BE1026894B1 - Inrichting voor het ondersteunen van een langwerpig object op een vaartuigdek - Google Patents

Inrichting voor het ondersteunen van een langwerpig object op een vaartuigdek Download PDF

Info

Publication number
BE1026894B1
BE1026894B1 BE20185921A BE201805921A BE1026894B1 BE 1026894 B1 BE1026894 B1 BE 1026894B1 BE 20185921 A BE20185921 A BE 20185921A BE 201805921 A BE201805921 A BE 201805921A BE 1026894 B1 BE1026894 B1 BE 1026894B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
support structure
sliding shoe
rail guide
deck
sliding
Prior art date
Application number
BE20185921A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1026894A1 (nl
Inventor
Dieter Wim Jan Rabaut
Kenneth Gerard Vannieuwenhuyse
Jan Maria Koen MICHIELSEN
Original Assignee
Deme Offshore Be Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Deme Offshore Be Nv filed Critical Deme Offshore Be Nv
Priority to BE20185921A priority Critical patent/BE1026894B1/nl
Priority to EP19217090.0A priority patent/EP3670318A1/en
Publication of BE1026894A1 publication Critical patent/BE1026894A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1026894B1 publication Critical patent/BE1026894B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B25/00Load-accommodating arrangements, e.g. stowing, trimming; Vessels characterised thereby
    • B63B25/28Load-accommodating arrangements, e.g. stowing, trimming; Vessels characterised thereby for deck loads
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B35/00Vessels or similar floating structures specially adapted for specific purposes and not otherwise provided for
    • B63B35/003Vessels or similar floating structures specially adapted for specific purposes and not otherwise provided for for transporting very large loads, e.g. offshore structure modules
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L1/00Laying or reclaiming pipes; Repairing or joining pipes on or under water
    • F16L1/12Laying or reclaiming pipes on or under water
    • F16L1/20Accessories therefor, e.g. floats, weights
    • F16L1/202Accessories therefor, e.g. floats, weights fixed on or to vessels
    • F16L1/207Pipe handling apparatus
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02EREDUCTION OF GREENHOUSE GAS [GHG] EMISSIONS, RELATED TO ENERGY GENERATION, TRANSMISSION OR DISTRIBUTION
    • Y02E10/00Energy generation through renewable energy sources
    • Y02E10/70Wind energy
    • Y02E10/727Offshore wind turbines

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Jib Cranes (AREA)
  • Ship Loading And Unloading (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)

Abstract

Beschreven wordt een inrichting voor het op een dek van een vaartuig ondersteunen van een langwerpig object in liggende toestand. De inrichting omvat een steunstructuur waarin het object liggend kan worden opgenomen, en verplaatsingsmiddelen om de steunstructuur in een evenwijdig aan het dek verlopend vlak te verplaatsen. De verplaatsingsmiddelen omvatten een met het dek verbonden railgeleiding waarover glijschoenen van de steunstructuur kunnen glijden in een glijrichting. De glijschoendelen strekken zich aan weerszijden van de railgeleiding aan weerszijden van de railgeleiding uit en elk glijschoendeel is onder tussenkomst van een hydraulische en/of pneumatische verbinding met de steunstructuur verbonden in een loodrecht op de glijrichting verlopende richting. Met de inrichting kunnen langwerpige objecten binnen het bereik van een hefmiddel worden gebracht.

