BE1026588B1 - Elastisch gemaakt absorberend artikel - Google Patents

Elastisch gemaakt absorberend artikel Download PDF

Info

Publication number
BE1026588B1
BE1026588B1 BE20195587A BE201905587A BE1026588B1 BE 1026588 B1 BE1026588 B1 BE 1026588B1 BE 20195587 A BE20195587 A BE 20195587A BE 201905587 A BE201905587 A BE 201905587A BE 1026588 B1 BE1026588 B1 BE 1026588B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
waist
region
elastic
absorbent article
longitudinal axis
Prior art date
Application number
BE20195587A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1026588A1 (nl
Inventor
Dries Cobbaert
Sande Nathalie Van
Original Assignee
Ontex Bvba
Ontex Group Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=63491487&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=BE1026588(B1) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Ontex Bvba, Ontex Group Nv filed Critical Ontex Bvba
Publication of BE1026588A1 publication Critical patent/BE1026588A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1026588B1 publication Critical patent/BE1026588B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F13/00Bandages or dressings; Absorbent pads
    • A61F13/15Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators
    • A61F13/45Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators characterised by the shape
    • A61F13/49Absorbent articles specially adapted to be worn around the waist, e.g. diapers
    • A61F13/49007Form-fitting, self-adjusting disposable diapers
    • A61F13/49009Form-fitting, self-adjusting disposable diapers with elastic means
    • A61F13/49011Form-fitting, self-adjusting disposable diapers with elastic means the elastic means is located at the waist region
    • A61F13/49012Form-fitting, self-adjusting disposable diapers with elastic means the elastic means is located at the waist region the elastic means being elastic panels
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F13/00Bandages or dressings; Absorbent pads
    • A61F13/15Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators
    • A61F13/45Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators characterised by the shape
    • A61F13/49Absorbent articles specially adapted to be worn around the waist, e.g. diapers
    • A61F13/49001Absorbent articles specially adapted to be worn around the waist, e.g. diapers having preferential bending zones, e.g. fold lines or grooves
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F13/00Bandages or dressings; Absorbent pads
    • A61F13/15Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators
    • A61F13/45Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators characterised by the shape
    • A61F13/49Absorbent articles specially adapted to be worn around the waist, e.g. diapers
    • A61F13/496Absorbent articles specially adapted to be worn around the waist, e.g. diapers in the form of pants or briefs
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F13/00Bandages or dressings; Absorbent pads
    • A61F13/15Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators
    • A61F13/45Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators characterised by the shape
    • A61F2013/4512Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators characterised by the shape folded in special shape during use
    • A61F2013/4543Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators characterised by the shape folded in special shape during use with a special transverse section
    • A61F2013/4562Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators characterised by the shape folded in special shape during use with a special transverse section cup-shaped

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Epidemiology (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Vascular Medicine (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Absorbent Articles And Supports Therefor (AREA)
  • Orthopedics, Nursing, And Contraception (AREA)

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een absorberend artikel (1) bij voorkeur een op een broek lijkende incontinentieluier, omvattende een chassis (2), een voorste taillegebied (3), een achterste taillegebied (4) en een kruisgebied (5) dat zich uitstrekt tussen de voorste en achterste taillegebieden (3,4); waarbij de voorste en achterste taillegebieden (3, 4) met elkaar kunnen worden verbonden, en waarbij, wanneer deze zijn samengevoegd, een tailleopening wordt gevormd en een paar beenopeningen worden gevormd door een of meer kruis-been-omtrekranden (17, 17') en voorste en achterste taille-been-omtrekranden (18, 18', 19, 19'), en waarbij eerste en tweede voorste taille-been-omtrekranden (18, 18') zich uitstrekken vanaf een eerste positie (20, 20') die proximaal ligt van het kruisgebied (5) naar een tweede positie (21, 21') die distaal daarvan ligt en proximaal van een zijrand (15, 15') van het voorste taillegebied (3), waarbij de en tweede voorste taille-been-omtrekranden (18, 18') tegenover elkaar vanaf de lengteas zijn geplaatst. Deze wordt gekenmerkt doordat de afstand D zich evenwijdig aan de longitudinale as (Y-Y) uitstrekt tussen het voorste taille-einde (13) en een vijfde positie (22, 22') langs de eerste en tweede voorste taille-been-omtrekranden (18, 18') die zich het dichtst bevindt bij het voorste taille-einde (13), kleiner is dan de lengte L van een voorste taille-zijrand (15, 15') die zich evenwijdig uitstrekt aan de lengteas (Y-Y).

