BE1027387A1 - Verbeterde inrichting voor het drogen van een waterhoudend mengsel - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft inrichting (1) voor het drogen van een waterhoudend mengsel omvattende een opslaghouder (2) voor het mengsel, een rotor (6) voorzien van een aantal meeneemstructuren (3) geschikt voor het meenemen van een deel van het mengsel waarbij de genoemde meeneemstructuren (3) een radiale oriëntatie hebben ten opzichte van de rotatie-as (4) van de rotor (6), en een aandrijfinrichting voor het roteerbaar aandrijven van de rotor (6), waarbij de genoemde meeneemstructuren (3) gevormd zijn uit twee boven elkaar gepositioneerde panelen (5a;5b) uit metaalgaas van het type gerekt metaal.

Description

VERBETERDE INRICHTING VOOR HET DROGEN VAN EEN

WATERHOUDEND MENGSEL Deze uitvinding betreft enerzijds een inrichting voor het drogen van een waterhoudend mengsel omvattende een opslaghouder voor het mengsel, een rotor voorzien van een aantal meeneemstructuren geschikt voor het meenemen van een deel van het mengsel waarbij de genoemde meeneemstructuren een radiale oriëntatie hebben ten opzichte van de rotatie-as van de rotor, en een aandrijfinrichting voor het roteerbaar aandrijven van de rotor. Anderzijds betreft deze uitvinding een meeneemstructuur geschikt voor plaatsing in de inrichting volgens de uitvinding.

Bij tal van bedrijfsprocessen en landbouwactiviteiten ontstaat slib — of mestafval (drijfmest) dat afgevoerd en verwerkt moet worden. Het af te voeren mengsel bevat echter veel water, om nu de transport — en verwerkingskosten sterk te doen dalen zal men het watergehalte in het mengsel doen zakken door dit mengsel in te dikken.

Bij indikking wordt een groot gedeelte (+ 50%) van het aanwezige water in waterhoudende mengsels, zoals bijvoorbeeld mest, drijfmest, slib, industriële effluenten, e.d. afgescheiden. Hierbij stijgt het droge stofgehalte en wordt het volume van het mengsel sterk gereduceerd.

Er zijn reeds tal van technieken gekend om waterhoudende mengsels in te dikken. Zo kent men de gravitaire indikkingstechnieken, waarbij de waterafscheiding gebeurt onder invloed van de zwaartekracht. Een andere gekende techniek is de flotatie indikking. De flotatie indikker bestaat uit een tank waarin fijne luchtbelletjes worden geblazen om op die manier een scheiding te bekomen tussen het droge stof en het aanwezige water.

Een derde techniek is de mechanische indikking waarbij de waterafscheiding gebeurt m.b.v. mechanische krachten, waardoor in vergelijking met eerder genoemde technieken hogere droge stofgehaltes haalbaar zijn. Deze uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een dergelijke mechanische indikker. Om waterhoudende mengsels mechanisch in te dikken zijn er een aantal (droog)inrichtingen gekend. Zo kent men een zeefband of indiktafel waarbij het in te dikken mengsel op een beweegbare band zonder einde wordt gestort. Door de zevende werking van de band kan het mengsel als het ware uitlekken. Bij een andere manier van mechanisch indikken wordt het in te dikken mengsel in een container gestort. Deze container is voorzien van een aantal naast elkaar geplaatste geperforeerde transportbanden die zich gedeeltelijk in het mengsel uitstrekken. Indikking wordt gerealiseerd door het mengsel via de transportbanden buiten het mengsel te transporteren en het mengsel vervolgens te drogen door een luchtstroom doorheen de perforaties te sturen. Deze manier van indikken heeft echter het nadeel dat de transportbanden sterk onderhevig zijn aan slijtage. Bovendien kunnen de verschillende onderdelen (bijv. assen, kogellagers) van de inrichting aangetast of vervuild raken door het in te dikken mengsel, waardoor deze onderdelen blokkeren en geregeld vernieuwd dienen te worden.

