BE1027749A1 - Dakrand - Google Patents
Dakrand Download PDFInfo
- Publication number
- BE1027749A1 BE1027749A1 BE20195791A BE201905791A BE1027749A1 BE 1027749 A1 BE1027749 A1 BE 1027749A1 BE 20195791 A BE20195791 A BE 20195791A BE 201905791 A BE201905791 A BE 201905791A BE 1027749 A1 BE1027749 A1 BE 1027749A1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- eaves
- plate
- profile
- corner
- profiles
- Prior art date
Links
- 238000000034 method Methods 0.000 claims description 16
- 239000000758 substrate Substances 0.000 claims description 14
- 239000000463 material Substances 0.000 claims description 12
- 238000007789 sealing Methods 0.000 claims description 10
- FGUUSXIOTUKUDN-IBGZPJMESA-N C1(=CC=CC=C1)N1C2=C(NC([C@H](C1)NC=1OC(=NN=1)C1=CC=CC=C1)=O)C=CC=C2 Chemical compound C1(=CC=CC=C1)N1C2=C(NC([C@H](C1)NC=1OC(=NN=1)C1=CC=CC=C1)=O)C=CC=C2 FGUUSXIOTUKUDN-IBGZPJMESA-N 0.000 claims description 6
- 239000002023 wood Substances 0.000 claims description 2
- XAGFODPZIPBFFR-UHFFFAOYSA-N aluminium Chemical compound [Al] XAGFODPZIPBFFR-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 9
- 229910052782 aluminium Inorganic materials 0.000 description 9
- 239000003086 colorant Substances 0.000 description 3
- 238000009434 installation Methods 0.000 description 3
- XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N water Substances O XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 3
- 238000010276 construction Methods 0.000 description 2
- 229920000915 polyvinyl chloride Polymers 0.000 description 2
- 239000004800 polyvinyl chloride Substances 0.000 description 2
- 239000002356 single layer Substances 0.000 description 2
- 230000000007 visual effect Effects 0.000 description 2
- 229920002943 EPDM rubber Polymers 0.000 description 1
- HCHKCACWOHOZIP-UHFFFAOYSA-N Zinc Chemical compound [Zn] HCHKCACWOHOZIP-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 1
- 238000004026 adhesive bonding Methods 0.000 description 1
- 239000002390 adhesive tape Substances 0.000 description 1
- 230000002411 adverse Effects 0.000 description 1
- 239000004411 aluminium Substances 0.000 description 1
- 239000010426 asphalt Substances 0.000 description 1
- 238000005452 bending Methods 0.000 description 1
- 238000013016 damping Methods 0.000 description 1
- 229920001971 elastomer Polymers 0.000 description 1
- 238000001125 extrusion Methods 0.000 description 1
- 239000006260 foam Substances 0.000 description 1
- 238000004519 manufacturing process Methods 0.000 description 1
- 239000004033 plastic Substances 0.000 description 1
- 229920003023 plastic Polymers 0.000 description 1
- 238000007788 roughening Methods 0.000 description 1
- 230000003746 surface roughness Effects 0.000 description 1
- 230000002195 synergetic effect Effects 0.000 description 1
- 238000004078 waterproofing Methods 0.000 description 1
- 229910052725 zinc Inorganic materials 0.000 description 1
- 239000011701 zinc Substances 0.000 description 1
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04D—ROOF COVERINGS; SKY-LIGHTS; GUTTERS; ROOF-WORKING TOOLS
- E04D13/00—Special arrangements or devices in connection with roof coverings; Protection against birds; Roof drainage ; Sky-lights
- E04D13/15—Trimming strips; Edge strips; Fascias; Expansion joints for roofs
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04D—ROOF COVERINGS; SKY-LIGHTS; GUTTERS; ROOF-WORKING TOOLS
- E04D13/00—Special arrangements or devices in connection with roof coverings; Protection against birds; Roof drainage ; Sky-lights
- E04D13/15—Trimming strips; Edge strips; Fascias; Expansion joints for roofs
- E04D13/155—Trimming strips; Edge strips; Fascias; Expansion joints for roofs retaining the roof sheathing
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Roof Covering Using Slabs Or Stiff Sheets (AREA)
Abstract
Een dakrand die een sierplaat en een onderprofiel omvat. De hoeken van de dakrand worden bevestigd aan rechte delen van de dakrand door middel van een verbindingsstaaf die in een uitsparing wordt geschoven.
Description
TECHNISCH VELD De uitvinding heeft betrekking op dakranden en een gerelateerde kit met onderdelen.
TECHNOLOGISCHE ACHTERGROND VAN DE UITVINDING Dakranden zijn een veelvoorkomend constructie element. Ze worden onder meer gebruikt om muren te beschermen tegen regenwater. Sommige bestaande dakranden omvatten een onderprofiel en een sierplaat die aan elkaar bevestigbaar zijn. Het onderprofiel zorgt voor bevestiging van de sierplaat aan het dak, en de sierplaat bepaalt het uitzicht van de dakrand. Zulke dakranden zijn eenvoudig te produceren.
Bij bestaande dakranden zijn het onderprofiel en de sierplaat echter niet altijd eenvoudig aan elkaar verbindbaar. Ook zijn hoeken vaak moeilijk te plaatsen. Er bestaat ook een afweging tussen de eenvoud waarmee onderprofiel en sierplaat aan elkaar verbonden kunnen worden, en de stevigheid van de verbinding tussen onderprofiel en sierplaat.
Ook bestaat er bij bestaande dakranden een afweging tussen het esthetisch uitzicht van de dakrand en de effectiviteit waarmee de dakrand er in slaagt om muren droog te houden.
Aldus is er een nood aan dakranden waarbij het onderprofiel en de sierplaat eenvoudig aan elkaar verbindbaar zijn. Ook is er een nood aan dakranden waarvan de hoeken eenvoudig te plaatsen zijn. Er is ook nood aan dakranden waarbij de verbinding tussen het onderprofiel en de sierplaat zeer stevig is. Verder is er een nood aan dakranden met een goed uitzicht vanuit eender welk perspectief. Ook is er een nood aan een dakrand waarbij het onderprofiel en sierplaat eenvoudig in een verschillende kleur vervaardigd kunnen worden. Ook is er een nood aan dakranden die muren efficiënt beschermen tegen hemelwater. Verder is er een nood aan dakranden die gemakkelijk, snel, en efficiënt geplaatst kunnen worden. Verder is er een nood aan dakranden met een uitstekende rechtlijnigheid. Verder is er een nood aan dakranden met een uitstekende weerstand tegen vervorming.
SAMENVATTING De uitvinding en geprefereerde uitvoeringsvormen ervan voorzien een oplossing voor de vernoemde noden.
Aldus voorzien hierin is een dakrand omvattende een recht deel, en een buitenhoek; en/of een binnenhoek; waarbij het rechte deel, de buitenhoek, en de binnenhoek het volgende omvatten: een sierplaat, een onderprofiel, en een verbinding tussen de sierplaat en het onderprofiel, waarbij de verbinding een steunplaat, een verbindingsplaat, en een klemelement omvat, en waarbij de verbindingsplaat geklemd is tussen de steunplaat en het klemelement; waarbij het rechte deel is verbonden met de buitenhoek en/of de binnenhoek door middel van een verbindingsstaaf die in een uitsparing is geschoven.
In sommige uitvoeringsvormen is de verbindingsstaaf omvat in het onderprofiel van de buitenhoek of de binnenhoek, en is de uitsparing omvat in het onderprofiel van het rechte deel van de dakrand.