Description

BE2019/5587 ELASTISCH GEMAAKT ABSORBEREND ARTIKEL
TECHNISCH GEBIED
De uitvinding heeft betrekking op het technisch gebied van absorberende hygiëneproducten. De onderhavige uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een absorberend artikel voor het absorberen van lichaamsfluïda en afscheiding, zoals urine en fecaal materiaal. Meer in het bijzonder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op absorberende kleding, zoals wegwerpbare incontinentiebroekjes, die geconfigureerd zijn om fecaal materiaal op te vangen en vast te houden en doorlekken te voorkomen.
ACHTERGROND
Absorberende artikelen met een begrensde kern en chassisgebieden moeten een comfortabele pasvorm hebben rond de drager. Met name voor absorberende hygiëneartikelen in de vorm van broekjes, zoals luierbroekjes, verbandbroekjes en incontinentiebroekjes, is het tevens wenselijk dat de artikelen omhoog en omlaag over de heupen van de drager getrokken kunnen worden, zodat de drager of verzorger het artikel eenvoudig kan aantrekken of uittrekken als het vies is. Het is bekend dat dergelijke absorberende broekjes worden vervaardigd met elastisch gemaakte, rekbare zijdelen en een taillegedeelte, die doorgaans elastische organen, zoals elastiekbanden, omvatten, die samentrekbaar worden vastgemaakt tussen de achterlaag en de bovenlaag.
Het is voorts bekend dat delen van het chassis van absorberende artikelen van een elastisch materiaal, zoals elastisch gebonden laminaten, worden vervaardigd. Dergelijke laminaten kunnen een laag smeltgeblazen elastomeervezels bevatten die uitgerekt zijn en tussen de buitenlagen van spingebonden banen zijn aangebracht.
Amerikaans octrooi met nummer 6.552.245 maakt een uitrekbare buitenlaag voor een absorberend artikel bekend, die voorziet in een zekere permanente vervorming wanneer deze wordt onderworpen aan een trekkracht. De uitrekbare buitenlaag omvat een vernauwd laminaat in de vorm van één laag van een vernauwde niet-elastische film en één laag van een elastische film. De films kunnen ademend zijn.
WO 03/047488 maakt een elastisch laminaat bekend dat een elastische film omvat die op tegenover elkaar liggende zijden verbonden is aan een eerste en tweede inelastische vezellaag. Het laminaat wordt vervaardigd door de inelastische vezellagen te verbinden met de elastische filmlaag en het samengestelde materiaal vervolgens uit te rekken, waardoor de inelastische materialen breken. Het elastische filmmateriaal kan een ademend materiaal zijn. Het laminaat kan worden opgenomen in een absorberend artikel.
BE2019/5587 US 2004/0243086 maakt een wegwerpbare, op een broek lijkend stuk ondergoed bekend met een rekbaar voor- en achterdeel, die bijvoorbeeld zijn vervaardigd van een elastisch laminaat. Een absorberend samenstel is aan het voor- en achterdeel vastgezet.
Verdere voorbeelden van absorberende artikelen die gedeeltelijk zijn vervaardigd van elastische laminaten zijn te vinden in Amerikaans octrooi met nummer 6.476.289 en JP 10043235.
Amerikaans octrooi met nummer 7.785.307 erkende dat het voor een goede pasvorm, een verbeterd comfort en een betere bescherming tegen doorlekken belangrijk is dat de afmetingen van absorberende artikelen aansluiten bij de relatieve afmetingen van de drager. De relatieve afmetingen van het artikel zijn eveneens belangrijk, zodat de onderdelen of gebieden van het artikel niet overmatig groot of klein zijn in verhouding tot elkaar. De totale afmetingen van het artikel en de relatieve afmetingen van de onderdelen daarvan kunnen tevens aangepast worden, teneinde een artikel met een meer op een broek lijkend uiterlijk te verkrijgen. De bekendgemaakte artikelen omvatten derhalve elastisch gemaakte tailleggedeelten en de geometrische vorm van de voor- en achtergebieden van het artikel is zodanig dat het oppervlaktegebied van de voorste helft van het artikel kleiner is dan (dat wil zeggen 80-90% van het oppervlaktegebied) het oppervlaktegebied van de achterste helft van het artikel.
Europese octrooiaanvraag EP17159249.6 dat is ingediend op 3 maart 2017 beschrijft dat voor het begrenzen van plooivorming en het daarmee zorgen voor een goede pasvorm en beveiliging tegen lekkage, het belangrijk is dat een eerste elastisch gemaakt oppervlak tussen het kruisgebied en het voorste gedeelte voldoende klein is in vergelijking met een tweede elastisch gemaakt oppervlaktegebied tussen het kruisgebied en het achterste gedeelte.
Niettemin is de verbetering die wordt aangebracht door dit document in hoofdzaak gericht op de achterzijde van het absorberende artikel en bestaat er nog steeds behoefte aan de verbetering van de eigenschappen van absorberende artikelen die een uit een elastische baan bestaand materiaal omvatten zoals een elastisch laminaat, in het bijzonder de pasvorm hiervan in het voorste deel van het artikel, in het bijzonder in het gebied van het artikel dat zal worden gedragen nabij het kruisgebied van de drager, teneinde plooivorming te begrenzen ter hoogte van dit specifieke gebied, teneinde het uiterlijk en gevoel van standaardondergoed beter te benaderen en tegelijkertijd een uitstekende bescherming tegen doorlekken te bieden.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De onderhavige uitvinding voorziet in een absorberend hygiëneproduct dat geschikt is om gedragen te worden rond het onderlijf van een drager, zoals een wegwerpbare incontinentiebroek voor volwassenen, volgens conclusie 1.
BE2019/5587 In een opzicht omvat de onderhavige uitvinding voorts één of meer zijbarrières die zich uitstrekken langs het kruisgebied en bij voorkeur één of meer beenboorden omvatten en één of meer daarmee verbonden elastieken, waarbij die barrières zijn aangebracht om voorts tijdens het dragen van het absorberende artikel te hechten aan een deel van de benen van een persoon. Het absorberende artikel omvat bij voorkeur ten minste twee van dergelijke barrières die in tegenovergestelde richtingen proximaal van de zijranden van het kruisgebied zijn geplaatst, waarbij de lengteas zich daartussen uitstrekt. De barrières zijn bij voorkeur aangebracht om te voorzien in een spanning over de lengte van het kruisgebied, in een richting die hoofdzakelijk evenwijdig loopt aan de lengteas.
Het product van de onderhavige uitvinding verhelpt de problemen van producten volgens de stand der techniek, omdat het niet alleen een betere pasvorm biedt die nauw aansluit aan het lichaam, in het bijzonder in het gebied van het artikel dat zal worden gedragen in de buurt van het kruisgebied van de drager, maar voorts verrassend genoeg het risico op doorlekken verkleint en tegelijkertijd de drager de noodzakelijke bewegingsvrijheid en een op ondergoed gelijkend gevoel biedt.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
Fig. 1 is een schematisch bovenaanzicht van een niet-samengesteld en volledig uitgerekt artikel volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Fig. 2 is een schematisch bovenaanzicht van een niet-samengesteld en volledig uitgerekt artikel volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Fig. 3 is een vooraanzicht van een artikel volgens de uitvinding, geplaatst op een etalagepop.
Fig. 4 is een vooraanzicht van een artikel dat niet in overeenstemming is met de uitvinding, dat is geplaatst op een etalagepop.
UITGEBREIDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING
Tenzij anders aangegeven, hebben alle termen die in de beschrijving van de uitvinding worden gebruikt, waaronder begrepen technische en wetenschappelijke termen, de betekenis die daaraan wordt toegekend door iemand met normale bekwaamheid in de techniek waartoe deze uitvinding behoort. Voor nadere ondersteuning worden hierin definities opgenomen om de uitleg van de onderhavige uitvinding beter te kunnen begrijpen.
Zoals in deze beschrijving gebruikt, hebben de volgende termen de volgende betekenis:
“Een”, “de” en “het”, zoals hierin gebruikt, verwijzen naar zowel het enkelvoud als het meervoud, tenzij uit de context duidelijk anders blijkt. Bij wijze van voorbeeld verwijst “een compartiment” naar één of meerdere compartimenten.
BE2019/5587 “Ongeveer”, zoals hierin gebruikt en verwijzend naar een meetbare waarde zoals een parameter, hoeveelheid, tijdsduur en dergelijke, omvat variaties van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, volgens een grotere voorkeur +/-5% of minder, volgens een nog grotere voorkeur +/-1% of minder en volgens een nog grotere voorkeur +/-0,1% of minder van de aangegeven waarden, voor zover dergelijke variaties toepasselijk zijn om werkzaam te zijn in de beschreven uitvinding. Het dient echter begrepen te worden dat de waarde waarnaar “ongeveer” verwijst, op zichzelf eveneens specifiek wordt aangegeven.
“Omvatten”, “omvattende” en “omvat”, zoals hierin gebruikt, zijn synoniem met “bevatten”, “bevattende” of “bevat” en zijn inclusieve of niet-afgebakende termen die de aanwezigheid beschrijven van wat er volgt, bijv. een onderdeel, en die de aanwezigheid niet uitsluiten van aanvullende, niet-opgenoemde onderdelen, eigenschappen, elementen, organen of stappen die bekend zijn in de techniek of daarin beschreven zijn.
Het begrip “% per gewicht” (gewichtsprocent), hier en in de gehele beschrijving, tenzij anders aangegeven, verwijst naar het relatieve gewicht van het desbetreffende onderdeel op basis van het totale gewicht van de formulering.
De aanduiding van een numeriek bereik door middel van eindpunten bevat alle getallen en breuken binnen dat bereik alsmede de genoemde eindpunten.
“Absorberend artikel” verwijst naar inrichtingen die vloeistof opnemen en vasthouden en meer specifiek verwijst het naar inrichtingen die tegen of in de nabijheid van het lichaam van de drager zijn geplaatst om de verschillende afscheidingen die uit het lichaam vloeien op te nemen en vast te houden. Tot de absorberende artikelen horen, maar deze zijn niet beperkt tot luiers, incontinentiebroekjes voor volwassenen, zindelijkheidsbroekjes, overbroekjes en inlegluiers, maandverband en dergelijke, alsmede operatieverband en tampons. Absorberende artikelen omvatten bij voorkeur een lengteas en een dwarsas die haaks op de lengteas staat. De lengteas wordt hierbij conventioneel gekozen in de richting van voor naar achteren van het artikel wanneer dit gedragen wordt en de dwarsas wordt conventioneel gekozen in de richting van links naar rechts van het artikel wanneer het gedragen wordt. Wegwerpbare absorberende artikelen kunnen een vloeistofdoorlatende bovenlaag bevatten, een achterlaag die verbonden is met de bovenlaag en een absorberende kern die tussen de bovenlaag en de achterlaag is geplaatst en wordt vastgehouden. De bovenlaag laat in werking vloeistoffen door die door het absorberende artikel vastgehouden en opgeslagen moeten worden en de achterlaag kan wel of niet in hoofdzaak ondoorlatend of anderszins in werking ondoordringbaar zijn voor de bedoelde vloeistoffen. Het absorberende artikel kan tevens overige onderdelen bevatten, zoals vloeistofafvoerende lagen, vloeistofopneemlagen, vloeistofverspreidingslagen, overdrachtslagen, barrièrelagen, wikkellagen en dergelijke, alsmede combinaties daarvan. Wegwerpbare absorberende artikelen en de onderdelen daarvan kunnen voorzien in een naar het lichaam gericht oppervlak en een naar de kleding gericht oppervlak.
BE2019/5587 Een absorberend incontinentieproduct, zoals een luier, omvat een voorste taillebandgebied, een achterste taillebandgebied, een tussenliggend kruisgebied dat het voorste en achterste taillebandgebied met elkaar verbindt. Een verwijzing in deze beschrijving naar een “voorste” deel verwijst naar dat deel van de luier dat zich doorgaans in gebruik aan de voorzijde van een incontinent persoon bevindt. Een verwijzing naar het “achterste” deel verwijst naar het deel van de luier dat zich in gebruik doorgaans aan de achterzijde van de incontinente persoon bevindt en een verwijzing naar het “kruis”-deel verwijst naar dat deel dat zich in gebruik doorgaans tussen de benen van een incontinent persoon bevindt. Het kruisgebied is een gebied waar herhaaldelijke fluïdumstromen zich plegen voor te doen.
Een luier omvat bij voorkeur een vloeistofdoorlatende “bovenlaag”, een niet-vloeistofdoorlatende “achterlaag” en een “absorberend medium” dat tussen de bovenlaag en de achterlaag is geplaatst. De bovenlaag, achterlaag en het absorberende medium kunnen vervaardigd zijn van elk geschikt materiaal dat bij de vakman bekend is. De bovenlaag bevindt zich doorgaans op of nabij het oppervlak van het artikel dat naar het lichaam is gericht, terwijl de achterlaag zich doorgaans op of nabij het oppervlak van het artikel bevindt dat naar de kleding is gericht. Optioneel kan het artikel één of meer afzonderlijke lagen omvatten in aanvulling op de achterlaag die tussen de achterlaag en het absorberende medium zijn geplaatst. De bovenlaag en achterlaag zijn met elkaar verbonden of staan op een andere werkbare wijze met elkaar in verbinding.
Het “absorberende medium” of de “absorberende kern” of het “absorberende lichaam” is de absorberende constructie die tussen de bovenlaag en de achterlaag van het absorberende artikel is geplaatst in ten minste het kruisgebied van het absorberende artikel en in staat is om vloeibare lichaamsafscheiding op te nemen en vast te houden. Het formaat en het absorptievermogen van het absorberende medium moeten verenigbaar zijn met de grootte van de beoogde drager en de vloeistofbelasting die door het beoogde gebruik van het absorberende artikel wordt uitgeoefend. Voorts kunnen het formaat en het absorptievermogen van het absorberende medium variëren om afgestemd te worden op dragers van zuigelingen tot volwassenen. Het kan worden vervaardigd in een grote verscheidenheid aan vormen (bijvoorbeeld rechthoekig, trapezoïdaal, T-vorm, I-vorm, zandlopervorm, enz.) en van een grote verscheidenheid aan materialen. Voorbeelden van veelgebruikte absorberende materialen zijn cellulose donspulp, gaaslagen, zeer absorberende polymeren (zogenoemde superabsorberende polymeerdeeltjes (SAP)), absorberende schuimmaterialen, absorberende ongeweven materialen en dergelijke. Het komt vaak voor dat cellulose donspulp met superabsorberende polymeren gecombineerd wordt in een absorberend materiaal.
“Opneem- en verspreidingslaag” of “stromingsbeheersingsdeel” verwijst naar een sublaag die bij voorkeur bestaat uit een ongeweven afvoerlaag onder de bovenlaag van een absorberend product, die het transport versnelt en de verspreiding van fluïda door de absorberende kern verbetert. Het stromingsbeheersingsdeel is doorgaans minder hydrofiel dan het vasthouddeel en kan vloeistofstromen snel opnemen en tijdelijk vasthouden en de vloeistof vanaf het oorspronkelijke
BE2019/5587 punt van binnenkomst transporteren naar andere delen van de absorberende constructie, in het bijzonder het vasthouddeel. Deze configuratie kan helpen voorkomen dat de vloeistof een plas vormt en zich verzamelt op het deel van het absorberende kledingstuk dat tegen de huid van de drager is geplaatst, waardoor het voor de drager minder vochtig aanvoelt. Het stromingsbeheersingsdeel bevindt zich bij voorkeur tussen de bovenlaag en het vasthouddeel.
Het begrip “kleefmiddel”, zoals hierin gebruikt, verwijst naar een geschikt warmgesmolten, water- of oplosmiddelgedragen kleefmiddel dat op een oppervlak van een filmlaag kan worden aangebracht in het vereiste patroon of netwerk van kleefgebieden, teneinde het ongeweven filmlaminaat van de onderhavige uitvinding te vormen. Dienovereenkomstig zijn conventionele warmgesmolten kleefmiddelen, drukgevoelige kleefmiddelen en reactieve kleefmiddelen (dat wil zeggen polyerethaan) geschikte kleefmiddelen.
Zoals hierin gebruikt, betekent de term “binding met kleefmiddel” een bindingsproces waarbij een binding wordt gevormd door toepassing van een kleefmiddel. Het kleefmiddel kan op verschillende wijzen worden aangebracht, zoals in een uit gleuven bestaande deklaag, een neveldeklaag en andere actuele toepassingswijzen. Voorts kan een dergelijk kleefmiddel worden aangebracht binnen een productonderdeel en vervolgens worden blootgesteld aan druk, zodat door contact van een tweede productonderdeel met het productonderdeel dat het kleefmiddel bevat een kleefverbinding tussen de twee onderdelen wordt gevormd.
Zoals hierin gebruikt, verwijst een “luchtgevormde baan” naar een materiaal dat cellulose vezels omvat, zoals die van donspulp, die van elkaar gescheiden zijn, bijvoorbeeld door vermaling in een hamermolen, en vervolgens op een poreus oppervlak zijn gedeponeerd zonder dat er een grote hoeveelheid bindvezels aanwezig is. Luchtgevilte materialen die in veel luiers voor de absorberende kern worden gebruikt, bijvoorbeeld, zijn een typisch voorbeeld van een luchtgevormd materiaal.
Zoals hierin gebruikt, is een “airlaid baan” een vezelconstructie die voornamelijk wordt gevormd daar een proces waarbij vezels met ingesloten lucht op een mat worden gedeponeerd, waarbij doorgaans bindvezels aanwezig zijn, en doorgaans gevolgd door verdichting en thermische binding. Naast traditioneel thermisch gebonden airlaid constructies (gevormd in aanwezigheid van een niet-kleverig bindmateriaal en hoofdzakelijk thermisch gebonden), kan de reikwijdte van de term “airlaid” volgens de onderhavige uitvinding tevens een coform omvatten, hetgeen geproduceerd wordt door droge, gedispergeerde cellulose vezels met ingesloten lucht te combineren met smeltgeblazen synthetische polymere vezels, terwijl de polymere vezels nog kleverig zijn. Voorts valt een luchtgevormde baan waaraan vervolgens bindmiddel is toegevoegd binnen de reikwijdte van de term “airlaid” volgens de onderhavige uitvinding. Bindmiddel kan in vloeibare vorm (bijv. een waterige oplossing of een smelt) aan een luchtgevormde baan worden toegevoegd door spuitmonden, directe inspuiting of impregneren, vacuümtrekken,
BE2019/5587 schuimimpregnering, enzovoort. Tevens kunnen vaste binddeeltjes op mechanische of pneumatische wijze worden toegevoegd.
Zoals hierin gebruikt, omvat de term “verbonden” configuraties waarin de bovenlaag rechtstreeks is verbonden met de achterlaag door de bovenlaag rechtstreeks aan de achterlaag te hechten, alsmede configuraties waarin de bovenlaag met de achterlaag is verbonden door de bovenlaag te hechten aan tussenliggende organen die op hun beurt aan de achterlaag zijn gehecht. De bovenlaag en achterlaag kunnen rechtstreeks aan elkaar vastgemaakt worden met een bevestigingsmiddel, zoals een kleefmiddel, sonische verbindingen, thermische verbindingen of een ander bevestigingsmiddel dat bekend is in de techniek. Zo kan een gelijkmatige doorlopende laag kleefmiddel, een in een patroon aangebrachte laag kleefmiddel, een gespoten patroon van kleefmiddel of een reeks afzonderlijke lijnen, krullen of stippen van constructielijm worden gebruikt om de bovenlaag aan de achterlaag vast te maken. Het dient begrepen te worden dat de hierboven beschreven bevestigingsmiddelen tevens kunnen worden gebruikt om de verschillende overige onderdelen van het hierin beschreven artikel met elkaar te verbinden en samen te stellen.
