BE1025021B1 - Elastisch gemaakt absorberend artikel - Google Patents

Elastisch gemaakt absorberend artikel Download PDF

Info

Publication number
BE1025021B1
BE1025021B1 BE2017/0133A BE201700133A BE1025021B1 BE 1025021 B1 BE1025021 B1 BE 1025021B1 BE 2017/0133 A BE2017/0133 A BE 2017/0133A BE 201700133 A BE201700133 A BE 201700133A BE 1025021 B1 BE1025021 B1 BE 1025021B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
region
elastic
absorbent article
absorbent
rear waist
Prior art date
Application number
BE2017/0133A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1025021A1 (nl
Inventor
Sande Nathalie Van
Paola Montepara
Original Assignee
Ontex Bvba
Ontex Group Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=58228040&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=BE1025021(B1) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Ontex Bvba, Ontex Group Nv filed Critical Ontex Bvba
Publication of BE1025021A1 publication Critical patent/BE1025021A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1025021B1 publication Critical patent/BE1025021B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F13/00Bandages or dressings; Absorbent pads
    • A61F13/15Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators
    • A61F13/45Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators characterised by the shape
    • A61F13/49Absorbent articles specially adapted to be worn around the waist, e.g. diapers
    • A61F13/496Absorbent articles specially adapted to be worn around the waist, e.g. diapers in the form of pants or briefs
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F13/00Bandages or dressings; Absorbent pads
    • A61F13/15Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators
    • A61F13/45Absorbent pads, e.g. sanitary towels, swabs or tampons for external or internal application to the body; Supporting or fastening means therefor; Tampon applicators characterised by the shape
    • A61F13/49Absorbent articles specially adapted to be worn around the waist, e.g. diapers
    • A61F13/49007Form-fitting, self-adjusting disposable diapers
    • A61F13/49009Form-fitting, self-adjusting disposable diapers with elastic means
    • A61F13/49011Form-fitting, self-adjusting disposable diapers with elastic means the elastic means is located at the waist region
    • A61F13/49012Form-fitting, self-adjusting disposable diapers with elastic means the elastic means is located at the waist region the elastic means being elastic panels

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Epidemiology (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Vascular Medicine (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Absorbent Articles And Supports Therefor (AREA)
  • Orthopedics, Nursing, And Contraception (AREA)

Abstract

Absorberend artikel, bij voorkeur een op een broek lijkende incontinentieluier, omvattende: een chassis met een elastisch baanmateriaal dat onder spanning in de dwarsas samentrekbaar te verbinden is met ten minste elk van het voorste en achterste taillegebied, waarbij ten minste 50% van het totale oppervlaktegebied van het chassis bestaat uit het elastische baanmateriaal en elk van een eerste en een tweede gebied in hoofdzaak elastisch is gemaakt en waarbij het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte eerste gebied bestaat uit 3% tot 20% van het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte tweede gebied, gemeten in een uitgerekte staat.

Description

(30) Voorrangsgegevens :
03/03/2017 EP 17159249 (73) Houder(s) :
ONTEX BVBA
9255, BUGGENHOUT
België
ONTEX GROUP NV 9320, EREMBODEGEM België (72) Uitvinder(s) :
VAN SANDE Nathalie 9688 MAARKEDAL België
MONTEPARA Paola 66036 ORSOGNACHIETI Italië (54) ELASTISCH GEMAAKT ABSORBEREND ARTIKEL (57) Absorberend artikel, bij voorkeur een op een broek lijkende incontinentieluier, omvattende: een chassis met een elastisch baanmateriaal dat onder spanning in de dwarsas samentrekbaar te verbinden is met ten minste elk van het voorste en achterste taillegebied, waarbij ten minste 50% van het totale oppervlaktegebied van het chassis bestaat uit het elastische baanmateriaal en elk van een eerste en een tweede gebied in hoofdzaak elastisch is gemaakt en waarbij het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte eerste gebied bestaat uit 3% tot 20% van het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte tweede gebied, gemeten in een uitgerekte staat.
Figure BE1025021B1_D0001
BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI
FOD Economie, K.Μ.O., Middenstand & Energie
Publicatienummer: 1025021
Nummer van indiening: BE2017/0133
Dienst voor de Intellectuele Eigendom
Internationale classificatie: A61F 13/49 A61F 13/496
Datum van verlening: 01/10/2018
De Minister van Economie,
Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;
Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 september 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 september 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;
Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 27/09/2017.
Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.
Besluit:
Artikel 1. - Er wordt aan
ONTEX BVBA, Genthof 5, 9255 BUGGENHOUT België;
ONTEX GROUP NV, Korte Keppestraat 21, 9320 EREMBODEGEM België;
vertegenwoordigd door
LARANGE Françoise, Korte Keppestraat 21,9320 , AALST-EREMBODEGEM;
een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: ELASTISCH GEMAAKT ABSORBEREND ARTIKEL.
UITVINDER(S):
VAN SANDE Nathalie, Schorissestraat 7, 9688, MAARKEDAL;
MONTEPARA Paola, C. da Piana Pellegrina 21, 66036, ORSOGNA CHIETI;
VOORRANG :
03/03/2017 EP 17159249;
AFSPLITSING :
Afgesplitst van basisaanvraag :
Indieningsdatum van de basisaanvraag :
Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).
Brussel, 01/10/2018,
Bij bijzondere machtiging:
Figure BE1025021B1_D0002
Figure BE1025021B1_D0003
BE2017/0133
ELASTISCH GEMAAKT ABSORBEREND ARTIKEL
TECHNISCH GEBIED
De uitvinding heeft betrekking op het technisch gebied van absorberende hygiëneproducten. De onderhavige uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een absorberend artikel voor het absorberen van lichaamsfluïda en afscheiding, zoals urine en fecaal materiaal. Meer in het bijzonder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op absorberende kleding, zoals wegwerpbare incontinentiebroekjes, die geconfigureerd zijn om fecaal materiaal op te vangen en vast te houden en doorlekken te voorkomen.
ACHTERGROND
Absorberende artikelen met een begrensde kern en chassisgebieden moeten een comfortabele pasvorm hebben rond de drager. Met name voor absorberende hygiëneartikelen in de vorm van broekjes, zoals luierbroekjes, verbandbroekjes en incontinentiebroekjes, is het tevens wenselijk dat de artikelen omhoog en omlaag over de heupen van de drager getrokken kunnen worden, zodat de drager of verzorger het artikel eenvoudig kan aantrekken of uittrekken als het vies is. Het is bekend dat dergelijke absorberende broekjes worden vervaardigd met elastisch gemaakte, rekbare zijdelen en tailledeel, die doorgaans elastische organen, zoals elastiekband, omvatten, die samentrekbaar worden vastgemaakt tussen de achterlaag en de bovenlaag.
Het is voorts bekend dat delen van het chassis van absorberende artikelen van een elastisch materiaal, zoals elastisch gebonden laminaten, worden vervaardigd. Dergelijke laminaten kunnen een laag smeltgeblazen elastomeervezels bevatten die uitgerekt zijn en tussen de buitenlagen van spingebonden banen zijn aangebracht.
Amerikaans octrooi met nummer 6.552.245 maakt een uitrekbare buitenlaag voor een absorberend artikel bekend, die voorziet in een zekere permanente vervorming wanneer deze wordt onderworpen aan een trekkracht. De uitrekbare buitenlaag omvat een vernauwd laminaat in de vorm van één laag van een vernauwde niet-elastische film en één laag van een elastische film. De films kunnen ademend zijn.
WO 03/047488 maakt een elastisch laminaat bekend dat een elastische film omvat die op tegenover elkaar liggende zijden verbonden is aan een eerste en tweede inelastische vezellaag. Het laminaat wordt vervaardigd door de inelastische vezellagen te verbinden met de elastische filmlaag en het samengestelde materiaal vervolgens uit te rekken, waardoor de inelastische
BE2017/0133 materialen breken. Het elastische filmmateriaal kan een ademend materiaal zijn. Het laminaat kan worden opgenomen in een absorberend artikel.
US 2004/0243086 maakt een wegwerpbare, op een broek lijkend stuk ondergoed bekend met een rekbaar voor- en achterdeel, die bijvoorbeeld zijn vervaardigd van een elastisch laminaat. Een absorberend samenstel is aan het voor- en achterdeel vastgezet.
Verdere voorbeelden van absorberende artikelen die gedeeltelijk zijn vervaardigd van elastische laminaten zijn te vinden in Amerikaans octrooi met nummer 6.476.289 en JP 10043235.
Amerikaans octrooi met nummer 7.785.307 erkende dat het voor een goede pasvorm, een verbeterd comfort en een betere bescherming tegen doorlekken belangrijk is dat de afmetingen van absorberende artikelen aansluiten bij de relatieve afmetingen van de drager. De relatieve afmetingen van het artikel zijn eveneens belangrijk, zodat de onderdelen of gebieden van het artikel niet overmatig groot of klein zijn in verhouding tot elkaar. De totale afmetingen van het artikel en de relatieve afmetingen van de onderdelen daarvan kunnen tevens aangepast worden, teneinde een artikel met een meer op een broek lijkend uiterlijk te verkrijgen. De bekendgemaakte artikelen omvatten derhalve elastisch gemaakte tailledelen en de geometrie van de voor- en achtergebieden van het artikel is zodanig dat het oppervlaktegebied van de voorste helft van het artikel kleiner is dan (d.w.z. 80-90% van het oppervlaktegebied) het oppervlaktegebied van de achterste helft van het artikel.
Niettemin bestaat er nog steeds behoefte aan de verbetering van de eigenschappen van absorberende artikelen die een uit een elastische baan bestaand materiaal omvatten, zoals een elastisch laminaat, in het bijzonder de pasvorm en het uiterlijk daarvan, teneinde het uiterlijk en gevoel van standaardondergoed beter te benaderen en tegelijkertijd een uitstekende bescherming tegen doorlekken te bieden.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De onderhavige uitvinding voorziet in een absorberend hygiëneproduct dat geschikt is om gedragen te worden rond het onderlijf van een drager, zoals een wegwerpbare incontinentiebroek voor volwassenen, volgens conclusie 1.
In een opzicht omvat de onderhavige uitvinding voorts één of meer zijbarrières die zich uitstrekken langs het kruisgebied en bij voorkeur één of meer beenboorden omvatten en één of
BE2017/0133 meer daarmee verbonden elastieken, waarbij die barrières zijn aangebracht om voorts tijdens het dragen van het absorberende artikel te hechten aan een deel van de benen van een persoon. Het absorberende artikel omvat bij voorkeur ten minste twee van dergelijke barrières die in tegenovergestelde richtingen proximaal van de zijranden van het kruisgebied zijn geplaatst, waarbij de lengteas zich daartussen uitstrekt. De barrières zijn bij voorkeur aangebracht om te voorzien in een spanning over de lengte van het kruisgebied, in een richting die hoofdzakelijk evenwijdig loopt aan de lengteas.