In sommige uitvoeringsvormen is de verbindingsstaaf omvat in het onderprofiel van het rechte deel van de dakrand, en is de uitsparing omvat in het onderprofiel van de buitenhoek of de binnenhoek.
In sommige uitvoeringsvormen is de verbindingsstaaf een afzonderlijke verbindingsstaaf, waarbij de verbindingsstaaf een eerste uiteinde en een tweede uiteinde omvat, waarbij het eerste uiteinde geschoven is in een uitsparing omvat in het onderprofiel van de buitenhoek of de binnenhoek, en waarbij het tweede uiteinde geschoven is in een uitsparing omvat in het onderprofiel van het rechte deel van de dakrand.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de verbindingsstaaf ribben. In sommige uitvoeringsvormen is een flexibel afdichtingsstuk tussen het onderprofiel en de sierplaat van de buitenhoek of een binnenhoek geschoven. In sommige uitvoeringsvormen omvatten de steunplaat en de verbindingsplaat beiden kartels, en zijn de kartels van de steunplaat geconfigureerd om aan te grijpen in de kartels van de verbindingsplaat ter vorming van een gekarteld verbindingsvlak.
In sommige uitvoeringsvormen zijn de steunplaat en het klemelement elk een deel van de sierplaten, en is de verbindingsplaat een deel van de onderprofielen. In sommige uitvoeringsvormen omvatten de sierplaten een uitstulping voor het afdruipen van regenwater.
In sommige uitvoeringsvormen omvatten de sierplaten en/of de onderprofielen een gevellip.
In sommige uitvoeringsvormen is de afstand tussen de gevellip en de uitstulping gelijk aan 5.0 tot 15.0 cm, bijvoorbeeld 8.0 tot 12.0 cm.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand meerdere rechte delen, meerdere buitenhoeken, en/of meerdere binnenhoeken.
Verder voorzien hierin is een werkwijze voor het installeren van een dakrand zoals hierin beschreven, de werkwijze omvattende de stappen: a) het voorzien van een ondergrond; b) het plaatsen van twee onderprofielen van rechte delen van de dakrand op de ondergrond, waarbij de twee onderprofielen haaks ten opzichte van elkaar worden geplaatst; c) het verbinden van de rechte delen met een onderprofiel van een buitenhoek en/of een onderprofiel de binnenhoek door een verbindingsstaaf in één of meerdere uitsparingen te schuiven; d) het bevestigen van de onderprofielen aan de ondergrond; e) het aanbrengen van dakbedekking op de onderprofielen; en, f) het bevestigen van sierplaten aan het onderprofiel van het rechte deel en aan het onderprofiel van de buitenhoek en/of het onderprofiel van de binnenhoek.
In sommige uitvoeringsvormen is het onderprofiel voorgeponst.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand twee of meerdere aanliggende onderprofielen, en wordt tussen aanliggende onderprofielen speling gelaten voor het opvangen van thermische uitzetting; en wordt tussen een onderprofiel van een recht deel van de dakrand enerzijds en een onderprofiel van een buitenhoek of binnenhoek anderzijds speling gelaten voor het opvangen van thermische uitzetting.
In sommige uitvoeringsvormen wordt in stap d) de dakbedekking op het onderprofiel verlijmd.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand twee of meerdere aanliggende sierplaten waartussen zich één of meerdere voegen bevinden, en wordt stap e) gevolgd door stap f) het aanbrengen van één of meerdere voegclips ter dichting van de één of meerdere voegen tussen twee of meerdere aanliggende sierplaten.
In sommige uitvoeringsvormen is de ondergrond uit hout vervaardigd.
In sommige uitvoeringsvormen wordt het onderprofiel aan de ondergrond bevestigd met behulp van schroeven.
In sommige uitvoeringsvormen omvat stap f) het voorzien van een verbinding tussen de sierplaat en het onderprofiel, waarbij de verbinding een steunplaat, een verbindingsplaat, en een klemelement omvat, en waarbij de verbindingsplaat wordt geklemd tussen de steunplaat en het klemelement.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN Figuur 1 toont een dakrand (100) die een sierplaat (110) en een onderprofiel (120) omvat.
Figuur 2 toont een perspectieftekening van een recht deel (101) van een dakrand. Figuur 3 toont hoe een sierplaat (110) en een onderprofiel (120) in elkaar geschoven kunnen worden.
Figuur 4 toont een perspectieftekening van een onderprofiel (120) van een recht deel (101) van een dakrand.
Figuur 5 toont een dakrand (100) die een gevellip (116) omvat.
Figuur 6 toont een detailtekening van een verbinding (150) tussen de sierplaat (110) en het onderprofiel (120).
Figuur 7 toont een perspectief zicht op een sierplaat (210) van een buitenhoek.
Figuur 8 toont een perspectief zicht op een sierplaat (310) van een binnenhoek.
Figuur 9 toont een perspectief zicht op een onderprofiel (220) van een buitenhoek (200).
Figuur 10 toont een perspectief zicht op een onderprofiel (320) van een binnenhoek (300). Figuur 11 toont een perspectief zicht op hoe een onderprofiel (220) van een buitenhoek (200) wordt verbonden met het onderprofiel van een recht deel (101) van een dakrand met behulp van verbindingsstaaf (250).
Figuur 12 toont een perspectief zicht op hoe een onderprofiel (320) van een binnenhoek (300) wordt verbonden met het onderprofiel van een recht deel (101) van een dakrand met behulp van een verbindingsstaaf (350).
Doorheen de figuren wordt de volgende nummering gebruikt: 100 — dakrand; 101 — recht deel van dakrand; 110 — sierplaat; 111 — buitendeel; 112 — onderste deel van de sierplaat; 113 — bovendeel; 115 — uitstulping; 116 — gevellip; 117 — gekartelde onderkant van de sierplaat; 120 — onderprofiel; 122 — bovenste uiteinde van het onderprofiel; 123 — uitsparing; 124 — oplegvlak; 125 — steunvlak; 127 — gekartelde bovenkant van bovenste uiteinde van bovenste uiteinde van onderprofiel; 150 — bevestigingsmechanisme; 151 — steunplaat; 152 — verbindingsplaat,; 153 — klemelement; 154 — gekarteld verbindingsvlak; 200 — buitenhoek; 210 — sierplaat van buitenhoek; 220 — onderprofiel van buitenhoek; 250 — verbindingsstaaf, 300 — binnenhoek; 310 — sierplaat van binnenhoek; 320 — onderprofiel van binnenhoek; 350 — verbindingsstaaf.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING Zoals verder gebruikt in deze tekst omvatten de enkelvoudsvormen “een”, “de”, “het” zowel het enkelvoud als de meervoudsvorm tenzij de context duidelijk anders is.
De termen “omvatten”, “omvat” zoals verder gebruikt, zijn synoniem met “inclusief”, “includeren” of “bevatten, “bevat” en zijn inclusief of open en sluiten bijkomende, niet vernoemde leden, elementen of methode stappen niet uit. De termen “omvatten”, “omvat” zijn inclusief de term “bevatten”.
De opsomming van numerische waarden aan hand van cijferbereiken omvat alle waarden en fracties in deze bereiken, zowel als de geciteerde eindpunten.
De term “ongeveer’, zoals gebruikt wanneer gerefereerd wordt naar een meetbare waarde zoals een parameter, een hoeveelheid, een tijdsduur, en zo meer, is bedoeld variaties te omsluiten van +/- 10% of minder, bij voorkeur +/-5% of minder, meer bij voorkeur +/-1% of minder, en meer nog bij voorkeur +/-0,1% of minder, van en vanaf de gespecificeerde waarde, in zo ver de variaties van toepassing zijn om te functioneren in de bekend gemaakte uitvinding. Het dient te worden verstaan dat de waarde waarnaar de term “ongeveer” refereert op zich, ook werd bekend gemaakt.