De begrippen “rugdeel” en “achterste rugdeel” worden hierin als synoniemen gebruikt en verwijzen naar het gebied van het absorberende artikel dat contact maakt met de rug van de drager wanneer het absorberende artikel wordt gedragen.
Het begrip “achterlaag” verwijst naar een materiaal dat de buitenste beschermlaag van het absorberende artikel vormt. De achterlaag voorkomt dat afscheiding die in de absorberende constructie wordt vastgehouden voorwerpen bevochtigt als beddengoed en bovenkleding die contact maken met het wegwerpbare absorberende artikel. De achterlaag kan een laag materiaal uit één stuk zijn of een samengestelde laag die bestaat uit meerdere onderdelen die naast elkaar of laagsgewijs zijn samengesteld. De achterlaag kan hetzelfde of verschillend zijn in verschillende delen van het absorberende artikel. Ten minste in het gebied van het absorberende medium omvat de achterlaag een niet-vloeistofdoorlatend materiaal in de vorm van een dunne plastic film, bijv. een polyethyleen of polypropyleen film, een ongeweven materiaal dat is bekleed met een nietvloeistofdoorlatend materiaal, een hydrofoob ongeweven materiaal, dat weerstand biedt tegen vloeistofdoordringing, of een laminaat van een plastic film en een ongeweven materiaal. Het materiaal van de achterlaag kan ademend zijn, zodat luchtjes kunnen ontsnappen uit het absorberende materiaal, terwijl tegelijkertijd wordt voorkomen dat vloeistoffen erdoorheen dringen. Voorbeelden van ademende materialen voor de achterlaag zijn poreuze polymere films, ongeweven laminaten van gesponnen en smeltgeblazen lagen en laminaten van poreuze polymere films en ongeweven materialen.
De begrippen “buikdeel” en “voorste buikdeel” worden hierin als synoniemen gebruikt en verwijzen naar het gebied van het absorberende artikel dat contact maakt met de buik van de drager wanneer het absorberende artikel wordt gedragen.
BE2019/5587 Er kan een riem aan de luier worden vastgemaakt om te voorzien in een mechanisme voor het op zijn plek houden van de luier bij de drager. De riem kan een doorlopende riem zijn die aan het voorste en/of achterste taillebandgebied van de luier is vastgemaakt of twee afzonderlijke riemdelen die elk aan een respectieve zijde van het voorste en/of achterste taillebandgebied van de luier zijn vastgemaakt. Wanneer er een riem aanwezig is, wordt het absorberende artikel vaak een riemluier genoemd. Een “riemluier” beoogt het onderste deel van het lijf van de drager te omringen als een absorberende broek. Als de riem bijvoorbeeld bestaat uit twee riemdelen die zich aan elke zijde van het achterste taillebandgebied van de luier uitstrekken, kan de riemluier op de volgende wijze aan een drager vastgemaakt worden: eerst worden de twee riemdelen vastgemaakt rond de taille van de drager, terwijl het voorste einde van de luier naar beneden hangt tussen de benen van de drager. Wanneer de riemdelen met elkaar verbonden zijn, kan de drager naar beneden reiken tussen zijn of haar benen om de absorberende broek tussen de benen omhoog te trekken om het vrije einde van de luier aan het riemdeel vast te maken. Het vastmaken van de twee riemdelen en het vastmaken van de riem aan de luier vindt gewoonlijk plaats met een bevestigingsmiddel, zoals klittenband, bijv. VELCRO®, of klevende bevestigingsmiddelen. Het dient echter begrepen te worden dat andere soorten bevestigingsmiddelen mogelijk zijn, waaronder begrepen, maar niet beperkt tot kleefmiddel, drukknopen, knopen en knoopsgaten, strikken en banden. De riemluier kan tevens zodanig vervaardigd worden dat de riem aan het voorstel deel van het product wordt vastgemaakt en op de rug van de drager wordt vastgemaakt. In dit geval zal het absorptieproduct aan de voorzijde naar beneden hangen en aan de achterzijde aan de riem worden vastgemaakt.
Het begrip “mengsel” betekent een mengsel van twee of meer polymeren, terwijl de term “legering” een subklasse van mengsels betekent waarin de componenten onvermengbaar zijn, maar compatibel aan elkaar zijn gemaakt.
Zoals hierin gebruikt, betekent het “naar het lichaam gerichte” oppervlak of oppervlak “aan de lichaamszijde” dat oppervlak van het artikel of onderdeel dat bestemd is om in de richting van of grenzend aan het lichaam van de drager aangebracht te worden tijdens normaal gebruik, terwijl het “naar buiten gerichte” oppervlak of oppervlak “aan de kledingzijde” zich aan de tegenoverliggende zijde bevindt en bestemd is om weg van het lichaam van de drager aangebracht te worden tijdens normaal gebruik. Dit naar buiten gerichte oppervlak kan in de richting van of grenzend aan de onderkleding van de drager geplaatst worden wanneer het absorberende artikel wordt gedragen.
“Verbonden” of “gebonden” verwijst naar het verbinden, aan elkaar hechten of bevestigen en dergelijke van ten minste twee elementen. Twee elementen worden geacht aan elkaar gebonden te zijn wanneer zij direct of indirect aan elkaar gebonden zijn, zoals wanneer elk van de elementen direct is gebonden aan tussenliggende elementen.
Het begrip “ademend” verwijst naar lagen, bij voorkeur films of elastische laminaten, met een waterdamptransmissiesnelheid (WVTR) van ten minste 300 gram/m2 - 24 uur.
BE2019/5587 “Gekaarde baan” verwijst naar banen die zijn vervaardigd van stapelvezels die door een kam- of kaardeenheid worden gevoerd, waardoor de stapelvezels opengaan en uitgelijnd worden in de machinerichting om een in hoofdzaak in de machinerichting georiënteerde vezelige ongeweven baan te vormen. Vervolgens wordt de baan verbonden door één of meer van de bekende bindwijzen. Het verbinden van ongeweven banen kan worden bewerkstelligd middels een aantal werkwijzen; poederbinding, waarbij een kleef- of bindmiddel in poedervorm door de baan verspreid en vervolgens geactiveerd wordt, doorgaans door de baan en het kleefmiddel met warme lucht te verwarmen; patroonbinding, waarbij verwarmde kalanderrollen of ultrasoon bindapparatuur wordt gebruikt om de vezels aan elkaar te binden, doorgaans in een gelokaliseerd bindpatroon, hoewel de baan over het hele oppervlak daarvan gebonden kan worden, indien gewenst; luchtbinding, waarbij lucht die voldoende warm is om ten minste één component van de baan zacht te maken door de baan wordt geleid; chemisch binden met behulp van bijvoorbeeld latex kleefmiddelen die op de baan worden aangebracht door bijvoorbeeld spuiten; en samenvoeging op een mechanische wijze zoals prikken en watervilten.
Zoals hierin gebruikt, omvat de term “cellulose” elk materiaal waarvan cellulose een hoofdbestanddeel is en in het bijzonder ten minste 50 procent per gewicht cellulose of een afgeleide van cellulose omvat. Dat wil zeggen dat de term omvat katoen, houtpulp, niet-houtachtige cellulose vezels, celluloseacetaat, cellulosetriacetaat, rayon, thermomechanische houtpulp, chemische houtpulp, ontbonden chemische houtpulp, zijdeplant en bacteriële cellulose.
“Chassis” verwijst naar een basisbestanddeel van een absorberend artikel waarop de rest van de constructie is opgebouwd of gelegd. In een luier, bijvoorbeeld, de constructie-elementen die de luier de vorm van een slip of broek geven wanneer ze geconfigureerd zijn om te dragen, zoals een achterlaag, bovenlaag of een combinatie van een bovenlaag en achterlaag.
“Coform” zoals hierin gebruikt, beschrijft een mengsel van smeltgeblazen vezels en cellulose vezels, die wordt gevormd door het met lucht vormen van een smeltgeblazen polymeer materiaal terwijl tegelijkertijd luchtgedragen cellulose vezels in de stroom smeltgeblazen vezels worden geblazen. Het coformmateriaal kan tevens andere materialen bevatten, zoals superabsorberende deeltjes. De houtvezels bevattende smeltgeblazen vezels worden verzameld op een vormoppervlak, zoals een poreuze band. Het vormoppervlak kan een gasdoorlatend materiaal bevatten, zoals een materiaal van een spingebonden stof, dat op het vormoppervlak is aangebracht.
“Compressie” verwijst naar een proces of resultaat van duwen door kracht op een voorwerp uit te oefenen, waardoor de dichtheid van het voorwerp wordt vergroot.
Het begrip “hoofdzakelijk bestaande uit” sluit de aanwezigheid niet uit van aanvullende materialen die de gewenste eigenschappen van een bepaalde samenstelling of een bepaald product niet significant beïnvloeden. Voorbeelden van dit soort materialen zijn onder andere pigmenten,
BE2019/5587 antioxidanten, stabilisatoren, surfactansen, wassen, stromingsverbeteraars, oplosmiddelen, deeltjes en materialen die zijn toegevoegd om de verwerkbaarheid van de samenstelling te verbeteren.
Voorts kan de luier “opsluitkleppen” of “barrièreboorden” bevatten. De opsluitkleppen worden doorgaans geacht bijzonder geschikt te zijn voor het vasthouden van fecaliën en het voorkomen van de laterale stroming van vloeistof totdat de vloeistof kan worden opgenomen door het absorberende artikel. Er zijn veel constructies voor opsluitkleppen bekend. Dergelijke opsluitkleppen omvatten doorgaans een proximale rand, die aan het absorberende artikel vastgemaakt moet worden, en een tegenoverliggende distale rand, die doorgaans niet aan het absorberende artikel is vastgemaakt langs ten minste een deel van de lengte daarvan. Doorgaans bevindt zich grenzend aan de distale rand een elastisch orgaan om de opsluitklep in een rechtopstaande stand te houden en tijdens gebruik te voorzien in een afsluitende verbinding tussen de distale rand van de opsluitklep en het lichaam van een drager. Het elastische orgaan bevindt zich doorgaans tussen twee lagen materiaal, zodat het elastiek niet in contact komt met het lichaam van een drager. De opsluitkleppen kunnen worden vervaardigd van een grote verscheidenheid aan materialen, zoals polypropyleen, polyester, rayon, nylon, schuim, plastic films, gevormde films en elastisch schuim. Een aantal productietechnieken kan worden gebruikt voor het vervaardigen van de opsluitkleppen. De opsluitkleppen kunnen bijvoorbeeld geweven, ongeweven, spingebonden, gekaard, gegoten, geblazen en dergelijke worden.
De luier kan beenomsluitboorden omvatten. “Beenomsluitboorden” helpen de lekkage van lichaamsafscheiding voorkomen wanneer de drager samendrukkende krachten op het absorberende artikel uitoefent. In het bijzonder helpt de stijfheid van de beenomsluitboorden voorkomen dat de beenopeningen van het absorberende artikel draaien of ophopen, hetgeen tot lekkages kan leiden. Daarnaast zorgen de elasticiteit en vervormbaarheid van de beenomsluitboorden ervoor dat het naar het lichaam gerichte oppervlak van de beenomsluitboorden voorziet in een voldoende afsluiting tegen het lichaam van de drager. De fysieke eigenschappen van de beenomsluitboorden, zoals de dikte en stijfheid, fungeren tevens om de aan de lichaamszijde gelegen inlegger, buitenlaag en absorberende kern op enige afstand weg van het lichaam van de drager te plaatsen in gebruik. Als zodanig wordt er een loze ruimte gecreëerd tussen het lichaam van de drager en de aan de lichaamszijde gelegen inlegger en absorberende kern van het absorberende artikel om zo lichaamsafscheiding te helpen vasthouden.
Doorlopend” betekent dat de beschreven constructie een constructie met een gesloten lus is. De doorlopende constructie kan één geheel vormen, dat wil zeggen uit één stuk bestaan, of uit afzonderlijke onderdelen bestaan die op passende wijze met elkaar verbonden zijn om een gesloten lus te vormen.
Een “doorlopende tailleband” kan van een elastomeer, op stof lijkend, ongeweven vezelmateriaal zijn, zoals een elastomere, elastisch gebonden laminaatbaan of een elastomere smeltgeblazen
BE2019/5587 baan. Door de juiste materiaalkeuze kan de doorlopende tailleband tijdelijk elastisch geblokkeerd gemaakt worden, bijvoorbeeld door compressie. Wanneer het tijdelijk elastisch geblokkeerd is, kan het elastische materiaal waaruit de tailleband bestaat, geactiveerd worden, bijvoorbeeld door het te behandelen met warmte, om het terug te brengen in een elastische toestand.
“Conventioneel warmgesmolten kleefmiddel” betekent een formulering die doorgaans verscheidende componenten omvat. Deze componenten bevatten doorgaans één of meer polymeren om samenhang en sterkte te verschaffen (bijvoorbeeld alifatische polyolefinen zoals poly(ethyleen-co-propyleen) copolymeer; ethyleenvinylacetaat copolymeren; styreen-butadieen of styreen-isopreen blokcopolymeren; enz.); een hars of soortgelijk materiaal (soms een kleefkrachtversterker genoemd) om te voorzien in kleefkracht (bijvoorbeeld koolwaterstof gedestilleerd uit petroleumdestillaten; harsen en/of harsesters; terpenen die bijvoorbeeld afgeleid zijn van hout of citrus, enz.); wellicht wassen, weekmakers of andere materialen voor het wijzigen van de viscositeit (dat wil zeggen , stroombaarheid) (voorbeelden van dergelijke materialen zijn onder andere minerale olie, polybuteen, paraffineolieën, esterolieën en dergelijke); en/of andere toevoegingen, waaronder begrepen, maar niet beperkt tot antioxidanten of andere stabilisatoren. Een typische formulering voor een warmgesmolten kleefmiddel kan tussen ongeveer 15 en ongeveer 35 gewichtsprocent cohesiekracht verschaffende polymeer of polymeren bevatten; tussen ongeveer 50 tot ongeveer 65 gewichtsprocent hars of één of meer andere kleefkrachtversterkers; tussen meer dan nul en ongeveer 30 gewichtsprocent weekmaker of een ander middel dat de viscositeit wijzigt; en optioneel minder dan ongeveer 1 gewichtsprocent stabilisator of een andere toevoeging. Het dient begrepen te worden dat andere formuleringen voor kleefmiddelen met andere gewichtspercentages van deze componenten mogelijk zijn.
Het begrip “dichtheid” of “concentratie” wanneer wordt verwezen naar het absorberende materiaal, met name de superabsorberende polymeerdeeltjes, van een laag, verwijst naar de hoeveelheid absorberend materiaal die wordt gedeeld door het oppervlaktegebied van de laag waarover het absorberende materiaal is uitgespreid.
Zoals hierin gebruikt, verwijst de term “luier” naar een absorberend artikel dat doorgaans door incontinent personen rond het onderlijf wordt gedragen.
“Niet-doorlopend verbindingspatroon” zoals hierin gebruikt, verwijst naar een patroon van verbindingsgebieden, in het bijzonder verbindingsgebieden tussen lagen, waarbij ten minste in ten minste één gebied de lagen niet aan elkaar gebonden zijn. Een niet-doorlopend verbindingspatroon kan een aaneengesloten verbindingsgebied zijn of meerdere nietaaneengesloten verbindingsgebieden. Een niet-doorlopend verbindingspatroon kan voorts een aangesloten verbindingsgebied omvatten dat een aantal gaten omvat, waar de lagen niet aan elkaar gebonden zijn, bij voorkeur volgens een regelmatig patroon. Of het kan verschillende nietaangesloten verbindingsgebieden omvatten, bijv. een puntpatroon omvattende een veelheid van afzonderlijke verbindingspunten die omgeven worden door niet-gebonden gebieden of een
BE2019/5587 lijnpatroon omvattende een veelheid van afzonderlijke verbindingslijnen die worden afgewisseld door niet-gebonden gebieden, bij voorkeur volgens een regelmatig patroon.
“Wegwerpbare absorberende kleding” omvat bij voorkeur een voorsegment, een achtersegment, een kruissegment, elastische zijsegmenten, naden, een doorlopende tailleopening en/of een stel doorlopende beenopeningen. Elk elastisch zijsegment omvat bij voorkeur een voorste elastisch zijorgaan en aan achterste elastisch zijorgaan, die met elkaar verbonden kunnen worden op een respectieve naad.
Het begrip “wegwerpbare” wordt hierin gebruikt om absorberende artikelen te beschrijven die doorgaans niet bedoeld zijn om gewassen of anderszins hersteld of hergebruikt te worden als absorberend artikel (dat wil zeggen dat ze bedoeld zijn om na één enkel gebruik weggegooid te worden en bij voorkeur gerecycled, gecomposteerd of anderszins op een milieuvriendelijke wijze weggeworpen worden).
Zoals hierin gebruikt, beschrijft de term “elastische weerstand” een elastische kracht die de neiging heeft om weerstand te bieden aan een toegepaste trekkracht, waardoor een materiaal dat daarvan is voorzien de neiging heeft om in reactie op een trekkracht samen te trekken tot een ontspannen configuratie.
Zoals hierin gebruikt, worden de termen “elastisch”, “elastomerisch”, “elasticiteit” of afleidingen daarvan gebruikt om het vermogen van verschillende deze eigenschap bezittende materialen en artikelen te beschrijven om een omkeerbare vervorming te ondergaan onder spanning, bijvoorbeeld uitgerekt te worden in ten minste één richting wanneer er een kracht op het materiaal wordt toegepast en om in hoofdzaak de oorspronkelijke afmetingen daarvan aan te nemen na ontspanning, dat wil zeggen wanneer de kracht wordt opgeheven, zonder scheuren of breken. Het verwijst bij voorkeur naar een materiaal dat of composiet die in ten minste één richting kan worden verlengd met ten minste 50% van de ontspannen lengte daarvan, dat wil zeggen verlengd tot ten minste 150% van de ontspannen lengte daarvan, en ten minste 40% van de verlenging korter wordt na opheffing van de toegepast spanning. Dienovereenkomstig trekt het materiaal of de composiet na opheffing van de toegepaste kracht bij 50% verlenging samen tot een ontspannen lengte van niet meer dan 130% van de oorspronkelijke lengte. Voorbeelden van toepasselijke elastomere materialen zijn polyether-polyamide blokcopolymeren, polyurethanen, synthetische lineaire A-B-A en A-B blokcopolymeren, gechloreerd rubber/EVA (ethyleenvinylacetaat) mengsels, EPDM (ethyleen-propyleen dieen monomeer) rubbers, EPM (ethyleen-propyleen monomeer) rubbers, mengsels van EPDM/EPM/EVA en dergelijke.
Het begrip “elastisch gemaakt” verwijst naar een materiaal, laag of sublaag die van zichzelf niet elastisch is, maar die elastisch gemaakt is door bijvoorbeeld op toepasselijke wijze een elastisch materiaal of een elastische laag of sublaag daarmee te verbinden.
BE2019/5587
Het begrip “samentrekbaar te verbinden” of “samentrekbaar vastgemaakt” heeft betrekking op een elastisch materiaal dat passend is om te worden of dat is verbonden met een ander materiaal, met het elastische materiaal in de uitgerekte toestand hiervan, waarbij de samentrekking wordt gedwongen van het andere materiaal, wanneer het elastische materiaal wordt ontspannen. Als voorbeeld wordt een elastisch materiaal (elastische film of elastische banden) gerekt en vervolgens verbonden met en tussen twee niet-geweven baanmaterialen. Wanneer de combinatie wordt ontspannen worden zowel het elastische materiaal als het niet-geweven materiaal samengetrokken en veroorzaken rimpels/kreukels.
“Verlenging” betekent de verhouding van de uitrekking van een materiaal ten opzichte van de lengte van het materiaal voor de uitrekking (uitgedrukt in procent). “Uitrekking” betekent de verandering van de lengte van een materiaal vanwege rekken (uitgedrukt in een lengte-eenheid).
Zoals hierin gebruikt, betekent de term “uitrekbaar” verlengbaar in ten minste één richting, maar niet noodzakelijkerwijs herstelbaar.
Het begrip “weefsels” wordt gebruikt om te verwijzen naar alle geweven, gebreide en ongeweven vezelbanen.