Het product van de onderhavige uitvinding verhelpt de problemen van producten volgens de stand der techniek, omdat het niet alleen een betere pasvorm biedt die nauw aansluit aan het lichaam, maar voorts verrassend genoeg het risico op doorlekken verkleint en tegelijkertijd de drager de noodzakelijke bewegingsvrijheid en een op ondergoed gelijkend gevoel biedt.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
Fig. 1 is een schematisch bovenaanzicht van een niet-samengesteld en volledig uitgerekt artikel volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Fig. 2 is een schematisch bovenaanzicht van een niet-samengesteld en volledig uitgerekt artikel volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Fig. 3 is een schematisch bovenaanzicht van een niet-samengesteld en volledig uitgerekt artikel volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Fig. 4 is een schematisch bovenaanzicht van een niet-samengesteld en volledig uitgerekt artikel volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Fig. 5 is een schematisch bovenaanzicht van een niet-samengesteld en volledig uitgerekt artikel volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
UITGEBREIDE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING
Tenzij anders aangegeven, hebben alle termen die in de beschrijving van de uitvinding worden gebruikt, waaronder begrepen technische en wetenschappelijke termen, de betekenis die daaraan wordt toegekend door iemand met normale bekwaamheid in de techniek waartoe deze
BE2017/0133 uitvinding behoort. Voor nadere ondersteuning worden hierin definities opgenomen om de uitleg van de onderhavige uitvinding beter te kunnen begrijpen.
Zoals in deze beschrijving gebruikt, hebben de volgende termen de volgende betekenis:
“Een”, “de” en “het”, zoals hierin gebruikt, verwijzen naar zowel het enkelvoud als het meervoud, tenzij uit de context duidelijk anders blijkt. Bij wijze van voorbeeld verwijst “een compartiment” naar één of meerdere compartimenten.
“Ongeveer”, zoals hierin gebruikt en verwijzend naar een meetbare waarde zoals een parameter, hoeveelheid, tijdsduur en dergelijke, omvat variaties van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, nog verkieslijker +/-5% of minder, zelfs nog verkieslijker +/-1% of minder en zelfs nog verkieslijker +/-0,1% of minder van de aangegeven waarden, voor zover dergelijke variaties toepasselijk zijn om werkzaam te zijn in de beschreven uitvinding. Het dient echter begrepen te worden dat de waarde waarnaar “ongeveer” verwijst, op zichzelf eveneens specifiek wordt aangegeven.
“Omvatten”, “omvattende” en “omvat”, zoals hierin gebruikt, zijn synoniem met “bevatten”, “bevattende” of “bevat” en zijn inclusieve of niet-afgebakende termen die de aanwezigheid beschrijven van wat er volgt, bijv, een onderdeel, en die de aanwezigheid niet uitsluiten van aanvullende, niet-opgenoemde onderdelen, eigenschappen, elementen, organen of stappen die bekend zijn in de techniek of daarin beschreven zijn.
De uitdrukking “% per gewicht” (gewichtsprocent), hier en in de gehele beschrijving, tenzij anders aangegeven, verwijst naar het relatieve gewicht van het desbetreffende onderdeel op basis van het totale gewicht van de formulering.
De aanduiding van een numeriek bereik door middel van eindpunten bevat alle getallen en breuken binnen dat bereik alsmede de genoemde eindpunten.
“Absorberend artikel” verwijst naar inrichtingen die vloeistof opnemen en vasthouden en meer specifiek verwijst het naar inrichtingen die tegen of in de nabijheid van het lichaam van de drager zijn geplaatst om de verschillende afscheidingen die uit het lichaam vloeien op te nemen en vast te houden. Tot de absorberende artikelen horen, maar deze zijn niet beperkt tot luiers, incontinentiebroekjes voor volwassenen, zindelijkheidsbroekjes, overbroekjes en inlegluiers, maandverband en dergelijke, alsmede operatieverband en tampons. Absorberende artikelen omvatten bij voorkeur een lengteas en een dwarsas die haaks op de lengteas staat. De lengteas wordt hierbij conventioneel gekozen in de richting van voor naar achteren van het artikel wanneer dit gedragen wordt en de dwarsas wordt conventioneel gekozen in de richting van links naar rechts van het artikel wanneer het gedragen wordt. Wegwerpbare absorberende artikelen kunnen
BE2017/0133 een vloeistofdoorlatende bovenlaag bevatten, een achterlaag die verbonden is met de bovenlaag en een absorberende kern die tussen de bovenlaag en de achterlaag is geplaatst en wordt vastgehouden. De bovenlaag laat in werking vloeistoffen door die door het absorberende artikel vastgehouden en opgeslagen moeten worden en de achterlaag kan wel of niet in hoofdzaak ondoorlatend of anderszins in werking ondoordringbaar zijn voor de bedoelde vloeistoffen. Het absorberende artikel kan tevens overige onderdelen bevatten, zoals vloeistofafvoerende lagen, vloeistofopneemlagen, vloeistofverspreidingslagen, overdrachtslagen, barrièrelagen, wikkellagen en dergelijke, alsmede combinaties daarvan. Wegwerpbare absorberende artikelen en de onderdelen daarvan kunnen voorzien in een naar het lichaam gericht oppervlak en een naar de kleding gericht oppervlak.
Een absorberend incontinentieproduct, zoals een luier, omvat een voorste taillebandgebied, een achterste taillebandgebied, een tussenliggend kruisgebied dat het voorste en achterste taillebandgebied met elkaar verbindt. Een verwijzing in deze beschrijving naar een “voorste” deel verwijst naar dat deel van de luier dat zich doorgaans in gebruik aan de voorzijde van een incontinent persoon bevindt. Een verwijzing naar het “achterste” deel verwijst naar het deel van de luier dat zich in gebruik doorgaans aan de achterzijde van de incontinente persoon bevindt en een verwijzing naar het “kruis”-deel verwijst naar dat deel dat zich in gebruik doorgaans tussen de benen van een incontinent persoon bevindt. Het kruisgebied is een gebied waar herhaaldelijke fluïdumstromen zich plegen voor te doen.
Een luier omvat bij voorkeur een vloeistofdoorlatende “bovenlaag”, een niet-vloeistofdoorlatende “achterlaag” en een “absorberend medium” dat tussen de bovenlaag en de achterlaag is geplaatst. De bovenlaag, achterlaag en het absorberende medium kunnen vervaardigd zijn van elk geschikt materiaal dat bij de vakman bekend is. De bovenlaag bevindt zich doorgaans op of nabij het oppervlak van het artikel dat naar het lichaam is gericht, terwijl de achterlaag zich doorgaans op of nabij het oppervlak van het artikel bevindt dat naar de kleding is gericht. Optioneel kan het artikel één of meer afzonderlijke lagen omvatten in aanvulling op de achterlaag die tussen de achterlaag en het absorberende medium zijn geplaatst. De bovenlaag en achterlaag zijn met elkaar verbonden of staan op een andere werkbare wijze met elkaar in verbinding.
Het “absorberende medium” of de “absorberende kern” of het “absorberende lichaam” is de absorberende constructie die tussen de bovenlaag en de achterlaag van het absorberende artikel is geplaatst in ten minste het kruisgebied van het absorberende artikel en in staat is om vloeibare lichaamsafscheiding op te nemen en vast te houden. Het formaat en het absorptievermogen van het absorberende medium moeten verenigbaar zijn met de grootte van de beoogde drager en de vloeistofbelasting die door het beoogde gebruik van het absorberende artikel wordt uitgeoefend. Voorts kunnen het formaat en het absorptievermogen van het absorberende medium variëren om
BE2017/0133 afgestemd te worden op dragers van zuigelingen tot volwassenen. Het kan worden vervaardigd in een grote verscheidenheid aan vormen (bijvoorbeeld rechthoekig, trapezoïdaal, T-vorm, l-vorm, zandlopervorm, enz.) en van een grote verscheidenheid aan materialen. Voorbeelden van veelgebruikte absorberende materialen zijn cellulose donspulp, gaaslagen, zeer absorberende polymeren (zogenoemde superabsorberende polymeerdeeltjes (SAP)), absorberende schuimmaterialen, absorberende ongeweven materialen en dergelijke. Het komt vaak voor dat cellulose donspulp met superabsorberende polymeren gecombineerd wordt in een absorberend materiaal.
Opneem- en verspreidingslaag” of “stromingsbeheersingsdeel” verwijst naar een sublaag die bij voorkeur bestaat uit een ongeweven afvoerlaag onder de bovenlaag van een absorberend product, die het transport versnelt en de verspreiding van fluïda door de absorberende kern verbetert. Het stromingsbeheersingsdeel is doorgaans minder hydrofiel dan het vasthouddeel en kan vloeistofstromen snel opnemen en tijdelijk vasthouden en de vloeistof vanaf het oorspronkelijke punt van binnenkomst transporteren naar andere delen van de absorberende constructie, in het bijzonder het vasthouddeel. Deze configuratie kan helpen voorkomen dat de vloeistof een plas vormt en zich verzamelt op het deel van het absorberende kledingstuk dat tegen de huid van de drager is geplaatst, waardoor het voor de drager minder vochtig aanvoelt. Het stromingsbeheersingsdeel bevindt zich bij voorkeur tussen de bovenlaag en het vasthouddeel.
De term “kleefmiddel”, zoals hierin gebruikt, verwijst naar een geschikt warmgesmolten, water- of oplosmiddelgedragen kleefmiddel dat op een oppervlak van een filmlaag kan worden aangebracht in het vereiste patroon of netwerk van kleefgebieden, teneinde het ongeweven filmlaminaat van de onderhavige uitvinding te vormen. Dienovereenkomstig zijn conventionele warmgesmolten kleefmiddelen, drukgevoelige kleefmiddelen en reactieve kleefmiddelen (d.w.z. polyerethaan) geschikte kleefmiddelen.
Zoals hierin gebruikt, betekent de term “binding met kleefmiddel” een bindingsproces waarbij een binding wordt gevormd door toepassing van een kleefmiddel. Het kleefmiddel kan op verschillende wijzen worden aangebracht, zoals in een uit gleuven bestaande deklaag, een neveldeklaag en andere actuele toepassingswijzen. Voorts kan een dergelijk kleefmiddel worden aangebracht binnen een productonderdeel en vervolgens worden blootgesteld aan druk, zodat door contact van een tweede productonderdeel met het productonderdeel dat het kleefmiddel bevat een kleefverbinding tussen de twee onderdelen wordt gevormd.
Zoals hierin gebruikt, verwijst een “luchtgevormde baan” naar een materiaal dat cellulose vezels omvat, zoals die van donspulp, die van elkaar gescheiden zijn, bijvoorbeeld door vermaling in een hamermolen, en vervolgens op een poreus oppervlak zijn gedeponeerd zonder dat er een
BE2017/0133 grote hoeveelheid bindvezels aanwezig is. Luchtgevilte materialen die in veel luiers voor de absorberende kern worden gebruikt, bijvoorbeeld, zijn een typisch voorbeeld van een luchtgevormd materiaal.
Zoals hierin gebruikt, is een “airlaid baan” een vezelconstructie die voornamelijk wordt gevormd daar een proces waarbij vezels met ingesloten lucht op een mat worden gedeponeerd, waarbij doorgaans bindvezels aanwezig zijn, en doorgaans gevolgd door verdichting en thermische binding. Naast traditioneel thermisch gebonden airlaid constructies (gevormd in aanwezigheid van een niet-kleverig bindmateriaal en hoofdzakelijk thermisch gebonden), kan de reikwijdte van de term “airlaid” volgens de onderhavige uitvinding tevens een coform omvatten, hetgeen geproduceerd wordt door droge, gedispergeerde cellulose vezels met ingesloten lucht te combineren met smeltgeblazen synthetische polymere vezels, terwijl de polymere vezels nog kleverig zijn. Voorts valt een luchtgevormde baan waaraan vervolgens bindmiddel is toegevoegd binnen de reikwijdte van de term “airlaid” volgens de onderhavige uitvinding. Bindmiddel kan in vloeibare vorm (bijv, een waterige oplossing of een smelt) aan een luchtgevormde baan worden toegevoegd door spuitmonden, directe inspuiting of impregneren, vacuümtrekken, schuimimpregnering, enzovoort. Tevens kunnen vaste binddeeltjes op mechanische of pneumatische wijze worden toegevoegd.