Description

INRICHTING VOOR HET ONDERSTEUNEN VAN EEN LANGWERPIG OBJECT OP EEN VAARTUIGDEK
TECHNISCH GEBIED VAN DE UITVINDING De uitvinding betreft een inrichting voor het op een dek van een vaartuig ondersteunen van een langwerpig object, bijvoorbeeld een hol buisvormig object. De uitvinding betreft tevens een inrichting voor het op een dek van een vaartuig met een hefmiddel oprichten van een langwerpig object. De uitvinding betreft verder een werkwijze voor het op een dek van een vaartuig ondersteunen van een langwerpig object in liggende toestand, evenals voor het vanaf een dek van een vaartuig met een hefmiddel oprichten van een langwerpig object, evenals voor het binnen het bereik van een op het dek van een vaartuig voorzien hefmiddel brengen van een door het hefmiddel te heffen object. Het bereik van het hefmiddel wordt begrensd door een minimale en een maximale afstand of radius, gerekend vanaf een draaipunt van het hefmiddel.
De uitvinding zal hieronder worden toegelicht in het licht van het offshore plaatsen van een windturbine. De verwijzing naar een windturbine impliceert niet dat de uitvinding is beperkt tot het gebruik in het kader van een dergelijke windturbine. De inrichting en werkwijze kunnen in beginsel worden toegepast op elk langwerpig object dat op een dek van een vaartuig moet worden ondersteund, eventueel in liggende toestand over zee moet worden getransporteerd, en, eens ter plaatse, moet worden opgericht.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING Een offshore windturbine wordt doorgaans op een met de zeebodem verankerde draagstructuur aangebracht. De draagstructuur overbrugt de afstand van de zeebodem tot boven het wateroppervlak, en kan op verschillende wijze zijn vormgegeven. Zo kan de draagstructuur een enkele paal omvatten (een monopaal) of zijn uitgevoerd als een vakwerkstructuur, ook wel jacket genoemd. De draagstructuur kan met de zeebodem worden verankerd, bijvoorbeeld door het in de zeebodem aanbrengen van een geschikte fundering. Om efficiëntieredenen is het van belang met één vaartuig zoveel mogelijk monopalen te kunnen vervoeren naar een offshore locatie waar de monopalen moeten worden opgericht en in het water neergelaten. Echter, monopalen zijn holle buisvormige structuren met een aanzienlijke lengte en de ruimte op een vaartuig is beperkt.
Om monopalen ordentelijk te kunnen vervoeren in liggende toestand kan het dek van een vaartuig zijn voorzien van een inrichting die een aantal onderling parallel verlopende langwerpige steunstructuren omvat. Elke steunstructuur is voorzien van een draagvlak dat bij benadering gelijkvormig is aan een omtrekswanddeel van de monopaal en het omtreksdeel ondersteunt wanneer de monopaal is opgenomen in de steunstructuur. Hierbij wordt elke monopaal, of elk langwerpig object in algemene zin, met bekende middelen vastgezet op de steunstructuur. Het is niet alleen van belang een zo groot mogelijk aantal objecten op het dek van een vaartuig te kunnen vervoeren, maar ook, eens ter plaatse, het oprichten van objecten om deze in de richting van de zeebodem te brengen, zo efficiënt mogelijk uit te voeren, wat meestal neerkomt op het uitvoeren van de werkzaamheden in een zo kort mogelijke tijdsspanne. De efficiëntie van de werkzaamheden wordt echter onder druk gezet door een bestaande trend waarbij de afmetingen van op zee te plaatsen langwerpige objecten, zoals monopalen, steeds maar toenemen. De grotere afmetingen van de objecten maken het noodzakelijk grotere hefmiddelen toe te passen met een vergroot werkingsgebied. Hiermee wordt zowel de maximaal te hijsen last als het bereik van het hefmiddel bedoeld. De grotere afmetingen van het hefmiddel en de objecten verhouden zich slecht tot de beperkte ruimte die op een vaartuig beschikbaar is.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING Onderhavige uitvinding beoogt in een inrichting te voorzien voor het op een dek van een vaartuig ondersteunen van een langwerpig object, en voor het vanaf een dek van een vaartuig met een hefmiddel oprichten van een langwerpig object, waarbij bovengenoemde nadelen van de stand van de techniek althans gedeeltelijk worden voorkomen. Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt door een inrichting te verschaffen volgens conclusie 1. In het bijzonder wordt een inrichting verschaft voor het op een dek van een vaartuig ondersteunen van een langwerpig object, omvattende: - een steunstructuur waarin het object liggend kan worden opgenomen; en - verplaatsingsmiddelen ingericht om de steunstructuur in een evenwijdig aan het dek verlopend vlak te verplaatsen; waarbij de verplaatsingsmiddelen een met het dek verbonden railgeleiding omvatten waarover glijschoenen van de steunstructuur glijden in een glijrichting, waarbij glijschoendelen zich aan weerszijden van de railgeleiding uitstrekken en waarbij elk glijschoendeel onder tussenkomst van een hydraulische en/of pneumatische verbinding met de steunstructuur is verbonden in een loodrecht op de glijrichting verlopende richting.
Op deze wijze wordt een aantal voordelen bereikt. De verplaatsingsmiddelen, die zijn ingericht om een in een aantal steunstructuren opgenomen objecten ten opzichte van het dek en evenwijdig aan het dek gezamenlijk te verplaatsen in de liggende toestand, maken het bijvoorbeeld mogelijk een object binnen het bereik van een hefmiddel te brengen, dat het object vervolgens kan opnemen, oprichten en naar een eindpositie kan brengen. Voor een monopaal is dit bijvoorbeeld een met de zeebodem verankerde fundering. Ook kan het nuttig zijn een object ten opzichte van andere in de steunstructuren aanwezige objecten te verplaatsen om ruimte vrij te maken voor een ander object in de steunstructuur. De verplaatsing ten opzichte van het hefmiddel kan een verplaatsing omvatten naar de positie van het hefmiddel toe, of van de positie van het hefmiddel af. Op deze wijze kan een object binnen het bereik van het hefmiddel worden gebracht. Inderdaad kan de boom (giek) van een hijskraan over bepaalde hoeken worden geroteerd zodat in een horizontaal vlak een cirkelvormig gebied kan worden bestreken. Dit cirkelvormige gebied wordt begrensd door een minimum radius waarbij de boom van het hefmiddel volgens het ontwerp van het hefmiddel maximaal kan worden opgetopt, en een maximum radius waarbij de boom van het hefmiddel volgens zijn ontwerp en een te hijsen last maximaal kan worden neergelaten (afgetopt). Door een railgeleiding te verschaffen waarbij glijschoendelen zich aan weerszijden van de railgeleiding uitstrekken en waarbij elk glijschoendeel onder tussenkomst van een hydraulische en/of pneumatische verbinding met de steunstructuur is verbonden in een loodrecht op de glijrichting verlopende richting wordt bereikt dat een relatief zware structuur zoals de steunstructuur waarin het object liggend kan worden opgenomen met relatief gemak over het dek van het vaartuig kan worden bewogen. Bij het bewegen van steunstructuren maar ook bijvoorbeeld bij het oprichten van een langwerpig object met een hefmiddel komen relatief grote krachten vrij die onderdelen van het vaartuig zoals het dek vervormen. Zonder toepassing van de geclaimde uitvinding zou het verplaatsen van steunstructuren hinder ondervinden van dergelijke vervormingen en bijvoorbeeld na een kleine verplaatsing vast komen te zitten. Een dergelijke situatie is ongewenst onder andere omdat het vaak grote moeite kost een vastzittende steunstructuur weer los te krijgen. Dit oponthoud is bijzonder kostbaar. Omwille van bedrijfszekerheid heeft een uitvoeringsvorm van de inrichting waarbij de verbinding tussen een glijschoen en de steunstructuur een hydraulische verbinding omvat, de voorkeur.
Opgemerkt wordt dat de railgeleidingen niet zijn beperkt tot breedtes die wellicht kunnen worden geassocieerd met railgeleidingen, zoals deze bekend zijn bij de spoorwegen. Derailgeleidingen van de onderhavige uitvinding kunnen een relatief grote breedte hebben. Zo kan een loopvlak (of glijvlak) van de bullrailgeleiding bijvoorbeeld een breedte hebben van meer dan 1 m. Een geschikte uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat de, bij voorkeur hydraulische, verbinding tussen een glijschoen en de steunstructuur een pistoncilinder omvat die aan een zijde is verbonden met de steunstructuur en aan een andere zijde met de glijschoendelen van de glijschoen. In een verbeterde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de verbinding tussen een glijschoen en de steunstructuur twee pistoncilinders waarvan een eerste aan een zijde is verbonden met de steunstructuur en aan een andere zijde met een eerste glijschoendeel van de glijschoen, en de tweede aan een zijde is verbonden met de steunstructuur en aan een andere zijde met een tweede glijschoendeel van de glijschoen, welk tweede glijschoendeel zich aan een andere zijde van de railgeleiding bevindt dan het eerste glijschoendeel.
De hydraulische en/of pneumatische verbinding maakt onderdeel uit van een respectievelijk hydraulisch en/of pneumatisch circuit. Volgens een uitvoeringsvorm van de inrichting is de hydraulische en/of pneumatische verbinding opgenomen in een hydraulisch en/of pneumatisch circuit dat dusdanig is ingericht dat deze een glijschoen onder tegendruk kan laten meebewegen met de railgeleiding. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de railgeleiding op posities is vervormd door op het vaartuig inwerkende krachten, en/of als een steunstructuur niet goed is uitgelijnd ten opzichte van de railgeleiding, en/of omwille van een andere oorzaak die een meebewegen van de glijschoen ten opzichte van de railgeleiding noodzaakt, bijvoorbeeld om remming of zelfs klemming van de glijschoen ten opzichte van de railgeleiding te voorkomen.