EP 3 163 239 beschrijft een drooginrichting voor een mengsel van een vloeistof en een of meer vaste stoffen omvattende een opvangbak voor het mengsel, een rotor aangebracht met een deel van zijn omtrek in de houder en een aandrijfinrichting voor het roteerbaar aandrijven van de rotor, waarbij de rotor voorzien is van een veelvoud van roostervormige meeneemelementen, waarbij ten minste enkele van de meeneemelementen een configuratie hebben waarin relatief smalle meeneemelementen worden afgewisseld met relatief brede meeneemelementen in de omtreksrichting van de rotor en/of waarbij ten minste enkele van de meeneemelementen zijn voorzien van meerdere doorgangsopeningen waarvan het openingsgebied minstens 800 mm? bedraagt. Deze inrichting heeft echter het nadeel dat door de aanwezigheid van de relatief smalle meeneemelementen de droogcapaciteit verminderd wanneer de opvangbak niet volledig gevuld is met het mengsel. Verder wordt er ook minder mengsel meegenomen door de meeneemelementen ten gevolge van de relatief grote doorgangsopeningen, wat het drogen negatief beïnvloed.

In het verleden heeft de octrooihouder reeds een inrichting voor het drogen van een waterhoudend mengsel ontwikkeld zoals omschreven in de aanhef van de eerste conclusie. Deze inrichting wordt beschreven in het Europees octrooi EP 2 096 394. Uit EP 2 096 394 is het gekend een warme luchtstroom over het oppervlak van de meeneemelementen te sturen om zo een groter droogeffect te creëren. Wanneer de lucht in de inrichting wordt opgewarmd, zal de relatieve vochtigheid (RV) ervan gevoelig dalen, bijvoorbeeld wanneer de binnenkomende buitenlucht een RV heeft van 70% zal deze dalen tot 10 % wanneer deze opgewarmd wordt tot ongeveer 70 à 80°C. Opgewarmde lucht kan meer vocht opnemen. De opname van vocht (water) gebeurt tijdens het indikken. Proefondervindelijk werd vastgesteld dat bij de inrichting beschreven in EP 2 096 394 de lucht die de inrichting verlaat (uitgaande luchtstroom) t.g.v. het indikken (roteren van de meeneemelementen) verzadigd was tot ongeveer 60% RV. De uitgaande luchtstroom wordt vervolgens door een luchtwasser gestuurd waar de lucht gewassen wordt om o.a. de ammoniak te verwijderen. In de luchtwasser wordt de lucht verzadigd tot een relatieve vochtigheid van 100%. Voor dit proces is veel water en/of zuur (zwavelzuur) vereist. Dus hoe meer vocht de uitgaande luchtstroom bevat, hoe minder zuur of water vereist bij het wassen achteraf. Deze uitvinding heeft nu tot doel een inrichting te verschaffen waarin de verdamping van het mengsel op de meeneemelementen geoptimaliseerd is waardoor de uitgaande luchtstroom nagenoeg volledig, bij voorkeur een RV heeft van 90%, meer in het bijzonder een RV van 95% en meest in het bijzonder volledig verzadigd is met waterdamp (RV 100%).

Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een inrichting voor het drogen van een waterhoudend mengsel omvattende een opslaghouder voor het mengsel, een rotor voorzien van een aantal meeneemstructuren geschikt voor het meenemen van een deel van het mengsel waarbij de genoemde meeneemstructuren een radiale oriëntatie hebben ten opzichte van de rotatie-as van de rotor, en een aandrijfinrichting voor het roteerbaar aandrijven van de rotor, waarbij minstens een aantal van de genoemde meeneemstructuren gevormd zijn uit minstens twee boven elkaar gepositioneerde panelen uit metaalgaas van het type gerekt metaal. Het genoemde waterhoudend mengsel is bij voorkeur een mengsel van een vloeistof en één of meerdere vaste bestanddelen (stoffen).