Alle documenten geciteerd in de huidige specificatie worden hierin volledig opgenomen door middel van verwijzing. Tenzij anders gedefinieerd, hebben alle termen bekend gemaakt in de uitvinding, inclusief technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals een vakman deze gewoonlijk verstaat. Als verdere leidraad, worden definities opgenomen voor verdere toelichting van termen die in de beschrijving van de uitvinding worden gebruikt.
Voorzien hierin is een dakrand die enerzijds rechte delen, en anderzijds buitenhoeken en/of binnenhoeken omvat. Zowel de rechte delen, buitenhoeken, en binnenhoeken omvatten een sierplaat, een onderprofiel, en een verbinding tussen de sierplaat en het onderprofiel. De verbinding omvat een steunplaat, een verbindingsplaat, en een klemelement, en wordt tot stand gebracht door de verbindingsplaat te klemmen tussen de steunplaat en het klemelement. In sommige uitvoeringsvormen omvatten de steunplaat en/of de verbindingsplaat een verruwd oppervlak. Bij voorkeur omvatten zowel de steunplaat als de verbindingsplaat een verruwd oppervlak. De verruwing verhoogt de wrijving tussen de verbindingsplaat enerzijds en de steunplaat en/of het klemelement anderzijds. Een voorbeeld van een geschikt verruwd oppervlak is een gekarteld oppervlak. Aldus omvatten de steunplaat en/of de verbindingsplaat in sommige uitvoeringsvormen kartels, bij voorkeur omvatten zowel de steunplaat als de verbindingsplaat kartels. De verruwde oppervlakken van de verbindingsplaat en de steunplaat zijn geconfigureerd om in elkaar aan te grijpen ter vorming van een verbindingsvlak. Wanneer de steunplaat en de verbindingsplaat kartels omvatten dan zijn de kartels van de steunplaat geconfigureerd om aan te grijpen in de kartels van de verbindingsplaat ter vorming van een gekarteld verbindingsvlak.
Bij voorkeur zijn de kartels asymmetrisch. In deze uitvoeringsvormen zijn de kartels getand in een richting tegengesteld aan de uittrekrichting van de dakdichting.
In sommige geprefereerde uitvoeringsvormen, omvatten het klemelement en de verbindingsplaat beiden kartels, en zijn de kartels van het klemelement geconfigureerd om aan te grijpen in de kartels van de verbindingsplaat ter vorming van een gekarteld verbindingsvlak.
In sommige geprefereerde uitvoeringsvormen, omvatten de steunplaat, de verbindingsplaat, en het klemelement allen kartels, en zijn de kartels van de steunplaat en het klemelement geconfigureerd om aan te grijpen in de kartels van de verbindingsplaat ter vorming van gekartelde verbindingsvlakken.
Het begrip “gekarteld oppervlak” zoals hierin gebruikt verwijst naar een oppervlak dat alternerende ribben en groeven omvat. Een alternatieve benaming voor het begrip “gekarteld oppervlak” is “gegolfd oppervlak”. In sommige uitvoeringsvormen omvat het gekarteld oppervlak opeenvolgende ribben met een driehoekige doorsnede, waarbij de doorsnede van elke rib een basis heeft die tussen 0.0 mm en 2.0 mm, of tussen 0.1 mm en 1.9 mm, of tussen 0.5 mm en 1.5 mm lang is, en waarbij de doorsnede van elke
/ BE2019/5791 rib een hoogte heeft die tussen 0.0 mm en 2.0 mm, of tussen 0.1 mm en 1.9 mm, of tussen 0.5 mm en 1.5 mm hoog is. In sommige uitvoeringsvormen zijn de hoekpunten van de driehoekige doorsneden van de ribben afgerond, bij voorbeeld beschrijft de ronding van de hoekpunten van de ribben een cirkelsector over een hoek tussen 0.0° en 3.0°, of tussen 0.1° en 2.9°, of tussen 0.5° en 2.5°, of tussen 1.0° en 2.0°. Door het voorzien van oppervlakteruwheid op de steunplaat en/of de verbindingsplaat verhoogt de wrijvingscoëfficiënt tussen de steunplaat en de verbindingsplaat. Zo kan op een efficiënte manier een stevige verbinding gevormd worden tussen de sierplaat en het onderprofiel. Kartels zijn gemakkelijk aan te brengen, bij voorbeeld door middel van extrusie, en laten toe een uitstekende mechanische verbinding te bewerkstelligen tussen de sierplaat en het onderprofiel.
Optioneel zijn de steunplaat en het klemelement elk een deel van de sierplaat, en is de verbindingsplaat een deel is van het onderprofiel. Alternatief zijn de steunplaat en het klemelement elk een deel van het onderprofiel, en is de verbindingsplaat een deel is van de sierplaat. Beide configuraties laten een gepaste verbinding tussen onderprofiel en sierplaat toe.
Bij voorkeur wordt de verbinding tussen sierplaat en onderprofiel verstevigd. Dit kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd door zowel steunplaat als verbindingsplaat van kartels te voorzien. De kartels van de steunplaat grijpen dan aan in de kartels van de — verbindingsplaat ter vorming van een gekarteld verbindingsvlak.
De kleuren van sierplaat en onderprofiel kunnen eenvoudig en onafhankelijk van elkaar worden gekozen. Zo kan bijvoorbeeld het onderprofiel in de kleur worden vervaardigd van de gevel waar het op wordt geplaatst. Daarenboven kunnen de onderhavige dakranden snel en gemakkelijk worden geplaatst.
Dergelijke dakranden zijn stevig, robuust, en zijn zeer eenvoudig te assembleren. Zo volstaat het om de sierplaat eenvoudigweg over het onderprofiel te schuiven zodat de verbindingsplaat tussen de steunplaat en het klemelement schuift totdat de verbindingsplaat vastgeklemd zit tussen de steunplaat en het klemelement.
Ook wordt een dakrand met een beperkt zichtbare voorzijde mogelijk gemaakt met behulp van de vernoemde configuratie.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de sierplaat en/of het onderprofiel aluminium. Bij voorkeur zijn de sierplaat en/of het onderprofiel uit aluminium vervaardigd, wat resulteert in een dakrand met een uitstekende weersbestendigheid.
In vergelijking met dakranden uit de stand der techniek, bijvoorbeeld dakranden die uit zink vervaardigd zijn, zijn aluminium dakranden volgens de onderhavige uitvinding uiterst snel en gemakkelijk te plaatsen.
Daarenboven hebben de onderhavige aluminium dakranden een uitstekende weerstand tegen vervorming.
Dit is in het bijzonder het geval wanneer de dakranden vervaardigd zijn uit geëxtrudeerd aluminium.
Bij voorkeur is de steunplaat substantieel onbuigbaar en is het klemelement uitgevoerd als een veer.
Ook is bij voorkeur de verbindingsplaat substantieel onbuigbaar.
Op deze manier kan de verbindingsplaat efficiënt worden vastgeklemd tussen de steunplaat en het klemelement.
Rechte delen van de dakrand worden verbonden met hoeken (dat is, met buitenhoeken of binnenhoeken) door middel van verbindingsstaven die in uitsparingen worden geschoven.
In sommige uitvoeringsvormen is de verbindingsstaaf omvat in het onderprofiel van de buitenhoek of de binnenhoek, en is de uitsparing omvat in het onderprofiel van het rechte deel van de dakrand.