Ten behoeve van een veilig transport van objecten over zee kan het voordelen hebben een uitvoeringsvorm van de inrichting te verschaffen waarin de hydraulische en/of pneumatische verbinding is opgenomen in een hydraulisch en/of pneumatisch circuit dat dusdanig is ingericht dat deze een glijschoen kan vastzetten op de railgeleiding.
In de figuurbeschrijving hieronder wordt een voorbeeld van een hydraulisch circuit beschreven dat beide bovengenoemde uitvoeringsvormen omvat. De met het dek verbonden railgeleiding omvat in een uitvoeringsvorm een bullrailgeleiding en een secundaire railgeleiding, waarbij de glijschoenen van de steunstructuur over de secundaire railgeleiding glijden in de glijrichting tijdens het verplaatsen. De bullrailgeleiding is ingericht om de door steunstructuren en daarin opgenomen objecten opgewekte in hoofdzaak verticalekrachten door te leiden naar het dek en andere onderdelen van het vaartuig. De secundaire railgeleiding is ingericht om ten minste één steunstructuur in een evenwijdig aan het dek verlopend vlak te verplaatsen met weinig risico op vastlopen. Daarnaast is de secundaire railgeleiding ingericht om de door steunstructuren en daarin opgenomen objecten opgewekte in 5 hoofdzaak transversale krachten door te leiden naar het dek en andere onderdelen van het vaartuig. De bij transport en oprichten van een object veroorzaakte verticale krachten worden eveneens, althans voor een gedeelte, opgevangen door de secundaire railgeleiding. Een nuttige uitvoeringsvorm van de uitvinding verschaft een inrichting waarbij de steunstructuur bullrail-glijschoenen omvat en deze bullrail-glijschoenen van de steunstructuur met speling over de bullrailgeleiding glijden tijdens het verplaatsen. Door de speling te verschaffen wordt het risico op vastlopen van de steunstructuur op de bullrailgeleiding verlaagd. Een geschikte speling in een richting loodrecht op de glijrichting bedraagt in een uitvoeringsvorm tussen 1 en 10 cm, met meer voorkeur tussen 2 en 6 cm, met nog meer voorkeur tussen 3 en 5 cm.
Omwille van een efficiënt gebruik van de (beperkte) ruimte op een dek van een vaartuig worden de langwerpige objecten bij voorkeur op een ruimtebesparende manier opgeslagen op het dek.
Een geschikte wijze van opslag betreft parallel aan elkaar verlopende steunstructuren waarin steeds een object is opgenomen en wel dusdanig dat een lengterichting van het object parallel verloopt met de lengterichting van de steunstructuur waarin het is opgenomen. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de verplaatsingsmiddelen ingericht om het object te verplaatsen in een hoofdzakelijk loodrecht op de lengterichting van de steunstructuren verlopende richting. Het wordt aldus mogelijk een object dwars op de lengterichting van de steunstructuren te verplaatsen waardoor de onderlinge parallelliteit van de objecten bewaard blijft. De lengterichting van een steunstructuur wordt volgens een uitvoeringsvorm bepaald door de lijn die de twee op afstand van elkaar opgetelde steundelen verbindt.
Een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de verplaatsingsmiddelen zijn ingericht om een aantal gekoppelde steunstructuren ten opzichte van het dek en evenwijdig aan het dek te verplaatsen in de richting van het hefmiddel. Desgewenst kan de steunstructuur een oprichtgereedschap omvatten, bijvoorbeeld in de vorm van een rond een horizontale as roteerbaar aan een rand van het vaartuig bevestigde structuur die ten minste één steundeel, bij voorkeur twee of meer steundelen, omvat waarin ten minste één, en bij voorkeur twee of meer in de lengterichting van het object op afstand van elkaar liggende omtreksdelen kunnen worden opgenomen. Een dergelijk oprichtgereedschap is ingericht om eenin de betreffende steunstructuur opgenomen object in de lengterichting te ondersteunen wanneer dit wordt opgehangen aan het hefmiddel tijdens het oprichten.
Dit kan in een uitvoeringsvorm worden bereikt doordat het oprichtgereedschap een beugeldeel omvat dat aangrijpt op een onderuiteinde van een in het hefmiddel opgericht object.
Het beugeldeel kan desgewenst telescopisch uitschuifbare zijarmen omvatten die het mogelijk maken om de longitudinaleafstand tussen het onderuiteinde en een door het oprichtgereedschap aangegrepen omtreksdeel van het object aan te passen, waardoor de mogelijkheid wordt geboden om objecten met verschillende afmetingen op te nemen.
Eventueel kan het oprichtgereedschap tevens een klemdeel omvatten waarmee een omtreksdeel van een erin opgenomen object klemmend kanworden opgenomen.
De inrichting kan meerdere steunstructuren omvatten, naast elkaar opgesteld of als stapeling van steunstructuren.
Hierbij bevinden de steundelen van een steunstructuur zich boven steundelen van een andere steunstructuur in de stapeling.
Een bovenliggend steundeel is hierbij bijvoorkeur te verwijderen of weg te klappen om toe te laten een object toegang te verschaffen tot een onderliggend steundeel, en in het onderliggende steundeel aan te brengen.
Ook kan een steunstructuur (of meerdere steunstructuren) voorzien zijn van roteerbare steundelen.
Het aantal steunstructuren in een inrichting volgens de uitvinding kan in beginsel vrij wordengekozen en bedraagt bij voorkeur ten minste 3, met meer voorkeur ten minste 4, met nog meer voorkeur ten minste 5 steunstructuren, en met de meeste voorkeur ten minste 8 steunstructuren.
De steundelen van de steunstructuren zijn ingericht om elk een langwerpig object te ondersteunen, bijvoorbeeld tijdens transport over zee, en sommige steunstructuren hebben een bijkomende functie zoals de steunstructuur die de roteerbare steundelen bevat en desteunstructuur die het oprichtgereedschap bevat.
Met de inrichting volgens de uitvinding kunnen een relatief groot aantal objecten worden vervoerd.
Zo is het mogelijk ten minste 5 objecten te vervoeren, met meer voorkeur ten minste 10, met nog meer voorkeur ten minste 20, en met de meeste voorkeur ten minste 30 objecten.
Hierbij kunnen de afmetingen van het object een rol spelen.
Zo zal het aantal te vervoeren pinpalen bijvoorbeeld doorgaans groter zijn (bijvoorbeeld
25-30) dan het aantal te vervoeren monopalen (bijvoorbeeld 8-10). De steunstructuren zijn bij voorkeur onderling gekoppeld.
De koppeling van de steunstructuren kan op elke de vakman bekende wijze worden uitgevoerd.
De inrichting volgens de uitvinding kan bijvoorbeeld dusdanig zijn uitgevoerd in een uitvoeringsvorm dat de steunstructurenonderling zijn gekoppeld door koppeling van hun steundelen.
De ruimte op het dek van het vaartuig kan optimaal worden benut, bijvoorbeeld in een uitvoeringsvorm waarin de met het dek verbonden - en bij voorkeur onderling gekoppelde - steundelen van de steunstructuren zichvolgens een in hoofdzaak evenwijdig aan een zijrand van het vaartuig verlopende lijn uitstrekken. In een dergelijke uitvoeringsvorm strekt de railgeleiding zich eveneens in hoofdzaak evenwijdig uit aan een zijrand van het vaartuig. Om de maximale ruimte in de dwarsscheepse richting te kunnen benutten wordt een uitvoeringsvorm van de inrichting gekenmerkt doordat de steundelen aan bakboordzijde en aan stuurboordzijde opgestelde steundelen omvatten. De in de steundelen van de steunstructuren opgenomen objecten strekken zich dan in een dwarsscheepse richting uit, waarbij het mogelijk is dat uiteinden van objecten zich zelfs verder uitstrekken dan de dwarsscheepse breedte van het vaartuig.
Met de uitgevonden inrichting kan een door een hefmiddel te heffen object binnen het bereik van de op het dek van een drijvend tuig voorziene hefmiddel worden gebracht. Hiertoe wordt in een uitvoeringsvorm van de inrichting een hefmiddel voor het opnemen van een object verschaft, waarin de verplaatsingsmiddelen verder zijn ingericht om het object te verplaatsen in de richting van het hefmiddel.
In een geschikte werkwijze wordt een aantal langwerpige objecten in liggende toestand op het dek ondersteund door een aantal onderling parallel verlopende langwerpige steunstructuren, die elk twee, in een lengterichting van de steunstructuur op afstand van elkaar geplaatste en met het dek verbonden, steundelen voor omtreksdelen van een object omvatten, waarbij een te heffen object ten opzichte van het dek en evenwijdig aan het dek in de liggende toestand wordt verplaatst.
Met de uitgevonden inrichting kan een langwerpig object, zoals een monopaal van een windturbine bijvoorbeeld, op een dek van een vaartuig worden ondersteund en met een hefmiddel efficiënter worden opgericht dan met de bekende inrichting het geval is, onder andere door middelen te verschaffen om het langwerpige object binnen het bereik van het hefmiddel te brengen. Hiertoe voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het op een dek van een vaartuig ondersteunen van een langwerpig object in liggende toestand, omvattende de stappen van het liggend opnemen van het object in een steunstructuur, en het in een evenwijdig aan het dek verlopend vlak verplaatsen van de steunstructuur door glijschoenen van de steunstructuur over een met het dek verbonden railgeleiding te laten glijden in een glijrichting, waarbij glijschoendelen zich aan weerszijden van de railgeleiding uitstrekken, en waarbij elk glijschoendeel onder tussenkomst van een hydraulische en/of pneumatische verbinding met de steunstructuur is verbonden in een loodrecht op de glijrichting verlopende richting.
Het heffen van een object met het hefmiddel kan bijvoorbeeld gebeuren door een aangrijpmiddel zoals een takel aan een bovenuiteinde van het object te bevestigen en hetaangrijpmiddel vervolgens naar boven te trekken met het hefmiddel. Hierdoor wordt althans het bovenuiteinde van het liggende object naar boven gebracht waardoor het object zal roteren rond een steundeel waarop het steunt totdat het object volledig loskomt, ook van dit steundeel.