Het begrip “afgewerkt” of “definitief” betekent, wanneer het verwijst naar een product, dat het product op toepasselijke wijze vervaardigd is voor het beoogde doel daarvan.
Het begrip “flexibel” verwijst naar materialen die meegeven en die zich makkelijk aanpassen aan de vorm en contouren van het lichaam van de drager.
Zoals hierin gebruikt, betekent de term “kledingstuk” elke type kledingstuk dat gedragen kan worden. Hieronder vallen luiers, zindelijkheidsbroekjes, incontinentieproducten, operatiejasjes, fabriekskleding en overalls, onderkleding, broeken, shirts, jassen en dergelijke.
Het begrip “illustratie” betekent, maar is niet beperkt tot, elke type ontwerp, beeld, merk, figuur, codes, woorden, patronen en dergelijke. Voor een product zoals een zindelijkheidsbroek zullen op de illustraties doorgaans artikelen staan die verband houden met kleine jongens en meisjes, zoals veelkleurige vrachtwagens, vliegtuigen, ballen, poppen, strikken en dergelijke.
Veel van de bekende superabsorberende polymeerdeeltjes hebben gelblokkering. “Gelblokkering” vindt plaats wanneer superabsorberende polymeerdeeltjes nat worden en de deeltjes opzwellen en zo de transmissie van fluïdum naar andere gebieden van de absorberende constructie blokkeren. Het vochtig worden van deze andere gebieden van het absorberende orgaan vindt derhalve plaats via een zeer langzaam verspreidingsproces. Praktisch gezien, betekent dit dat de opname van fluïda door de absorberende constructie veel langzamer gaat dan de snelheid waarmee de fluïda worden uitgescheiden, in het bijzonder als er sprake is van stromen. Lekkages uit het absorberende artikel kunnen plaatsvinden lang voordat de superabsorberende polymeerdeeltjes in
BE2019/5587 het absorberende orgaan volledig verzadigd zijn of voordat het fluïdum voorbij de “blokkerende” deeltjes naar de rest van het absorberende orgaan kan stromen of afvloeien. Gelblokkering kan een bijzonder acuut probleem zijn als de superabsorberende polymeerdeeltjes onvoldoende gelsterkte hebben en vervormen of zich verspreiden onder spanning, wanneer de deeltjes opzwellen door het geabsorbeerde fluïdum.
Het begrip “hoogabsorberend materiaal” verwijst naar materialen die in staat zijn om ten minste 10 keer hun eigen gewicht in vloeistof op te nemen. Het hoogabsorberende materiaal kan absorberende gelmaterialen, zoals superabsorberende polymeren, omvatten. Superabsorberende polymeren zijn in water opzwelbare, in water onoplosbare organische of anorganische materialen die in staat zijn om ten minste ongeveer 20 keer hun eigen gewicht van een waterige oplossing met 0,9 gewichtsprocent sodiumchloride op te nemen. Absorberende gelmaterialen kunnen natuurlijke, synthetische en gemodificeerde natuurlijke polymeren en materialen zijn. Daarnaast kunnen de absorberende gelmaterialen anorganische materialen zijn, zoals silicagels, of organische samenstellingen zoals verknoopte polymeren. Het begrip “verknoopt” verwijst naar elk middel waarmee normaal in water oplosbare materialen in hoofdzaak in water onoplosbaar, maar zwelbaar gemaakt worden. Een dergelijk middel kan bijvoorbeeld fysieke verknoping, kristallijne domeinen, covalente bindingen, ionische complexen en verbindingen, hydrofiele verbindingen, zoals waterstofverbindingen, en hydrofobe verbindingen of Van der Waals-krachten zijn. Voorbeelden van synthetische absorberende polymeren met gelmateriaal zijn de alkalimetalen en ammoniumzouten van poly(acrylzuur) en poly(methacrylzuur), poly(acrylamiden), poly(vinylethers), maleïnezuuranhydride copolymeren met vinylethers en alfa-olefinen, poly(vinylpyrrolidon), poly(vinylmorfolinon), poly(vinylalcohol) en mengsels en copolymeren daarvan. Verdere polymeren die geschikt zijn om gebruikt te worden in de absorberende constructie zijn natuurlijke en gemodificeerde natuurlijke polymeren, zoals stijfsel met gehydrolyseerd acrylonitril, stijfsel met acrylzuur, methylcellulose, carboxymethylcellulose, hydroxypropylcellulose en een natuurlijke gom, zoals xanthaangom, johannesbroodgom en dergelijke. Tevens kunnen mengsels van natuurlijke en geheel of gedeeltelijk synthetische absorberende polymeren worden gebruikt. Synthetische absorberende gelmaterialen zijn xerogels die hydrogels vormen wanneer ze vochtig gemaakt worden. Het begrip “hydrogel” wordt echter veelal gebruikt om te verwijzen naar zowel de vochtige als niet-vochtige vormen van het materiaal. Het hoogabsorberende materiaal kan elk van een grote verscheidenheid aan geometrische vormen hebben. Doorgaans heeft het de voorkeur dat het hoogabsorberende materiaal de vorm heeft van afzonderlijke deeltjes. Het hoogabsorberende materiaal kan echter tevens de vorm hebben van vezels, vlokken, staven, bollen, naalden, spiralen of semi-spiralen, kubussen, een op een staaf gelijkende vorm, een polyhedron en dergelijke. Tevens kunnen conglomeraten van deeltjes van een hoogabsorberend materiaal worden gebruikt. Het hoogabsorberende materiaal kan in de absorberende kern aanwezig zijn in een hoeveelheid van ongeveer 5 tot ongeveer 100 gewichtsprocent en wenselijk van ongeveer 30 tot ongeveer 100 gewichtsprocent op basis van het totale gewicht van de absorberende kern. De verdeling van het hoogabsorberende materiaal binnen de verschillende delen van de absorberende kern kan
BE2019/5587 variëren afhankelijk van het beoogde eindgebruik van de absorberende kern. Het hoogabsorberende materiaal kan in een doorgaans afzonderlijke laag binnen de matrix van hydrofiele vezels aangebracht worden. Alternatief kan de absorberende kern een laminaat van vezelbanen en hoogabsorberend materiaal omvatten of een ander toepasselijk middel om een hoogabsorberend materiaal in een gelokaliseerd gebied te houden.
“Waterviltingsproces” verwijst naar de vervaardiging van ongeweven banen. Het proces bestaat eruit dat een reeks waterstralen wordt geleid in de richting van een vezelbaan die op een bewegende poreuze band ligt. De waterstralen gaan naar beneden door de massa vezels en springen terug en spatten uit elkaar wanneer ze contact maken met het oppervlak van de band: de vrijgekomen energie zorgt ervoor dat de vezels worden verknoopt.
Het begrip “hydrofiel” beschrijft vezels of de oppervlakken van vezels die vochtig gemaakt worden door de waterige vloeistoffen die contact maken met de vezels. De mate van vochtigheid van de materialen kan weer beschreven worden in termen van de contacthoeken en de oppervlaktespanningen van de desbetreffende vloeistoffen en materialen. Het begrip “bevochtigbaar” verwijst naar een vezel met een contacthoek tussen een vloeistof, zoals water, synthetische urine of een waterige oplossing met 0,9 gewichtsprocent zout, en lucht van kleiner dan 90°, terwijl “hydrofoob” of “niet-bevochtigbaar” vezels beschrijft met contacthoeken die gelijk zijn of groter dan 90°.
Zoals hierin gebruikt, verwijst de term “ondoordringbaar” doorgaans naar artikelen en/of onderdelen waarin in hoofdzaak geen waterig fluïdum door de gehele dikte daarvan doordringt onder een druk van 1,0 kPa of minder. In het ondoordringbare artikel of onderdeel dringt bij voorkeur geen waterig fluïdum door onder een druk van 3,4 kPa of minder. Volgens een grotere voorkeur dringt door het ondoordringbare artikel of onderdeel geen fluïdum door onder een druk van 6,8 kPa of minder. Een artikel of onderdeel dat niet ondoordringbaar is, is doordringbaar.
“Integraal” wordt gebruikt om te verwijzen naar verscheidene delen van een enkel, uit één stuk bestaand element in plaats van afzonderlijke constructies die met elkaar verbonden of naast of nabij elkaar zijn geplaatst.
“Verbinden”, “verbonden” of variaties daarvan, wanneer deze gebruikt worden voor het beschrijven van de verhouding tussen twee of meer elementen, betekent dat de elementen op elke toepasselijke wijze met elkaar verbonden kunnen worden, bijvoorbeeld door warmtesealen, ultrasone binding, thermische binding, met kleefmiddelen, naaien en dergelijke. Voorts kunnen de elementen rechtstreeks met elkaar verbonden zijn of kunnen er één of meer elementen tussen geplaatst zijn, die allemaal met elkaar verbonden zijn.
Het begrip “platte toestand” of “volledig uitgerekte toestand” verwijst naar het artikel wanneer het (hoofdzakelijk) platgelegd is in een vlak en deze term wordt gebruikt als tegenhanger van wanneer
BE2019/5587 het artikel anderszins gepositioneerd is, zoals wanneer het artikel gevouwen of gevormd is in gebruik of om gebruikt te worden door een drager (dat wil zeggen op een wijze zoals geïllustreerd in Fig.1 tot en met Fig.5).
“Laminaat” verwijst naar elementen die in een gelaagde opstelling aan elkaar gehecht zijn.
Het gebruik van de term “laag” kan verwijzen naar, maar is niet beperkt tot, elk type substraat, zoals een geweven baan, ongeweven baan, films, laminaten, composieten, elastomere materialen en dergelijke. Een laag kan vloeistof- en luchtdoorlatend zijn, doorlaatbaar zijn voor lucht, maar ondoorlaatbaar voor vloeistoffen, ondoorlaatbaar voor zowel lucht als vloeistof en dergelijke. Wanneer het in het enkelvoud wordt gebruikt, kan het de tweeledige betekenis hebben van een enkel element of een veelheid van elementen.
“Vloeistof” betekent een niet-gasvormige substantie en/of niet-gasvormig materiaal dat stroomt en de inwendige vorm van een houder kan aannemen waarin het wordt gegoten of geplaatst.
“Lengterichting” is een richting die evenwijdig loopt aan de maximale lineaire maat van het artikel.
Het begrip “smeltgeblazen vezels” betekent vezels die gevormd worden door het extruderen van een gesmolten thermoplastisch materiaal door een veelheid van fijne, doorgaans cirkelvormige matrijsbuizen als gesmolten draden of filamenten in een gasstroom (bijv. lucht) met een hoge snelheid, waardoor de filamenten van gesmolten thermoplastisch materiaal dunner worden en de diameter daarvan kleiner wordt, mogelijk tot die van een microvezel. Doorgaans hebben smeltgeblazen vezels een gemiddelde vezeldiameter tot ongeveer 10 micron. Nadat de vezels zijn gevormd, worden de smeltgeblazen vezels door de gasstroom met een hoge snelheid meegevoerd en gedeponeerd op een verzameloppervlak om een baan van willekeurig geplaatste smeltgeblazen vezels te vormen.
Het begrip “niet-elastisch” of “inelastisch” verwijst naar elk materiaal dat niet binnen de bovenstaande definitie van “elastisch” valt en omvat doorgaans geen elastische materialen, zoals de hierin beschreven elastische baanmaterialen.
Het begrip “ongeweven stof of baan” betekent een velmateriaal met een structuur van afzonderlijke vezels of draden die door elkaar zijn gelegd, maar niet op een regelmatige wijze zoals plaatsvindt bij breien of weven. Ongeweven stoffen of banen zijn gevormd door allerlei processen, zoals bijvoorbeeld smeltblazen en binden door spinnen of kaarden.
“Broeklichaam” verwijst naar een kledingstuk dat een tailleopening en een stel beenopeningen heeft, zoals bij een korte broek, badkleding en dergelijke. Het beschreven kledingstuk kan wel of geen handmatig scheurbare zijnaad hebben.
BE2019/5587 Met de termen “deeltje”, “deeltjes” en dergelijke wordt bedoeld dat het materiaal doorgaans de vorm heeft van afzonderlijke eenheden. De eenheden kunnen korrels, poeders, bollen, verpulverde materialen en dergelijke omvatten, alsmede combinaties daarvan. De deeltjes kunnen elke gewenste vorm hebben, zoals bijvoorbeeld kubusvormig, staafvormig, polyhedraal, rond of halfrond, afgerond of halfafgerond, hoekvormig, onregelmatig, enz. Vormen met een grote verhouding tussen de grootste en de kleinste afmeting, zoals naalden, vlokken en vezels, kunnen tevens in deze definitie vallen. Het begrip “deeltje” kan tevens een agglomeratie zijn die meer dan één afzonderlijk deeltje en dergelijke omvat. Daarnaast kan een deeltje of een gewenste agglomeratie daarvan zijn samengesteld uit meer dan één type materiaal.
Het begrip “polymeer” omvat doorgaans, maar is niet beperkt tot homopolymeren, copolymeren, zoals bijvoorbeeld blok-, ent-, willekeurige en alternerende copolymeren, terpolymeren, enz. en mengsels en modificaties daarvan. Voorts kan de term “polymeer”, tenzij anderszins specifiek beperkt, alle mogelijke geometrische configuraties van het materiaal omvatten. Deze configuraties omvatten, maar zijn niet beperkt tot isotactische, syndiotactische en willekeurige symmetrieën.
Met de term “voorverpakt”, zoals hierin gebruikt, wordt bedoeld dat één of meer artikelen in een enkele eenheid zijn verpakt voordat ze gestapeld worden.
“Pulpdons” of “donspulp” verwijst naar een materiaal dat bestaat uit cellulose vezels. De vezels kunnen natuurlijk of synthetische vezels zijn of een combinatie daarvan. Het materiaal is doorgaans lichtgewicht en heeft absorberende eigenschappen.
Het “vasthouddeel” of de “vloeistofabsorptielaag” maakt deel uit van het absorberende medium (of de absorberende kern). Dit deel kan een matrix van hydrofiele vezels omvatten, zoals een baan van cellulose dons, gemengd met deeltjes van een hoogabsorberend materiaal. In specifieke inrichtingen kan het vasthouddeel een mengsel van superabsorberende hydrogelvormende deeltjes en synthetische polymere smeltgeblazen vezels omvatten of een mengsel van superabsorberende deeltjes met een vezelig coformmateriaal omvattende een mengsel van natuurlijke vezels en/of synthetische polymere vezels. De superabsorberende deeltjes kunnen hoofdzakelijk homogeen vermengd zijn met de hydrofiele vezels of ze kunnen niet-gelijkmatig gemengd zijn. Zo kunnen de concentraties van superabsorberende deeltjes in een nietstapsgewijze gradiënt aangebracht zijn door een aanzienlijk deel van de dikte van de absorberende constructie, waarbij lagere concentraties in de richting van de lichaamszijde van de absorberende constructie zitten en verhoudingsgewijs hogere concentraties in de richting van de buitenzijde van de absorberende constructie. De superabsorberende deeltjes kunnen tevens in een doorgaans afzonderlijke laag binnen de matrix van hydrofiele vezels aangebracht zijn. Daarnaast kunnen twee of meer verschillende typen superabsorberende deeltjes selectief op verschillende locaties binnen of langs de vezelmatrix gepositioneerd zijn.
BE2019/5587 Zoals hierin gebruikt, verwijst de term “vel” of “velmateriaal” verwijst naar geweven materialen, ongeweven banen, polymere films, polymere op los geweven katoen lijkende materialen en polymere schuimlagen.
Het begrip “spingebonden vezels” verwijst naar vezels die gevormd worden door het extruderen van gesmolten thermoplastische polymeren zoals filamenten of vezels uit een veelheid van verhoudingsgewijs fijne, doorgaans cirkelvormige, buizen van een spindop en het vervolgens snel trekken van de geëxtrudeerde filamenten door een eductief of ander bekend trekmechanisme om moleculaire oriëntatie en fysieke sterkte aan de filamenten te geven. De gemiddelde diameter van spingebonden vezels ligt doorgaans in het bereik van 15-60 μm of hoger. De spindop kan een grote spindop zijn met enkele duizenden gaten per meter in de breedte of een serie kleine spindoppen die, bijvoorbeeld, 40 gaten bevatten.
Het begrip “spingebonden smeltgeblazen spingebonden” (SMS) ongeweven stof, zoals hierin gebruikt, verwijst naar een meerlaags samengesteld vel, omvattende een baan van smeltgeblazen vezels die geplaatst is tussen en verbonden is met twee spingebonden lagen. Een SMS ongeweven stof kan doorlopend gevormd worden door achtereenvolgens een eerste laag spingebonden vezels, een laag smeltgeblazen vezels en een tweede spingebonden vezels op een bewegend poreus verzamelvlak te deponeren. De op elkaar geplaatste lagen kunnen gebonden worden door deze door een tussen twee rollen gevormde spleet te voeren, die verwarmd of nietverwarmd en glad of voorzien van een patroon kan zijn. Alternatief kunnen de afzonderlijke spingebonden en smeltgeblazen lagen voorgevormd en optioneel gebonden en afzonderlijk verzameld worden, bijvoorbeeld door de stoffen te wikkelen op opwikkelrollen. De afzonderlijke lagen kunnen samengesteld worden door ze op een later moment op elkaar te leggen en aan elkaar gebonden worden om een SMS ongeweven stof te vormen. Aanvullende spingebonden en/of smeltgeblazen lagen kunnen in de SMS-stof opgenomen worden, bijvoorbeeld spingebonden-smeltgeblazen-smeltgeblazen-spingebonden (SMMS), enz.
“Stapelvezels” verwijzen naar in de handel verkrijgbare vezels met een diameter van kleiner dan ongeveer 0,001 mm tot meer dan ongeveer 0,2 mm; ze zijn verkrijgbaar in verschillende vormen, zoals korte vezels met een lengte van ongeveer 10 tot 50 mm en lange vezels met een lengte van meer dan 50 mm, bij voorkeur tot 100 mm.
Met “rek” wordt bedoeld dat het materiaal in staat is om voorbij de oorspronkelijk maat daarvan uit te rekken in ten minste één afmeting wanneer het wordt onderworpen aan een trekkracht (dat wil zeggen spanning) die wordt toegepast in de richting van die afmeting, zonder het materiaal te breken. Een uitrekking van bijvoorbeeld 50% betekent dat het materiaal met een beginlengte van 100 mm een lengte heeft bereikt van 150 mm. “Rek” kan in één richting, twee richtingen of meerdere richtingen plaatsvinden. De specifieke rekeigenschappen van een materiaal kunnen variëren langs elk van de rekvectoren. Het begrip kan betrekking hebben op elastische materialen, alsmede ongeweven materialen die van zichzelf rekbaar kunnen zijn, maar niet noodzakelijkerwijs
BE2019/5587 op een elastische wijze. Dergelijke ongeweven materialen kunnen zich op een elastische wijze gaan gedragen door ze te binden aan elastische films.
Het gebruik van de term “substraat” omvat, maar is niet beperkt tot geweven of ongeweven banen, poreuze films, inktdoorlaatbare films, papier, composietconstructies en dergelijke.
Superabsorberende materialen die geschikt zijn om gebruikt te worden in de onderhavige uitvinding zijn bekend bij de vakman en kunnen elke werkbare vorm hebben, zoals deeltjes, vezels en mengsels daarvan. In algemene zin kan het “superabsorberende materiaal” een in water opzwelbaar, doorgaans niet-wateroplosbaar, hydrogel vormend polymeer absorberend materiaal zijn, dat is in staat is om ten minste ongeveer 15, toepasselijk ongeveer 30 en mogelijk ongeveer 60 keer of meer het eigen gewicht in fysiologisch zout (bijv. zout met 0,9 gewichts% NaCl) op te nemen. Het superabsorberende materiaal biologisch afbreekbaar of bipolair zijn. Het hydrogel vormende polymere absorberende materiaal kan worden vervaardigd van organisch hydrogel vormend polymeer materiaal, dat een natuurlijk materiaal kan bevatten, zoals agar-agar, pectine en guargom; gemodificeerde natuurlijke materialen zoals carboxymethylcellulose, carboxyethylcellulose en hydroxypropylcellulose; en synthetische hydrogel vormende polymeren. Synthetische hydrogel vormende polymeren omvatten, bijvoorbeeld, alkalimetaalzouten van polyacrylzuur, polyacrylamiden, polyvinylalcohol, ethyleen maleïne anhydride copolymeren, polyvinylethers, polyvinylmorfolinon, polymeren en copolymeren van vinylsulfonzuur, polyacrylaten, polyacrylamiden, polyvinylpyridine en dergelijke. Overige geschikte hydrogel vormende polymeren zijn stijfsel met gehydrolyseerd acrylonitriel, stijfsel met acrylzuur en isobutyleen maleïne anhydride copolymeren en mengsels daarvan. De hydrogel vormende polymeren kunnen licht verknoopt zijn om het materiaal hoofdzakelijk niet-wateroplosbaar te maken. Verknopen kan bijvoorbeeld door straling of atoom-, ion-, Van der Waals- of waterstofbinding. Het superabsorberende materiaal kan toepasselijkerwijze in een daartoe bestemd opslag- of vasthouddeel van het absorberende stelsel worden opgenomen en kan optioneel in andere onderdelen of delen van het absorberende artikel worden toegepast. Het superabsorberende materiaal kan in de absorberende laag of een andere fluïdumopslaglaag van het absorberend artikel van de onderhavige uitvinding worden opgenomen in een hoeveelheid tot ongeveer 60% per gewicht. Het superabsorberende materiaal, indien aanwezig, zal doorgaans in een hoeveelheid van ongeveer 5% tot ongeveer 40% per gewicht worden opgenomen, op basis van het totale gewicht van de absorberende laag.