Zoals hierin gebruikt, omvat de term “verbonden” configuraties waarin de bovenlaag rechtstreeks is verbonden met de achterlaag door de bovenlaag rechtstreeks aan de achterlaag te hechten, alsmede configuraties waarin de bovenlaag met de achterlaag is verbonden door de bovenlaag te hechten aan tussenliggende organen die op hun beurt aan de achterlaag zijn gehecht. De bovenlaag en achterlaag kunnen rechtstreeks aan elkaar vastgemaakt worden met een bevestigingsmiddel, zoals een kleefmiddel, sonische verbindingen, thermische verbindingen of een ander bevestigingsmiddel dat bekend is in de techniek. Zo kan een gelijkmatige doorlopende laag kleefmiddel, een in een patroon aangebrachte laag kleefmiddel, een gespoten patroon van kleefmiddel of een reeks afzonderlijke lijnen, krullen of stippen van constructielijm worden gebruikt om de bovenlaag aan de achterlaag vast te maken. Het dient begrepen te worden dat de hierboven beschreven bevestigingsmiddelen tevens kunnen worden gebruikt om de verschillende overige onderdelen van het hierin beschreven artikel met elkaar te verbinden en samen te stellen.
De termen “rugdeel” en “achterste rugdeel” worden hierin als synoniemen gebruikt en verwijzen naar het gebied van het absorberende artikel dat contact maakt met de rug van de drager wanneer het absorberende artikel wordt gedragen.
De term “achterlaag” verwijst naar een materiaal dat de buitenste beschermlaag van het absorberende artikel vormt. De achterlaag voorkomt dat afscheiding die in de absorberende constructie wordt vastgehouden voorwerpen bevochtigt als beddengoed en bovenkleding die
BE2017/0133 contact maken met het wegwerpbare absorberende artikel. De achterlaag kan een laag materiaal uit één stuk zijn of een samengestelde laag die bestaat uit meerdere onderdelen die naast elkaar of laagsgewijs zijn samengesteld. De achterlaag kan hetzelfde of verschillend zijn in verschillende delen van het absorberende artikel. Ten minste in het gebied van het absorberende medium omvat de achterlaag een niet-vloeistofdoorlatend materiaal in de vorm van een dunne plastic film, bijv, een polyethyleen of polypropyleen film, een ongeweven materiaal dat is bekleed met een niet-vloeistofdoorlatend materiaal, een hydrofoob ongeweven materiaal, dat weerstand biedt tegen vloeistofdoordringing, of een laminaat van een plastic film en een ongeweven materiaal. Het materiaal van de achterlaag kan ademend zijn, zodat luchtjes kunnen ontsnappen uit het absorberende materiaal, terwijl tegelijkertijd wordt voorkomen dat vloeistoffen erdoorheen dringen. Voorbeelden van ademende materialen voor de achterlaag zijn poreuze polymere films, ongeweven laminaten van gesponnen en smeltgeblazen lagen en laminaten van poreuze polymere films en ongeweven materialen.
De termen “buikdeel” en “voorste buikdeel” worden hierin als synoniemen gebruikt en verwijzen naar het gebied van het absorberende artikel dat contact maakt met de buik van de drager wanneer het absorberende artikel wordt gedragen.
Er kan een riem aan de luier worden vastgemaakt om te voorzien in een mechanisme voor het op zijn plek houden van de luier bij de drager. De riem kan een doorlopende riem zijn die aan het voorste en/of achterste taillebandgebied van de luier is vastgemaakt of twee afzonderlijke riemdelen die elk aan een respectieve zijde van het voorste en/of achterste taillebandgebied van de luier zijn vastgemaakt. Wanneer er een riem aanwezig is, wordt het absorberende artikel vaak een riemluier genoemd. Een “riemluier” beoogt het onderste deel van het lijf van de drager te omringen als een absorberende broek. Als de riem bijvoorbeeld bestaat uit twee riemdelen die zich aan elke zijde van het achterste taillebandgebied van de luier uitstrekken, kan de riemluier op de volgende wijze aan een drager vastgemaakt worden: eerst worden de twee riemdelen vastgemaakt rond de taille van de drager, terwijl het voorste einde van de luier naar beneden hangt tussen de benen van de drager. Wanneer de riemdelen met elkaar verbonden zijn, kan de drager naar beneden reiken tussen zijn of haar benen om de absorberende broek tussen de benen omhoog te trekken om het vrije einde van de luier aan het riemdeel vast te maken. Het vastmaken van de twee riemdelen en het vastmaken van de riem aan de luier vindt gewoonlijk plaats met een bevestigingsmiddel, zoals klittenband, bijv. VELCRO®, of klevende bevestigingsmiddelen. Het dient echter begrepen te worden dat andere soorten bevestigingsmiddelen mogelijk zijn, waaronder begrepen, maar niet beperkt tot kleefmiddel, drukknopen, knopen en knoopsgaten, strikken en banden. De riemluier kan tevens zodanig vervaardigd worden dat de riem aan het voorstel deel van het product wordt vastgemaakt en op de rug van de drager wordt vastgemaakt. In dit geval zal het absorptieproduct aan de voorzijde naar beneden hangen en aan de achterzijde aan de riem worden vastgemaakt.
BE2017/0133
De term “mengsel” betekent een mengsel van twee of meer polymeren, terwijl de term “legering” een subklasse van mengsels betekent waarin de componenten onvermengbaar zijn, maar compatibel aan elkaar zijn gemaakt.
Zoals hierin gebruikt, betekent het “naar het lichaam gerichte” oppervlak of oppervlak “aan de lichaamszijde” dat oppervlak van het artikel of onderdeel dat bestemd is om in de richting van of grenzend aan het lichaam van de drager aangebracht te worden tijdens normaal gebruik, terwijl het “naar buiten gerichte” oppervlak of oppervlak “aan de kledingzijde” zich aan de tegenoverliggende zijde bevindt en bestemd is om weg van het lichaam van de drager aangebracht te worden tijdens normaal gebruik. Dit naar buiten gerichte oppervlak kan in de richting van of grenzend aan de onderkleding van de drager geplaatst worden wanneer het absorberende artikel wordt gedragen.
“Verbonden” of “gebonden” verwijst naar het verbinden, aan elkaar hechten of bevestigen en dergelijke van ten minste twee elementen. Twee elementen worden geacht aan elkaar gebonden te zijn wanneer zij direct of indirect aan elkaar gebonden zijn, zoals wanneer elk van de elementen direct is gebonden aan tussenliggende elementen.
De term “ademend” verwijst naar lagen, bij voorkeur films of elastische laminaten, met een waterdamptransmissiesnelheid (WVTR) van ten minste 300 gram/m2 - 24 uur.
“Gekaarde baan” verwijst naar banen die zijn vervaardigd van stapelvezels die door een kam- of kaardeenheid worden gevoerd, waardoor de stapelvezels opengaan en uitgelijnd worden in de machinerichting om een in hoofdzaak in de machinerichting georiënteerde vezelige ongeweven baan te vormen. Vervolgens wordt de baan verbonden door één of meer van de bekende bindwijzen. Het verbinden van ongeweven banen kan worden bewerkstelligd middels een aantal werkwijzen; poederbinding, waarbij een kleef- of bindmiddel in poedervorm door de baan verspreid en vervolgens geactiveerd wordt, doorgaans door de baan en het kleefmiddel met warme lucht te verwarmen; patroonbinding, waarbij verwarmde kalanderrollen of ultrasoon bindapparatuur wordt gebruikt om de vezels aan elkaar te binden, doorgaans in een gelokaliseerd bindpatroon, hoewel de baan over het hele oppervlak daarvan gebonden kan worden, indien gewenst; luchtbinding, waarbij lucht die voldoende warm is om ten minste één component van de baan zacht te maken door de baan wordt geleid; chemisch binden met behulp van bijvoorbeeld latex kleefmiddelen die op de baan worden aangebracht door bijvoorbeeld spuiten; en samenvoeging op een mechanische wijze zoals prikken en watervilten.
Zoals hierin gebruikt, omvat de term “cellulose” elk materiaal waarvan cellulose een hoofdbestanddeel is en in het bijzonder ten minste 50 procent per gewicht cellulose of een afgeleide van cellulose omvat. Dat wil zeggen dat de term omvat katoen, houtpulp, niet
BE2017/0133 houtachtige cellulose vezels, celluloseacetaat, cellulosetriacetaat, rayon, thermomechanische houtpulp, chemische houtpulp, ontbonden chemische houtpulp, zijdeplant en bacteriële cellulose.
“Chassis” verwijst naar een basisbestanddeel van een absorberend artikel waarop de rest van de constructie is opgebouwd of gelegd. In een luier, bijvoorbeeld, de constructie-elementen die de luier de vorm van een slip of broek geven wanneer ze geconfigureerd zijn om te dragen, zoals een achterlaag, bovenlaag of een combinatie van een bovenlaag en achterlaag.
“Coform” zoals hierin gebruikt, beschrijft een mengsel van smeltgeblazen vezels en cellulose vezels, die wordt gevormd door het met lucht vormen van een smeltgeblazen polymeer materiaal terwijl tegelijkertijd luchtgedragen cellulose vezels in de stroom smeltgeblazen vezels worden geblazen. Het coformmateriaal kan tevens andere materialen bevatten, zoals superabsorberende deeltjes. De houtvezels bevattende smeltgeblazen vezels worden verzameld op een vormoppervlak, zoals een poreuze band. Het vormoppervlak kan een gasdoorlatend materiaal bevatten, zoals een materiaal van een spingebonden stof, dat op het vormoppervlak is aangebracht.
“Compressie” verwijst naar een proces of resultaat van duwen door kracht op een voorwerp uit te oefenen, waardoor de dichtheid van het voorwerp wordt vergroot.
De term “hoofdzakelijk bestaande uit” sluit de aanwezigheid niet uit van aanvullende materialen die de gewenste eigenschappen van een bepaalde samenstelling of een bepaald product niet significant beïnvloeden. Voorbeelden van dit soort materialen zijn onder andere pigmenten, antioxidanten, stabilisatoren, surfactansen, wassen, stromingsverbeteraars, oplosmiddelen, deeltjes en materialen die zijn toegevoegd om de verwerkbaarheid van de samenstelling te verbeteren.