In geschikte uitvoeringsvormen van de uitgevonden werkwijze worden de steunstructuren gezamenlijk verplaatst in een hoofdzakelijk loodrecht op de lengterichting van de steunstructuren verlopende richting, waarin de steunstructuren bij voorkeur worden verplaatst in de richting van het hefmiddel om steunstructuren met roteerbare steundelen, en/of steunstructuren met het oprichtgereedschap, en/of gestapelde steunstructuren binnen het bereik van het hefmiddel te krijgen.
De langwerpige objecten kunnen bijvoorbeeld holle buisvormige objecten omvatten. De afmetingen van de objecten zijn in beginsel niet beperkt tot specifieke afmetingen en de voordelen van de uitvinding komen vooral tot uiting voor langwerpige objecten waarvan een lengte meer dan 50 m bedraagt, bij voorkeur meer dan 70 m, met nog meer voorkeur meer dan 80 m; en waarvan een dwarsafmeting, bijvoorbeeld een diameter in het geval van een buisvormig object, meer bedraagt dan 8 m, met meer voorkeur meer dan 10 m, en met nog meer voorkeur meer dan 12 m.
Het vaartuig kan elk vaartuig omvatten dat geschikt is voor het beoogde doel. Zo is het mogelijk dat het vaartuig een jack-up platform omvat dat ter plaatse wordt geïmmobiliseerd door het te laten steunen op de onderwaterbodem. Ook is het mogelijk dat het vaartuig een drijvend vaartuig omvat. Het vaartuig kan zijn voorzien van een globaal positioneersysteem (GPS), en van compenseermiddelen die bewegingen van het vaartuig ten gevolge van golfbewegingen en dergelijke tegengaan.
De in deze octrooiaanvraag beschreven uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen worden samengevoegd in elke mogelijke combinatie van deze uitvoeringsvormen. Bovendien kan elke uitvoeringsvorm afzonderlijk het voorwerp uitmaken van een afgesplitste octrooiaanvraag.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN De uitvinding zal nu in meer detail worden uitgelegd onder verwijzing naar de bijgevoegde figuren, zonder overigens daartoe te worden beperkt. In de figuren toont:
Fig. 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een jack-up platform voorzien van een steunstructuur voor het liggend ondersteunen van monopalen, en van een hefmiddel waarmee een monopaal kan worden opgenomen; Fig. 2A een schematisch vooraanzicht van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding in een eerste positie; Fig. 2B een schematisch vooraanzicht van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding in een tweede positie; Fig. 3 een schematisch perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding en voorzien van een aantal monopalen; Fig. 4A een schematisch perspectivisch aanzicht van een bakboordstructuur volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; Fig. 4B een schematisch perspectivisch aanzicht van een stuurboordstructuur volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; Fig. 5 een schematisch vooraanzicht vanaf de voorsteven van het vaartuig van een inrichting volgens nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding; Fig. 6 een schematisch perspectivisch detailaanzicht van een roteerbaar steundeel volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; Fig. 7 een schematisch perspectivisch aanzicht van een verplaatsingsmiddel volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; Fig. 8 een schematisch perspectivisch aanzicht van een hydraulische verbinding van een verplaatsingsmiddel volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; Fig. 9 een schematisch perspectivisch detailaanzicht van de in figuur 8 getoonde hydraulische verbinding volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; Fig. 10 een schematisch zijaanzicht van de in figuur 9 getoonde hydraulische verbinding volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; Fig.11 een schematische voorstelling van een hydraulisch circuit waarin de hydraulische verbinding volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding is opgenomen; Fig.12 een detail van de schematische voorstelling van het hydraulische circuit van figuur 11; Fig.13A een detail van de schematische voorstelling van het hydraulische circuit van figuur 11 waarin deze dusdanig is ingericht dat een glijschoen onder tegendruk kan meebewegen met de railgeleiding; en tenslotte Fig.13B een detail van de schematische voorstelling van het hydraulische circuit van figuur 11 waarin deze dusdanig is ingericht dat deze een glijschoen vastzet op de railgeleiding.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN UITVOERINGSVOORBEELDEN
Verwijzend naar figuur 1 wordt een installatie jack-up platform 1 getoond voor het op een zeebodem 2 plaatsen van een monopaal 3. Het platform 1 is eveneens geschikt voor het plaatsen van andere langwerpige objecten, zoals de op het dek 10 opgeslagen overgangsdelen of ‘transition pieces’ 4 van een windturbinemast. Een dergelijk overgangsdeel 4 wordt op een in de zeebodem 2 aangebrachte monopaal 3 aangebracht ter overgang naar een (niet getoonde) windturbinemast. Het jack-up platform 1 met achtersteven 28 en voorsteven 29 kan zelfstandig varen en wordt op de plaats van bestemming gefixeerd op een gewenste positie door het tot op de zeebodem 2 neerlaten van een aantal spudpalen 11. Hierbij wordt het dek 10 van het platform 1 uit het water gelicht zodat het meters boven het wateroppervlak 20 komt te liggen. De spudpalen 11 kunnen zijn voorzien van spudcans 12 om het verder in de zeebodem 2 zakken van de spudpalen 11 tegen te gaan. Op het dek 10 van het platform 1 zijn te plaatsen onderdelen voorzien, bijvoorbeeld een aantal monopalen 3. De monopalen 3 zijn opgenomen in een inrichting 5 waarvan uitvoeringsvormen hieronder verder zullen worden toegelicht. De monopalen 3 kunnen aanzienlijke afmetingen hebben met lengtes van bijvoorbeeld 80 m, en diameters van 8 m en meer. Het dek 10 van het jack-up platform 1 is voorzien van een hefmiddel 6 met dubbele giek 60 voor het opnemen van de monopalen 3. Het hefmiddel 6 bevindt zich ter hoogte van de achtersteven 28 van het platform 1 en is rond een basis 61 draaibaar rond een in hoofdzaak verticale as 62, en verder voorzien van hijskabels 63 die over een topgedeelte 65 van het hefmiddel 6 met niet getoonde lieren kunnen worden aangetrokken of gevierd en die aan een vrij uiteinde zijn verbonden met een hijsblok 66 met haak, waaraan een monopaal 3 of ander object kan worden opgenomen, desgewenst onder tussenkomst van een hijsjuk met hijsstroppen.
De hoekstand van de giek 60 kan worden ingesteld door een stel trekkabels 64 dat het topgedeelte 65 verbindt met een op de basis 61 voorziene steun 67. De trekkabels 64 kunnen worden aangetrokken of gevierd met behulp van niet getoonde lieren. Bij aantrekken wordt de giek 60 opgetopt, terwijl de giek 6 wordt neergelaten bij vieren van de trekkabels 64. Het bereik van het hefmiddel 6 wordt voor een last met een bepaald gewicht gegeven door de minimaal en maximaal mogelijke horizontale afstand 68 tussen de centrale as 62 van de basis 61 en de positie van het hijsjuk 66 waarin het hefmiddel 6 voor deze last nog juist stabiel is. Het dek 10 van het platform 1 kan voor de volledigheid ook nog zijn voorzien van een grijpconstructie 13 voor een door het hefmiddel 6 vanaf de steunstructuur 5 opgenomen monopaal 3. De grijpconstructie 13 is ingericht om een aan het hefmiddel 6 hangende monopaal 3 aan te grijpen en te begeleiden tijdens het laten zakken naar de zeebodem 2.
Een uitvoeringsvorm van de uitvinding betreft een inrichting 5 voor het op het dek 10 van het jack-up platform 1 in liggende toestand ondersteunen van een aantal langwerpige monopalen 3 en het vanaf het dek 10 van het platform 1 met het hefmiddel 6 oprichten van een monopaal 3 vanuit de inrichting 5. De monopalen 3 strekken zich in de liggende toestand nagenoeg horizontaal uit, met andere woorden nagenoeg evenwijdig aan het dek 10.
Zoals goed is te zien in figuur 3 verloopt een lengterichting 30 van de monopaal 3 in hoofdzaak parallel met de lengterichting 52 van de steunstructuur 50 waarin de monopaal 3 is opgenomen. In de getoonde uitvoeringsvormen omvat elke steunstructuur 50 twee, in de lengterichting 52 van de steunstructuur 50 op afstand 54 van elkaar geplaatste steundelen 51, maar de uitvinding is hier niet toe beperkt. Zo kan een steunstructuur 50 slechts één steundeel 51 bevatten, of juist meer dan twee. Ook is het mogelijk een over de afstand 54 continue verlopend steundeel 51 te voorzien. Elk steundeel 51 heeft een steunvlak dat in hoofdzaak is gevormd zoals een omtreksdeel 31 van een erin opgenomen of op te nemen monopaal 3. In de getoonde uitvoeringsvorm omvat elke steunstructuur 50 twee op afstand 54 geplaatste steundelen 51, waarbij een eerste reeks onderling gekoppelde steundelen 51 zich hoofdzakelijk volgens een lijn uitstrekt die evenwijdig verloopt aan een stuurboordzijde SB van het platform 1, en een tweede reeks onderling gekoppelde steundelen 51 zich hoofdzakelijk volgens een lijn uitstrekt die evenwijdig verloopt aan een bakboordzijde PS van het platform 1. De steundelen zijn verplaatsbaar langs een bull rail 15as die aan de stuurboordzijde SB is verbonden met het dek 10, en een bull rail 15ap die aan de bakboordzijde PS met het dek 10 is verbonden, en langs secundaire railgeleidingen 15bp en 15bs die evenwijdig verlopen met de bull rails 15ap en 15as. De in figuren 2A en 2B getoonde zijaanzichten van een uitvoeringsvorm van de inrichting 5 omvatten een aantal onderling volgens een dwarsscheepse richting 14 parallel verlopende langwerpige steunstructuren 50, die op afstand van elkaar geplaatste onderling gekoppelde steundelen 51 omvatten. De steundelen 51 zijn (direct of indirect) met het dek 10 verbonden, bijvoorbeeld via de in figuren 2A en 2B getoonde railverbinding 15, waarvan in het zijaanzicht enkel een zogenaamde bull rail 15a van het platform 1 zichtbaar is.