“Superabsorberende polymeerdeeltjes” of “SAP” hebben betrekking op in water zwelbare, in water oplosbare organische of anorganische materialen die onder de meest gunstige omstandigheden in staat zijn om tenminste ongeveer 10 maal hun gewicht, of tenminste ongeveer 15 maal hun gewicht of ten minste ongeveer 25 maal hun gewicht op te nemen in een waterige oplossing die 0,9 gewichtsprocent natriumchloride bevat. In absorberende artikelen, zoals luiers, incontinentieluiers, enz., ligt de deeltjesgrootte doorgaans tussen 100 tot 800 μm, bij voorkeur tussen 300 tot 600 μm, volgens een grotere voorkeur tussen 400 tot 500 μm.
BE2019/5587 “Spanning” omvat een uniaxiale kracht die de neiging heeft om ervoor te zorgen dat een lichaam uitrekt of de compenserende kracht in dat lichaam weerstand biedt aan de uitrekking.
Zoals hierin gebruikt, beschrijft de term “thermoplastisch” een materiaal dat zacht wordt wanneer het wordt blootgesteld aan warmte en dat in hoofdzaak terugkeert in de oorspronkelijke conditie daarvan wanneer het afkoelt tot kamertemperatuur.
Het begrip “bovenlaag” verwijst naar een vel vloeistofdoorlatend materiaal dat de binnenste bedekking van het absorberende artikel vormt en dat in gebruik in direct contact met de huid van de drager is geplaatst. De bovenlaag wordt doorgaans gebruikt om de huid van de drager te helpen isoleren van vloeistoffen die in de absorberende constructie worden vastgehouden. De bovenlaag kan een ongeweven materiaal omvatten, bij. spingebonden, smeltgeblazen, gekaard, in water verknoopt, wetlaid enz. Toepasselijke ongeweven materialen kunnen zijn samengesteld uit kunstmatige vezels, zoals polyester, polyethyleen, polypropyleen, viscose, rayon enz. of natuurlijke vezels, zoals houtpulp of katoenvezels, of van een mengsel van natuurlijke en kunstmatige vezels. Het materiaal van de bovenlaag kan voorts zijn samengesteld uit twee vezels, die met elkaar verbonden kunnen zijn in een verbindingspatroon. Verdere voorbeelden van materiaal voor de bovenlaag zijn poreuze schuimen, van openingen voorziene plastic films, laminaten van ongeweven materialen en van openingen voorziene plastic films, enz.. De materialen die geschikt zijn als materiaal voor de bovenlaag moeten zacht en niet-irriterend voor de huid zijn en lichaamsfluïda, bijv. urine en menstruatiebloed, moeten er snel doorheen kunnen dringen. De binnenste deklaag kan voorts verschillend zijn in verschillende delen van het absorberende artikel. De stoffen voor de bovenlaag kunnen zijn samengesteld uit een hoofdzakelijk hydrofoob materiaal en het hydrofobe materiaal kan optioneel behandeld zijn met een surfactans of anderszins bewerkt zijn om een gewenst niveau van bevochtigbaarheid of hydrofiliteit te verschaffen.
Zoals hierin gebruikt, verwijst de term “dwars-” of “lateraal” naar een lijn, as of richting die in het vlak van het absorberende artikel ligt en doorgaans haaks staat op de lengterichting.
“Ultrasoon lassen” verwijst naar een technologie die twee materialen met elkaar verbindt door deze te smelten met warmte die wordt opgewekt uit ultrasone trillingen en vervolgens aan elkaar te lamineren, zodat de gesmolten materialen gaan stromen en de ruimte tussen de twee nietaangedane delen van de twee materialen opvullen. Na koelen en vormen zijn de twee materialen met elkaar verbonden.
Zoals hierin gebruikt, verwijst de term “in water opzwelbaar, niet-wateroplosbaar” naar een materiaal dat, wanneer het wordt blootgesteld aan overmatig veel water, opzwelt tot het balansvolume maar niet oplost in de oplossing. Als zodanig behoudt een in water opzwelbaar, nietwateroplosbaar zijn oorspronkelijk identiteit of fysieke structuur tijdens de opname van water, maar in een zeer uitgezette staat, en moet derhalve voldoende fysieke kracht hebben om weerstand te bieden aan de stroom en fusie met naastgelegen deeltjes.
BE2019/5587 Het begrip “proximaal”, zoals hierin gebruikt, heeft zijn gebruikelijke betekenis, dat wil zeggen zich bevindend dichtbij, nabij, naast, het dichtst bij, aangrenzend, grenzend aan, aaneengesloten. Het begrip “distaal” heeft, zoals hierin gebruikt, zijn gebruikelijke betekenis, dat wil zeggen zich bevindend weg van, het verst van.
Uitvoeringsvormen van de artikelen volgens de uitvinding worden nu beschreven. Het dient begrepen te worden dat technische eigenschappen die worden beschreven in één of meer uitvoeringsvormen gecombineerd kunnen worden met één of meer andere uitvoeringsvormen, zonder af te wijken van de bedoeling van de uitvinding en zonder daarvan te generaliseren.
In een eerste aspect en onder verwijzing naar Figuren 1 en 2 heeft de hierin beschreven uitvinding betrekking op een absorberend artikel 1, bij voorkeur een incontinentieluier, volgens een grotere voorkeur een op een broek lijkende incontinentieluier, met een lengteas Y-Y en een dwarsas X-X, omvattende: een chassis 2 dat een naar de huid gerichte zijde heeft, een naar de kleding gerichte zijde tegenover de naar de huid gerichte zijde, een voorste taillegebied 3, een achterste taillegebied 4 en een kruisgebied 5 dat zich uitstrekt tussen de voorste en het achterste taillegebieden 3, 4; een vloeistofabsorberend orgaan 6 met een voor- en een achtereinde 7, 8 dat zich uitstrekt over het kruisgebied 5 naar de voorste en achterste taillegebieden 3, 4, waarbij het vloeistofabsorberende orgaan een vloeistofabsorberende kern 9 bevat, waarbij de vloeistofabsorberende kern 9 een voorste en achterste einden 10, 11 heeft; en een elastisch baanmateriaal 12 dat samentrekbaar te verbinden is met ten minste de achterste taillegebieden 4 onder spanning op de dwarsas XX, waarbij het voorste en achterste taillegebied 3, 4 voorste en achterste taille-einden 13, 14 omvatten en voorste en achterste taille-zijranden 15, 15', 16, 16' die zich uitstrekken langs een richting die evenwijdig loopt aan de lengteas Y-Y en waarbij, wanneer de voorste en achterste taillegebieden 3, 4 worden samengevoegd, bij voorkeur langs voorste en achterste taille-zijranden, een tailleopening wordt gevormd door de voorste en achterste tailleeinden 13, 14 en een paar beenopeningen worden gevormd door een of meer kruis-beenomtrekranden 17, 17' en voorste en achterste taille-been-omtrekranden 18, 18', 19, 19', en waarbij eerste en tweede voorste taille-been-omtrekranden 18, 18' zich uitstrekken vanaf een eerste positie 20, 20' die proximaal ligt van het kruisgebied 5 naar een tweede positie 21,21' die distaal daarvan ligt en proximaal van een voorste taille-zijrand 15, 15', waarbij de en tweede voorste taille-beenomtrekranden 18, 18' tegenover elkaar vanaf de lengteas Y-Y zijn geplaatst en waarbij eerste en tweede achterste taille-been-omtrekranden 19, 19' zich uitstrekken vanaf een derde positie 23, 23' die proximaal ligt van het kruisgebied 5 naar een vierde positie 24, 24' die distaal daarvan ligt en proximaal van een achterste taille-zijrand 16, 16', waarbij de eerste en tweede achterste taillebeen-omtrekranden 19, 19' tegenover elkaar vanaf de lengteas Y-Y zijn geplaatst Deze wordt gekenmerkt doordat de afstand D, die zich evenwijdig uitstrekt aan de lengteas Y-Y tussen het voorste taille-einde 13 en een vijfde positie 22, 22' langs de eerste en tweede voorste taille-beenomtrekranden 18, 18' die zich het dichtst bevindt bij het voorste taille-einde 13, kleiner is dan de lengte L van een voorste taille-zijrand 15, 15' die zich evenwijdig uitstrekt aan de lengteas Y-Y.
BE2019/5587 Vastgesteld is dat het tot stand brengen van een dergelijke negatieve geometrische vorm, dat wil zeggen leegte-vormen, in het voorste taillegebiedvoorziet in een verbeterde nauwsluitende pasvorm in het bijzonder in het kruisgebied van de drager: minder vouwen tot stand worden gebracht, waardoor het comfort toeneemt en de zichtbaarheid van het product door de kleren van de drager tot het minimum wordt beperkt. Daarnaast vermindert de terugdringing van vouwen, waardoor de vloeistof kan uitstromen, het risico op lekken.
De onderhavige uitvinding is geschikt voor open luiers, waarbij de voorste en achterste taillegebieden 3, 4 mogelijk worden samengevoegd, bij voorbeeld door middel van strips of haaken-lus bevestigingsmiddelen. De onderhavige uitvinding is in het bijzonder geschikt voor op een broek lijkende luiers, waarbij de voorste en achterste taillegebieden 3, 4 samengevoegd kunnen zijn langs voorste en achterste taille-zijranden, bijvoorbeeld door middel van naden.
Anders gezegd, de eerste positie 20, 20' en de derde positie 23, 23' bevinden zich op de plaatsen waar de been-omtreksranden 17, 17', 18, 18', 19, 19' die de beenopeningen bepalen het vloeistofabsorberende orgaan 6 ‘kruisen'. In het algemeen komen deze posities overeen met de punten waar de hoek van de rand van de beenopening het meest abrupt verandert (dat wil zeggen het punt waar de snelheid van verandering van de hoek van de rand van de beenopening ten opzichte van de dwarsrichting het hoogst is). Het kruisgebied 5 wordt dan bepaald als het gebied dat is voorzien binnen de eerste positie 20, 20' en de derde positie 23, 23'.
Het absorberende artikel volgens de uitvinding omvat eveneens een elastisch baanmateriaal 12' dat samentrekbaar kan worden verbonden met het voorste taillegebied 3 onder spanning op de dwarsas X-X. Hierdoor kan het artikel mogelijk nauwsluitend de vorm volgen van de anatomie van de buik van de drager.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm strekken elke van de eerste en tweede voorste taillegebiedbeen-omtrekranden 18, 18' zich uit in een naar binnen gebogen, dat wil zeggen concave, wijze langs tegenovergestelde richtingen vanaf de longitudinale as Y-Y. Dit kan de goede pasvorm verder bevorderen in het kruisgebied van de drager.
Bij voorkeur is de ratio van de afstand D tot de lengte L ten minste 30% of ten minste 35%, volgens een grotere voorkeur ten minste 40% of ten minste 45%, volgens een nog grotere voorkeur ten minste 50% of ten minste 55%. Deze is bij voorkeur ten hoogste 95% of ten hoogste 90%, volgens een grotere voorkeur ten hoogste ten hoogste 85% of ten hoogste 80%, volgens een nog grotere voorkeur ten hoogste 75% of ten hoogste 70%. D/L is bij voorkeur binnen het bereik van 45% tot 80%, volgens een grotere voorkeur binnen het bereik van 50% tot 75%, volgens een nog grotere voorkeur binnen het bereik van 55% tot 70%. Inderdaad is vastgesteld dat indien de negatieve geometrische vorm te diep is, dat wil zeggen dat D te kort is in vergelijking met L, het artikel ongemakkelijk kan zijn om te dragen en/of het uit een elastische baan bestaande materiaal 12' spanning kan verliezen, waarbij zodoende onaanvaardbaar plooivorming tot stand kan worden
BE2019/5587 gebracht. Daarnaast kan het een negatieve invloed hebben op de pasvorm aan de achterkant van het absorberende artikel.
Een zesde positie 25, 25' is bepaald langs de eerste en tweede voorste taille-been-omtrekranden 18, 18' die proximaal is ten opzichte van het kruisgebied 5 en zich bevindt op een afstand vanaf het voorste taille-einde 13 evenwijdig aan de lengteas Y-Y gelijk aan L. De negatieve geometrische vorm kan vervolgens verder worden bepaald door middel van de ratio E versus C, waarbij C is bepaald als de opening van de negatieve geometrische vorm, op een afstand L vanaf het voorste taille-einde 13, dat wil zeggen de afstand die zich evenwijdig uitstrekt aan de dwarsas X-X tussen de zesde positie 25, 25' en de tweede positie 21, 21' en E is bepaald als de diepte van de negatieve geometrische vorm, die zich evenwijdig uitstrekt aan de lengteas Y-Y, waarbij E gelijk is aan L minus D. Een dergelijke ratio E/C is bij voorkeur ten minste 10% of ten minste 12%, volgens een grotere voorkeur ten minste 15% of ten minste 20%. Deze is bij voorkeur ten hoogste 40% of ten hoogste 35%, volgens een grotere voorkeur ten hoogste 30%. E/C is bij voorkeur binnen het bereik van 10% tot 35%, volgens een grotere voorkeur binnen het bereik van 12% tot 32%, volgens een nog grotere voorkeur binnen het bereik van 15% tot 32%. Vastgesteld is inderdaad dat bij een equivalente ratio D/L, als de eerste positie 20, 20' zich dichter bevindt bij het voorste taille-einde 13, dat wil zeggen dat C langer is, sommige mensen mogelijk minder comfort en pasvorm ervaren. Om deze reden en om lekken tot het minimum te beperken is de afstand die zich evenwijdig uitstrekt aan de lengteas Y-Y tussen de eerste positie 20, 20' en het voorste taille-einde 13 groter dan L.
Bij voorkeur is het artikel vrij van een elastiekband proximaal en in hoofdzaak evenwijdig aan de eerste en tweede voorste taille-been-omtrekranden 18, 18', om smokken te voorkomen. De negatieve geometrische vorm wordt eerder gezien als een onderbreking in de voortzetting van het uit een elastische baan bestaande materiaal 12'.
Het zou nuttig kunnen zijn om te verzekeren dat een gedeelte van de eerste en tweede voorste taillegebied-been-omtrekranden 18, 18' proximaal van de voorste taille-zijranden 15, 15' in hoofdzaak evenwijdig zijn aan het voorste taille-einde 13. Onder “in hoofdzaak evenwijdig” wordt hierin ofwel strikt evenwijdig of met een afwijking ten opzichte van de strikte evenwijdigheid verstaan, die ten hoogste 5° is, bij voorkeur ten hoogste 3° is. Dit gedeelte kan een lengte hebben die in hoofdzaak evenwijdig is aan het voorste taille-einde die ten minste 5 mm is, bij voorkeur ten minste 7 mm is, en/of ten hoogste 15 mm is, bij voorkeur ten hoogste 13 mm is, gemeten langs de dwarsas (X-X). Deze lengte kan bij voorkeur afhankelijk zijn van de grootte van het absorberende artikel, en in het bijzonder de ratio tussen de lengte van het gedeelte dat in hoofdzaak evenwijdig is aan het voorste taille-einde en de lengte van het voorste taille-einde, beide gemeten langs de dwarsas (X-X) bij voorkeur binnen het bereik is van 1,20 tot 1,80, of binnen het bereik is van 1,30 tot 1,70, volgens een grotere voorkeur binnen het bereik is van 1,35 tot 1,65. Dit kan bijdragen aan het fabricageproces, wanneer de artikelen nog steeds de vorm hebben van een doorlopende band
BE2019/5587 van producten, om de stevigheid te verzekeren tussen twee opeenvolgend verbonden absorberende artikelen, voorafgaand aan de stap van het in afzonderlijke stukken snijden.
Een eerste gebied A1 (gerasterd in Fig. 2) is bepaald tussen de eerste en tweede voorste taillegebied-been-omtrekranden 18, 18', tussen de eerste en zesde posities 20, 20', 25, 25'; en een tweede gebied A2 (gerasterd in Fig. 2) is bepaald tussen de eerste en tweede achterste taillebeen-omtrekranden 19, 19', tussen de derde en vierde posities 23, 23', 24, 24'.
In de onderhavige uitvinding omvat ten minste 50% van het totale oppervlaktegebied van het chassis 2 het elastische bandmateriaal 12, 12', waarbij elk van de eerste en tweede gebieden A1, A2 in hoofdzaak elastisch zijn gemaakt, en het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte eerste gebied A1 is van 3% tot 35%, bij voorkeur van 3% tot 30%, volgens een grotere voorkeur is van 3% tot 25%, volgens een nog grotere voorkeur is van 3% tot 20%, van het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte tweede gebied A2, gemeten in een uitgestrekte staat. Het elastisch maken van in hoofdzaak het gehele gebied tussen de tegenover elkaar liggende taille-beenomtrekranden zorgt voor een betere, nauwsluitende pasvorm in het overgangsgebied van de zijden tussen kruis en beenopening, hetgeen de zichtbaarheid daarvan door de kleding van een drager tot een minimum beperkt. Daarmee kan het risico op lekken uit de laterale zijden echter vergroot worden, met name in het geval zich plooien vormen waardoor de vloeistof kan stromen. Door te zorgen dat het oppervlaktegebied A1 voldoende klein is vergeleken met A2, maar als A1 te klein is, veroorzaken de losse gebieden die gevormd worden door een disproportionele spanning van voor naar achteren een groter risico op lekken, waardoor het derhalve wenselijk is om de gebieden A1 en A2 de hierin beschreven afmetingen te geven. Om twijfel uit te sluiten, betekent de term “oppervlaktegebied”, zoals hierin gebruikt, het oppervlaktegebied genomen rond een plat vlak dat samenvalt met (of gevormd wordt door) de lengteas Y-Y en de dwarsas X-X als het artikel plat (of in uitgerekte toestand) wordt neergelegd, zoals getoond in de figuren.
In een uitvoeringsvorm, beslaat het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte eerste gebied A1 van 5% tot 18%, bij voorkeur van 7% tot 15%, volgens een grotere voorkeur van 8% tot 15% van het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte tweede gebied A2, gemeten in een uitgerekte toestand.
In een uitvoeringsvorm waaraan een grote voorkeur wordt gegeven, bestaat ten minste 70%, bij voorkeur ten minste 80%, volgens een grotere voorkeur tussen 83% en 99% van het totale oppervlaktegebied van het chassis 2 uit het uit een elastische baan bestaande materiaal 12, 12'. Een voordeel van deze inrichting is dat een meer op ondergoed gelijkende pasvorm wordt verkregen, alsmede een betere hechting aan het lichaam.
In een uitvoeringsvorm omvatten de eerste en tweede gebieden A1, A2 het uit een elastische baan bestaande materiaal 12, 12', welk materiaal 12, 12' is aangebracht om elasticiteit te verschaffen aan de eerste en tweede gebieden A1, A2.
BE2019/5587 In een voorkeursuitvoeringsvorm strekt elk van de eerste en tweede achterste taille-beenomtrekranden 19, 19' zich hoofdzakelijk schuin uit en langs tegenovergestelde richtingen van de lengteas Y-Y en bij voorkeur in een hoofdzakelijk lineaire en/of gebogen wijze, zodanig dat de derde positie 23, 23' en de vierde positie 24, 24' zijn gescheiden langs een eerste afstand A die zich evenwijdig uitstrekt aan de lengteas Y-Y, en voorts gescheiden zijn langs een tweede afstand B die zich loodrecht uitstrekt ten opzichte van de lengteas Y-Y en evenwijdig aan de dwarsas X-X, en waarbij de afstandsratio A/B groter is dan 0,5, bij voorkeur is tussen 0,5 en 0,8, volgens een grotere voorkeur is tussen 0,5 en 0,7, en volgens een nog grotere voorkeur is tussen 0,5 en 0,65. Een dergelijke specifieke beensnit beïnvloedt niet alleen mogelijk het comfort, maar ook het risico op lekken. Door ervoor te zorgen dat in het bijzonder de beensnit op het achterste deel binnen de aangegeven marges ligt kan het risico op de vorming van plooien aan de achterzijde worden verkleind en wordt het voorkomen van lekken verbeterd.