Een paneel uit gerekt metaal (strekmetaal) wordt gevormd door in een metalen plaat insnijdingen (sneden, kerven) te maken en de metalen plaat daarna koud te rekken (“strekken) totdat er ruitvormige mazen gevormd worden. Het mazen-plaatgaas vormt een ononderbroken geheel zonder ineenvlechting (geweven of gelaste draden). De gevormde structuur (mazen-plaatgaas) is moeilijk vervormbaar, zeer stevig en stijf. De meeneemstructuur kan twee, drie of meerdere van dergelijke panelen omvatten, voorkeur wordt gegeven aan een meeneemstructuur met twee panelen uit metaalgaas van het type gerekt metaal.

Door nu een aantal van de meeneemstructuren te vormen uit panelen uit strekmetaal wordt een gestructureerd droogoppervlak waarin t.g.v. van de mazen doorlaatopeningen aanwezig zijn. Door deze specifiek vormgeving zal de vloeistof die zich op de meeneemstructuren bevindt, zich tot kleine vloeistofdruppels omvormen waardoor deze beter kan opgenomen worden in de lucht die zich o.a. boven de opslaghouder bevindt. Hierdoor kan zal een optimale verdamping gerealiseerd worden waardoor de uitgaande luchtstroom veel meer verzadigd met waterdamp zal raken dan met de gekende inrichtingen. Dit heeft het voordeel dat er minder water vereist is voor het wassen in een luchtwasser van de uitgaande luchtstroom die nagenoeg volledig verzadigd is. Bij voorkeur zijn alle meeneemstructuren gevormd uit minstens twee boven elkaar gepositioneerde panelen uit metaalgaas van het type gerekt metaal.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de genoemde panelen van een zelfde meeneemstructuur verschoven geplaatst ten opzichte van elkaar. Doordat de panelen verschoven zijn ten opzichte van elkaar, zal de maasopening van het ene paneel deels overlapt worden door de maasopening van 5 het er boven geplaatste paneel. Hierdoor wordt, in werking, een turbulente stroming opgewekt wanneer de omringende lucht in contact komt met de meeneemstructuur. Hierdoor stijgt ook de contacttijd van de lucht met de meeneemelementen wat ook een positief effect heeft op de verdamping zodat ook de relatieve vochtigheid van de lucht in de inrichting zal stijgen.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding omvatten de meeneemstructuren een eerste langszijde en een tegenover de eerste langszijde gelegen, tweede langzijde, welke langzijden zich uitstrekken volgens een richting overeenkomstig de richting van de rotatie-as en waarbij de panelen van een zelfde meeneemstructuur aan de tweede langszijde op een grotere afstand van elkaar geplaatst zijn dan aan de eerste langszijde waardoor de meeneemstructuur vleugelvormig is uitgevoerd. Bij voorkeur zijn de meeneemstructuren zodanig gepositioneerd dat de eerste langszijde dichter bij de rotatie-as gelegen is dan de tweede langszijde. Door de vormgeving (vleugelvorm) van de meeneemstructuur, zullen de vloeistofmoleculen aan de bovenzijde van de meeneemstructuren sneller bewegen dan deze aan de onderzijde (Venturi-effect) waardoor er boven de meeneemstructuur een lagere druk heerst die de meeneemstructuren als het ware een lifteffect geven zodat ze makkelijker uit het mengsel bewegen.

Bij een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de panelen van een meeneemstructuur ter hoogte van de eerste langszijde via een bevestigingsprofiel met elkaar verbonden.

