanzicht van Figuur 11, waarbij duidelijk ook de indicatoren 123, 125 van de doorgangshoeken 127, 129 en/of de aanlighoeken 133, 135 zichtbaar zijn.
Zoals zichtbaar in de doorsnede van Figuur 16 bevatten de doorgangen 112, 114 en de geleidingskanalen 116, 118 centrale langsassen 117, 119 die onder verschillende hoeken 127, 129 van bijvoorbeeld 30° en 45° ten opzichte van het langsvlak 31 van de wand 30 zijn aangebracht in de bevestigde toestand.
Verschillend van de uitvoeringsvorm hierboven beschreven, is het duidelijk dat de doorgangen 112, 114 geleidingskanalen 116, 118 bevatten die zich uitstrekken over nagenoeg de volledige lengte van de doorgangen 112, 114 en pas samenkomen ter hoogte van de gemeenschappelijke holte 140 in de nabijheid van de kant 14 van de ankerstoel 10 die in de bevestigde toestand naar de wand 30 is gericht.
Figuren 18 en 19 tonen een gelijkaardige doorsnede zoals Figuur 16, waarbij de ankerstoel 10 in een bevestigde toestand wordt weergegeven.
Daarbij komt de oriëntatie van de ankerstoel 10 in Figuur 18 overeen met de oriëntatie weergegeven in Figuur 17 en is de oriëntatie van de ankerstoel 10 in Figuur 19 verschillend van bij de oriëntatie in Figuur 17, gelijkaardig als hierboven beschreven voor de verschillende oriëntaties weergegeven in Figuren 5 en 6. Daarbij vormt de ankerstoel 10 samen met het langwerpig funderingselement 20 een samenstelling.
Het is daarbij duidelijk dat, gelijkaardig als hierboven beschreven het langwerpig funderingselement 20 geconfigureerd is voor het aanbrengen van de ankerstoel 10 aan een uit de wand 30 stekend uiteinde 21 van het langwerpig funderingselement 20. Het funderingselement
20 wordt via de gemeenschappelijke holte 140 doorheen één van de twee doorgangen BE2020/9072 112, 114 doorheen de ankerstoel 10 gebracht, waarna een trekkracht van het langwerpig funderingselement 20 op de wand 30 kan worden overgebracht via de ankerstoel 10 door het aanspannen van het bevestigingselement 22, zoals bijvoorbeeld een ankermoer, tegen de ankerstoel 10. In de stand zoals weergegeven in Figuur 18 is het langwerpig funderingselement 20 aangebracht doorheen de eerste doorgang 112, waarvan de doorgangshoek 127 van de centrale langsas 117 van de eerste doorgang 112 en het langwerpig geleidingskanaal 116 van de eerste doorgang 112 overeenstemt met de aanbrenghoek 26 van de langsas 24 van het langwerpig funderingselement 20 ten opzichte van de richting 33 dwars ten opzichte van het langsvlak 31 van de wand 30, van bijvoorbeeld 30°. Het is verder duidelijk dat gelijkaardig zoals hierboven beschreven, eveneens de aanlighoek 133 van het aanligoppervlak 132 van de eerste doorgang 112, een aanlighoek 133 van bijvoorbeeld 30° maakt ten opzichte van de richting 33 dwars op het langsvlak 31 van de wand 30 die overeenstemt met de aanbrenghoek 26 van het langwerpig funderingselement 20 ten opzichte van de richting 33 dwars op het langsvlak 31 van de wand 30. Met andere woorden, gelijkaardig als hierboven beschreven is het aanligoppervlak 132 nagenoeg dwars ten opzichte van de langsas 117 van de doorgang 112.
In de stand zoals weergegeven in Figuur 19 is het langwerpig funderingselement 20, dat is aangebracht onder een andere aanbrenghoek ten opzichte van de richting 33 dwars op het langsvlak 31 van de wand 30, van bijvoorbeeld 45°, aangebracht doorheen de tweede doorgang 114 waarvan de langsas 119 een overeenkomstige doorgangshoek 129 en het bij de tweede doorgang 114 horende aanligoppervlak 134 een bijhorende aanlighoek 135 vertoont, van eveneens bijvoorbeeld 45°, in de bevestigde toestand. Het is duidelijk dat, zowel in de stand van Figuur 18 als in de stand van Figuur 19, de doorgang 112, 114 die niet wordt aangewend voor het langwerpig funderingselement 20 de mogelijkheid biedt om de gesteldheid ter hoogte van de gemeenschappelijke holte 140, en dus bijgevolg het correct aanleunen van de kant 14 van de ankerstoel 10 tegen de wand 30, en/of eventuele ontoelaatbare vervormingen van de wand 30 te inspecteren.
Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen voor de hierboven beschreven uitvoeringsvormen van de werkwijze voor het aanbrengen van een ankerstoel 10 aan een langwerpig funderingselement 20 mogelijk zijn. Dergelijke werkwijzen bevatten bij voorkeur de volgende stappen. Als eerste stap wordt, zoals hierboven beschreven, het langwerpig funderingselement 20 doorheen een wand 30 in de bodem 40 aangebracht, zodat de langsas 24 van het langwerpig funderingselement 20 een bepaalde gewenste aanbrenghoek 26 vertoont ten opzichte van de richting 33 dwars op het langsvlak 31 van de wand 30. Vervolgens wordt een uit de wand 30 stekend uiteinde 21 van het langwerpig funderingselement 20 in de gemeenschappelijke holte 140 ingebracht. Daarna kan zoals bijvoorbeeld weergegeven in Figuren 18 en 19 een selectie van de doorgang 112, 114 van de ankerstoel 10 voor het langwerpig funderingselement 20 plaatsvinden. Tijdens deze selectie, wordt de doorgang 112, 114 geselecteerd waarvan de doorgangshoek 127, 129 van de centrale langsas 117, 119 van de doorgang 112, 114 ten opzichte van de richting 33 dwars op het langsvlak 31 van de wand 30 en/of de aanlighoek 133, 135 van het bijhorend aanligoppervlak 132, 134 ter hoogte van de opening 122, 124 van de doorgang 112, 114 ten opzichte van het langsvlak 31 van de wand 30 overeenstemt met de bepaalde aanbrenghoek 26 van de langsas 24 van het langwerpig funderingselement 20. Vervolgens kan dan het uiteinde 21 van het langwerpig funderingselement 20 doorheen de ankerstoel 10 worden aangebracht via de geselecteerde doorgang 112, 114.
Figuren 20 tot 23 tonen verschillende aanzichten van een samenstelling waarbij de uitvoeringsvorm van de ankerstoel 10 uit Figuren 11 tot 19 aan een uitvoeringsvorm van een wand 30 is aangebracht die samenwerkt met steunbalken 36 die op regelmatige afstanden zijn aangebracht. Zoals weergegeven laten de armen 142, 144 toe om met de ankerstoel 10 deze afstand tussen de parallelle steunbalken 36 langsheen de wand 30 te overbruggen, zodat de wand 30 kan verankerd en/of gesteund worden aan deze steunbalken 36 door middel van de ankerstoel 10. Het is verder ook duidelijk dat bij een dergelijke uitvoeringsvorm van de ankerstoel 10, de kracht die wordt overgebracht op de wand 30 via de ankerstoel 10 door middel van de armen 142, 144 over een groter oppervlak spreidt waardoor het risico op lokale BE2020/9072 vervorming van de wand 30 en/of de noodzaak om dikke, stevige wanden 30 te voorzien wordt gereduceerd.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is het daarbij duidelijk dat de naar de wand gerichte kant 14 van de ankerstoel verschillende vlakken 37, 38 bevat, waarvan de buitenste vlakken 37 geconfigureerd zijn om met de steunbalken 36 samen te werken in de bevestigde toestand en het centrale vlak 38 geconfigureerd is om met de wand 30 samen te werken in bevestigde toestand.
Bij voorkeur, volgens de weergegeven uitvoeringsvormen, bestaat de ankerstoel 10 uit een ééndelig gietstuk.
Dit wil zeggen dat de ankerstoel 10 enkel bestaat uit een gegoten structuur, die vervaardigd werd met een geschikt materiaal zoals gietijzer, gietstaal, en dergelijke.
Gietijzer valt daarbij te verkiezen aangezien het een eenvoudig en efficiënt gietproces en materiaalgebruik mogelijk maakt.
Wanneer de ankerstoel 10 op deze wijze wordt vervaardigd als een ééndelig gietstuk laat dit een compact en eenvoudig te fabriceren gietstuk toe dat in staat is om grote drukkrachten gegenereerd door het overbrengen van de trekkracht in het funderingselement 20 naar de wand 30 te weerstaan.
Het is duidelijk dat tal van verdere variante uitvoeringsvormen mogelijk zijn, alsook combinaties daarvan, die vallen binnen de beschermingsomvang zoals bepaald door de conclusies.
Zo kan bijvoorbeeld de specifieke uitvoeringsvorm van de doorgangen 112, 114 uit Figuren 1 tot 10 worden aangewend bij de uitvoeringsvorm van de ankerstoel 10 uit Figuren 11 tot 23 en vice versa.