Voorts kan de luier “opsluitkleppen” of “barrièreboorden” bevatten. De opsluitkleppen worden doorgaans geacht bijzonder geschikt te zijn voor het vasthouden van fecaliën en het voorkomen van de laterale stroming van vloeistof totdat de vloeistof kan worden opgenomen door het absorberende artikel. Er zijn veel constructies voor opsluitkleppen bekend. Dergelijke opsluitkleppen omvatten doorgaans een proximale rand, die aan het absorberende artikel vastgemaakt moet worden, en een tegenoverliggende distale rand, die doorgaans niet aan het absorberende artikel is vastgemaakt langs ten minste een deel van de lengte daarvan. Doorgaans bevindt zich grenzend aan de distale rand een elastisch orgaan om de opsluitklep in een rechtopstaande stand te houden en tijdens gebruik te voorzien in een afsluitende verbinding tussen de distale rand van de opsluitklep en het lichaam van een drager. Het elastische orgaan bevindt zich doorgaans tussen twee lagen materiaal, zodat het elastiek niet in contact komt met het lichaam van een drager. De opsluitkleppen kunnen worden vervaardigd van een grote
BE2017/0133 verscheidenheid aan materialen, zoals polypropyleen, polyester, rayon, nylon, schuim, plastic films, gevormde films en elastisch schuim. Een aantal productietechnieken kan worden gebruikt voor het vervaardigen van de opsluitkleppen. De opsluitkleppen kunnen bijvoorbeeld geweven, ongeweven, spingebonden, gekaard, gegoten, geblazen en dergelijke worden.
De luier kan beenomsluitboorden omvatten. “Beenomsluitboorden” helpen de lekkage van lichaamsafscheiding voorkomen wanneer de drager samendrukkende krachten op het absorberende artikel uitoefent. In het bijzonder helpt de stijfheid van de beenomsluitboorden voorkomen dat de beenopeningen van het absorberende artikel draaien of ophopen, hetgeen tot lekkages kan leiden. Daarnaast zorgen de elasticiteit en vervorm baarheid van de beenomsluitboorden ervoor dat het naar het lichaam gerichte oppervlak van de beenomsluitboorden voorziet in een voldoende afsluiting tegen het lichaam van de drager. De fysieke eigenschappen van de beenomsluitboorden, zoals de dikte en stijfheid, fungeren tevens om de aan de lichaamszijde gelegen inlegger, buitenlaag en absorberende kern op enige afstand weg van het lichaam van de drager te plaatsen in gebruik. Als zodanig wordt er een loze ruimte gecreëerd tussen het lichaam van de drager en de aan de lichaamszijde gelegen inlegger en absorberende kern van het absorberende artikel om zo lichaamsafscheiding te helpen vasthouden.
Doorlopend” betekent dat de beschreven constructie een constructie met een gesloten lus is. De doorlopende constructie kan één geheel vormen, d.w.z. uit één stuk bestaan, of uit afzonderlijke onderdelen bestaan die op passende wijze met elkaar verbonden zijn om een gesloten lus te vormen.
Een “doorlopende tailleband” kan van een elastomeer, op stof lijkend, ongeweven vezelmateriaal zijn, zoals een elastomere, elastisch gebonden laminaatbaan of een elastomere smeltgeblazen baan. Door de juiste materiaalkeuze kan de doorlopende tailleband tijdelijk elastisch geblokkeerd gemaakt worden, bijvoorbeeld door compressie. Wanneer het tijdelijk elastisch geblokkeerd is, kan het elastische materiaal waaruit de tailleband bestaat, geactiveerd worden, bijvoorbeeld door het te behandelen met warmte, om het terug te brengen in een elastische toestand.
“Conventioneel warmgesmolten kleefmiddel” betekent een formulering die doorgaans verscheidende componenten omvat. Deze componenten bevatten doorgaans één of meer polymeren om samenhang en sterkte te verschaffen (bijv., alifatische polyolefinen zoals poly(ethyleen-co-propyleen) copolymeer; ethyleenvinylacetaat copolymeren; styreen-butadieen of styreen-isopreen blokcopolymeren; enz.); een hars of soortgelijk materiaal (soms een kleefkrachtversterker genoemd) om te voorzien in kleefkracht (bijv., koolwaterstof gedestilleerd uit petroleumdestillaten; harsen en/of harsesters; terpenen die bijvoorbeeld afgeleid zijn van hout of citrus, enz.); wellicht wassen, weekmakers of andere materialen voor het wijzigen van de
BE2017/0133 viscositeit (d.w.z., stroombaarheid) (voorbeelden van dergelijke materialen zijn onder andere minerale olie, polybuteen, paraffineolieën, esterolieën en dergelijke); en/of andere toevoegingen, waaronder begrepen, maar niet beperkt tot antioxidanten of andere stabilisatoren. Een typische formulering voor een warmgesmolten kleefmiddel kan tussen ongeveer 15 en ongeveer 35 gewichtsprocent cohesiekracht verschaffende polymeer of polymeren bevatten; tussen ongeveer 50 tot ongeveer 65 gewichtsprocent hars of één of meer andere kleefkrachtversterkers; tussen meer dan nul en ongeveer 30 gewichtsprocent weekmaker of een ander middel dat de viscositeit wijzigt; en optioneel minder dan ongeveer 1 gewichtsprocent stabilisator of een andere toevoeging. Het dient begrepen te worden dat andere formuleringen voor kleefmiddelen met andere gewichtspercentages van deze componenten mogelijk zijn.
De term “dichtheid” of “concentratie” wanneer wordt verwezen naar het absorberende materiaal, met name de superabsorberende polymeerdeeltjes, van een laag, verwijst naar de hoeveelheid absorberend materiaal die wordt gedeeld door het oppervlaktegebied van de laag waarover het absorberende materiaal is uitgespreid.
Zoals hierin gebruikt, verwijst de term “luier” naar een absorberend artikel dat doorgaans door incontinent personen rond het onderlijf wordt gedragen.
“Niet-doorlopend verbindingspatroon” zoals hierin gebruikt, verwijst naar een patroon van verbindingsgebieden, in het bijzonder verbindingsgebieden tussen lagen, waarbij ten minste in ten minste één gebied de lagen niet aan elkaar gebonden zijn. Een niet-doorlopend verbindingspatroon kan een aaneengesloten verbindingsgebied zijn of meerdere nietaaneengesloten verbindingsgebieden. Een niet-doorlopend verbindingspatroon kan voorts een aangesloten verbindingsgebied omvatten dat een aantal gaten omvat, waar de lagen niet aan elkaar gebonden zijn, bij voorkeur volgens een regelmatig patroon. Of het kan verschillende nietaangesloten verbindingsgebieden omvatten, bijv, een puntpatroon omvattende een veelheid van afzonderlijke verbindingspunten die omgeven worden door niet-gebonden gebieden of een lijnpatroon omvattende een veelheid van afzonderlijke verbindingslijnen die worden afgewisseld door niet-gebonden gebieden, bij voorkeur volgens een regelmatig patroon.
“Wegwerpbare absorberende kleding” omvat bij voorkeur een voorsegment, een achtersegment, een kruissegment, elastische zijsegmenten, naden, een doorlopende tailleopening en/of een stel doorlopende beenopeningen. Elk elastisch zijsegment omvat bij voorkeur een voorste elastisch zijorgaan en aan achterste elastisch zijorgaan, die met elkaar verbonden kunnen worden op een respectieve naad.
De term “wegwerpbare” wordt hierin gebruikt om absorberende artikelen te beschrijven die doorgaans niet bedoeld zijn om gewassen of anderszins hersteld of hergebruikt te worden als
BE2017/0133 absorberend artikel (d.w.z. dat ze bedoeld zijn om na één enkel gebruik weggegooid te worden en bij voorkeur gerecycled, gecomposteerd of anderszins op een milieuvriendelijke wijze weggeworpen worden).
Zoals hierin gebruikt, beschrijft de term “elastische weerstand een elastische kracht die de neiging heeft om weerstand te bieden aan een toegepaste trekkracht, waardoor een materiaal dat daarvan is voorzien de neiging heeft om in reactie op een trekkracht samen te trekken tot een ontspannen configuratie.
Zoals hierin gebruikt, worden de termen “elastisch”, “elastomerisch”, “elasticiteit” of afleidingen daarvan gebruikt om het vermogen van verschillende deze eigenschap bezittende materialen en voorwerpen te beschrijven om een omkeerbare vervorming te ondergaan onder spanning, bijv, uitgerekt te worden in ten minste één richting wanneer er een kracht op het materiaal wordt toegepast en om in hoofdzaak de oorspronkelijke afmetingen daarvan aan te nemen na ontspanning, d.w.z. wanneer de kracht wordt opgeheven, zonder scheuren of breken. Het verwijst bij voorkeur naar een materiaal dat of composiet die in ten minste één richting kan worden verlengd met ten minste 50% van de ontspannen lengte daarvan, d.w.z. verlengd tot ten minste 150% van de ontspannen lengte daarvan, en ten minste 40% van de verlenging korter wordt na opheffing van de toegepast spanning. Dienovereenkomstig trekt het materiaal of de composiet na opheffing van de toegepaste kracht bij 50% verlenging samen tot een ontspannen lengte van niet meer dan 130% van de oorspronkelijke lengte. Voorbeelden van toepasselijke elastomere materialen zijn polyether-polyamide blokcopolymeren, Polyurethanen, synthetische lineaire A-B-A en A-B blokcopolymeren, gechloreerd rubber/EVA (ethyleenvinylacetaat) mengsels, EPDM (ethyleen-propyleen dieen monomeer) rubbers, EPM (ethyleen-propyleen monomeer) rubbers, mengsels van EPDM/EPM/EVA en dergelijke.
De term “elastisch gemaakt” verwijst naar een materiaal, laag of sublaag die van zichzelf niet elastisch is, maar die elastisch gemaakt is door bijvoorbeeld op toepasselijke wijze een elastisch materiaal of een elastische (sub)laag daarmee te verbinden.
“Verlenging” betekent de verhouding van de uitrekking van een materiaal ten opzichte van de lengte van het materiaal voor de uitrekking (uitgedrukt in procent). “Uitrekking” betekent de verandering van de lengte van een materiaal vanwege rekken (uitgedrukt in een lengte-eenheid).
Zoals hierin gebruikt, betekent de term “uitrekbaar” verlengbaar in ten minste één richting, maar niet noodzakelijkerwijs herstelbaar.
De term “weefsels” wordt gebruikt om te verwijzen naar alle geweven, gebreide en ongeweven vezelbanen.
BE2017/0133
De term “afgewerkt” of “definitief betekent, wanneer het verwijst naar een product, dat het product op toepasselijke wijze vervaardigd is voor het beoogde doel daarvan.
De term “flexibel” verwijst naar materialen die meegeven en die zich makkelijk aanpassen aan de vorm en contouren van het lichaam van de drager.
Zoals hierin gebruikt, betekent de term “kledingstuk” elke type kledingstuk dat gedragen kan worden. Hieronder vallen luiers, zindelijkheidsbroekjes, incontinentieproducten, operatiejasjes, fabriekskleding en overalls, onderkleding, broeken, shirts, jassen en dergelijke.
De term “illustratie” betekent, maar is niet beperkt tot, elke type ontwerp, beeld, merk, figuur, codes, woorden, patronen en dergelijke. Voor een product zoals een zindelijkheidsbroek zullen op de illustraties doorgaans voorwerpen staan die verband houden met kleine jongens en meisjes, zoals veelkleurige vrachtwagens, vliegtuigen, ballen, poppen, strikken en dergelijke.