Om de panelen tot een geheel (meeneemstructuur) te vormen omvat de meeneemstructuur een houder of frame die gevormd wordt door o.a. het bevestigingsprofiel en twee dwarsprofielen, voorzien om tegen de dwarszijden (korte zijden) van de panelen aan te liggen. Het bevestigingsprofiel strekt zich uit tussen de twee dwarsprofielen. Het bevestigingsprofiel is gelegen aan de eerste langszijde van de meeneemstructuur. De betreffende uiteinden van de beide panelen worden op dit bevestigingsprofiel bevestigd, bij voorkeur via een lasverbinding. Doordat de beide panelen op hetzelfde profiel bevestigd zitten, liggen de beide panelen ter hoogte van de eerste langszijde dicht bij elkaar. Aan de tegenoverliggende (tweede) langszijde worden de panelen op een afstand van elkaar gemonteerd. Hiertoe worden de dwarsprofielen bij voorkeur voorzien van twee op een afstand van elkaar geplaatste steunblokken waarop of waartegen het betreffende paneel wordt bevestigd. Om de panelen over de volledige lengte op afstand van elkaar te houden worden er ter hoogte van de tweede langszijde één of meerde tussenstukken (afstandhouders) voorzien om de beide panelen op een tussenafstand met elkaar te verbinden Bij een voordelige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de meeneemstructuren volgens een gesloten omloop beweegbaar en bevinden ze zich gedurende een eerste gedeelte van de omloop in het mengsel en bevinden ze zich gedurende een tweede gedeelte van de omloop buiten het mengsel. De inrichting omvat verder bij voorkeur ventilatiemiddelen voor het opwekken van een naar de inrichting gerichte luchtstroom om het meegenomen mengsel gedurende het tweede gedeelte van zijn omloop te drogen. De naar de inrichting gerichte luchtstroom heeft bij voorkeur een Temperatuur van 80 — 90° C, bij voorkeur 85°C. Voordeel hiervan is dat warmere lucht meer vocht kan opnemen.

Ineen meer voordelige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is de rotor voorzien in een behuizing, waarbij de genoemde behuizing een in — en uitgang omvat voor de door de ventilatiemiddelen opgewekte luchtstroom.

Bij een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de meeneemstructuren gevormd uit aluminium, staal of roestvast staal

Een ander onderwerp van deze uitvinding betreft een meeneemstructuur geschikt voor het meenemen van een waterhoudend mengsel, waarbij de genoemde meeneemstructuur minstens twee boven elkaar gepositioneerde panelen uit metaalgaas van het type gerekt metaal, omvat.

De betreffende meeneemstructuur is geschikt om geplaatst te worden in een inrichting volgens de uitvinding zoals hierboven omschreven. Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden, volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van de inrichting volgens de uitvinding. Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming voor de inrichting volgens de uitvinding.

In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij: - figuur 1: een perspectiefvoorstelling is van een inrichting volgens de uitvinding; - figuur 2: een perspectiefvoorstelling is van een rotor voorzien van een aantal meeneemstructuren volgens de uitvinding; - figuur 3: een perspectiefvoorstelling is van een meeneemstructuur volgens de uitvinding; - figuur 4: een voorstelling is van een deel van een meeneemstructuur volgens de uitvinding waarop een deel van de tweede langszijde staat afgebeeld; - figuur 5: een dwarsdoorsnede is van een meeneemstructuur volgens de uitvinding; - figuur 6: een detailvoorstelling is van een deel van een paneel uit strekmetaal. De inrichting (1) volgens deze uitvinding en zoals afgebeeld in figuur 1, betreft een drooginrichting voor waterhoudende mengsels. Deze inrichting (1) kan in het bijzonder toegepast worden voor het drogen (indikken) van een mengsel van een vloeistof, bij voorkeur water, en één of meerdere vaste bestanddelen (stoffen), zoals mest, drijfmest, slib, industriële effluenten, e.d.

Het te drogen mengsel wordt in een opslaghouder (2) gestort, dit kan zowel continu als discontinu gebeuren.

Om nu het mengsel te drogen, omvat de inrichting (1) een rotor (6) (zie figuur 2) die via een door aandrijfmiddelen aangedreven rotatie-as (4) roteert.