Claims (15)

condusies 27 BE2020/5072
1. Een ankerstoel (10) geconfigureerd voor het overbrengen van een trekkracht van een langwerpig funderingselement (20) op een wand (30), waarbij het langwerpig funderingselement (20) zich uitstrekt doorheen de wand (30) en de ankerstoel (10), de ankerstoel (10) bevattende een eerste doorgang (112) voor het langwerpig funderingselement (20), waarbij de eerste doorgang (112) zich uitstrekt tussen een eerste opening (122) gelegen aan een eerste kant (12) van de ankerstoel (10), welke eerste kant (12) weg van de wand (30) is gericht in bevestigde toestand, en een holte (140) gelegen aan een tegenoverliggende kant (14) van de ankerstoel (10), welke tegenoverliggende kant (14) naar de wand (30) toe is gericht in een bevestigde toestand, daardoor gekenmerkt dat de ankerstoel (10) een tweede doorgang (114) voor een langwerpig funderingselement (20) bevat, waarbij de tweede doorgang (114) zich uitstrekt tussen een tweede opening (124) gelegen aan de eerste kant (12) van de — ankerstoel (10) en de voornoemde holte (140) gelegen aan de tegenoverliggende kant (14) van de ankerstoel (10).
2. Een ankerstoel volgens conclusie 1, waarbij de ankerstoel (10) twee of meer doorgangen (112, 114) voor het langwerpig funderingselement (20) bevat, waarbij de doorgangen (112, 114) zich uitstrekken tussen twee of meer overeenkomstige openingen (122, 124) gelegen aan de eerste kant (12) en slechts één gemeenschappelijke holte (140) gelegen aan de tegenoverliggende kant (14) van de ankerstoel (10).
3. Een ankerstoel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de voornoemde eerste kant (12) van de ankerstoel (10), welke eerste kant (12) weg van de wand (30) is gericht in bevestigde toestand, ter hoogte van elk van de openingen (122, 124) van de doorgangen (112, 114), een respectievelijk aanligoppervlak (132, 134) bevat voor het aanliggen van het bevestigingselement (22) in bevestigde toestand, en waarbij het respectievelijk aanligoppervlak (132, 134) een respectievelijke aanlighoek (133, 135) maakt ten opzichte van de wand (30) in bevestigde toestand.
4. Een ankerstoel volgens conclusie 3, waarbij de voornoemde aanlighoeken (133, 135) van de respectievelijke aanligoppervlakken (132, 134) ter hoogte van de openingen (122, 124) van de verschillende doorgangen (112, 114) onderling verschillen.
5. Een ankerstoel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij elk van de doorgangen (112, 114) een centrale langsas (117, 119) bevat die in bevestigde toestand samenvalt met de centrale langsas (24) van het langwerpig funderingselement (20), waarbij elk van de centrale langsassen (117, 119) van de doorgangen (112, 114) geconfigureerd is om een doorgangshoek (127, 129) ten opzichte van een richting (33) dwars op de wand (30) te maken in bevestigde toestand.
6. Een ankerstoel volgens conclusie 5, waarbij de voornoemde doorgangshoeken (127, 129) van de respectievelijke centrale as (117, 119) van de verschillende doorgangen (112, 114) onderling verschillen.
7. Een ankerstoel volgens één of meer van de conclusie 3 tot 6, waarbij de voornoemde aanlighoeken (133, 135) en/of doorgangshoeken (127, 129): — in het bereik liggen van 15° tot en met 75°; en/of — geselecteerd worden uit één of meer van de volgende waarden: 30°, 45° en/of 60°.
8. Een ankerstoel volgens één of meer van de conclusies 3 tot 7, waarbij een indicator (123, 125) geconfigureerd om de respectievelijke aanlighoek (133, 135) en/of doorgangshoek (127, 129) te identificeren, is aangebracht nabij de respectievelijke opening (122, 124) van de doorgang (112, 114) gelegen aan de eerste kant (12) van de ankerstoel (10).