Veel van de bekende superabsorberende polymeerdeeltjes hebben gelblokkering. “Gelblokkering” vindt plaats wanneer superabsorberende polymeerdeeltjes nat worden en de deeltjes opzwellen en zo de transmissie van fluïdum naar andere gebieden van de absorberende constructie blokkeren. Het vochtig worden van deze andere gebieden van het absorberende orgaan vindt derhalve plaats via een zeer langzaam verspreidingsproces. Praktisch gezien, betekent dit dat de opname van fluïda door de absorberende constructie veel langzamer gaat dan de snelheid waarmee de fluïda worden uitgescheiden, in het bijzonder als er sprake is van stromen. Lekkages uit het absorberende artikel kunnen plaatsvinden lang voordat de superabsorberende polymeerdeeltjes in het absorberende orgaan volledig verzadigd zijn of voordat het fluïdum voorbij de “blokkerende” deeltjes naar de rest van het absorberende orgaan kan stromen of afvloeien. Gelblokkering kan een bijzonder acuut probleem zijn als de superabsorberende polymeerdeeltjes onvoldoende gelsterkte hebben en vervormen of zich verspreiden onder spanning, wanneer de deeltjes opzwellen door het geabsorbeerde fluïdum.
De term “hoogabsorberend materiaal” verwijst naar materialen die in staat zijn om ten minste 10 keer hun eigen gewicht in vloeistof op te nemen. Het hoogabsorberende materiaal kan absorberende gelmaterialen, zoals superabsorberende polymeren, omvatten. Superabsorberende polymeren zijn in water opzwelbare, in water onoplosbare organische of anorganische materialen die in staat zijn om ten minste ongeveer 20 keer hun eigen gewicht van een waterige oplossing met 0,9 gewichtsprocent sodiumchloride op te nemen. Absorberende gelmaterialen kunnen natuurlijke, synthetische en gemodificeerde natuurlijke polymeren en materialen zijn. Daarnaast kunnen de absorberende gelmaterialen anorganische materialen zijn, zoals silicagels, of organische samenstellingen zoals verknoopte polymeren. De term “verknoopt” verwijst naar elk middel waarmee normaal in water oplosbare materialen in hoofdzaak in water
BE2017/0133 onoplosbaar, maar zwelbaar gemaakt worden. Een dergelijk middel kan bijvoorbeeld fysieke verknoping, kristallijne domeinen, covalente bindingen, ionische complexen en verbindingen, hydrofiele verbindingen, zoals waterstofverbindingen, en hydrofobe verbindingen of Van der Waals-krachten zijn. Voorbeelden van synthetische absorberende polymeren met gelmateriaal zijn de alkalimetalen en ammoniumzouten van poly(acrylzuur) en poly(methacrylzuur), poly(acrylamiden), poly(vinylethers), maleïnezuuranhydride copolymeren met vinylethers en alfaolefinen, poly(vinyl pyrrol idon), poly(vinylmorfolinon), polyfvinylalcohol) en mengsels en copolymeren daarvan. Verdere polymeren die geschikt zijn om gebruikt te worden in de absorberende constructie zijn natuurlijke en gemodificeerde natuurlijke polymeren, zoals stijfsel met gehydrolyseerd acrylonitril, stijfsel met acrylzuur, methylcellulose, carboxymethylcellulose, hydroxypropylcellulose en een natuurlijke gom, zoals xanthaangom, johannesbroodgom en dergelijke. Tevens kunnen mengsels van natuurlijke en geheel of gedeeltelijk synthetische absorberende polymeren worden gebruikt. Synthetische absorberende gelmaterialen zijn xerogels die hydrogels vormen wanneer ze vochtig gemaakt worden. De term “hydrogel” wordt echter veelal gebruikt om te verwijzen naar zowel de vochtige als niet-vochtige vormen van het materiaal. Het hoogabsorberende materiaal kan elk van een grote verscheidenheid aan geometrische vormen hebben. Doorgaans heeft het de voorkeur dat het hoogabsorberende materiaal de vorm heeft van afzonderlijke deeltjes. Het hoogabsorberende materiaal kan echter tevens de vorm hebben van vezels, vlokken, staven, bollen, naalden, spiralen of semi-spiralen, kubussen, een op een staaf gelijkende vorm, een polyhedron en dergelijke. Tevens kunnen conglomeraten van deeltjes van een hoogabsorberend materiaal worden gebruikt. Het hoogabsorberende materiaal kan in de absorberende kern aanwezig zijn in een hoeveelheid van ongeveer 5 tot ongeveer 100 gewichtsprocent en wenselijk van ongeveer 30 tot ongeveer 100 gewichtsprocent op basis van het totale gewicht van de absorberende kern. De verdeling van het hoogabsorberende materiaal binnen de verschillende delen van de absorberende kern kan variëren afhankelijk van het beoogde eindgebruik van de absorberende kern. Het hoogabsorberende materiaal kan in een doorgaans afzonderlijke laag binnen de matrix van hydrofiele vezels aangebracht worden. Alternatief kan de absorberende kern een laminaat van vezelbanen en hoogabsorberend materiaal omvatten of een ander toepasselijk middel om een hoogabsorberend materiaal in een gelokaliseerd gebied te houden.
“Waterviltingsproces” verwijst naar de vervaardiging van ongeweven banen. Het proces bestaat eruit dat een reeks waterstralen wordt geleid in de richting van een vezelbaan die op een bewegende poreuze band ligt. De waterstralen gaan naar beneden door de massa vezels en springen terug en spatten uit elkaar wanneer ze contact maken met het oppervlak van de band: de vrijgekomen energie zorgt ervoor dat de vezels worden verknoopt.
De term “hydrofiel” beschrijft vezels of de oppervlakken van vezels die vochtig gemaakt worden door de waterige vloeistoffen die contact maken met de vezels. De mate van vochtigheid van de
BE2017/0133 materialen kan weer beschreven worden in termen van de contacthoeken en de oppervlaktespanningen van de desbetreffende vloeistoffen en materialen. De term “bevochtigbaar” verwijst naar een vezel met een contacthoek tussen een vloeistof, zoals water, synthetische urine of een waterige oplossing met 0,9 gewichtsprocent zout, en lucht van kleiner dan 90°, terwijl “hydrofoob” of “niet-bevochtigbaar” vezels beschrijft met contacthoeken die gelijk zijn of groter dan 90°.
Zoals hierin gebruikt, verwijst de term “ondoordringbaar” doorgaans naar artikelen en/of onderdelen waarin in hoofdzaak geen waterig fluïdum door de gehele dikte daarvan doordringt onder een druk van 1,0 kPa of minder. In het ondoordringbare artikel of onderdeel dringt bij voorkeur geen waterig fluïdum door onder een druk van 3,4 kPa of minder. Nog verkieslijker dringt door het ondoordringbare artikel of onderdeel geen fluïdum door onder een druk van 6,8 kPa of minder. Een artikel of onderdeel dat niet ondoordringbaar is, is doordringbaar.
“Integraal” wordt gebruikt om te verwijzen naar verscheidene delen van een enkel, uit één stuk bestaand element in plaats van afzonderlijke constructies die met elkaar verbonden of naast of nabij elkaar zijn geplaatst.
“Verbinden”, “verbonden” of variaties daarvan, wanneer deze gebruikt worden voor het beschrijven van de verhouding tussen twee of meer elementen, betekent dat de elementen op elke toepasselijke wijze met elkaar verbonden kunnen worden, bijvoorbeeld door warmtesealen, ultrasone binding, thermische binding, met kleefmiddelen, naaien en dergelijke. Voorts kunnen de elementen rechtstreeks met elkaar verbonden zijn of kunnen er één of meer elementen tussen geplaatst zijn, die allemaal met elkaar verbonden zijn.
De term platte toestand” of “(volledig) uitgerekte toestand” verwijst naar het artikel wanneer het (hoofdzakelijk) platgelegd is in een vlak en deze term wordt gebruikt als tegenhanger van wanneer het artikel anderszins gepositioneerd is, zoals wanneer het artikel gevouwen of gevormd is in gebruik of om gebruikt te worden door een drager (d.w.z. op een wijze zoals geïllustreerd in Fig. 1 tot en met Fig.5).
“Laminaat” verwijst naar elementen die in een gelaagde opstelling aan elkaar gehecht zijn.
Het gebruik van de term “laag” kan verwijzen naar, maar is niet beperkt tot, elk type substraat, zoals een geweven baan, ongeweven baan, films, laminaten, composieten, elastomere materialen en dergelijke. Een laag kan vloeistof- en luchtdoorlatend zijn, doorlaatbaar zijn voor lucht, maar ondoorlaatbaar voor vloeistoffen, ondoorlaatbaar voor zowel lucht als vloeistof en dergelijke. Wanneer het in het enkelvoud wordt gebruikt, kan het de tweeledige betekenis hebben van een enkel element of een veelheid van elementen.
BE2017/0133 “Vloeistof’ betekent een niet-gasvormige substantie en/of niet-gasvormig materiaal dat stroomt en de inwendige vorm van een houder kan aannemen waarin het wordt gegoten of geplaatst.
“Lengterichting” is een richting die evenwijdig loopt aan de maximale lineaire maat van het artikel.
De term “smeltgeblazen vezels” betekent vezels die gevormd worden door het extruderen van een gesmolten thermoplastisch materiaal door een veelheid van fijne, doorgaans cirkelvormige matrijsbuizen als gesmolten draden of filamenten in een gasstroom (bijv, lucht) met een hoge snelheid, waardoor de filamenten van gesmolten thermoplastisch materiaal dunner worden en de diameter daarvan kleiner wordt, mogelijk tot die van een microvezel. Doorgaans hebben smeltgeblazen vezels een gemiddelde vezeldiameter tot ongeveer 10 micron. Nadat de vezels zijn gevormd, worden de smeltgeblazen vezels door de gasstroom met een hoge snelheid meegevoerd en gedeponeerd op een verzameloppervlak om een baan van willekeurig geplaatste smeltgeblazen vezels te vormen.
De term “niet-elastisch” of “inelastisch” verwijst naar elk materiaal dat niet binnen de bovenstaande definitie van “elastisch” valt en omvat doorgaans geen elastische materialen, zoals de hierin beschreven elastische baanmaterialen.
De term ‘Ongeweven stof of baan” betekent een velmateriaal met een structuur van afzonderlijke vezels of draden die door elkaar zijn gelegd, maar niet op een regelmatige wijze zoals plaatsvindt bij breien of weven. Ongeweven stoffen of banen zijn gevormd door allerlei processen, zoals bijvoorbeeld smeltblazen en binden door spinnen of kaarden.
“Broeklichaam” verwijst naar een kledingstuk dat een tailleopening en een stel beenopeningen heeft, zoals bij een korte broek, badkleding en dergelijke. Het beschreven kledingstuk kan wel of geen handmatig scheurbare zijnaad hebben.
Met de termen “deeltje”, “deeltjes” en dergelijke wordt bedoeld dat het materiaal doorgaans de vorm heeft van afzonderlijke eenheden. De eenheden kunnen korrels, poeders, bollen, verpulverde materialen en dergelijke omvatten, alsmede combinaties daarvan. De deeltjes kunnen elke gewenste vorm hebben, zoals bijvoorbeeld kubusvormig, staafvormig, polyhedraal, rond of halfrond, afgerond of halfafgerond, hoekvormig, onregelmatig, enz. Vormen met een grote verhouding tussen de grootste en de kleinste afmeting, zoals naalden, vlokken en vezels, kunnen tevens in deze definitie vallen. De term “deeltje” kan tevens een agglomeratie zijn die meer dan één afzonderlijk deeltje en dergelijke omvat. Daarnaast kan een deeltje of een gewenste agglomeratie daarvan zijn samengesteld uit meer dan één type materiaal.