Alternatief is de verbindingsstaaf omvat in het onderprofiel van de het rechte deel van de dakrand, en is de uitsparing omvat in het onderprofiel van de buitenhoek of de binnenhoek.
Alternatief is de verbindingsstaaf een afzonderlijk element, en omvatten zowel het rechte deel van de dakrand als de buitenhoek of binnenhoek een uitsparing waar de verbindingsstaaf in kan worden geschoven.
In sommige uitvoeringsvormen is de uitsparing gevormd als een driehoek, en heeft de verbindingsstaaf ook een driehoekige doorsnede.
Bij voorkeur een driehoekige doorsnede die niet gelijkzijdig is, bijvoorbeeld een driehoekige doorsnede die niet gelijkbenig is.
Niet gelijkzijdige driehoekige verbindingsstaven hebben het voordeel dat deze slechts één monteringswijze toelaten.
Dit is in tegenstelling met vierkante en ronde verbindingsstaven die fout kunnen gemonteerd worden.
In sommige uitvoeringsvormen is de uitsparing gevormd als een driehoek met minstens één afgerond hoekpunt.
In sommige uitvoeringsvormen is de uitsparing gevormd als een driehoek met twee afgeronde hoekpunten.
In sommige uitvoeringsvormen is de uitsparing gevormd als een driehoek met drie afgeronde hoekpunten.
Met andere woorden, in sommige uitvoeringsvormen heeft de dwarsdoorsnede van de uitsparing een driehoekige vorm met één, twee, of drie afgeronde hoekpunten.
De verbindingsstaaf heeft bij voorkeur een identieke vorm als de uitsparing.
De afgeronde hoekpunten laten toe om de verbindingsstaven gemakkelijk in de uitsparingen te schuiven. Bij voorkeur omvat de verbindingsstaaf ribben. Deze verhogen het buigmoment van de verbindingsstaaf.
In sommige uitvoeringsvormen wordt een flexibel afdichtingsstuk tussen het onderprofiel en de sierplaat van de buitenhoek of een binnenhoek geschoven. Door middel van deze hoeken met verbindingsstaven kunnen de dakranden zeer efficiënt geplaatst worden, zelfs als ze hoeken omvatten. In sommige uitvoeringsvormen omvat het onderprofiel van een hoek (dat is een buitenhoek of binnenhoek) geen oplegvlak.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand een flexibel afdichtingsstuk dat tussen enerzijds een onderprofiel van een hoek of recht deel en anderzijds een sierplaat van een hoek of recht deel is aangebracht. Het flexibel afdichtingsstuk voorziet een verbeterde sluiting, demping, en klemming. Verscheidene materialen zijn geschikt ter vervaardiging van het flexibel afdichtingsstuk. Bij voorkeur wordt rubber en/of kunststoffen gebruikt. Deze stoffen zijn bij voorkeur vervormbaar, rotvrij, en vochtbestendig. In sommige uitvoeringsvormen omvat het flexibel afdichtingsstuk rotvrije plakband van PVC (polyvinylchloride) schuim. Dergelijke flexibele afdichtingsstukken gaan lang mee en zijn goed recycleerbaar.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de sierplaat een uitstulping voor het afdruipen van regenwater. Bij voorkeur is deze uitstulping een richel die onderaan de sierplaat hangt.
Het begrip “uitstulping” zoals hierin gebruikt verwijst naar een rib die is aangebracht op het onderste deel van de sierplaat. In sommige uitvoeringsvormen heeft de uitstulping een breedte tussen 0.0 cm en 2.0 cm, of tussen 0.1 cm en 1.9 cm, of tussen 0.5 cm en
1.5 cm en/of een hoogte tussen 0.0 cm en 2.0 cm, of tussen 0.1 cm en 1.9 cm, of tussen 0.5 cm en 1.5 cm.
Hemelwater dat van de sierplaat afstroomt, stroomt op de uitstulping en valt vervolgens naar beneden. Bij voorkeur is de uitstulping aangebracht op de onderste deel van de — sierplaat.
Tijdens normaal gebruik rust de dakrand op een muur en bevindt de uitstulping zich op een zekere afstand van de muur zodat het afstromend water ook op een zekere afstand van de muur naar beneden stroomt. De afstand tussen de muur en de gevellip wordt tijdens normaal gebruik bepaald door de afstand tussen de uitstulping en de gevellip. In sommige uitvoeringsvormen is de afstand tussen de gevellip en de uitstulping gelijk aan 10.0 mm tot 20.0 mm, 12.0 mm tot 16.0 mm, of ongeveer 14.0 mm. Zo wordt er voor gezorgd dat de muur droog blijft. In sommige uitvoeringsvormen omvat de sierplaat een gevellip. In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat het onderprofiel de gevellip. Bij voorkeur is de gevellip aangebracht op het onderste deel van de sierplaat en/of het onderprofiel. De sierplaat is verbonden met het onderprofiel, bij voorkeur door middel van een verbinding zoals hierboven beschreven.
Het begrip “gevellip” zoals hierin gebruikt verwijst naar een ornamentale plaat die bij voorkeur een onderdeel is van de sierplaat. In sommige uitvoeringsvormen heeft de gevellip een lengte van 3.0 tot 50.0 cm, van 4.0 tot 25.0 cm, bijvoorbeeld van 4.0 of
22.0 cm. In sommige uitvoeringsvormen is de gevellip rechthoekig.
Bij normaal gebruik is de gevellip verticaal georiënteerd, bevindt de gevellip zich onder de sierplaat en/of het onderprofiel, en staat de gevellip evenwijdig met de muur waar de dakrand op rust. Bij voorkeur is de gevellip geconfigureerd om bij normaal gebruik kort bij de muur gelegen te zijn, waarbij het begrip “kort” bij voorkeur een afstand uitdrukt die kleiner is dan 6.0, 4.0, of 2.0 cm. De gevellip voorziet een visuele afscherming van het binnenwerk van de dakrand, wat de esthetische eigenschappen van de dakrand verbetert.
Bij voorkeur omvat de dakrand zowel een gevellip en een uitstulping, en is de afstand tussen de gevellip en de uitstulping gelijk aan 5.0 tot 15.0 cm, bijvoorbeeld 8.0 tot 12.0 cm.
In sommige uitvoeringsvormen omvat het onderprofiel een horizontaal oplegvlak en een verticaal steunvlak. Bij normaal gebruik steunt het oplegvlak op de muur waar de dakrand op is geplaatst. Het steunvlak is bij normaal gebruik verticaal georiënteerd en is gepositioneerd tegen de muur waar de dakrand op rust.
Bij voorkeur is de afstand tussen de steunplaat en de gevellip 1.0 tot 8.0 cm, 2.0 tot 6.0 cm, of ongeveer 4.0 cm kleiner dan de afstand tussen het verticaal steunvlak en de steunplaat. Equivalent gesteld is bij voorkeur de afstand tussen het verticaal steunvlak en de gevellip gelijk aan 1.0 tot 8.0 cm, 2.0 tot 6.0 cm, of ongeveer 4.0 cm. Op deze manier kan de gevellip kort bij de muur worden geplaatst.