Mede onder verwijzing naar figuur 5 (in deze figuur zijn niet alle onderdelen opgenomen) zijn de secundaire railgeleidingen 15bp en 15bs met dwarsverbindingen 150p en 150s vast met het dek 10 van het platform verbonden. De bullrailgeleidingen 15as en 15ap worden verder verbonden met met het dek 10 op hoogte (154p, 154s) verbonden rotatierailgeleidingen 501ds en 501dp. De staanders 53p en 53s en andere delen van de steunstructuren (50a, 50b, 50c, 50d) zijn door middel van verbindingsstangen 151p en 151s met de secundaire railgeleidingen 15bp en 15bs glijdend verbonden. Hiertoe zijn de verbindingsstangen 151p en 151s aan een uiteindevoorzien van secundaire glijschoenen 152p en 152s die over de secundaire railgeleidingen 15bp en 15bs kunnen glijden. De bullrailgeleidingen 15ap en 15as dragen in hoofdzaak verticale krachten over naar het dek 10 van het platform 1, daar waar de secundaire railgeleidingen 15bp en 15bs in hoofdzaak zijn ingericht om, tezamen met de bullrailgeleidingen 15ap en 15bp, transversale krachten op te nemen en door te leiden naar het dek 10. Volgens figuur 5 is de overspannen breedte 101 van de steunstructuren aan stuurboordzijde SB groter dan de overspannen breedte 102 van de steunstructuren aan bakboordzijde PS. Deze grotere breedte 101 is nodig om de momenten op te kunnen vangen die door het aan stuurboordzijde SB opgestelde oprichtgereedschap 8 worden opgewekt tijdens het oprichten van een monopaal 3.
De afstand 100 komt in hoofzaak overeen met de dwarsscheepse breedte. Een steunstructuur 50 omvat een steundeel 51 dat in doorsnede een afgeronde U-vorm heeft. De zijarmen van de U-vorm zorgen voor een horizontale stabilisatie van een erin opgenomen monopaal 3, terwijl een bodemvlak van elk steundeel 51 zorgt voor een verticale stabilisatie van een erin opgenomen monopaal 3. De steundelen 51 zijn opgenomen tussen verticaal georiënteerde staanders 53 die de door de monopalen 3 veroorzaakte krachten in de steundelen 51 doorleiden naar de railgeleiding 15 en verder naar het dek 10 van het jack-up platform 1. Een in figuren 4A en 4B getoonde uitvoeringsvorm van de inrichting betreft aan de bakboordzijde PS van het platform 1 voorziene onderling gekoppelde steundelen (51ap, 51bp, 51cp, 51dp) (figuur 4A) en aan de stuurboordzijde SB van het platform 1 voorziene onderling gekoppelde steundelen (51as, 51bs, 51cs, 51ds) (figuur 4B). Een steundeel (51ap, 51bp, 51cp, 51dp) aan bakboordzijde en een overeenkomstig steundeel (51as, 51bs, 51cs, 51ds) aan stuurboordzijde vormen tezamen een volgens een dwarsscheepse richting 14 verlopende langwerpige steunstructuur (50a, 50b, 50c en 50d). Elke steunstructuur (50a, 50b, 50c en 50d) is (direct of indirect) via de respectievelijke steundelen (51ap, 51bp, 51cp, 51dp) en (51as, 51bs, 51cs, 51ds) met het dek 10 verbonden. In de getoonde uitvoeringsvorm omvat deze verbinding een railverbinding 15.
Elk steundeel 51 heeft in doorsnede een afgeronde U-vorm. De zijarmen van de U-vorm zorgen voor een horizontale stabilisatie van een erin opgenomen monopaal 3, terwijl een bodemvlak van elk steundeel 51 zorgt voor een verticale stabilisatie van een erin opgenomen monopaal 3. De steundelen 51 zijn opgenomen tussen verticaal georiënteerde staanders 53 (53p aan bakboordzijde, 53s aan stuurboordzijde) die de door de monopalen 3 veroorzaakte krachten in de steundelen 51 doorleiden naar de railgeleiding (15a, 15b) en verder naar het dek 10 van het jack-up platform 1. Elk steundeel 51 heeft een steunvlak dat in hoofdzaak is gevormd zoals eenomtreksdeel 31 van een erin opgenomen of op te nemen monopaal 3. De steunvlakken worden gevormd door zadels 511 (511ap, 511bp, 511dp, 511as, 511bs, 511ds), waarvan een aantal zadels 512 (512ap, 512bp, 512dp, 512as, 512bs, 512ds) roteerbaar rond een horizontale as is uitgevoerd.
Dit heeft als voordeel dat monopalen 3 met verschillende diameters kunnen worden opgenomen in de zadels 512. Aan bakboordzijde PS is het middelste steundeel 51cp voorzienvan in hoogte of andere richtingen aanpasbare zadels 513cp.
Volgens figuur 4B is de middelste steunstructuur 50c voorzien van een oprichtgereedschap 8 dat door middel van scharnierverbindingen 82 scharnierend rond een evenwijdig aan eenstuurboordrand SB van het platform 1 verlopende as is verbonden met de betreffende steunstructuur 50c, of althans met steunarmen 83 die met de verticale staanders 53s van de betreffende steunstructuur 50c zijn verbonden.
Het oprichtgereedschap 8 bevat één steundeel 81 dat op dezelfde wijze is uitgevoerd als de andere steundelen 51, en waarin een omtreksdeel van een monopaal 3 kan worden opgenomen.
Zo heeft het steundeel 81 een steunvlak dat inhoofdzaak is gevormd zoals een omtreksdeel 31 van een erin opgenomen of op te nemen monopaal 3. De steunvlakken worden gevormd door zadels 811, waarvan een aantal zadels 812 roteerbaar rond een horizontale as is uitgevoerd.
Het oprichtgereedschap 8 omvat verder een beugeldeel 80 dat in gebruik aangrijpt op een onderuiteinde van een in het hefmiddel opgerichte monopaal 3. Het beugeldeel 80 kan desgewenst telescopisch uitschuifbare zijarmen omvattendie het mogelijk maken om de longitudinale afstand tussen het onderuiteinde en een door het oprichtgereedschap 8 aangegrepen omtreksdeel van een monopaal 3 aan te kunnen passen, waardoor de mogelijkheid wordt geboden om monopalen 3 met verschillende afmetingen op te nemen.
Eventueel kan het oprichtgereedschap 8 tevens een (niet getoond) klemdeel omvatten waarmee een omtreksdeel van een erin opgenomen monopaal 3 klemmend kan wordenopgenomen.
Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding is het oprichtgereedschap 8 ingericht om een in de betreffende steunstructuur 50c opgenomen monopaal 3 in de lengterichting 30 te ondersteunen wanneer deze monopaal 3 is opgehangen aan het hefmiddel 6 en door het hefmiddel 6 wordt opgericht.
Hierbij wordt het oprichtgereedschap 8 in de richting 84 rond de as van de scharnierverbinding 82 geroteerd totdat het vlak van het beugeldeel 80 inhoofdzaak evenwijdig verloopt aan de verticale richting.
De verplaatsingsmiddelen 7 zijn in deze uitvoeringsvorm ingericht om de steunstructuren (50a, 50b, 50c, 50d) gezamenlijk ten opzichte van het dek 10 en evenwijdig aan het dek 10 te verplaatsen over de railgeleidingen (15ap, 15bp, 15as, 15bs). Dit wordt bereikt door desteundelen (51ap, 51bp, 51cp, 51dp) aan bakboordzijde en de overeenkomstige steundelen (51as, 51bs, 51cs, 51ds) aan stuurboordzijde tegelijkertijd te verplaatsen over de railgeleidingen 15ap, 15bp) aan bakboordzijde en de railgeleidingen (15as, 15bs) aan stuurboordzijde.
Hierbijworden in de steunstructuren opgenomen monopalen 3 eveneens getransleerd ten opzichte van het dek 10. De verplaatsingsmiddelen omvatten de met het dek 10 verbonden bull railgeleidingen 15ap en 15as aan stuurboordzijde, en de secundaire railgeleidingen 15bp en 15bs aan bakboordzijde, en verder een aantal hydraulische pistoncilinders 17p en 17s, die op een (niet getoond) hydraulisch circuit zijn aangesloten.
Onder verwijzing naar figuur 7 zijn de pistoncilinders 17 aan een cilinderzijde vast verbondenmet een steunstructuur 50, of althans een steundeel 51 of een staander 53 ervan, en aan een pistonzijde met een glijblok 18. De staander 53 (of een ander onderdeel van de steunstructuur 50) kan met behulp van een vastzetpin 500 op de bull railgeleiding 15a worden vastgezet.
Het glijblok 18 kan met behulp van een pin 180 vast met de bull railgeleiding 15a worden verbonden door de pin 180 aan te brengen in een ter koppeling in de bull railgeleiding 15aaangebrachte vastzetopening 181. Door de cilinderzuiger een uitslag te geven of juist in te trekken kan een steunstructuur 50 over de bull railgeleiding 15a worden bewogen in de richting van de achtersteven 28 van het platform 1, of in de richting van de hijskraan 6. Het gezamenlijk verplaatsen van de steunstructuren (50a, 50b, 50c, 50d) en meer bepaald van de steundelen (51ap, 51bp, 51cp, 51dp) aan bakboordzijde en de overeenkomstige steundelen (51as, 51bs,
51cs, 51ds) aan stuurboordzijde kan als volgt worden uitgevoerd.
Vooreerst worden de vastzetpinnen 500 (500p aan bakboordzijde en 500s aan stuurboordzijde) teruggetrokken zodat de steunstructuren 50 loskomen van de bull railgeleidingen 15ap en 15as.
Vervolgens wordt aan de pistoncilinders 17p en 17s een uitslag gegeven zodat de steunstructuren 50 over de bull railgeleidingen 15p en 15s glijden en worden verplaatst.
Hierbij zijn de glijblokken 18p en 18smet behulp van de pinnen 180p en 180s vast met de bull railgeleiding 15a verbonden.
Tijdens het verplaatsen van de steunstructuren 50 dragen de pinnen 180p en 180s de horizontale krachten over van de glijblokken 18p en 18s naar een bovenflens van de bullrailgeleidingen 15ap en 15as.
Verticale krachten worden opgenomen door aan de glijblokken 18p en 18s voorziene zijklemmen 182p en 182s die rond de bovenflens van de bull railgeleiding 15aaangrijpen.
Vervolgens worden de vastzetpinnen 500p en 500s uitgedrukt zodat de steunstructuren 50 worden vastgezet op de bull railgeleidingen 15ap en 15as.
De pistoncilinders 17p en 17s worden vervolgens weer ingetrokken waardoor de glijblokken 18p en 18s over de bull railgeleidingen 15p en 15s glijden en worden verplaatst in de richting van de steunstructuren 50. Tot slot worden de glijblokken 18p en 18s met behulp van de pinnen 180pen 180s vast met de bull railgeleiding 15a verbonden door de pinnen 180p en 180s in de in de bull railgeleidingen 15ap en 15as aangebrachte vastzetopeningen 181 aan te brengen.