De term “polymeer” omvat doorgaans, maar is niet beperkt tot homopolymeren, Copolymeren, zoals bijvoorbeeld blok-, ent-, willekeurige en alternerende copolymeren, terpolymeren, enz. en
BE2017/0133 mengsels en modificaties daarvan. Voorts kan de term “polymeer”, tenzij anderszins specifiek beperkt, alle mogelijke geometrische configuraties van het materiaal omvatten. Deze configuraties omvatten, maar zijn niet beperkt tot isotactische, syndiotactische en willekeurige symmetrieën.
Met de term “voorverpakt”, zoals hierin gebruikt, wordt bedoeld dat één of meer artikelen in een enkele eenheid zijn verpakt voordat ze gestapeld worden.
“Pulpdons” of “donspulp” verwijst naar een materiaal dat bestaat uit cellulose vezels. De vezels kunnen natuurlijk of synthetische vezels zijn of een combinatie daarvan. Het materiaal is doorgaans lichtgewicht en heeft absorberende eigenschappen.
Het “vasthouddeel” of de “vloeistofabsorptielaag” maakt deel uit van het absorberende medium (of de absorberende kern). Dit deel kan een matrix van hydrofiele vezels omvatten, zoals een baan van cellulose dons, gemengd met deeltjes van een hoogabsorberend materiaal. In specifieke inrichtingen kan het vasthouddeel een mengsel van superabsorberende hydrogelvormende deeltjes en synthetische polymere smeltgeblazen vezels omvatten of een mengsel van superabsorberende deeltjes met een vezelig coformmateriaal omvattende een mengsel van natuurlijke vezels en/of synthetische polymere vezels. De superabsorberende deeltjes kunnen hoofdzakelijk homogeen vermengd zijn met de hydrofiele vezels of ze kunnen niet-gelijkmatig gemengd zijn. Zo kunnen de concentraties van superabsorberende deeltjes in een niet-stapsgewijze gradiënt aangebracht zijn door een aanzienlijk deel van de dikte van de absorberende constructie, waarbij lagere concentraties in de richting van de lichaamszijde van de absorberende constructie zitten en verhoudingsgewijs hogere concentraties in de richting van de buitenzijde van de absorberende constructie. De superabsorberende deeltjes kunnen tevens in een doorgaans afzonderlijke laag binnen de matrix van hydrofiele vezels aangebracht zijn. Daarnaast kunnen twee of meer verschillende typen superabsorberende deeltjes selectief op verschillende locaties binnen of langs de vezelmatrix gepositioneerd zijn.
Zoals hierin gebruikt, verwijst de term “vel” of “velmateriaal” verwijst naar geweven materialen, ongeweven banen, polymere films, polymere op los geweven katoen lijkende materialen en polymere schuimlagen.
De term “spingebonden vezels” verwijst naar vezels die gevormd worden door het extruderen van gesmolten thermoplastische polymeren zoals filamenten of vezels uit een veelheid van verhoudingsgewijs fijne, doorgaans cirkelvormige, buizen van een spindop en het vervolgens snel trekken van de geëxtrudeerde filamenten door een eductief of ander bekend trekmechanisme om moleculaire oriëntatie en fysieke sterkte aan de filamenten te geven. De gemiddelde diameter van spingebonden vezels ligt doorgaans in het bereik van 15-60 μm of hoger. De spindop kan
BE2017/0133 een grote spindop zijn met enkele duizenden gaten per meter in de breedte of een serie kleine spindoppen die, bijvoorbeeld, 40 gaten bevatten.
De term “spingebonden smeltgeblazen spingebonden (SMS) ongeweven stof, zoals hierin gebruikt, verwijst naar een meerlaags samengesteld vel, omvattende een baan van smeltgeblazen vezels die geplaatst is tussen en verbonden is met twee spingebonden lagen. Een SMS ongeweven stof kan doorlopend gevormd worden door achtereenvolgens een eerste laag spingebonden vezels, een laag smeltgeblazen vezels en een tweede spingebonden vezels op een bewegend poreus verzamelvlak te deponeren. De op elkaar geplaatste lagen kunnen gebonden worden door deze door een tussen twee rollen gevormde spleet te voeren, die verwarmd of niet-verwarmd en glad of voorzien van een patroon kan zijn. Alternatief kunnen de afzonderlijke spingebonden en smeltgeblazen lagen voorgevormd en optioneel gebonden en afzonderlijk verzameld worden, bijvoorbeeld door de stoffen te wikkelen op opwikkelrollen. De afzonderlijke lagen kunnen samengesteld worden door ze op een later moment op elkaar te leggen en aan elkaar gebonden worden om een SMS ongeweven stof te vormen. Aanvullende spingebonden en/of smeltgeblazen lagen kunnen in de SMS-stof opgenomen worden, bijvoorbeeld spingebonden-smeltgeblazen-smeltgeblazen-spingebonden (SMMS), enz.
“Stapelvezels” verwijzen naar in de handel verkrijgbare vezels met een diameter van kleiner dan ongeveer 0,001 mm tot meer dan ongeveer 0,2 mm; ze zijn verkrijgbaar in verschillende vormen, zoals korte vezels met een lengte van ongeveer 10 tot 50 mm en lange vezels met een lengte van meer dan 50 mm, bij voorkeur tot 100 mm.
Met “rek” wordt bedoeld dat het materiaal in staat is om voorbij de oorspronkelijk maat daarvan uit te rekken in ten minste één afmeting wanneer het wordt onderworpen aan een trekkracht (d.w.z. spanning) die wordt toegepast in de richting van die afmeting, zonder het materiaal te breken. Een uitrekking van bijvoorbeeld 50% betekent dat het materiaal met een beginlengte van 100 mm een lengte heeft bereikt van 150 mm. “Rek” kan in één richting, twee richtingen of meerdere richtingen plaatsvinden. De specifieke rekeigenschappen van een materiaal kunnen variëren langs elk van de rekvectoren. De term kan betrekking hebben op elastische materialen, alsmede ongeweven materialen die van zichzelf rekbaar kunnen zijn, maar niet noodzakelijkerwijs op een elastische wijze. Dergelijke ongeweven materialen kunnen zich op een elastische wijze gaan gedragen door ze te binden aan elastische films.
Het gebruik van de term “substraat” omvat, maar is niet beperkt tot geweven of ongeweven banen, poreuze films, inktdoorlaatbare films, papier, composietconstructies en dergelijke.
Superabsorberende materialen die geschikt zijn om gebruikt te worden in de onderhavige uitvinding zijn bekend bij de vakman en kunnen elke werkbare vorm hebben, zoals deeltjes,
BE2017/0133 vezels en mengsels daarvan. In algemene zin kan het “superabsorberende materiaal” een in water opzwelbaar, doorgaans niet-wateroplosbaar, hydrogel vormend polymeer absorberend materiaal zijn, dat is in staat is om ten minste ongeveer 15, toepasselijk ongeveer 30 en mogelijk ongeveer 60 keer of meer het eigen gewicht in fysiologisch zout (bijv, zout met 0,9 gewichts% NaCI) op te nemen. Het superabsorberende materiaal biologisch afbreekbaar of bipolair zijn. Het hydrogel vormende polymere absorberende materiaal kan worden vervaardigd van organisch hydrogel vormend polymeer materiaal, dat een natuurlijk materiaal kan bevatten, zoals agar-agar, pectine en guargom; gemodificeerde natuurlijke materialen zoals carboxymethylcellulose, carboxyethylcellulose en hydroxypropylcellulose; en synthetische hydrogel vormende polymeren. Synthetische hydrogel vormende polymeren omvatten, bijvoorbeeld, alkalimetaalzouten van polyacrylzuur, polyacrylamiden, polyvinylalcohol, ethyleen maleïne anhydride Copolymeren, polyvinylethers, polyvinyl morfolinon, polymeren en copolymeren van vinylsulfonzuur, polyacrylaten, polyacrylamiden, polyvinylpyridine en dergelijke. Overige geschikte hydrogel vormende polymeren zijn stijfsel met gehydrolyseerd acrylonitriel, stijfsel met acrylzuur en isobutyleen maleïne anhydride copolymeren en mengsels daarvan. De hydrogel vormende polymeren kunnen licht verknoopt zijn om het materiaal hoofdzakelijk niet-wateroplosbaar te maken. Verknopen kan bijvoorbeeld door straling of atoom-, ion-, Van der Waals- of waterstofbinding. Het superabsorberende materiaal kan toepasselijkerwijze in een daartoe bestemd opslag- of vasthouddeel van het absorberende stelsel worden opgenomen en kan optioneel in andere onderdelen of delen van het absorberende artikel worden toegepast. Het superabsorberende materiaal kan in de absorberende laag of een andere fluïdumopslaglaag van het absorberend artikel van de onderhavige uitvinding worden opgenomen in een hoeveelheid tot ongeveer 60% per gewicht. Het superabsorberende materiaal, indien aanwezig, zal doorgaans in een hoeveelheid van ongeveer 5% tot ongeveer 40% per gewicht worden opgenomen, op basis van het totale gewicht van de absorberende laag.
“Superabsorberende polymere deeltjes” of “SAP’s” verwijzen naar in water opzwelbare, nietwateroplosbare organische of anorganische materialen die in staat zijn om, onder de meest gunstige omstandigheden, ten minste ongeveer 10 keer hun gewicht, of ten minste ongeveer 15 keer hun gewicht, of ten minste ongeveer 25 keer hun gewicht op te nemen in een waterige oplossing die 0,9 gewichtsprocent sodiumchloride bevat. In absorberende artikelen, zoals luiers, incontinentieluiers, enz., ligt de deeltjesgrootte doorgaans tussen 100 tot 800 μm, bij voorkeur tussen 300 tot 600 μm, nog verkieslijker tussen 400 tot 500 μm.
“Spanning” omvat een uniaxiale kracht die de neiging heeft om ervoor te zorgen dat een lichaam uitrekt of de compenserende kracht in dat lichaam weerstand biedt aan de uitrekking.
BE2017/0133
Zoals hierin gebruikt, beschrijft de term “thermoplastisch” een materiaal dat zacht wordt wanneer het wordt blootgesteld aan warmte en dat in hoofdzaak terugkeert in de oorspronkelijke conditie daarvan wanneer het afkoelt tot kamertemperatuur.