Bij voorkeur omvat de sierplaat zowel een gevellip als een uitstulping. De gevellip verbetert de esthetische eigenschappen van de dakrand, zoals hierboven beschreven. Zonder de uitstulping kan regen echter via de gevellip naar beneden stromen. Omdat de gevellip bij normaal gebruik dicht bij de muur gelegen is, wordt de muur hierdoor nat. Natuurlijk kan dit verholpen worden door de afstand tussen muur en gevellip te vergroten, maar dit heeft een nadelige invloed op de esthetische kwaliteiten van de dakrand. Het voorzien van zowel een gevellip als een uitstulping resulteert dus in een esthetisch aantrekkelijke dakrand die muren goed droog houdt. In sommige uitvoeringsvormen is de afstand tussen de gevellip en de uitstulping gelijk aan 5.0 tot 15.0 cm, bijvoorbeeld 8.0 tot 12.0 cm. Deze afstand zorgt ervoor dat de muur waar de dakrand op wordt geplaatst goed droog blijft.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand meerdere sierplaten waartussen zich voegen bevinden. In deze uitvoeringsvormen worden bij voorkeur de voegen tussen twee aanliggende sierplaten afgedicht door middel van één of meerdere voegclips.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand meerdere onderprofielen en wordt bij voorkeur speling gelaten tussen twee onderprofielen die naast elkaar geplaatst zijn ter opvanging van thermische uitzetting van de profielen. In sommige uitvoeringsvormen hebben de onderprofielen een lengte tussen 1.0 en 5.0 m, of 2.0 en 4.0 m, of 2.5 en
3.5 m, of 3.0 m, en wordt tussen aanliggende onderprofielen een speling gelaten tussen 1.0 en 10.0 mm, of tussen 2.0 en 9.0 mm, tussen 3.0 en 8.0 mm, tussen 4.0 en
7.0 mm, of tussen 5.0 en 6.0 mm. Bij voorkeur wordt er minstens 5.0 mm speling gelaten per 3.0 m onderprofiel.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand verder een voegovertrek die op twee aanliggende sierplaten is vastgeklikt. Zo kan de naad tussen de twee aanliggende sierplaten efficiënt worden bedekt, wat de waterdichtheid van de dakrand verbetert. Waar de dakrand een hoek omvat, daar wordt een voegovertrek vastgeklikt op de corresponderende hoeksierplaat en een aanliggende sierplaat. Zo wordt de naad tussen de hoeksierplaat en de sierplaat bedekt, wat de waterdichtheid van de dakrand verbetert.
In sommige uitvoeringsvormen is het onderprofiel en/of de sierplaat gelakt. Wanneer zowel onderprofiel als sierplaat gelakt zijn, dan kunnen ze gelijke of verschillende kleuren hebben. Aldus kan een gewenst uitzicht worden bekomen, bijvoorbeeld een kleuraccent of een egaal uitzicht.
In sommige uitvoeringsvormen omvat het onderprofiel een bovenste uiteinde dat een verruwd oppervlak omvat.
Ook omvat de onderkant van het bovendeel van de sierplaat een verruwd oppervlak.
Bij voorkeur zijn deze verruwde oppervlakken gekarteld.
In deze uitvoeringsvormen werkt de bovenkant van het bovenste uiteinde van het onderprofiel samen met de onderkant van het bovendeel van de sierplaat om dakbedekkingen efficiënt vast te houden.
In het bijzonder wordt dakbedekking vastgeklemd tussen enerzijds de gekartelde bovenkant van het bovenste uiteinde van het onderprofiel en anderzijds de gekartelde onderkant van het bovendeel van de sierplaat.
Zo kunnen dakbedekkingen stevig en waterdicht aan de dakrand worden verbonden.
Bij voorkeur omvat het bovenste uiteinde van het onderprofiel de uitsparing waar een verbindingsstaaf in kan worden geplaatst.
Verder voorzien hierin is een werkwijze voor het installeren van een dakrand zoals hierin is beschreven.
De werkwijze omvat de volgende stappen: a) het voorzien van een ondergrond, bijvoorbeeld een houten ondergrond, bijvoorbeeld een dak; b) het plaatsen van twee onderprofielen van rechte delen van de dakrand op de ondergrond, waarbij de twee onderprofielen haaks ten opzichte van elkaar worden geplaatst; c) het verbinden van de rechte delen met een onderprofiel van een buitenhoek en/of een onderprofiel de binnenhoek door een verbindingsstaaf een uitsparing te schuiven.
Bij voorkeur is de verbindingsstaaf verbonden aan het onderprofiel van de binnenhoek of buitenhoek, en is de uitsparing omvat in een onderprofiel van een recht deel. d) het bevestigen van de onderprofielen aan de ondergrond, bijvoorbeeld door middel van verlijming; e) het aanbrengen van dakbedekking op de onderprofielen; en, f) het bevestigen van sierplaten aan het onderprofiel van het rechte deel en aan het onderprofiel van de buitenhoek en/of het onderprofiel van de binnenhoek.
In sommige uitvoeringsvormen zijn vernoemde onderprofielen voorgeponst.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand twee of meerdere aanliggende onderprofielen, en wordt tussen aanliggende onderprofielen speling gelaten voor het opvangen van thermische uitzetting.
Tussen een onderprofiel van een recht deel van de dakrand enerzijds en een onderprofiel van een buitenhoek of binnenhoek anderzijds wordt speling gelaten voor het opvangen van thermische uitzetting.
In sommige uitvoeringsvormen omvat de dakrand twee of meerdere aanliggende sierplaten waartussen zich één of meerdere voegen bevinden, en wordt stap e) gevolgd door stap f) het aanbrengen van één of meerdere voegclips ter dichting van de één of meerdere voegen tussen twee of meerdere aanliggende sierplaten.
De hoeken van de dakrand worden bij voorkeur gevormd door het schuiven van de verbindingsstaven van een hoek-vormig onderprofiel in een uitsparing van een onderprofiel van een recht deel van de dakrand, en door bevestigen van een hoeksierplaat op een dergelijk onderprofiel. Zo kan een hoek van een dakrand efficiënt worden geplaatst.
In sommige uitvoeringsvormen wordt de dakbedekking in stap d) met het onderprofiel verlijmd. Dit heeft als voordeel dat een dakdekker met slechts één enkele laag dakbedekking een dak kan dichten.
In sommige uitvoeringsvormen is het onderprofiel voorgeponst. Aldus dient een dakdekker tijdens installatie niet zelf door het aluminium te boren. Inderdaad, aluminium onderprofielen zijn moeilijk doorboorbaar op een werf. Aldus, zijn voorgeponste aluminium onderprofielen veel gemakkelijk te installeren dan aluminium onderprofielen die niet voorgeponst zijn.
Tussen aanliggende onderprofielen wordt bij voorkeur speling gelaten voor het opvangen van thermische uitzetting. Ook wordt dan bij voorkeur tussen een onderprofiel van een recht deel van de dakrand enerzijds en een onderprofiel van een buitenhoek of binnenhoek anderzijds, speling gelaten voor het opvangen van thermische uitzetting.
Ook wordt bij voorkeur speling gelaten tussen aanliggende sierplaten. Aldus bevindt zich tussen deze sierplaten een voeg. In dit geval wordt een voegclip aangebracht op de voeg. Dit verbetert de waterdichtheid van de dakrand.
In sommige uitvoeringsvormen omvat stap f) van de onderhavige werkwijze het voorzien van een verbinding tussen de sierplaat en het onderprofiel. Deze verbinding omvat een steunplaat, een verbindingsplaat, en een klemelement. De verbindingsplaat wordt dan geklemd tussen de steunplaat en het klemelement.
VOORBEELDEN De onderhavige uitvinding wordt verder geïllustreerd met behulp van onderstaande voorbeelden. Deze voorbeelden worden hierin enkel opgenomen ter illustratie van welbepaalde kenmerken en uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, en zijn in geen enkel geval bedoeld om de omvang van de uitvinding te beperken.