Het bovenbeschreven verplaatsingsproces kan een aantal malen herhaald worden.
In figuren 4A en 4B bevinden de cilinderzuigers 17p en 17s zich in ingetrokken toestand waarbij de steunstructuren 50p en 50s zich in een positie bevinden die zoveel mogelijk is verwijderd van de achtersteven 28 van het platform 1, of, alternatief, zo veel mogelijk is verwijderd van het hefmiddel 6. Door de pistoncilinders 17p een aantal malen een uitslag te geven, zoals hierboven beschreven, worden, onder verwijzing naar figuur 4A, de steundelen (51ap, 51bp, 51cp, 51dp) naar rechts in de richting van de achtersteven 28 en het (niet getoonde) hefmiddel 6 opgeschoven. Door tegelijkertijd de pistoncilinders 17s een aantal malen een uitslag te geven, zoals hierboven beschreven, worden, onder verwijzing naar figuur 4B, de steundelen (51as, 51bs, 51cs, 51ds) naar links in de richting van de achtersteven 28 en het (niet getoonde) hefmiddel 6 opgeschoven. Om aan de zijde van de steunstructuren (50a, 50b, 50c, 50d) die zich het dichts bij het hefmiddel 6 bevindt (of de achtersteven 28) ruimte vrij te maken zijn in deze uitvoeringsvorm de steundelen 51dp en 51ds roteerbaar in de richtingen van de pijlen 56p en 56s rond horizontale assen 58p en 58s. De weggeroteerde steundelen 51dp en 51ds nemen zo minder plaats in in de bewegingsrichting 16, waardoor een volgende steunstructuur 50, in casu de steunstructuren 51cp en 51cs, en het oprichtgereedschap 8, dichter bij het hefmiddel 6, en binnen het bereik ervan, kunnen worden gebracht. Rotatie rond de assen 58p en 58s zorgt ervoor dat de ingenomen breedte 59 van de dichtstbij het hefmiddel 6 gelegen steundelen 51dp en 51ds in de bewegingsrichting 16 wordt gereduceerd tot een kleinere ingenomen breedte 59a (zie figuur 2B). Figuur 6 toont ene detailzicht van een roteerbaar steundeel 51ds. Het steundeel 51ds is middels een penverbinding 500ds vastgezet op de bull railgeleiding 15as. Door deze penverbinding 500ds te ontkoppelen kan het steundeel 51ds rond een verticale as 58s worden geroteerd in de richting 56s. Hierbij steunt het steundeel 51s op een rotatierailgeleiding 501ds, die met het dek 10 is verbonden. In de weggeroteerde stand van het steundeel 51ds wordt deze op de rotatierailgeleiding 501ds vastgezet met behulp van een penverbinding 502ds. De rotatie wordt geactiveerd door een pistoncilinder 503ds die met een cilinderdeel vast is verbonden met het dek 10, en aan een pistonzijde met het steundeel 51ds. Door intrekken van de piston zal het steundeel 51ds in de richting 56s roteren. Bij een uitslag van de piston wordt het steundeel 51ds weer in de richting van de bull railgeleiding 15as geroteerd totdat zij hieraan evenwijdig verloopt.
Onder verwijzing naar figuren 8 tot en met 13B wordt een uitvoeringsvorm van de inrichting getoond waarbij de verplaatsingsmiddelen een met het dek 10 verbonden secundairerailgeleiding 15b omvatten die door stangen 150 op een afstand 154 van het dek 10 wordt gehouden. Een verbindingsstang 151 is aan een uiteinde via een lijfplaat 155 (die wordt ondersteund door de verbindingsstang 151 en de stangen 150) voorzien van een secundaire glijschoen 152 die over de secundaire railgeleiding 15b kan glijden. Zoals is aangegeven in figuren 9 en 10 omvat een glijschoen 152 twee glijschoendelen (1524, 152b) die zich aan weerszijden van de railgeleiding 15b uitstrekken en die verbonden zijn met een centraal glijschoendeel 152c. Elk glijschoendeel is onder tussenkomst van een hydraulische verbinding in de vorm van een pistoncilinder 156 (156-1, 156-3) via de lijfplaat 155 en de verbindingsstang 151 met de steunstructuur 50 verbonden in een loodrecht op de glijrichting 16 verlopende richting. Elke cilinder 156 is daartoe aangebracht op een U-vormig profiel 157 dat op de lijfplaat 155 is gelast. Op het centrale glijschoendeel 152c gelaste nokken 152d omvatten een bovenrand van de railgeleiding 15b aan weerszijden en houden daardoor de glijschoen 152 op de railgeleiding 15b. Van de pistoncilinders (156-1,156-3) is een eerste 156-1 aan een zijde verbonden met de steunstructuur 50 en aan een andere zijde met een eerste glijschoendeel 152a van de glijschoen 152, terwijl een tweede pistoncilinder 156-3 aan een zijde is verbonden met de steunstructuur 50 en aan een andere zijde met het tweede glijschoendeel 152b van de glijschoen 152. Hierbij bevindt het tweede glijschoendeel 152b zich aan een andere zijde van de railgeleiding 15b dan het eerste glijschoendeel 152a.
De hydraulische verbinding (152, 156) tussen de steunstructuur 50 en de secundaire railgeleiding 15b is opgenomen in een hydraulisch circuit 40 dat schematisch is weergegeven in figuur 11. Het hydraulisch circuit 40 wordt gevoed via een hydraulische toevoerleiding 41, die op druk kan worden gebracht door een hydraulisch aggregaat of powerpack 42. Via de retourleiding 43 kan de in het hydraulische circuit 40 aanwezige olie terugvloeien naar het aggregaat 42.
De positionering en de geleiding van de steunstructuren 50 wordt verkregen met behulp van in totaal 12 pistoncilinders 156 die aangrijpen op een aan stuurboord met het dek verbonden secundaire railgeleiding 15bs, en 12 pistoncilinders 156 die aangrijpen op een aan bakboord met het dek verbonden secundaire railgeleiding 15bp. In figuur 11 is geen onderscheid gemaakt tussen een bakboord- en een stuurboordrailgeleiding 15b. Elke hydraulische verbinding omvat in de getoonde uitvoeringsvorm 4 hydraulische pistoncilinders 156 waarvan er twee (156-1, 156-2) zijn opgesteld aan éne zijde van de railgeleiding 15b, en waarvan er twee andere (156-3, 156-4) aan de andere zijde van de railgeleiding 15b zijn opgesteld (zie ook figuur 12).
Desgewenst kunnen de pistoncilinders 156-1 en 156-3 zijn voorzien van een lengte-uitlezing 158 (158-1, 158-3) van de plunjer van de betreffende pistoncilinder 156. Opgemerkt wordt dat een dergelijke lengte-uitlezing wordt voorzien in de aan beide uiteinden van de railgeleidingaanwezige hydraulische verbindingen (zie figuur 11). De lengte-uitlezingen158 aan beide uiteinden van de railgeleiding 15b laten toe informatie te verkrijgen over hoe de steunstructuren 50 gepositioneerd zijn op de secundaire railgeleidingen 15b en de bull-railgeleidingen 15a.
Deze informatie kan vervolgens worden gebruikt om de steunstructuren 50 bij een eventuele scheve opstelling ten opzichte van de railgeleidingen15 opnieuw correct te positioneren op derailgeleidingen 15. De aansturing van de piston cilinders 156 wordt in de getoonde uitvoeringsvorm gecontroleerd door een aantal manifolds 44. Hierbij kunnen de twee uiterste hydraulische verbindingen iederdoor twee 2 manifolds worden aangestuurd, terwijl een middelste hydraulische verbinding slechts door één manifold wordt aangestuurd.
De twee manifolds 44 sturen hierbij de pistoncilinders 156 aan één zijde van de railgeleiding 15b aan.
Zo stuurt de manifold 44-1 de pistoncilinders 156-3 en 156-4 aan, terwijl de manifold 44-2 de pistoncilinders 156-1 en 156-2 aanstuurt.
Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat wanneer de steunstructuur 50 slecht isgepositioneerd op de railgeleiding 15, de pistoncilinders 156 van de twee uiterste hydraulische verbindingen aan slechts één zijde van de geleidingsrail 15b bekrachtigd dienen te worden.
Onder verwijzing naar figuur 13 wordt de werking van de manifolds 44 toegelicht.
In een in figuur 13A getoonde onbekrachtigde toestand wordt geen olie onder druk via de toevoerleiding
41 naar de cilinderzijde van de pistoncilinders 156 gestuurd.
In deze situatie kan een pistoncilinder 156 vrij in- en uitbewegen waarbij olie via de retourleiding 43 wordt teruggestort in de richting van het aggregaat 42. In deze stand van de manifolds 44 volgt elke glijschoen 152 met tegendruk de railgeleiding 15b.
In een in figuur 13B getoonde bekrachtigde toestand wordt olie onder druk via de toevoerleiding 41 naar de cilinderzijde van de pistoncilinders 156gestuurd.
In deze situatie wordt de plunjer van een pistoncilinder 156 met relatief grote druk tegen een wanddeel 152b van een glijschoen 152 gedrukt waardoor de betreffende glijschoen 152 wordt vastgezet op de railgeleiding 15b.
Na een dergelijk hydraulisch vastzetten worden de glijschoenen 152 ook nog mechanisch gezekerd ten behoeve van transport.
Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door op de pistoncilinders 156 (156-1, 156-2, 156-3, ...) voorziene klemringen 153
(153-1, 153-2, 153-3, ....) met schroefdraad tegen de cilinderbehuizing aan te schroeven waardoor de piston van de betreffende pistoncilinder 156 wordt vastgezet.
De piston is voor het klemmen eveneens voorzien van schroefdraad die samenwerkt met de schroefdraad van de klemringen 153. Bij voorkeur geldt dit voor alle glijschoenen 152. Deze toestand is bijvoorbeeld aangewezen tijdens het transport van in de steunstructuren 50 opgenomen monopalen 3. Verderwordt nog opgemerkt dat het voor het losmaken van de glijschoenen 152 (en van de klemringen 153) handig kan zijn de hydraulische druk op de pistons van de pistoncilinders 56 boven de werkdruk te brengen.
Om te vermijden dat de steunstructuren 50 komen vast te zitten op de bullrailgeleiding 154 zijn glijschoenen die op de bullrail 154 aangrijpen dusdanig ruim uitgevoerd dat zij met speling over de bullrailgeleiding 15a kunnen glijden tijdens het verplaatsen van de steunstructuren 50. De uitvinding is niet beperkt tot de bovenbeschreven uitvoeringsvoorbeelden doch vele varianten hiervan zijn mogelijk binnen de beschermingsomvang van de aangehechte conclusies.