De term “bovenlaag” verwijst naar een vel vloeistofdoorlatend materiaal dat de binnenste bedekking van het absorberende artikel vormt en dat in gebruik in direct contact met de huid van de drager is geplaatst. De bovenlaag wordt doorgaans gebruikt om de huid van de drager te helpen isoleren van vloeistoffen die in de absorberende constructie worden vastgehouden. De bovenlaag kan een ongeweven materiaal omvatten, bij. spingebonden, smeltgeblazen, gekaard, in water verknoopt, wetlaid enz. Toepasselijke ongeweven materialen kunnen zijn samengesteld uit kunstmatige vezels, zoals polyester, polyethyleen, polypropyleen, viscose, rayon enz. of natuurlijke vezels, zoals houtpulp of katoenvezels, of van een mengsel van natuurlijke en kunstmatige vezels. Het materiaal van de bovenlaag kan voorts zijn samengesteld uit twee vezels, die met elkaar verbonden kunnen zijn in een verbindingspatroon. Verdere voorbeelden van materiaal voor de bovenlaag zijn poreuze schuimen, van openingen voorziene plastic films, laminaten van ongeweven materialen en van openingen voorziene plastic films, enz.. De materialen die geschikt zijn als materiaal voor de bovenlaag moeten zacht en niet-irriterend voor de huid zijn en lichaamsfluïda, bijv, urine en menstruatiebloed, moeten er snel doorheen kunnen dringen. De binnenste deklaag kan voorts verschillend zijn in verschillende delen van het absorberende artikel. De stoffen voor de bovenlaag kunnen zijn samengesteld uit een hoofdzakelijk hydrofoob materiaal en het hydrofobe materiaal kan optioneel behandeld zijn met een surfactans of anderszins bewerkt zijn om een gewenst niveau van bevochtigbaarheid of hydrofiliteit te verschaffen.
Zoals hierin gebruikt, verwijst de term “dwars-” of “lateraal” naar een lijn, as of richting die in het vlak van het absorberende artikel ligt en doorgaans haaks staat op de lengterichting.
“Ultrasoon lassen” verwijst naar een technologie die twee materialen met elkaar verbindt door deze te smelten met warmte die wordt opgewekt uit ultrasone trillingen en vervolgens aan elkaar te lamineren, zodat de gesmolten materialen gaan stromen en de ruimte tussen de twee nietaangedane delen van de twee materialen opvullen. Na koelen en vormen zijn de twee materialen met elkaar verbonden.
Zoals hierin gebruikt, verwijst de term “in water opzwelbaar, niet-wateroplosbaar” naar een materiaal dat, wanneer het wordt blootgesteld aan overmatig veel water, opzwelt tot het balansvolume maar niet oplost in de oplossing. Als zodanig behoudt een in water opzwelbaar, niet-wateroplosbaar zijn oorspronkelijk identiteit of fysieke structuur tijdens de opname van water, maar in een zeer uitgezette staat, en moet derhalve voldoende fysieke kracht hebben om weerstand te bieden aan de stroom en fusie met naastgelegen deeltjes.
BE2017/0133
Uitvoeringsvormen van de artikelen volgens de uitvinding worden nu beschreven. Het dient begrepen te worden dat technische eigenschappen die worden beschreven in één of meer uitvoeringsvormen gecombineerd kunnen worden met één of meer andere uitvoeringsvormen, zonder af te wijken van de bedoeling van de uitvinding en zonder daarvan te generaliseren.
In een eerste aspect en onder verwijzing naar Figuren 1-4 heeft de hierin beschreven uitvinding betrekking op een absorberend artikel 1, bij voorkeur een incontinentieluier, met een lengteas YY en een dwarsas X-X, omvattende: een chassis 2 dat een naar de huid gerichte zijde heeft, een naar de kleding gerichte zijde tegenover de naar de huid gerichte zijde, een voorste taillegebied 3, een achterste taillegebied 4 en een kruisgebied 5 dat zich uitstrekt tussen het voorste en het achterste taillegebied 3, 4; een vloeistofabsorberend orgaan 6 met een voor- en een achtereinde 7, 8 dat zich uitstrekt over het kruisgebied 5 naar het voorste en achterste taillegebied 3, 4, waarbij het vloeistofabsorberende orgaan een vloeistofabsorberende kern 9 bevat, waarbij de vloeistofabsorberende kern 9 een voor- en achtereinde 10, 11 heeft; en een elastisch baanmateriaal 12 dat onder spanning op de dwarsas Χ-Χ samentrekbaar te verbinden is met ten minste elk van het voorste en achterste taillegebied 3, 4, waarbij het voorste en achterste taillegebied 3, 4 een voorste en achterste taille-einde 13, 14 omvatten en met elkaar verbonden kunnen worden langs de laterale randen 15, 16, 15’, 16’ van het voorste en achterste taillegebied 3, 4 die zich uitstrekken langs een richting die evenwijdig loopt aan de lengteas Y-Y en waarbij, wanneer ze verbonden zijn, een tailleopening wordt gevormd door het voorste en achterste tailleeinde 13, 14 en een stel beenopeningen worden gevormd door één of meer kruis-beenomtrekranden 17,17’ en een voorste en achterste taille-been-omtrekrand 18,19, 18’, 19’, waarbij ten minste 50% van het totale oppervlaktegebied van het chassis 2 dat elastische baanmateriaal 12 omvat en waarbij de eerste en tweede voorste taille-been-omtrekrand 18, 18’ zich uitstrekken van een eerste positie die proximaal ligt van het kruisgebied 5 naar een tweede positie die distaai daarvan ligt en proximaal van een laterale rand 16, 16’ van het voorste taillegebied 3, welke eerste en tweede voorste taille-been-omtrekrand 18, 18’ tegenover elkaar vanaf de lengteas Y-Y zijn geplaatst en een eerste gebied A1 daartussen begrenzen en waarbij de eerste en tweede achterste taille-been-omtrekrand 19, 19’ zich uitstrekken van een eerste positie die proximaal ligt van het kruisgebied 5 naar een twee positie die distaai daarvan ligt en proximaal van een laterale rand 15, 15’ van het achterste taillegebied 4, welke eerste en tweede achterste taille-beenomtrekrand 19, 19’ tegenover elkaar ten opzichte van de lengteas Y-Y zijn geplaatst en een tweede gebied A2 daartussen begrenzen, welk eerste en tweede gebied A1, A2 over de lengteas Y-Y van elkaar gescheiden worden door ten minste een deel van het kruisgebied 5, waarbij elk van het eerste en tweede gebied A1, A2 in hoofdzaak elastisch zijn gemaakt en waarbij het oppervlaktegebied van het eerste elastisch gemaakte eerste gebied A1 van 3% tot 20% van het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte tweede gebied A2 beslaat, gemeten in een uitgerekte toestand. Zonder gebonden te zijn aan de theorie, is ontdekt dat het elastisch maken van in hoofdzaak het gehele gebied tussen de tegenover elkaar liggende taille-been
BE2017/0133 omtrekranden zorgt voor een betere, nauwsluitende pasvorm in het overgangsgebied van de zijden tussen kruis en beenopening, hetgeen de zichtbaarheid daarvan door de kleding van een drager tot een minimum beperkt. Daarmee kan het risico op lekken uit de laterale zijden echter vergroot worden, met name in het geval zich plooien vormen waardoor de vloeistof kan stromen. Een dergelijke plooivorming wordt verbazingwekkend genoeg beperkt door te zorgen dat het oppervlaktegebied A1 voldoende klein is vergeleken met A2, maar als A1 te klein is, veroorzaken de losse gebieden die gevormd worden door een disproportionele spanning van voor naar achteren een groter risico op lekken, waardoor het derhalve wenselijk is om de gebieden A1 en A2 de hierin beschreven afmetingen te geven. Om twijfel uit te sluiten, betekent de term “oppervlaktegebied”, zoals hierin gebruikt, het oppervlaktegebied genomen rond een plat vlak dat samenvalt met (of gevormd wordt door) de lengteas Y-Y en de dwarsas X-X als het artikel plat (of in uitgerekte toestand) wordt neergelegd, zoals getoond in de figuren.
In een uitvoeringsvorm, beslaat het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte eerste gebied A1 van 5% tot 18%, bij voorkeur van 7% tot 15%, nog verkieslijker tussen 8% en 15% van het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte tweede gebied A2, zoals gemeten in een uitgerekte toestand.
In een zeer verkieslijke uitvoeringsvorm, bestaat ten minste 70%, bij voorkeur ten minste 80%, nog verkieslijker tussen 83% en 99% van het totale oppervlaktegebied van het chassis 2 uit het elastische baanmateriaal 12. Een voordeel van deze inrichting is dat een meer op ondergoed gelijkende pasvorm wordt verkregen, alsmede een betere hechting aan het lichaam.
In een uitvoeringsvorm omvatten het eerste en tweede gebied A1, A2 het elastische baanmateriaal 12, welk materiaal 12 is aangebracht om elasticiteit te verschaffen aan het eerste en tweede gebied A1, A2.
In een voorkeursuitvoeringsvorm strekt elk van de eerste en tweede achterste taille-beenomtrekrand 19, 19’ zich hoofdzakelijk schuin uit en langs tegenovergestelde richtingen van de lengteas Y-Y en bij voorkeur in een hoofdzakelijk lineaire en/of gebogen wijze, zodanig dat de eerste positie 20, 20’ en de tweede positie 21, 21’ van elkaar gescheiden zijn langs een eerste afstand A die zich evenwijdig aan de lengteas Y-Y uitstrekt en voorts langs een tweede afstand B die zich haaks op de lengteas Y-Y uitstrekt en evenwijdig loopt aan de dwarsas X-X en waarbij de afstandsverhouding A/B groter is dan 0,5, bij voorkeur tussen 0,5 en 0,8, nog verkieslijker tussen 0,5 en 0,7 en zelfs nog verkieslijker tussen 0,5 en 0,65. Het is gebleken dat de specifieke beensnit niet alleen invloed heeft op het comfort, maar ook op het risico op lekken. Door ervoor te zorgen dat in het bijzonder de beensnit op het achterste deel binnen de aangegeven marges ligt, wordt het risico op plooivorming kleiner en wordt derhalve voorzien in een verbeterde lekpreventie.
BE2017/0133
In een uitvoeringsvorm strekt de vloeistofabsorberende kern 9 zich over de lengteas Y-Y over het ene of de meerdere elastisch gemaakte materialen 12 uit en zijn zowel het voorste als het achterste einde 10, 11 van de kern 9 in respectievelijk het eerste en tweede gebied A1, A2 geplaatst, zodat ten minste 40%, bij voorkeur tussen 40% en 75% van het totale oppervlaktegebied van de vloeistofabsorberende kern 9 zich in het elastisch gemaakte eerste en tweede gebied A1, A2 bevindt. Een voordeel van deze inrichting is dat wordt voorzien in een goed passende kern die niet uitpuilt, waardoor wordt voorzien in een discreet profiel dat comfortabel hecht aan het lichaam van de drager.
In een uitvoeringsvorm omvatten het eerste en tweede gebied A1, A2 het elastische baanmateriaal 12 dat aangebracht is om te voorzien in een verlenging van 200 tot 300%, gemeten volgens de hierin beschreven werkwijze. Het is gebleken dat als het elastische baanmateriaal 12 een verlenging heeft van minder dan 200%, het resulterende substraat te los is, hetgeen leidt tot een groter risico op lekken. Aan de andere kant, als de verlenging meer dan 300% bedraagt, wordt het substraat te strak, waardoor de bewegingsvrijheid wordt beperkt en het risico op huidirritatie groter wordt.
In een uitvoeringsvorm hebben het eerste en tweede gebied A1, A2 elk een totaal elastisch gemaakt oppervlak dat overeenkomt met meer dan 80%, bij voorkeur meer dan 85%, nog verkieslijker van 90% tot 99%, van het totale oppervlaktegebied van het eerste en tweede gebied A1, A2. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat wordt verzekerd dat het product de rondingen van de drager effectief volgt/zich daaraan aanpast. Aangezien iedere persoon een andere vorm kan hebben, is het zeer voordelig als het artikel zich dienovereenkomstig kan aanpassen.