9. Een ankerstoel volgens één of meer van de conclusies 1 tot 8, waarbij de naar de wand (30) toe gerichte kant (14) twee wigvormige zijden (170) bevat, die geconfigureerd zijn om in bevestigde toestand aan te liggen nabij en/of tegen overeenkomstige oppervlakken (32) van de wand (30).
10. Een ankerstoel volgens één of meer van de conclusies 1 tot 9, waarbij de ankerstoel (10) spiegel-symmetrisch is ten opzichte van het vlak (16) gedefinieerd door de centrale langsassen (117, 119) van de doorgangen (112, 114).
11. Een ankerstoel volgens één of meer van de conclusies 1 tot 10, waarbij de ankerstoel (10) bestaat uit een ééndelig gietstuk, in het bijzonder een ééndelig gietstuk uit gietijzer.
12. Een ankerstoel volgens één of meer van de conclusies 1 tot 11, waarbij de ankerstoel (10) één of meerdere armen (142, 144) bevat die zich zijwaarts uitstrekken in een richting evenwijdig aan de wand (30) in bevestigde toestand.
13. Een samenstelling bevattende een ankerstoel (10) volgens één of meer van de conclusies 1 tot 12, waarbij de samenstelling verder een langwerpig funderingselement (20) bevat dat geconfigureerd is voor het aanbrengen van de ankerstoel (10) aan een uit de wand (30) stekend uiteinde (21) van het langwerpig funderingselement (20) via de holte (140) en doorheen één van de twee of meer doorgangen (112, 114) van de ankerstoel (10) te brengen voor het overbrengen van een trekkracht van het langwerpig funderingselement (20) op de wand (30).
14. Een werkwijze voor het bevestigen van een ankerstoel (10) volgens één of meer van de conclusies 1 tot 12 aan een langwerpig funderingselement (20), waarbij de werkwijze volgende stappen bevat: —het aanbrengen van het langwerpig funderingselement (20) doorheen een wand (30) in de bodem (40) zodat de langsas (24) van het langwerpig funderingselement (20) een bepaalde aanbrenghoek (26) vertoont ten opzichte van een richting (33) dwars op de wand (30); — het inbrengen van een uit de wand (30) stekend uiteinde (21) van het langwerpig funderingselement (20) in de gemeenschappelijke holte (140) van de ankerstoel (10); — het selecteren van een doorgang (112, 114) van de ankerstoel (10) waarvan:
- een aanlighoek (133, 135), ten opzichte van de wand (30) in bevestigde BE2020/5072 toestand, van een aanligoppervlak (132, 134) ter hoogte van de opening (122, 124) van de doorgang (112, 114) voor het aanliggen van het bevestigingselement (22) in bevestigde toestand, geconfigureerd is om overeen te stemmen met de bepaalde aanbrenghoek (26) van de langsas (24) van het langwerpig funderingselement (20); en/of - een doorgangshoek (127, 129) van een langsas (117, 119) van een doorgang (112, 114), ten opzichte van een richting (33) dwars op de wand (30) in bevestigde toestand, geconfigureerd is om overeen te stemmen met de bepaalde aanbrenghoek (26) van de langsas (24) van het langwerpig funderingselement (20); en — het aanbrengen van het uiteinde (21) van het langwerpig funderingselement (20) doorheen de ankerstoel (10) via de geselecteerde doorgang (112, 114).
15. Werkwijze voor het vervaardigen van de ankerstoel (10) volgens één of meer van de conclusies 1 tot 12, waarbij de ankerstoel (10) wordt vervaardigd als een ééndelig gietstuk, in het bijzonder een ééndelig gietstuk uit gietijzer.
BE20205072A 2020-02-06 2020-02-06 Een ankerstoel BE1028035B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205072A BE1028035B1 (nl) 2020-02-06 2020-02-06 Een ankerstoel
PCT/IB2021/050525 WO2021156696A1 (en) 2020-02-06 2021-01-23 An anchor chair