Eerst worden de figuren kort besproken. Figuur 1 toont een dakrand (100) die een sierplaat (110) en een onderprofiel (120) omvat, en figuur 2 toont een perspectieftekening van een recht deel (101) van een dergelijke dakrand. De dakrand (100) omvat een sierplaat (110) en een onderprofiel (120) die in elkaar geschoven kunnen worden, zoals getoond in figuur 3. Nadat ze in elkaar geschoven zijn, zijn sierplaat (110) en onderprofiel (120) met elkaar bevestigd door middel van een gekarteld verbindingsvlak (154). De kartels in het onderprofiel (120) zijn goed zichtbaar in Figuur 4, en de verbinding (150) tussen sierplaat (110) en onderprofiel (120) wordt getoond in Figuur 6. Een alternatieve configuratie van de dakrand wordt getoond in Figuur 5: deze dakrand (100) omvat een gevellip (116). Figuur 7 toont een sierplaat (210) van een buitenhoek, en figuur 8 toont een sierplaat (310) van een binnenhoek. Figuur 9 toont een onderprofiel (220) van een buitenhoek (200), en figuur 10 toont een onderprofiel (320) van een binnenhoek (300). Deze onderprofielen (220,320) omvatten verbindingsstaven (250,350) die worden gebruikt om een recht deel (101) van een dakrand te verbinden met een buitenhoek (200) of binnenhoek (300), zoals getoond in figuren 11 en 12.
De dakranden die in de figuren worden getoond, worden nu in detail beschreven.
De dakrand omvat een sierplaat. De sierplaat bepaalt het uitzicht van de dakrand (100) voor voorbijgangers en omvat een buitendeel (111), een onderste deel (112), en een bovendeel (113). Het onderste deel (112) van de dakrand (100) omvat een uitstulping (115). De uitstulping (115) is een lijnvormige rib op het onderste deel (112) van de sierplaat (110). Hemelwater dat van de sierplaat (110) afstroomt, stroomt op de uitstulping (115), en valt dan naar beneden. Tijdens normaal gebruik rust de dakrand (100) op een muur en bevindt de uitstulping (115) zich op een zekere afstand van de muur zodat het afstromend water ook op een zekere afstand van de muur naar beneden stroomt. Zo wordt er voor gezorgd dat de muur droog blijft.
Het onderprofiel (120) omvat een horizontaal oplegvlak (124) en een verticaal steunvlak (125). Bij normaal gebruik steunt het oplegvlak (124) op de muur waar de dakrand op is geplaatst. Het steunvlak (125) is bij normaal gebruik verticaal georiënteerd en is gepositioneerd tegen de muur waar de dakrand op rust.
Het onderprofiel (120) van de dakrand (100) steunt bij normaal gebruik op een muur. Het onderprofiel (120) omvat een bovenste uiteinde (122). De bovenkant (127) van het bovenste uiteinde van het onderprofiel (120) is gekarteld en werkt samen met de onderkant (117) van het bovendeel (133) van de sierplaat (110) om dakbedekkingen efficiënt vast te houden. In het bijzonder wordt de dakbedekking vastgeklemd tussen enerzijds de gekartelde bovenkant (127) van het bovenste uiteinde (122) van het onderprofiel (120) en anderzijds de gekartelde onderkant (117) van het bovendeel (113) van de sierplaat (110). De sierplaat (110) en het onderprofiel (120) zijn met elkaar verbonden met behulp van een verbindingsmechanisme (150). Fig. 6 is een detailtekening van dit verbindingsmechanisme (150). Het verbindingsmechanisme (150) omvat een steunplaat (151), een verbindingsplaat (152), en een klemelement (153). De verbindingsplaat (152) wordt geklemd tussen de steunplaat (151) en de verbindingshaak (153). In de figuren is de verbindingsplaat (152) een deel van het onderprofiel (120), en zijn de steunplaat (151) en het klemelement (153) delen van de sierplaat (110). Echter, in een alternatieve configuratie is de verbindingsplaat (152) een deel van de sierplaat (110), en zijn de steunplaat (151) en het klemelement (153) delen van het onderprofiel (120).
Om de verbinding tot stand te brengen wordt de verbindingsplaat (152) geschoven en vervolgens geklemd tussen de steunplaat (151) en het klemelement (153). De haakvorm van het klemelement (153) vergemakkelijkt het schuiven van de verbindingsplaat (152) tussen de steunplaat (151) en het klemelement (153).
De steunplaat (151) en de verbindingsplaat (152) zijn beiden gekarteld. Door de klemming van de verbindingsplaat (152) tussen het klemelement (153) en de steunplaat (151) grijpen de kartels van de verbindingsplaat (152) aan op de kartels van de steunplaat (151) ter vorming van een gekarteld verbindingsvlak (154) zodat een stevige verbinding tussen de sierplaat (110) en het onderprofiel (120) wordt gevormd.
Rechte delen (101) van de dakrand (100) kunnen worden verbonden met binnenhoeken (300) en/of buitenhoeken (200) door middel van verbindingsstaven (250,350). De verbindingsstaven (250,350) zijn verbonden met het onderprofiel (220,320) van de binnen- of buitenhoek, en worden geschoven in een uitsparing (123) van een recht deel. Alternatief zijn de verbindingsstaven (250,350) verbonden met het onderprofiel van een recht deel, en worden de verbindingsstaven (250,350) geschoven in een uitsparing van het onderprofiel van een binnen- of buitenhoek.
Figuur 11 toont hoe een buitenhoek (200) verbonden is met een recht deel (101) van een dakrand (100) door middel van een verbindingsstaaf (250). De verbindingsstaaf past in een uitsparing (123) van het onderprofiel (120). Op deze manier kan een sierplaat optimaal worden ondersteund over de gehele lengte van de dakrand waarin de sierplaat wordt gebruikt. Figuur 12 toont hoe een binnenhoek (300) verbonden is met een recht deel (101) van een dakrand (100) door middel van een verbindingsstaaf (350). Een verbindingsstaaf (350) past in een corresponderende uitsparing van het onderprofiel van het recht deel (101) van de dakrand. Op deze manier kan een sierplaat optimaal worden ondersteund over de gehele lengte van de dakrand waarin de sierplaat wordt gebruikt. Alternatief is de verbindingsstaaf (250,350) een afzonderlijke verbindingsstaaf (250,350). In dit geval omvat de verbindingsstaaf (250,350) een eerste uiteinde en een tweede uiteinde. Het eerste uiteinde is dan geschoven in een uitsparing (123) omvat in het onderprofiel (220,320) van de buitenhoek (200) of de binnenhoek (300). Ook is het tweede uiteinde dan geschoven in een uitsparing (123) omvat in het onderprofiel (120) van het rechte deel (101) van de dakrand (100). Bij voorkeur wordt een voegovertrek voorzien ter verbetering van de waterdichtheid van de positie waar twee sierplaten elkaar raken. De dakranden volgens deze voorbeelden omvatten bij voorkeur een flexibel afdichtingsstuk tussen de sierplaat (110,210,310) en het onderprofiel (120,220,320). Het flexibel afdichtingsstuk is niet getoond in de figuren. Figuur 5 toont een alternatieve configuratie van een dakrand (100). Deze dakrand (100) omvat een gevellip (116). De gevellip is aan het onderste deel (112) van de dakrand (100) voorzien. De gevellip (116) is een deel van de sierplaat (110) dat bij normaal gebruik verticaal georiënteerd is. Met andere woorden is de gevellip (116) bij normaal gebruik evenwijdig met de muur waar de dakrand (100) op rust. De gevellip (166) voorziet een visuele afscherming van het binnenwerk van de dakrand (100), wat de esthetische eigenschappen van de dakrand (100) verbetert. De uitstulping (115) en de gevellip (116) hebben een synergistisch effect. Als de gevellip (116) aanwezig zou zijn, en als de uitstulping (115) niet aanwezig zou zijn, dan zou regenwater via de gevellip (116) naar beneden druppen. Bij normaal gebruik bevindt de gevellip (116) zich zeer dicht bij de muur waar de dakrand (100) op rust zodat inkijk in het binnenwerk van de dakrand (100) wordt vermeden. Bij gebrek aan uitstulping (115) zou water dus via de gevellip (116) zeer dicht bij de muur naar beneden druppen. Hierdoor zou de muur gemakkelijk nat worden, bijvoorbeeld wanneer het waait. Om dit te vermijden wordt de uitstulping (115) voorzien. Deze zorgt er immers voor dat regenwater op een gepaste afstand van de muur naar beneden drupt. Aldus werken de gevellip (116) en de uitstulping (115) samen ter voorzien van een esthetisch aantrekkelijke dakrand (100) die muren droog houdt.