Claims (11)

CONCLUSIES
1. Inrichting voor het op een dek van een vaartuig ondersteunen van een langwerpig object, omvattende een steunstructuur waarin het object liggend kan worden opgenomen, en verplaatsingsmiddelen ingericht om de steunstructuur in een evenwijdig aan het dek verlopend vlak te verplaatsen, waarbij de verplaatsingsmiddelen een met het dek verbonden railgeleiding omvatten waarover glijschoenen van de steunstructuur glijden in een glijrichting, waarbij glijschoendelen zich aan weerszijden van de railgeleiding uitstrekken en waarbij elk glijschoendeel onder tussenkomst van een hydraulische en/of pneumatische verbinding met de steunstructuur is verbonden in een loodrecht op de glijrichting verlopende richting.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de verbinding tussen een glijschoen en de steunstructuur een hydraulische verbinding omvat.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de verbinding tussen een glijschoen en de steunstructuur een pistoncilinder omvat die aan een zijde is verbonden met de steunstructuur en aan een andere zijde met de glijschoendelen van de glijschoen.
4, Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de verbinding tussen een glijschoen en de steunstructuur twee pistoncilinders omvat waarvan een eerste aan een zijde is verbonden met de steunstructuur en aan een andere zijde met een eerste glijschoendeel van de glijschoen, en de tweede aan een zijde is verbonden met de steunstructuur en aan een andere zijde met een tweede glijschoendeel van de glijschoen, welk tweede glijschoendeel zich aan een andere zijde van de railgeleiding bevindt dan het eerste glijschoendeel.
5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarin de hydraulische en/of pneumatische verbinding is opgenomen in een hydraulisch en/of pneumatisch circuit dat dusdanig is ingericht dat deze een glijschoen onder tegendruk kan laten meebewegen met de railgeleiding.
6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarin de hydraulische en/of pneumatische verbinding is opgenomen in een hydraulisch en/of pneumatisch circuit dat dusdanig is ingericht dat deze een glijschoen kan vastzetten op de railgeleiding.
7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de railgeleiding een bullrailgeleiding omvat en een secundaire railgeleiding, en de glijschoenen van de steunstructuur over de secundaire railgeleiding glijden in de glijrichting tijdens het verplaatsen.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij bullrail glijschoenen van de steunstructuur met speling over de bullrailgeleiding glijden tijdens het verplaatsen.
9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, omvattende een aantal onderling parallel verlopende langwerpige steunstructuren, die elk twee, in een lengterichting van elke steunstructuur op afstand van elkaar geplaatste en door middel van een railgeleiding met het dek verbonden, steundelen voor omtreksdelen van een object omvatten, en waarin de verplaatsingsmiddelen zijn ingericht om een aantal gekoppelde steundelen van steunstructuren gezamenlijk te verplaatsen.
10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende een hefmiddel voor het opnemen van een object, waarin de verplaatsingsmiddelen zijn ingericht om het in een steunstructuur opgenomen object te verplaatsen in de richting van het hefmiddel.
11. Werkwijze voor het op een dek van een vaartuig ondersteunen van een langwerpig object in liggende toestand, omvattende de stappen van het liggend opnemen van het object in een steunstructuur, en het in een evenwijdig aan het dek verlopend vlak verplaatsen van de steunstructuur door glijschoenen van de steunstructuur over een met het dek verbonden railgeleiding te laten glijden in een glijrichting, waarbij glijschoendelen zich aan weerszijden van de railgeleiding uitstrekken, en waarbij elk glijschoendeel onder tussenkomst van een hydraulische en/of pneumatische verbinding met de steunstructuur is verbonden in een loodrecht op de glijrichting verlopende richting.
BE20185921A 2018-12-20 2018-12-20 Inrichting voor het ondersteunen van een langwerpig object op een vaartuigdek BE1026894B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20185921A BE1026894B1 (nl) 2018-12-20 2018-12-20 Inrichting voor het ondersteunen van een langwerpig object op een vaartuigdek
EP19217090.0A EP3670318A1 (en) 2018-12-20 2019-12-17 Device for supporting an elongate object on a vessel deck