Volgens een uitvoeringsvorm heeft het artikel een helft aan de voorzijde die wordt bepaald door de randen van het artikel en een transversale middenlijn X-X van het artikel, en een helft aan de achterzijde die wordt bepaald door de randen van het artikel en een transversale middenlijn X-X van het artikel, en een oppervlaktegebied van de voorste helft is bij voorkeur binnen het bereik van 60 tot 90%, volgens een grotere voorkeur binnen het bereik van 70 tot 90%, en volgens een nog grotere voorkeur binnen het bereik van 70 tot 80% van een oppervlaktebied van de achterste helft, gemeten in een uitgestrekte staat van het artikel. Dit kan voorzien in een op een broek lijkende vorm van het absorberende artikel.
In een volgende uitvoeringsvorm heeft het artikel een maximale breedte in de dwarsrichting en een maximale lengte in de langsrichting, en ligt de ratio tussen de maximale breedte en de maximale lengte van het artikel tussen 80% en 120%, bij voorkeur tussen 90% en 115%, gemeten in een uitgestrekte staat van het artikel. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm ligt de ratio tussen de afstand die zich evenwijdig uitstrekt aan de lengteas Y-Y tussen de eerste positie 20, 20' en het voorste taille-einde 13 en de maximale breedte van het artikel tussen 25% en 50%, bij voorkeur tussen 35% en 45%, gemeten in een uitgestrekte staat van het artikel. De artikelen die voldoen aan deze metingen kunnen voorzien in een op een broek lijkende vorm van het absorberende artikel en in een veiligere pasvorm.
In een uitvoeringsvorm strekt de vloeistofabsorberende kern 9 zich over de lengteas Y-Y over het ene of de meerdere elastisch gemaakte materialen 12, 12' uit en zijn zowel het voorste als het achterste einde 10, 11 van de kern 9 in respectievelijk de eerste en tweede gebieden A1, A2 geplaatst, zodat ten minste 40%, bij voorkeur tussen 40% en 75% van het totale oppervlaktegebied van de vloeistofabsorberende kern 9 zich in het elastisch gemaakte eerste en tweede gebied A1, A2 bevindt. Een voordeel van deze inrichting is dat wordt voorzien in een goed passende kern die niet uitpuilt, waardoor wordt voorzien in een discreet profiel dat comfortabel hecht aan het lichaam van de drager.
BE2019/5587 In een uitvoeringsvorm omvatten de eerste en tweede gebieden A1, A2 het uit een elastische baan bestaande materiaal 12, 12' dat aangebracht is om te voorzien in een verlenging van 200 tot 300%, gemeten volgens de hierin beschreven werkwijze. Het is gebleken dat als het uit een elastische baan bestaande materiaal 12, 12' een verlenging heeft van minder dan 200%, het resulterende substraat te los is, hetgeen leidt tot een groter risico op lekken. Aan de andere kant, als de verlenging meer dan 300% bedraagt, wordt het substraat te strak, waardoor de bewegingsvrijheid wordt beperkt en het risico op huidirritatie groter wordt.
In een uitvoeringsvorm hebben de eerste en tweede gebieden A1, A2 elk een totaal elastisch gemaakt oppervlak dat overeenkomt met meer dan 80%, bij voorkeur meer dan 85%, volgens een grotere voorkeur van 90% tot 99%, van het totale oppervlaktegebied van de eerste en tweede gebieden A1, A2. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat wordt verzekerd dat het product de rondingen van de drager effectief volgt/zich daaraan aanpast. Aangezien iedere persoon een andere vorm kan hebben, is het zeer voordelig als het artikel zich dienovereenkomstig kan aanpassen.
In een uitvoeringsvorm wordt het uit een elastische baan bestaande materiaal 12, 12' geselecteerd uit de groep die bestaat uit een elastische film, elastische vezels, elastische banden, elastische netwerken, elastische ongeweven materialen en combinaties daarvan. Voorbeelden van geschikte elastische netwerken zijn elastisch geëxtrudeerd vierkant gaas dat bijvoorbeeld wordt vervaardigd door Conwed® global netting solutions.
Het uit een elastische baan bestaande materiaal 12, 12' omvat bij voorkeur een ademend elastisch laminaat dat bij voorkeur een elastische film omvat die tussen twee elastische of inelastische ongeweven substraten is geplaatst. In deze uitvoeringsvorm kan het uit een elastische baan bestaande materiaal 12, 12' tijdens het verbindingsproces ademend gemaakt zijn, bijvoorbeeld door het ultrasoon te verbinden aan de respectieve segmenten van het chassis 2. Een voordeel van deze inrichting is dat tijdens het verbindingsproces micro-openingen worden gevormd door het uit een elastische baan bestaande materiaal 12, 12' zonder dat er een specifieke voor- of nabehandeling nodig is.
Het elastische laminaat kan een eerste en tweede laag vezelmateriaal bevatten en een elastisch filmlaag die tussen de eerste en tweede vezellaag is geplaatst, waarbij de vezellagen de vorm kunnen hebben van ongeweven lagen. Alternatief kunnen soortgelijke elastische laminaten vervaardigd worden door ten minste twee ongeweven lagen aan elkaar te lamineren, waarbij ten minste één of twee ongeweven lagen een elastisch ongeweven materiaal omvatten. Deze inrichting maakt een meer voortreffelijk gevoel mogelijk en de drager ervaart het meer als traditioneel ondergoed, niet alleen wat betreft het uiterlijk, maar ook wat betreft de wijze waarop het aanvoelt en het gedrag.
0120-00WO
BE2019/5587 Het elastische laminaat kan een waterdamptransmissiesnelheid overeenkomstig de ASTM E96-00
2
Procedure D hebben van ten minste 1800 of 1900 g/m , bij voorkeur ten minste 2000 of 2500 g/m , 2 volgens een grotere voorkeur ten minste 3000 g/m , volgens een nog grotere voorkeur van 3200 tot 5000 g/m2, per 24 uur.
In een uitvoeringsvorm omvat het deel van het kruisgebied tussen de eerste en tweede gebieden A1, A2 één of meer niet-elastische materialen (zoals één of meer ongeweven materialen zoals hierboven beschreven), die doorgaans zodanig zijn aangebracht dat het gebied in hoofdzaak inelastisch is (dat wil zeggen doorgaans vrij van elastisch baanmateriaal zoals elastische films en dergelijke). Een voordeel van deze inrichting is een kostenbesparing, aangezien elastisch materiaal in dit specifieke gebied weggelaten kan worden, omdat wordt aangenomen dat het geen nadelig effect heeft op het comfort en voorkomen van lekken, zolang er elastisch baanmateriaal aanwezig is in de beengebieden, zoals beschreven in de voorgaande uitvoeringsvormen. Zonder gebonden te willen zijn aan de theorie, wordt bovendien aangenomen dat er een groter risico op plooivorming zou ontstaan als dit gebied elastisch was gemaakt (dat wil zeggen een doorlopend elastisch gemaakt oppervlak van het voorste naar het achterste taillegebied had), hetgeen zou leiden tot onwenselijke huidirritatie, ongemak alsmede een onaangenaam esthetisch uiterlijk. Het is derhalve wenselijk dat een deel van het kruisgebied 5 tussen de eerste en tweede gebieden A1, A2 inelastisch blijft om te voorzien in een niet-doorlopende elasticiteit tussen het voorste taillegebied 3 en het achterste taillegebied 4.
In een uitvoeringsvorm strekt ten minste een van de elastische baanmaterialen zich doorlopend uit tussen de tegenover elkaar liggende laterale randen 15, 15',16, 16' van elk van het voorste en achterste taillegebied 3, 4. Door ervoor te zorgen dat ten minste een van de elastieken op elk voorste/achterste gebied niet gedeactiveerd is, wordt een betere algehele elastisticiteit en pasvorm bewerkstelligd.
In een voorkeursuitvoeringsvorm (niet afgebeeld) omvat ten minste het voorste taillegebied 3 een reeks en/of patroon van doorlopende of niet-doorlopende verbindingen die aangebracht zijn om te voorzien in ten minste één verder gebied met een verlenging die afwijkt van de verlenging van naastgelegen delen van het voorste taillegebied 3. Volgens een grotere voorkeur zijn de doorlopende of niet-doorlopende verbindingen zodanig aangebracht dat ze in hoofdzaak ten minste een van de verdere gebieden omringen, die bij voorkeur op een positie die proximaal ligt van het kruisgebied 5, zijn gelegen teneinde de elasticiteit binnen het in hoofdzaak omringde verdere gebied te verminderen, waarbij ze bij voorkeur een vak vormen met een kleinere verlenging dan de verlenging van naastgelegen oppervlakken buiten het in hoofdzaak omringde verdere gebied. Deze uitvoeringsvorm is met name voordelig voor het voorzien in een betere op ondergoed lijkende pasvorm, in het bijzonder voor mannelijke dragers.
In een uitvoeringsvorm kan de absorberende kern superabsorberende polymere (doorgaans in de vorm van deeltjes) en/of cellulose vezels (of dons) omvatten. Vanwege hoge concentraties
BE2019/5587 superabsorberende deeltjes, of een ander hoogabsorberend materiaal, in het vasthouddeel (dat wil zeggen het deel in het kruisgebied dat wordt blootgesteld aan de grootste afscheidingsstroom), kan het moeilijker zijn om de hoogabsorberende deeltjes vast te houden in het vasthouddeel en de beweging of migratie van de superabsorberende deeltjes naar de lichaamszijde van de broek te beperken. Om het vasthouden van het hoogabsorberende materiaal te verbeteren, kan de absorberende constructie een verbeterde omwikkeling, zoals een wikkelvel, omvatten dat onmiddellijk naast en rond het vasthouddeel is geplaatst. Het wikkelvel is bij voorkeur een laag absorberend materiaal dat de oppervlakken aan de lichaamszijde en buitenzijde van het vasthouddeel grotendeels bedekt en bij voorkeur in hoofdzaak alle omtrekranden van het vasthouddeel omsluit om een in hoofdzaak volledige omhulling daaromheen te vormen. Alternatief kan het wikkelvel voorzien in een absorberende omwikkeling die de oppervlakken aan de lichaamszijde en buitenzijde van het vasthouddeel grotendeels bedekt en in hoofdzaak uitsluitend de laterale zijranden van het vasthouddeel omhult. Dienovereenkomstig zouden zowel de lineaire en de naar binnen gebogen delen van de laterale zijranden van het wikkelvel rond het vasthouddeel sluiten. In een dergelijke inrichting kunnen de eindranden van het wikkelvel niet geheel rond de eindranden van het vasthouddeel sluiten bij de taillegebieden van het artikel. Het wikkelvel kan een uit meerdere elementen bestaand wikkelvel omvatten dat een afzonderlijke wikkellaag aan de lichaamszijde en een afzonderlijke wikkellaag aan de buitenzijde omvat, die zich elk voorbij alle of enkele omtrekranden van het vasthouddeel uitstrekken. Een dergelijke configuratie van het wikkelvel kan bijvoorbeeld de vorming van een in hoofdzaak volledige afdichting en sluiting rond de omtrekranden van het vasthouddeel mogelijk maken. De lagen van het wikkelvel aan de lichaamszijde en buitenzijde kunnen uit hoofdzakelijk hetzelfde materiaal bestaan of uit verschillende materialen. De laag aan de buitenzijde van het wikkelvel kan bijvoorbeeld bestaan uit een materiaal met een verhoudingsgewijs lager basisgewicht en een verhoudingsgewijs hoge poreusheid, zoals een natsterk cellulose gaas van zachte houtpulp. De laag aan de lichaamszijde van het wikkelvel kan een van de hierboven beschreven wikkelvelmaterialen omvatten (bijvoorbeeld een smeltgeblazen baan bestaande uit smeltgeblazen polypropyleen vezels of een baan van cellulose gaas met een lage poreusheid bestaande uit een mengsel van hardhout/zachthoutvezels) dat een verhoudingsgewijs lage poreusheid heeft. De laag aan de lichaamszijde met een lage poreusheid is beter in staat om de migratie van superabsorberende deeltjes naar de huid van de drager te voorkomen en de laag aan de buitenzijde met het lage basisgewicht en de hoge poreusheid kan bijdragen aan het beperken van de kosten.
In een uitvoeringsvorm (niet afgebeeld) omvat het kruisgedeelte van het absorberende artikel bij voorkeur tegenover elkaar liggende lengtezijdelen die een stel elastisch gemaakte, zich in de lengterichting uitstrekkende “beenboorden” omvatten. De beenboorden zijn doorgaans geschikt gemaakt om in gebruik rond de benen van een drager te passen en dienen als een mechanische barrière tegen de laterale stroom van lichaamsafscheiding. Beenboorden zijn elastisch gemaakt door beenelastieken. De luier kan voorts een voorste taille-elastiek en een achterste taille-elastiek
BE2019/5587 omvatten. Materialen die geschikt zijn om gebruikt te worden voor het vormen van beenelastieken zijn bekend bij de vakman. Voorbeelden van dergelijke materialen zijn strengen of repen van een polymeer, elastomeer materiaal die op het beenboord van de luier worden gehecht wanneer deze zich in een uitgerekte stand bevindt of die aan de luier worden gehecht terwijl de luier gevouwen is, zodanig dat elastische, samentrekkende krachten aan het beenboord worden gegeven. Voorbeelden van geschikte elastomere materialen die gebruikt kunnen worden, zijn polyetherpolyamide blokcopolymeren, polyurethanen, synthetische lineaire A-B-A en A-B blokcopolymeren, mengsels van gechloreerd rubber/EVA (ethyleenvinylacetaat), EPDM (ethyleen-propyleen dieen monomeer) rubbers, EPM (ethyleen-propyleen monomeer) rubbers, mengsels van EPDM/EPM/EVA en dergelijke.
Werkwijze voor het meten van de verlenging
Het doel van deze testwijze is om de elasticiteit van elastische baanmaterialen te bepalen in incontinentiebroeken om de bruikbaarheid van de broeken te verzekeren. De broeken worden in een montageraamwerk geplaatst en bij van tevoren gespecificeerde krachten wordt het verlengingspercentage vastgesteld.
Materiaal: Trektester [zoals een Zwick / Roell Z1.0] met een constante uitreksnelheid, gekalibreerd volgens de instructies van de fabrikant; klemmen en klauwen: elke klauwvlak moet glad, vlak zijn, een metalen oppervlak hebben en 30 x 60 mm meten. De vlakken moeten evenwijdig aan elkaar zijn en de middelpunten van de vlakken van één klem en die van het overeenkomstige klauwvlak van de andere klem moeten op één lijn liggen; montageraamwerk: bevat een bovenste en onderste inrichting die tussen de klemmen wordt geplaatst.
Procedure: De broek wordt over een montageraamwerk op de trektestmachine geplaatst en uitgerekt met een constante uitreksnelheid. De waarden van de verlenging van de testproducten worden verkregen via een computerinterface.
Definities: Verlenging: de vervorming in de richting van de belasting die wordt uitgeoefend door een trekkracht. Verlenging wordt doorgaans uitgedrukt als een percentage van de lengte van het uitgerekte materiaal in verhouding tot de lengte van het niet-uitgerekte materiaal (= afstand tussen raamwerkeinden aan het begin van de test - LE); Uitrekking: de verandering in de lengte van een materiaal als gevolg van uitrekken.
Verificatie van apparatuur: Verifieer de meetcel: een gekalibreerd verificatiegewicht van 500 g moet een kracht van 4,90(5) N ± 0,10 N opleveren.
Parameters van apparatuur: De volgende parameters zijn geprogrammeerd: Voorbelasting: 0,1N; Kruiskopsnelheid: 300 mm/min; Eind van test: 22N
BE2019/5587
IJklengte LE (mm) moet worden aangepast aan de taillemaat van de broek: klein 220; medium
250; groot 250; extra groot 270
Procedure: Zet het montageraamwerk in elkaar en zet de meetcel op nul; stel de ijklengte af overeenkomstig de taillemaat; schuif de broek voorzichtig over het montageraamwerk; zet de meetcel op nul; start de trekkracht (N) en de metingen op de testbaan (mm) zullen worden opgeslagen totdat er een kracht van 22N wordt bereikt; herhaal voor ten minste 5 producten.
Berekening: Noteer voor elk product de verlengingswaarde bij standaardkrachten 2N en 20N. Meet de lengtetoename vanaf het begin van de kracht-uitrekkingscurve tot het punt dat overeenkomt met de van tevoren gespecificeerde kracht. Bereken de verlenging als het percentage van de lengtetoename op basis van de ijklengte voor zowel 2N als 20N.
VOORBEELDEN
Voorbeeld 1:
Vier identieke broekmonsters worden vervaardigd met verschillende waarden voor (i) D/L ratio en voorts (ii) E/C ratio. De monsters worden in willekeurige volgorde uitgereikt aan een groep panelleden (ten minste 3). De panelleden krijgen de instructie om de monsters te dragen en elk een score te geven van slecht tot uitstekend voor de pasvorm en het comfort. De resultaten worden genoteerd. Tabel 1 geeft een samenvatting van de resultaten, dat wil zeggen het percentage panelleden dat elk van de aangegeven scores heeft gegeven.
Tabel 1 - effect van D/L en E/C ratio's op de pasvorm en het comfort
Analysemateriaal D/L (%) E/C (%) Slecht (% van de panelleden) Voldoende (% van de panelleden) Goed (% van de panelleden) Uitstekend (% van de panelleden)
1 66 28,6 - - 17% 83%
2 66 26,6 - 8% 75% 17%
3 100 - - 92% 8% -
4 34 54,4 100% - - -
Monster 3 is een broek volgens de Europese octrooiaanvrage EP17159249.6 die is ingediend op 3 maart 2017. Deze heeft geen negatieve geometrische vorm volgens de onderhavige uitvinding.
Figuren 3 en 4 zijn vooraanzichten van respectievelijk monster 1 en monster 3, geplaatst op een etalagepop. Figuur 3 toont duidelijk de perfecte pasvorm van het artikel in het voorste gedeelte van de paspop, met name in het kruisgebied, waar vouwen en plooien niet zichtbaar zijn. Deze toont
BE2019/5587 eveneens de goede pasvorm van het gehele artikel op het lichaam. Figuur 4 toont daarentegen vouwen (26) in het kruisgebied, plooien (27) op het voorste deel van het been, en vouwen die een langgerekt uitsteeksel (28) tot stand brengen enkele centimeters boven de beenopening. Monster 3 volgt de bilplooien, terwijl monster 1 het kruisgebied verder volgt. Deze laatste vorm kan bovendien de druk op het dijbeen vrijmaken, waarbij tekenen op de huid worden voorkomen.
Voorbeeld 2:
Zeven identieke broekmonsters worden vervaardigd met verschillende waarden voor (i) D/L ratio en voorts (ii) E/C ratio. De ratio A1/A2 is rond 6% gehouden voor alle monsters B tot G, en was rond 8% voor monster A. De monsters worden in willekeurige volgorde uitgereikt aan een groep panelleden (ten minste 3). De panelleden krijgen de instructie om de monsters te dragen en elk een score te geven van zeer slecht (= 1) tot zeer goed (= 7), zowel in termen van pasvorm als van comfort. De resultaten worden genoteerd. Tabel 2 geeft een samenvatting van de resultaten, dat wil zeggen het percentage panelleden dat elk van de aangegeven scores heeft gegeven.
Tabel 2 - effect van D/L en E/C ratio's op de pasvorm en het comfort
% van de panelleden
Analys emater iaal D/L (%) E/C (%) Zeer slecht = 1 2 3 4 5 6 Zeer goed = 7
A 100 - 50% 33% 17%
B 94 5 17% 50% 33%
C 82 15 17% 83%
D 71 25 16,5% 16,5% 67%
E 65 30 17% 50% 33%
F 59 35 83% 17%
G 47 45 100%
Monster A is een broek volgens de Europese octrooiaanvrage EP17159249.6 die is ingediend op 3 maart 2017. Deze heeft geen negatieve geometrische vorm volgens de onderhavige uitvinding.
Deze tweede paneeltest toont duidelijk de voorkeur aan van de panelleden voor de monsters met E/C ratio van 15, 25 of 30%.
Er wordt verondersteld dat de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot enige hierboven 20 beschreven uitvoeringsvorm en dat wijzigingen op het beschreven fabricagevoorbeeld kunnen worden aangebracht zonder dat de aangehechte conclusies heroverwogen hoeven te worden.