De rotor (6) is voorzien is van een aantal meeneemstructuren (3) geschikt voor het meenemen van een deel van het mengsel.

De genoemde meeneemstructuren (3) zijn vast opgesteld en hebben een radiale oriëntatie ten opzichte van de rotatie-as (4) van de rotor (6). De meeneemstructuren (3) zijn beweegbaar volgens een gesloten omloop en zullen zich gedurende een eerste gedeelte van de omloop in het mengsel bevinden en zich gedurende een tweede gedeelte van de omloop buiten het mengsel bevinden.

De meeneemstructuren (3) zijn voorzien om het te drogen mengsel mee te nemen van het eerste gedeelte naar het tweede gedeelte.

In het tweede gedeelte is er contact tussen de lucht en het op de meeneemstructuur aanwezige mengsel.

Figuur 3 is een afbeelding van een meeneemstructuur (3) volgens de uitvinding.

De meeneemstructuren (3) hebben een eerste langszijde (7) en een tegenover de eerste langszijde gelegen, tweede langzijde (8). De langzijden strekken zich uit volgens een richting overeenkomstig de richting van de rotatie-as (4) van de rotor (6). De meeneemstructuur (3) is bij voorkeur gevormd uit een aantal, bij voorkeur twee of drie, panelen (Sa;5b) uit metaalgaas van het type gerekt metaal die op elkaar geplaatst worden.

Bij voorkeur wordt het ene paneel zodanig gepositioneerd ten opzichte van het andere paneel, dat er een vleugelvorm gecreëerd wordt.

In de afgebeelde figuren omvat elke meeneemstructuur twee van dergelijke panelen (Sa;5b). Vanzelfsprekend kan het aantal panelen uitgebreid worden.

Het gerekte metaal is bij voorkeur vervaardigd uit zacht staal, aluminium of roest vrij staal.

In de praktijk wordt gebruik gemaakt van panelen (mazen-plaatgaas) met volgende karakteristieken van de maas (in mm.): 62x20x6x1 (LDxKDxLxD). Waarbij de afkortingen staan voor: LD (lange diagonaal) / KD (korte diagonaal) / L (strookbreedte of dambreedte) / D (strook- of materiaaldikte). Een dergelijk paneel heeft een doorlaat van 40,0 %. Vanzelfsprekend kunnen deze karakteristieken variëren 1.f.v. de toegepaste panelen.

Voorkeur wordt gegeven aan panelen waarvan de karakteristieken (in mm.) gelegen zijn tussen: 56x15x4x0.5 en 62x25x8x1.5, bij voorkeur tussen 60x15x5x0.5 en 64x20x8x1. De meeneemstructuur (3) heeft in de praktijk een lengte gelegen tussen 2500 en 3500 mm, bij voorkeur 2835 mm en een breedte gelegen tussen 500 mm. en 900 mm, bij voorkeur 700 mm.

Zoals blijkt uit figuur 5, zijn de panelen ter hoogte van de tweede langszijde (8) op een grotere afstand van elkaar geplaatst dan ter hoogte van de eerste langszijde (7). Hierdoor krijgt de meeneemstructuur (3) de vorm van een vleugel.

De meeneemstructuren (3) worden zodanig in de inrichting gepositioneerd dat de eerste langszijde (7) dichter bij de rotatie-as gelegen is dan de tweede langszijde (8). Door de vormgeving (vleugelvorm) van de meeneemstructuur, zullen de vloeistofmoleculen aan de bovenzijde van de meeneemstructuren sneller bewegen dan deze aan de onderzijde waardoor er boven de meeneemstructuur een lagere druk heerst die de meeneemstructuren als het ware een lifteffect geven zodat ze makkelijker uit het mengsel bewegen.

Om de panelen (54;5b) tot een geheel te vormen omvat de meeneemstructuur (3) een houder die gevormd wordt door een bevestigingsprofiel (10) en twee dwarsprofielen (11) voorzien om tegen de dwarszijden (korte zijden) van de panelen aan te liggen.