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205072A BE1028035B1 (nl) 2020-02-06 2020-02-06 Een ankerstoel

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1028035A1 BE1028035A1 (nl) 2021-08-30
BE1028035B1 true BE1028035B1 (nl) 2021-09-06

Family

ID=69591517

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205072A BE1028035B1 (nl) 2020-02-06 2020-02-06 Een ankerstoel

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1028035B1 (nl)
WO (1) WO2021156696A1 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5289626A (en) * 1989-03-27 1994-03-01 Kajima Corporation Foundation anchor and method for securing same to a foundation
US5545987A (en) * 1992-12-23 1996-08-13 Suspa Spannbeton Gmbh Monitoring device for tension members of soil or rock anchors, compression members of poles, prestressing elements for prestressed concrete structures and bridge cables
GB2340144A (en) * 1998-08-06 2000-02-16 Keller Ltd Ground anchorage
WO2002077372A1 (en) * 2001-03-23 2002-10-03 Samwoo Geotech.Co Wedge assembly and internal anchorage using the same
CN110106889A (zh) * 2019-05-14 2019-08-09 陕西建工第六建设集团有限公司 一种深基坑灌注护坡桩加锚索支护施工工法

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS534326B2 (nl) 1975-01-09 1978-02-16

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5289626A (en) * 1989-03-27 1994-03-01 Kajima Corporation Foundation anchor and method for securing same to a foundation
US5545987A (en) * 1992-12-23 1996-08-13 Suspa Spannbeton Gmbh Monitoring device for tension members of soil or rock anchors, compression members of poles, prestressing elements for prestressed concrete structures and bridge cables
GB2340144A (en) * 1998-08-06 2000-02-16 Keller Ltd Ground anchorage
WO2002077372A1 (en) * 2001-03-23 2002-10-03 Samwoo Geotech.Co Wedge assembly and internal anchorage using the same
CN110106889A (zh) * 2019-05-14 2019-08-09 陕西建工第六建设集团有限公司 一种深基坑灌注护坡桩加锚索支护施工工法

Also Published As

Publication number Publication date
BE1028035A1 (nl) 2021-08-30
WO2021156696A1 (en) 2021-08-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US20210285225A1 (en) Support bracket apparatus
US7971411B2 (en) Double-duty, hold-down system
US9896837B2 (en) Fail-soft, graceful degradation, structural fuse apparatus and method
US5937609A (en) Concrete insert to support anchor bolt
US8806836B2 (en) Building anchor systems
US4911582A (en) Concrete replacement wall and method of constructing the wall
US8931152B2 (en) Wedge installation and seating tool and method of use
BE1028035B1 (nl) Een ankerstoel
US20060144008A1 (en) Shear wall attachment assembly and method of use
US6158189A (en) Wooden I-beam and wooden structural beam and bridging assembly
US7448171B1 (en) Joist support structure adapted to be embedded into a foundation wall
AU2013206540B1 (en) An edge-formwork element with integrated channel
EP2935712B1 (en) Column shoe
CA1305870C (en) Structural support insert for use with concrete
GB2201184A (en) Composite self propping beam for use as a lintel when forming an opening in an existing wall
CA1046810A (en) Fastening device
US20210231172A1 (en) Nested double eccentric anchor bolt bushings
EP3032155A1 (en) Method for reinforcing pipe support structures for nuclear power plants
US20220316167A1 (en) Anchor chair
JP3159682B2 (ja) アンカーバー付水平力分散装置
McGinley Design of anchor bolts in masonry
KR102523632B1 (ko) 간격조절 및 변위측정이 가능한 교량용 전단키
KR102525039B1 (ko) 부반력저항 및 변위측정이 가능한 교량용 전단키
US9145672B1 (en) Apparatus and method for attaching deck to structure
CA1332881C (en) Concrete barrier joints

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20210906

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20230228