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20185921A BE1026894B1 (nl) 2018-12-20 2018-12-20 Inrichting voor het ondersteunen van een langwerpig object op een vaartuigdek

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1026894A1 BE1026894A1 (nl) 2020-07-14
BE1026894B1 true BE1026894B1 (nl) 2020-07-22

Family

ID=65041506

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20185921A BE1026894B1 (nl) 2018-12-20 2018-12-20 Inrichting voor het ondersteunen van een langwerpig object op een vaartuigdek

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3670318A1 (nl)
BE (1) BE1026894B1 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN112298462B (zh) * 2020-10-28 2022-06-24 上海东鼎钢结构有限公司 一种适用于集装箱船的绑扎桥组合立柱
NO20201444A1 (en) 2020-12-30 2022-07-01 Macgregor Norway As Displacement of a horizontal pile
CN113120170B (zh) * 2021-04-02 2021-12-14 中国水电四局(酒泉)新能源装备有限公司 一种风力发电导管基础塔架海上运输固定装置
NO347375B1 (en) 2022-06-17 2023-10-02 Macgregor Norway As A pile support device for supporting an elongated pile and a method thereof

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2014158025A1 (en) * 2013-03-28 2014-10-02 Ihc Holland Ie B.V. Skidding system for an offshore installation or vessel
CN104309768B (zh) * 2014-08-13 2016-08-24 浙江欧华船舶机械有限公司 一种带有活动甲板定位导轨装置的多用途船
US20170152833A1 (en) * 2015-11-30 2017-06-01 Utc Overseas, Inc. Modular Systems and Methods for Transporting Tower Assembly of Wind Turbine
CN108843519A (zh) * 2018-06-28 2018-11-20 江苏金风科技有限公司 叶片运输支架

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US8926224B2 (en) 2013-03-15 2015-01-06 Offshore Technology Development Multi-direction direct cantilever skidding system

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2014158025A1 (en) * 2013-03-28 2014-10-02 Ihc Holland Ie B.V. Skidding system for an offshore installation or vessel
CN104309768B (zh) * 2014-08-13 2016-08-24 浙江欧华船舶机械有限公司 一种带有活动甲板定位导轨装置的多用途船
US20170152833A1 (en) * 2015-11-30 2017-06-01 Utc Overseas, Inc. Modular Systems and Methods for Transporting Tower Assembly of Wind Turbine
CN108843519A (zh) * 2018-06-28 2018-11-20 江苏金风科技有限公司 叶片运输支架

Also Published As

Publication number Publication date
BE1026894A1 (nl) 2020-07-14
EP3670318A1 (en) 2020-06-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1026894B1 (nl) Inrichting voor het ondersteunen van een langwerpig object op een vaartuigdek
BE1026895B1 (nl) Inrichting voor het vanaf een dek van een vaartuig met een hefmiddel oprichten van een langwerpig element
US9334668B2 (en) Modular drilling rig system
NL2017468B1 (en) Crane, vessel comprising such a crane, and a method for up-ending a longitudinal structure
EP3826952B1 (en) Device and method for upending a tubular element with a longitudinal direction at an outer end
US9889908B2 (en) Skidding system for an offshore installation or vessel
DK179308B1 (en) Handling of cargoes in an offshore environment
US10106946B2 (en) Pile upending system
BG99190A (bg) Устройство за почти вертикално поставяне на тръбопровод
US11530117B2 (en) Tank car lifting apparatus
EP3650686B1 (en) Device for supporting a number of elongate elements in lying position on a deck of a vessel
NL2011985C2 (en) Saddle and hook system.
NL1023142C1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het plaatsen dan wel verwijderen van een object op een in open water aangebrachte fundatie.
JP2958868B2 (ja) チェーンの捲き上げ装置
CN113795642A (zh) 用于将塔架或塔架段从非竖立位置枢转至竖立位置的工具布置结构
NL2028124B1 (en) installation vessel
EP2362021A1 (en) A turning arrangement for turning an elongated element, method and uses of the turning arrangement
KR101905454B1 (ko) 승강식 부선의 플랫폼 고정용 엘리베이팅을 위한 홀딩장치
NL1007757C1 (nl) Methode van hijsen, heffen en verplaatsen van extreem lange en zware konstrukties.
NL1037983C2 (nl) Stabiel transport en afzetmethodiek om fundaties e.d. in zee te plaatsen.
NL1040731A (nl) Werkwijze en constructies voor het plaatsen van een verlengdeel op een hefeilandpoot

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20200722