Het bevestigingsprofiel (10) strekt zich uit tussen de twee dwarsprofielen (11). Het bevestigingsprofiel (10) is gelegen ter hoogte van de eerste langszijde (7) van de meeneemstructuur (3). De betreffende uiteinden van de beide panelen worden op dit bevestigingsprofiel (10) bevestigd, bij voorkeur via een lasverbinding.

Doordat de beide panelen (5a;5b) op hetzelfde profiel (10) bevestigd zitten, liggen de beide panelen ter hoogte van de eerste langszijde dicht bij elkaar.

Aan de tegenoverliggende (tweede) langszijde liggen de panelen verder van elkaar. Hiertoe worden de panelen op een afstand van elkaar gemonteerd. Hiervoor worden de dwarsprofielen (11) voorzien van twee op een afstand van elkaar geplaatste steunblokken (12, 13) waarop of waartegen het betreffende paneel wordt bevestigd. Om de panelen over de volledige lengte op afstand van elkaar te houden zijn er ter hoogte van de tweede langszijde één of meerde tussenstukken, (afstandhouders) voorzien om de beide panelen op een tussenafstand met elkaar te verbinden. De genoemde tussenstukken zijn bij voorkeur vervaardigd uit inox.

Door nu een aantal van de meeneemstructuren (3) te vormen uit panelen uit strekmetaal wordt een gestructureerd droogoppervlak bekomen waarin t.g.v. van de mazen, doorlaatopeningen aanwezig zijn. Door deze specifiek vormgeving zal de vloeistof die zich op de meeneemstructuren bevindt, zich tot kleine vloeistofdruppels omvormen waardoor deze beter kan opgenomen worden in de lucht die zich o.a.

boven de opslaghouder bevindt. Hierdoor kan zal de uitgaande luchtstroom veel meer verzadigd raken dan met de gekende inrichtingen.

Bij rotatie van de rotor (6) zullen de meeneemstructuren (3) één voor één en minstens gedeeltelijk worden ondergedompeld (eerste gedeelte) in het mengsel voorzien in de opslaghouder (2). Bij voorkeur worden de meeneemelementen (3) volledig ondergedompeld in het mengsel voorzien in de opslaghouder (2). Als gevolg van de onderdompeling zal een deel van het mengsel op de paneelstructuur blijven zitten en meegenomen worden naar het tweede gedeelte, waar het meegenomen mengsel kan drogen.

De inrichting (1) is verder voorzien van ventilatiemiddelen (niet voorgesteld) voor het opwekken van een naar de inrichting (1) gerichte luchtstroom om het door de meeneemstructuren meegenomen mengsel gedurende het tweede gedeelte van zijn omloop te drogen. Deze luchtstroom is bij voorkeur een warme luchtstroom en kan bijvoorbeeld afkomstig zijn van een elektrische groep, afvoergassen van een schouw, stallucht, enz... Om de luchtstroom over het oppervlak van de meeneemelementen

(3) te sturen, is de rotor voorzien in een behuizing (2) (zie fig. 1), waarbij de genoemde behuizing (2) een in — en uitgang omvat voor de door de ventilatiemiddelen opgewekte luchtstroom.

De rotor (6) wordt zodanig opgesteld dat enkel de paneelvormige meeneemelementen (3) in contact komen met het mengsel. Hierdoor wordt stilstand tengevolge van aangetaste of vervuilde onderdelen tot een minimum beperkt.

In de inrichting (1) volgens de uitvinding kan men een groot aantal van dergelijke meeneemstructuren, bij voorkeur 80 à 90, meer in het bijzonder 86 meeneemstructuren (86 meeneemstructuren wil zeggen dat er 172 panelen uit gestrekt metaal aanwezig zijn) voorzien waardoor enerzijds veel te drogen mengsel kan meegenomen worden en anderzijds wordt ten opzichte van de gekende indikkers een veel groter contactoppervlak tussen de lucht (bij voorkeur opgewarmd) en de vloeistof (mengsel) op de meeneemstructuren gecreëerd in het tweede gedeelte van de omloop.