Claims (14)

  1. BE2019/5587 CONCLUSIES
    1. Absorberend artikel (1), bij voorkeur een op een broek lijkende incontinentieluier, met een lengteas (Y-Y) en een dwarsas (X-X), omvattende:
    een chassis (2) met een naar de huid gerichte zijde, een naar de kleding gerichte zijde die ligt tegenover de naar de huid gerichte zijde, een voorste taillegebied (3), een achterste taillegebied (4) en een kruisgebied (5) dat zich uitstrekt tussen het voorste en achterste taillegebied (3, 4);
    een vloeistofabsorberend orgaan (6) met een voorste en achterste einde (7, 8) dat zich uitstrekt over het kruisgebied (5) naar het voorste en achterste taillegebied (3, 4), waarbij het vloeistofabsorberende orgaan een vloeistofabsorberende kern (9) bevat, waarbij de vloeistofabsorberende kern (9) een voorste en achterste einde (10,11) heeft; en een elastisch baanmateriaal (12, 12') dat onder spanning op de dwarsas (X-X) samentrekbaar te verbinden is met ten minste elk van het voorste en achterste taillegebied (3, 4), waarbij het voorste en achterste taillegebied (3, 4) voorste en achterste taille-einden (13,14) omvatten en voorste en achterste taille-zijranden (15, 15', 16, 16') die zich uitstrekken langs een richting die evenwijdig loopt aan de lengteas (Y-Y) en waarbij, wanneer de voorste en achterste taillegebieden (3, 4) worden samengevoegd, bij voorkeur langs voorste en achterste taillezijranden, een tailleopening wordt gevormd door de voorste en achterste taille-einden (13, 14) en een paar beenopeningen worden gevormd door een of meer kruis-been-omtrekranden (17, 17') en voorste en achterste taille-been-omtrekranden (18, 18', 19, 19'), waarbij eerste en tweede voorste taille-been-omtrekranden (18, 18') zich uitstrekken vanaf een eerste positie (20, 20') die proximaal ligt van het kruisgebied (5) naar een tweede positie (21, 21) daarvan en proximaal van een voorste taille-zijrand (15, 15'), waarbij de en tweede voorste taillebeen-omtrekranden (18, 18') tegenover elkaar vanaf de lengteas (Y-Y) zijn geplaatst en waarbij eerste en tweede achterste taille-been-omtrekranden (19, 19') zich uitstrekken vanaf een derde positie (23, 23') die proximaal ligt van het kruisgebied (5) naar een vierde positie (24, 24') daarvan en proximaal van een achterste taille-zijrand (16, 16'), waarbij de eerste en tweede achterste taillebeen-omtrekranden (19, 19') tegenover elkaar vanaf de lengteas (Y-Y) zijn geplaatst, waarbij een vijfde positie (22, 22') is bepaald langs de eerste en tweede voorste taille-beenomtrekranden (18, 18') die zich het dichtst bevindt bij het voorste taille-einde (13) waarbij een zesde positie (25, 25') is bepaald langs de eerste en tweede voorste taille-beenomtrekranden (18, 18') die proximaal is ten opzichte van het kruisgebied (5) en zich bevindt op een afstand vanaf het voorste taille-einde (13) evenwijdig aan de lengteas (Y-Y) gelijk aan L,
    0120-00WO
    BE2019/5587 waarbij een eerste gebied (A1) is bepaald tussen de eerste en tweede voorste taillegebied-beenomtrekranden (18, 18') tussen de eerste en zesde posities (20, 20', 25, 25'), waarbij een tweede gebied (A2) is bepaald tussen de eerste en tweede achterste taille-beenomtrekranden (19, 19') tussen de derde en vierde posities (23, 23', 24, 24'), met het kenmerk, dat afstand D, die zich evenwijdig uitstrekt aan de lengteas (Y-Y) tussen het voorste taille-einde (13) en de vijfde positie (22, 22'), kleiner is dan de lengte L van een voorste taille-zijrand (15, 15 ') die zich evenwijdig uitstrekt aan de lengteas (Y-Y), dat ten minste 50% van het totale oppervlaktegebied van het chassis (2) het elastische bandmateriaal (12, 12') omvat, en elk van de eerste en tweede gebieden (A1, A2) in hoofdzaak elastisch zijn gemaakt, en dat het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte eerste gebied (A1) bestaat uit 3% tot 35% van het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte tweede gebied (A2), gemeten in een uitgerekte staat.
  2. 2. Absorberend artikel (1) volgens conclusie 1, waarbij elke van de eerste en tweede voorste taille- been-omtrekrand (18, 18') zich in een naar binnen gebogen wijze langs tegenovergestelde richtingen vanaf de lengteas (Y-Y) uitstrekken.
  3. 3. Absorberend artikel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ratio van de afstand D tot de lengte L binnen het bereik is van 45% tot 80%, bij voorkeur binnen het bereik is van 50% tot 75%, volgens een grotere voorkeur binnen het bereik is van 55% en 70%.
  4. 4. Absorberend artikel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een zesde positie (25, 25') is bepaald langs de eerste en tweede voorste taille-been-omtrekranden (18, 18') die proximaal ligt van het kruisgebied (5) en op een afstand van het voorste taille-einde (13) evenwijdig aan de longitudinale as (Y-Y) gelijk aan L, en waarbij een afstand C tussen de zesde positie 25, 25' en de tweede positie 21, 21' en een afstand E, waarbij E = L - D, met elkaar verband houden, zodanig dat E/C is binnen het bereik van 10% tot 35%, bij voorkeur binnen het bereik van 15% tot 32%.
  5. 5. Absorberend artikel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een afstand die zich evenwijdig uitstrekt aan de lengteas Y-Y tussen de eerste positie (20, 20') en het voorste tailleeinde (13) groter is dan L.
  6. 6. Absorberend artikel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het artikel vrij is van een elastiekband proximaal van en in hoofdzaak evenwijdig aan de eerste en tweede voorste taillebeen-omtrekranden (18, 18').
    0120-00WO
    BE2019/5587
  7. 7. Absorberend artikel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een gedeelte van de eerste en tweede voorste taillegebied-been-omtrekranden 18, 18' dat proximaal ligt van het voorste taille-einde 15, 15' in hoofdzaak evenwijdig is aan het voorste taille-einde 13.
  8. 8. Absorberend artikel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte eerste gebied (A1) bestaat uit 5% tot 18%, bij voorkeur 7% tot 15%, volgens een grotere voorkeur tussen 8% en 15% van het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte tweede gebied (A2), gemeten in een uitgerekte staat.
  9. 9. Absorberend artikel (1) volgens één van de voorgaande conclusies waarbij ten minste 70%, bij voorkeur ten minste 80%, volgens een grotere voorkeur tussen 83% en 99% van het totale oppervlaktegebied van het chassis (2) bestaat uit het uit een elastische baan bestaande materiaal (12, 12').
  10. 10. Absorberend artikel (1) volgens één van de voorgaande conclusies waarbij de eerste en tweede gebieden (A1, A2) het uit een elastische baan bestaande materiaal (12, 12') omvatten, welk materiaal (12, 12') aangebracht is om elasticiteit te verschaffen aan de eerste en tweede gebieden (A1, A2).
  11. 11. Absorberend artikel (1) volgens één van de voorgaande conclusies waarbij elke van de eerste en tweede achterste taille-been-omtrekrand (19, 19') zich hoofdzakelijk schuin en langs tegengestelde richtingen vanaf de lengteas (Y-Y) uitstrekken en bij voorkeur op een hoofdzakelijk lineaire en/of gebogen wijze, zodanig dat de derde positie (23, 23') en de vierde positie (24, 24') van elkaar gescheiden zijn langs een eerste afstand (A) die zich evenwijdig uitstrekt aan de lengteas (Y-Y), en voorts gescheiden zijn langs een tweede afstand (B) die zich loodrecht uitstrekt ten opzichte van de lengteas (Y-Y) en evenwijdig loopt aan de dwarsas (X-X), en waarbij de afstandsratio (A/B) groter is dan 0,5, bij voorkeur is tussen 0,5 en 0,8, volgens een grotere voorkeur is tussen 0,5 en 0,7, en volgens een nog grotere voorkeur is tussen 0,5 en 0,6.
  12. 12. Absorberend artikel (1) volgens één van de voorgaande conclusies waarbij de vloeistofabsorberende kern (9) zich langs de lengteas (Y-Y) over het uit een elastische baan bestaande materiaal (12, 12') uitstrekt, en waarbij zowel het voorste als achterste einde (10, 11) van de kern (9) respectievelijk in de eerste en tweede gebieden (A1, A2) zijn geplaatst, zodat ten minste 35%, bij voorkeur ten minste 40%, volgens een grotere voorkeur tussen 40% en 100%, volgens een nog grotere voorkeur tussen 40% en 75% van het totale oppervlaktegebied van de vloeistofabsorberende kern (9) zich binnen het elastisch gemaakte eerste en tweede gebied (A1, A2) bevindt.
  13. 13. Absorberend artikel (1) volgens één van de voorgaande conclusies waarbij het uit een elastische baan bestaande materiaal (12, 12') is geselecteerd uit de groep bestaande uit een
    0120-00WO
    BE2019/5587 elastische film, elastische vezels, elastische banden, elastische netwerken, elastische ongeweven materialen en combinaties daarvan.
  14. 14. Absorberend artikel (1) volgens één van de voorgaande conclusies waarbij het deel van het kruisgebied tussen de eerste en tweede gebieden (A1, A2) één of meer inelastische materialen 5 omvat, die doorgaans zodanig aangebracht zijn dat het gebied in hoofdzaak inelastisch is.
BE20195587A 2018-09-04 2019-09-04 Elastisch gemaakt absorberend artikel BE1026588B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP18192449.9A EP3620143B1 (en) 2018-09-04 2018-09-04 Elasticised absorbent article