De lengte van de gevellip (116) kan gekozen worden naargelang het gewenst esthetisch uitzicht. Bij normaal gebruik zal een langere gevellip (116) een groter deel van de muur waar de dakrand (100) op rust bedekken, wat leidt tot een prominentere dakrand. Aan de andere kant zal een kortere gevellip (116) een kleiner deel van de muur waar de dakrand (100) op rust bedekken, wat leidt tot een minder prominente dakrand (100).
De afstand tussen de steunplaat (151) en de gevellip (116) is 4.0 cm kleiner dan de afstand tussen het verticaal steunvlak (125) en de steunplaat (151). Equivalent gesteld is de afstand tussen het verticaal steunvlak (125) en de gevellip (116) gelijk 4.0 cm. Op deze manier kan de gevellip (116) kort bij de muur worden geplaatst.
De vernoemde dakranden kunnen als volgt worden geïnstalleerd: a) het voorzien van een ondergrond; b) het plaatsen van twee onderprofielen (120) van rechte delen (101) van de dakrand op de ondergrond, waarbij de twee onderprofielen haaks ten opzichte van elkaar worden geplaatst; c) het verbinden van de rechte delen (101) met een onderprofiel (220) van een buitenhoek (200) en/of een onderprofiel (320) de binnenhoek (300) door een verbindingsstaaf (250,350) in een uitsparing (123) te schuiven.
d) het bevestigen van de onderprofielen (120) aan de ondergrond; e) het aanbrengen van dakbedekking op de onderprofielen (120); en, f) het bevestigen van sierplaten (110,210,310) aan het onderprofiel van het rechte deel (101) en aan het onderprofiel (220) van de buitenhoek (200) en/of het onderprofiel (320) van de binnenhoek (300).
Bij voorkeur worden verder nog één of meerdere voegclips aangebracht ter dichting van de spouw tussen twee aanliggende sierplaten. Het onderprofiel is voorgeponst. Dit vergemakkelijkt de plaatsing. Inderdaad, wanneer gebruik wordt gemaakt van voorgeponste onderprofielen dient een dakdekker tijdens installatie niet door het onderprofiel te boren. Meestal zijn meerdere onderprofielen naast elkaar geplaatst op de ondergrond. Tussen twee onderprofielen die naast elkaar geplaatst zijn, wordt speling gelaten om thermische uitzetting van de profielen op te vangen. In het bijzonder zijn de onderprofielen in het onderhavige voorbeeld 3.0 m lang, en wordt tussen aanliggende onderprofielen 5.0 mm speling gelaten. In stap d) wordt de dakbedekking op het onderprofiel (120) verlijmd. Dit heeft als voordeel dat een dakdekker met slechts één enkele laag dakbedekking een dak kan dichten. Bij dakranden uit de stand der techniek die uit één deel bestaan wordt daarentegen gebruik gemaakt van een flashing of een extra dichtingsstrook in bitumen. Het begrip “flashing” verwijst naar een dun stuk materiaal dat niet waterdoorlatend is. Een voorbeeld van een geschikte flashing is een gevulkaniseerde EPDM strip van ca.
0.5 m breed. Zowel het onderprofiel als de sierplaat zijn gelakt. Deze kunnen gelakt zijn in gelijke of verschillende kleuren opdat een gewenst uitzicht bekomen kan worden, bijvoorbeeld een kleuraccent of een egaal uitzicht. Eén mogelijkheid is dat het onderprofiel en/of de sierplaat gelakt zijn in de kleur van de gevel waarop de dakrand is geplaatst. Verbindingsstaven (250,350) worden gebruikt voor de bevestiging van onderprofielen (120) van rechte delen (101) van de dakrand enerzijds, aan onderprofielen (220,320) van buitenhoeken (200) en binnenhoeken (300) anderzijds. De verbindingsstaven zijn bevestigd aan de onderprofielen van binnenhoeken (300) en buitenhoeken (200), en worden geschoven in uitsparingen (123) van de rechte delen (101). Een omgekeerde configuratie is ook mogelijk.
Claims (20)
1. Een dakrand (100) omvattende een recht deel (101), en - een buitenhoek (200); en/of - een binnenhoek (300); waarbij het rechte deel (101), de buitenhoek (200), en de binnenhoek (300) het volgende omvatten: een sierplaat (110,210,310), een onderprofiel (120,210,310), en een verbinding (150) tussen de sierplaat (110,210,310) en het onderprofiel (120,220,320), waarbij de verbinding (150) een steunplaat (151), een verbindingsplaat (152), en een klemelement (153) omvat, en waarbij de verbindingsplaat (152) geklemd is tussen de steunplaat (151) en het klemelement (153); waarbij het rechte deel (101) is verbonden met de buitenhoek (200) en/of de binnenhoek (300) door middel van een verbindingsstaaf (250,350) die in een uitsparing (123) is geschoven.
2. De dakrand volgens conclusie 1 waarbij de verbindingsstaaf (250,350) is omvat in het onderprofiel (220,320) van de buitenhoek (200) of de binnenhoek (300), en waarbij de uitsparing (123) is omvat in het onderprofiel (120) van het rechte deel (101) van de dakrand (100).
3. De dakrand volgens conclusie 1 waarbij de verbindingsstaaf (250,350) is omvat in het onderprofiel (220,320) van de het rechte deel (101) van de dakrand (100), en waarbij de uitsparing (123) is omvat in het onderprofiel (220,320) van de buitenhoek (200) of de binnenhoek (300).
4. De dakrand volgens conclusie 1 waarbij de verbindingsstaaf (250,350) een afzonderlijke verbindingsstaaf (250,350) is, waarbij de verbindingsstaaf (250,350) een eerste uiteinde en een tweede uiteinde omvat, waarbij het eerste uiteinde geschoven is in een uitsparing (123) omvat in het onderprofiel (220,320) van de buitenhoek (200) of de binnenhoek (300), en waarbij het tweede uiteinde geschoven is in een uitsparing (123) omvat in het onderprofiel (120) van het rechte deel (101) van de dakrand (100).
5. De dakrand (100) volgens eender welke der conclusies 1 tot 4 waarbij de verbindingsstaaf (250,350) ribben omvat.
6. De dakrand (100) volgens eender welke der conclusies 1 tot 5 waarbij een flexibel afdichtingsstuk tussen het onderprofiel (220,320) en de sierplaat (210,310) van de buitenhoek (200) of een binnenhoek (300) is geschoven.