De vorm en de structuur zal er voor zorgen dat er veel meer vloeistof(moleculen) kunnen worden afgegeven waardoor de in de behuizing aanwezige lucht verzadigd raakt, bij voorkeur tot een RV van 100%. Dit is een sterkte verbetering ten opzichte van de gekende mechanische indikkers, waar in de praktijk een verzadigingspercentage van ongeveer 60% werd bereikt van de uitgaande luchtstroom.

Claims (11)

CONCLUSIES

1. Inrichting (1) voor het drogen van een waterhoudend mengsel omvattende een opslaghouder (2) voor het mengsel, een rotor (6) voorzien van een aantal meeneemstructuren (3) geschikt voor het meenemen van een deel van het mengsel waarbij de genoemde meeneemstructuren (3) een radiale oriëntatie hebben ten opzichte van de rotatie-as (4) van de rotor (6), en een aandrijfinrichting voor het roteerbaar aandrijven van de rotor (6), met het kenmerk dat minstens een aantal van de genoemde meeneemstructuren (3) gevormd zijn uit minstens twee boven elkaar gepositioneerde panelen (5a;5b) uit metaalgaas van het type gerekt metaal.

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de genoemde panelen (54;5b) van een zelfde meeneemstructuur (3) verschoven geplaatst zijn ten opzichte van elkaar.

3. Inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de meeneemstructuren (3) een eerste langszijde (7) en een tegenover de eerste langszijde (7) gelegen, tweede langzijde (8) omvatten, welke langzijden (7, 8) zich uitstrekken volgens een richting overeenkomstig de richting van de rotatie- as (4) en waarbij de panelen (5a;Sb) van een zelfde meeneemstructuur (3) aan de tweede langszijde (8) op een grotere afstand van elkaar geplaatst zijn dan aan de eerste langszijde (7) waardoor de meeneemstructuur (3) vleugelvormig 1s uitgevoerd.

4. Inrichting (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de meeneemstructuren (3) zodanig gepositioneerd zijn dat de eerste langszijde (7) dichter bij de rotatie- as (4) gelegen is dan de tweede langszijde (8). Gelieve na te gaan of dit klop !!

5. Inrichting (1) volgens één van de conclusies 3 of 4, met het kenmerk dat de panelen (5a;5b) van een meeneemstructuur ter hoogte van de eerste langszijde via een bevestigingsprofiel (10) met elkaar zijn verbonden.

6. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de meeneemstructuren (3) volgens een gesloten omloop beweegbaar zijn en zich gedurende een eerste gedeelte van de omloop in het mengsel bevinden en zich gedurende een tweede gedeelte van de omloop buiten het mengsel bevinden,

7. Inrichting (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de inrichting (1) ventilatiemiddelen omvat voor het opwekken van een naar de inrichting gerichte luchtstroom om het meegenomen mengsel gedurende het tweede gedeelte van zijn omloop te drogen.

8. Inrichting (1) volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk dat de rotor (6) voorzien is in een behuizing (9), waarbij de genoemde behuizing (9) een in — en uitgang omvat voor de door de ventilatiemiddelen opgewekte luchtstroom.

9. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de meeneemstructuren (3) gevormd zijn uit aluminium, staal of roestvast staal.

10. Meeneemstructuur (3) geschikt voor het meenemen van een waterhoudend mengsel, met het kenmerk dat de genoemde meeneemstructuur (3) minstens twee boven elkaar gepositioneerde panelen (54;5b) uit metaalgaas van het type gerekt metaal, omvat.

11. Meeneemstructuur volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de genoemde structuur voorzien is om geplaatst te worden in een inrichting (1) volgens conclusies 1 t/m 9.