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1026588A1 BE1026588A1 (nl) 2020-03-27
BE1026588B1 true BE1026588B1 (nl) 2020-03-30

Family

ID=63491487

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20195587A BE1026588B1 (nl) 2018-09-04 2019-09-04 Elastisch gemaakt absorberend artikel

Country Status (4)

Country Link
US (1) US20210186775A1 (nl)
EP (4) EP3620143B1 (nl)
BE (1) BE1026588B1 (nl)
WO (1) WO2020049047A1 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3620143B1 (en) 2018-09-04 2022-05-04 Ontex BV Elasticised absorbent article
EP3900686A1 (en) * 2020-04-24 2021-10-27 Ontex BV Absorbent articles and methods of making
WO2021214231A1 (en) 2020-04-24 2021-10-28 Ontex Bv Absorbent articles and methods of making
USD959653S1 (en) * 2020-12-08 2022-08-02 Claudeth Santiago Incontinence garment
EP4079274B1 (en) * 2021-04-21 2024-02-21 Ontex BV Absorbent articles having a wetness indicator

Family Cites Families (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6476289B1 (en) 1991-02-28 2002-11-05 The Procter & Gamble Company Garment having elastomeric laminate
JPH1043235A (ja) 1996-08-08 1998-02-17 Oji Paper Co Ltd 使いすておむつ
US6552245B1 (en) 2000-05-03 2003-04-22 Kimberly-Clark Worldwide, Inc. Absorbent article having an extensible outer cover and an extensible bodyside liner
AR037598A1 (es) 2001-11-30 2004-11-17 Tredegar Film Prod Corp Compuesto suave y elastico
SE0300590D0 (sv) 2003-03-07 2003-03-07 Sca Hygiene Prod Ab Byxformigt plagg med förbättrad passform
SE0300591D0 (sv) 2003-03-07 2003-03-07 Sca Hygiene Prod Ab Byxformigt alster med förbättrad passform
US7018369B2 (en) 2003-05-30 2006-03-28 Kimberly-Clark Worldwide, Inc. Disposable pant-like undergarment having an elastic band adjacent the waist opening
JP2008531178A (ja) 2005-03-02 2008-08-14 エスセーアー・ハイジーン・プロダクツ・アーベー パンツ型吸収性物品
KR20090084953A (ko) 2006-11-27 2009-08-05 유니 참 코포레이션 흡수성 물품
US20080287899A1 (en) 2007-05-14 2008-11-20 Tyco Healthcare Retail Services Ag Absorbent article and method of making same
WO2009157835A1 (en) 2008-06-27 2009-12-30 Sca Hygiene Products Ab Absorbent article with improved fit and improved capability to stay in place during use
US20110098668A1 (en) 2009-10-23 2011-04-28 Thorson Russell E Disposable absorbent garments employing elastomeric film laminate body panels
US9132046B2 (en) 2011-12-23 2015-09-15 Sca Hygiene Products Ab Absorbent core and disposable absorbent product with such absorbent core
WO2016101196A1 (en) 2014-12-25 2016-06-30 The Procter & Gamble Company Wearable article having elastic belt
US10376428B2 (en) 2015-01-16 2019-08-13 The Procter & Gamble Company Absorbent pant with advantageously channeled absorbent core structure and bulge-reducing features
US10070997B2 (en) 2015-01-16 2018-09-11 The Procter & Gamble Company Absorbent pant with advantageously channeled absorbent core structure and bulge-reducing features
JP6240701B2 (ja) 2016-03-30 2017-11-29 大王製紙株式会社 パンツタイプ使い捨ておむつ
AU2016432687B2 (en) 2016-12-16 2022-12-01 Kimberly-Clark Worldwide, Inc. Diaper pants having a partial non-overlapping waist panel structure free of inner material and elastics
WO2018152834A1 (en) 2017-02-27 2018-08-30 The Procter & Gamble Company Absorbent article having elastic belt
KR102064311B1 (ko) * 2017-02-27 2020-01-09 킴벌리-클라크 월드와이드, 인크. 부드러움과 피부 편안함을 제공하는 허리밴드를 갖는 기저귀 팬티
EP3682858A1 (en) 2017-03-03 2020-07-22 Ontex BVBA Elasticised absorbent article
JP6396549B1 (ja) * 2017-07-19 2018-09-26 大王製紙株式会社 使い捨て着用物品
EP3620143B1 (en) 2018-09-04 2022-05-04 Ontex BV Elasticised absorbent article

Also Published As

Publication number Publication date
BE1026588A1 (nl) 2020-03-27
US20210186775A1 (en) 2021-06-24
EP3846758A1 (en) 2021-07-14
EP3620144B1 (en) 2021-07-28
EP3620144A1 (en) 2020-03-11
EP3620143B1 (en) 2022-05-04
EP3928755A1 (en) 2021-12-29
WO2020049047A1 (en) 2020-03-12
EP3620143A1 (en) 2020-03-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11752047B2 (en) Absorbent core, articles comprising said core, and methods of making
BE1026588B1 (nl) Elastisch gemaakt absorberend artikel
WO2018122117A1 (en) Absorbent core, articles comprising said core, and methods of making
BE1025021B1 (nl) Elastisch gemaakt absorberend artikel
BE1025209B1 (nl) Elastisch gemaakt absorberend artikel
BE1022537B1 (nl) Absorberend broekluier artikel
BE1022527B1 (nl) Absorberende broekluier
BE1022295B1 (nl) Anatomisch gevormd middel
BE1022684B1 (nl) Geoptimaliseerde vasthechtingsmiddelen
BE1022643A1 (nl) Absorberend baby luier artikel

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20200330