7. De dakrand (100) volgens eender welke der conclusies 1 tot 6, waarbij de steunplaat (151) en de verbindingsplaat (152) beiden kartels omvatten, en waarbij de kartels van de steunplaat (151) geconfigureerd zijn om aan te grijpen in de kartels van de verbindingsplaat (152) ter vorming van een gekarteld verbindingsvlak (154).
8. De dakrand (100) volgens eender welke der conclusies 1 tot 7, waarbij de steunplaat (151) en het klemelement (153) elk een deel zijn van de sierplaten (110,210,310), en waarbij de verbindingsplaat (152) een deel is van de onderprofielen (120,220,320).
9. De dakrand (100) volgens eender welke der conclusies 1 tot 8, waarbij de sierplaten (110,210,310) een uitstulping (115) voor het afdruipen van regenwater omvatten.
10. De dakrand (100) volgens eender welke der conclusies 1 tot 9, waarbij de sierplaten (110,210,310) en/of de onderprofielen (120,220,320) een gevellip (116) omvatten.
11. De dakrand volgens conclusie 10, waarbij de afstand tussen de gevellip (116) en de uitstulping (115) gelijk is aan 5.0 tot 15.0 cm, bijvoorbeeld 8.0 tot 12.0 cm.
12. De dakrand volgens eender welke der conclusies 1 tot 11 omvattende meerdere rechte delen (101), meerdere buitenhoeken (200), en/of meerdere binnenhoeken (300).
13. Een werkwijze voor het installeren van een dakrand volgens eender welke der conclusies 1 tot 12, de werkwijze omvattende de stappen: a) het voorzien van een ondergrond; b) het plaatsen van twee onderprofielen (120) van rechte delen (101) van de dakrand op de ondergrond, waarbij de twee onderprofielen haaks ten opzichte van elkaar worden geplaatst; c) het verbinden van de rechte delen (101) met een onderprofiel (220) van een buitenhoek (200) en/of een onderprofiel (320) de binnenhoek (300) door een verbindingsstaaf (250,350) in één of meerdere uitsparingen (123) te schuiven; d) het bevestigen van de onderprofielen (120) aan de ondergrond; e) het aanbrengen van dakbedekking op de onderprofielen (120); en, f) het bevestigen van sierplaten (110,210,310) aan het onderprofiel van het rechte deel (101) en aan het onderprofiel (220,230) van de buitenhoek (200) en/of het onderprofiel (320) van de binnenhoek (300).
14. De werkwijze volgens conclusie 13 waarbij het onderprofiel (120) voorgeponst is.
15. De werkwijze volgens conclusie 13 of 14 waarbij de dakrand (100) twee of meerdere aanliggende onderprofielen (120) omvat, en tussen aanliggende onderprofielen (120) speling wordt gelaten voor het opvangen van thermische uitzetting; en waarbij tussen een onderprofiel (120) van een recht deel van de dakrand (101) enerzijds en een onderprofiel (220,320) van een buitenhoek (200) of binnenhoek (320) anderzijds speling wordt gelaten voor het opvangen van thermische uitzetting.
16. De werkwijze volgens eender welke der conclusies 13 tot 15 waarbij in stap d) de dakbedekking op het onderprofiel (120) wordt verlijmd.
17. De werkwijze volgens eender welke der conclusies 13 tot 16 waarbij de dakrand twee of meerdere aanliggende sierplaten (110,210,310) omvat waartussen zich één of meerdere voegen bevinden, en waarbij stap e) gevolgd wordt door stap f) het aanbrengen van één of meerdere voegclips ter dichting van de één of meerdere voegen tussen twee of meerdere aanliggende sierplaten.
18. De werkwijze volgens eender welke der conclusies 13 tot 17 waarbij de ondergrond uit hout vervaardigd is.
19. De werkwijze volgens eender welke der conclusies 13 tot 18 waarbij het onderprofiel (120) aan de ondergrond wordt bevestigd met behulp van schroeven.
20. De werkwijze volgens eender welke der conclusies 13 tot 19 waarbij stap f) het voorzien van een verbinding (150) tussen de sierplaat (110,210,310) en het onderprofiel (120,220,320) omvat, waarbij de verbinding (150) een steunplaat (151), een verbindingsplaat (152), en een klemelement (153) omvat, en waarbij de verbindingsplaat (152) wordt geklemd tussen de steunplaat (151) en het klemelement (153).
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20195791A BE1027749B1 (nl) | 2019-11-14 | 2019-11-14 | Dakrand |
EP20180932.4A EP3822424B1 (en) | 2019-11-14 | 2020-06-18 | Roof edge |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20195791A BE1027749B1 (nl) | 2019-11-14 | 2019-11-14 | Dakrand |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1027749A1 true BE1027749A1 (nl) | 2021-06-09 |
BE1027749B1 BE1027749B1 (nl) | 2021-06-14 |
Family
ID=68807916
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE20195791A BE1027749B1 (nl) | 2019-11-14 | 2019-11-14 | Dakrand |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP3822424B1 (nl) |
BE (1) | BE1027749B1 (nl) |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1029349B1 (nl) | 2021-10-27 | 2022-11-28 | Claerhout Aluminium | Dakrand met verend tussenprofiel |
Family Cites Families (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1812627A1 (de) * | 1968-12-04 | 1970-06-18 | Maret Gmbh Werner | Dachrandverblendung |
BE1022259B1 (nl) * | 2014-06-02 | 2016-03-07 | Roos, Stefan | Dakrandprofiel |
BE1025627B1 (nl) * | 2017-10-09 | 2019-05-09 | Claerhout Aluminium | Dakrand met afdichtingsstrook |
-
2019
- 2019-11-14 BE BE20195791A patent/BE1027749B1/nl active IP Right Grant
-
2020
- 2020-06-18 EP EP20180932.4A patent/EP3822424B1/en active Active
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP3822424B1 (en) | 2022-05-11 |
EP3822424A1 (en) | 2021-05-19 |
BE1027749B1 (nl) | 2021-06-14 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5426901A (en) | Molding assembly | |
CA2261236C (en) | A skylight window assembly | |
US5572843A (en) | Fastening strip for sheet roofing systems | |
US7676996B2 (en) | Apparatus and method for door and window head flashing | |
US5375379A (en) | Leaf deflecting cover device for a rain gutter | |
US3415019A (en) | Integral soffit and fascia unit of synthetic plastic | |
US4195455A (en) | Adjustable soffit system | |
US5524409A (en) | Roofing and siding panel construction | |
US8561357B2 (en) | Apparatus and method for door and window head flashing | |
US5937592A (en) | Vent strip | |
US20180051470A1 (en) | Metal lath accessory with metal lath attachment feature | |
US20050000165A1 (en) | Weather strip for doors | |
US20080067304A1 (en) | Combination Awning Bracket and Light Support System | |
NL8005453A (nl) | Daklat. | |
US3967423A (en) | Skylight system | |
NL2021779B1 (nl) | Dakrand met afdichtingsstrook | |
BE1027749B1 (nl) | Dakrand | |
TW201937047A (zh) | 被覆之改進及其相關 | |
BE1027004B1 (nl) | Dakrand | |
AU8272387A (en) | Panel mounting system | |
US3994104A (en) | Supported roof structure | |
SK9882000A3 (en) | An eaves beam | |
BE1028320B1 (nl) | Klemsysteem met bladveer voor dakrand | |
GB2585618A (en) | Glazing profiles | |
AU2004101018A4 (en) | Eave lining system |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20210614 |