In een uitvoeringsvorm wordt het elastische baanmateriaal 12 geselecteerd uit de groep die bestaat uit een elastische film, elastische vezels, elastische banden, elastische netwerken, elastische ongeweven materialen en combinaties daarvan. Voorbeelden van geschikte elastische netwerken zijn elastisch geëxtrudeerd vierkant gaas dat bijvoorbeeld wordt vervaardigd door Conwed® global netting solutions.
Het elastische baanmateriaal 12 omvat bij voorkeur een ademend elastisch laminaat dat bij voorkeur een elastische film omvat die tussen twee elastische of inelastische ongeweven substraten is geplaatst. In deze uitvoeringsvorm kan het elastische baanmateriaal 12 tijdens het verbindingsproces ademend gemaakt zijn, bijvoorbeeld door het ultrasoon te verbinden aan de respectieve segmenten van het chassis 2. Een voordeel van deze inrichting is dat tijdens het verbindingsproces micro-openingen worden gevormd door het elastische baanmateriaal 12 zonder dat er een specifieke voor- of nabehandeling nodig is.
BE2017/0133
Het elastische laminaat kan een eerste en tweede laag vezelmateriaal bevatten en een elastisch filmlaag die tussen de eerste en tweede vezellaag is geplaatst, waarbij de vezellagen de vorm kunnen hebben van ongeweven lagen. Alternatief kunnen soortgelijke elastische laminaten vervaardigd worden door ten minste twee ongeweven lagen aan elkaar te lamineren, waarbij ten minste één of twee ongeweven lagen een elastisch ongeweven materiaal omvatten. Deze inrichting maakt een meer voortreffelijk gevoel mogelijk en de drager ervaart het meer als traditioneel ondergoed, niet alleen wat betreft het uiterlijk, maar ook wat betreft de wijze waarop het aanvoelt en het gedrag.
Het elastische laminaat kan een waterdamptransmissiesnelheid overeenkomstig de ASTM E9600 Procedure D hebben van ten minste 2000 g/m2, bij voorkeur ten minste 2500 g/m2, nog verkieslijker ten minste 3000 g/m2, zelfs nog verkieslijker van 3200 tot 5000 g/m2, per 24 uur.
In een uitvoeringsvorm omvat het deel van het kruisgebied tussen het eerste en tweede gebied A1, A2 één of meer niet-elastische materialen (zoals één of meer ongeweven materialen zoals hierboven beschreven), die doorgaans zodanig zijn aangebracht dat het gebied in hoofdzaak inelastisch is (d.w.z. doorgaans vrij van elastisch baanmateriaal zoals elastische films en dergelijke). Een voordeel van deze inrichting is een kostenbesparing, aangezien elastisch materiaal in dit specifieke gebied weggelaten kan worden, omdat wordt aangenomen dat het geen nadelig effect heeft op het comfort en voorkomen van lekken, zolang er elastisch baanmateriaal aanwezig is in de beengebieden, zoals beschreven in de voorgaande uitvoeringsvormen. Zonder gebonden te willen zijn aan de theorie, wordt bovendien aangenomen dat er een groter risico op plooivorming zou ontstaan als dit gebied elastisch was gemaakt (d.w.z. een doorlopend elastisch gemaakt oppervlak van het voorste naar het achterste taillegebied had), hetgeen zou leiden tot onwenselijke huidirritatie, ongemak alsmede een onaangenaam esthetisch uiterlijk. Het is derhalve wenselijk dat een deel van het kruisgebied 5 tussen het eerste en tweede gebied A1, A2 inelastisch blijft om te voorzien in een niet-doorlopende elasticiteit tussen het voorste taillegebied 3 en het achterste taillegebied 4.
In een uitvoeringsvorm strekt ten minste een van de elastische baanmaterialen zich doorlopend uit tussen de tegenover elkaar liggende laterale randen (15, 15’) van elk van het voorste en achterste taillegebied (3, 4). Door ervoor te zorgen dat ten minste een van de elastieken op elk voorste/achterste gebied niet gedeactiveerd is, wordt een betere algehele elastisticiteit en pasvorm bewerkstelligd.
In een voorkeursuitvoeringsvorm (niet afgebeeld) omvat ten minste het voorste taillegebied 3 een reeks en/of patroon van doorlopende of niet-doorlopende verbindingen die aangebracht zijn om te voorzien in ten minste één verder gebied met een verlenging die afwijkt van de verlenging van naastgelegen delen van het voorste taillegebied 3. Nog verkieslijker zijn de doorlopende of niet
BE2017/0133 doorlopende verbindingen zodanig aangebracht dat ze in hoofdzaak ten minste een van de verdere gebieden omringen, die bij voorkeur op een positie proximaal van het kruisgebied (5) zijn gelegen teneinde de elasticiteit binnen het in hoofdzaak omringde verdere gebied te verminderen, waarbij ze bij voorkeur een vak vormen met een kleinere verlenging dan de verlenging van naastgelegen oppervlakken buiten het in hoofdzaak omringde verdere gebied. Deze uitvoeringsvorm is met name voordelig voor het voorzien in een betere op ondergoed lijkende pasvorm, in het bijzonder voor mannelijke dragers.
In een uitvoeringsvorm kan de absorberende kern superabsorberende polymere (doorgaans in de vorm van deeltjes) en/of cellulose vezels (of dons) omvatten. Vanwege hoge concentraties superabsorberende deeltjes, of een ander hoogabsorberend materiaal, in het vasthouddeel (d.w.z. het deel in het kruisgebied dat wordt blootgesteld aan de grootste afscheidingsstroom), kan het moeilijker zijn om de hoogabsorberende deeltjes vast te houden in het vasthouddeel en de beweging of migratie van de superabsorberende deeltjes naar de lichaamszijde van de broek te beperken. Om het vasthouden van het hoogabsorberende materiaal te verbeteren, kan de absorberende constructie een verbeterde omwikkeling, zoals een wikkelvel, omvatten dat onmiddellijk naast en rond het vasthouddeel is geplaatst. Het wikkelvel is bij voorkeur een laag absorberend materiaal dat de oppervlakken aan de lichaamszijde en buitenzijde van het vasthouddeel grotendeels bedekt en bij voorkeur in hoofdzaak alle omtrekranden van het vasthouddeel omsluit om een in hoofdzaak volledige omhulling daaromheen te vormen. Alternatief kan het wikkelvel voorzien in een absorberende omwikkeling die de oppervlakken aan de lichaamszijde en buitenzijde van het vasthouddeel grotendeels bedekt en in hoofdzaak uitsluitend de laterale zijranden van het vasthouddeel omhult. Dienovereenkomstig zouden zowel de lineaire en de naar binnen gebogen delen van de laterale zijranden van het wikkelvel rond het vasthouddeel sluiten. In een dergelijke inrichting kunnen de eindranden van het wikkelvel niet geheel rond de eindranden van het vasthouddeel sluiten bij de taillegebieden van het artikel. Het wikkelvel kan een uit meerdere elementen bestaand wikkelvel omvatten dat een afzonderlijke wikkellaag aan de lichaamszijde en een afzonderlijke wikkellaag aan de buitenzijde omvat, die zich elk voorbij alle of enkele omtrekranden van het vasthouddeel uitstrekken. Een dergelijke configuratie van het wikkelvel kan bijvoorbeeld de vorming van een in hoofdzaak volledige afdichting en sluiting rond de omtrekranden van het vasthouddeel mogelijk maken. De lagen van het wikkelvel aan de lichaamszijde en buitenzijde kunnen uit hoofdzakelijk hetzelfde materiaal bestaan of uit verschillende materialen. De laag aan de buitenzijde van het wikkelvel kan bijvoorbeeld bestaan uit een materiaal met een verhoudingsgewijs lager basisgewicht en een verhoudingsgewijs hoge poreusheid, zoals een natsterk cellulose gaas van zachte houtpulp. De laag aan de lichaamszijde van het wikkelvel kan een van de hierboven beschreven wikkelvelmaterialen omvatten (bijvoorbeeld een smeltgeblazen baan bestaande uit smeltgeblazen polypropyleen vezels of een baan van cellulose gaas met een lage poreusheid bestaande uit een mengsel van hardhout/zachthoutvezels) dat een verhoudingsgewijs lage
BE2017/0133 poreusheid heeft. De laag aan de lichaamszijde met een lage poreusheid is beter in staat om de migratie van superabsorberende deeltjes naar de huid van de drager te voorkomen en de laag aan de buitenzijde met het lage basisgewicht en de hoge poreusheid kan bijdragen aan het beperken van de kosten.
In een uitvoeringsvorm (niet afgebeeld) omvat het kruisgedeelte van het absorberende artikel bij voorkeur tegenover elkaar liggende lengtezijdelen die een stel elastisch gemaakte, zich in de lengterichting uitstrekkende “beenboorden” omvatten. De beenboorden zijn doorgaans geschikt gemaakt om in gebruik rond de benen van een drager te passen en dienen als een mechanische barrière tegen de laterale stroom van lichaamsafscheiding. Beenboorden zijn elastisch gemaakt door beenelastieken. De luier kan voorts een voorste taille-elastiek en een achterste tailleelastiek omvatten. Materialen die geschikt zijn om gebruikt te worden voor het vormen van beenelastieken zijn bekend bij de vakman. Voorbeelden van dergelijke materialen zijn strengen of repen van een polymeer, elastomeer materiaal die op het beenboord van de luier worden gehecht wanneer deze zich in een uitgerekte stand bevindt of die aan de luier worden gehecht terwijl de luier gevouwen is, zodanig dat elastische, samentrekkende krachten aan het beenboord worden gegeven. Voorbeelden van geschikte elastomere materialen die gebruikt kunnen worden, zijn polyether-polyamide blokcopolymeren, Polyurethanen, synthetische lineaire A-B-A en A-B blokcopolymeren, mengsels van gechloreerd rubber/EVA (ethyleenvinylacetaat), EPDM (ethyleen-propyleen dieen monomeer) rubbers, EPM (ethyleen-propyleen monomeer) rubbers, mengsels van EPDM/EPM/EVA en dergelijke.
Werkwijze voor het meten van de verlenging
Deze testwijze is entwerpen om de elasticiteit van elastische baanmaterialen in incontinentiebroeken vast te stellen om de bruikbaarheid van de broeken te verzekeren. De broeken worden in een montageraamwerk geplaatst en bij van tevoren gespecificeerde krachten wordt het verlengingspercentage vastgesteld.
Materiaal: Trektester [zoals een Zwick / Roell Z1.0] met een constante uitreksnelheid, gekalibreerd volgens de instructies van de fabrikant; klemmen en klauwen: elke klauwvlak moet glad, vlak zijn, een metalen oppervlak hebben en 30 x 60 mm meten. De vlakken moeten evenwijdig aan elkaar zijn en de middelpunten van de vlakken van één klem en die van het overeenkomstige klauwvlak van de andere klem moeten op één lijn liggen; montageraamwerk: bevat een bovenste en onderste inrichting die tussen de klemmen wordt geplaatst.
Procedure: De broek wordt over een montageraamwerk op de trektestmachine geplaatst en uitgerekt met een constante uitreksnelheid. De waarden van de verlenging van de testproducten worden verkregen via een computerinterface.
BE2017/0133
Definities: Verlenging: de vervorming in de richting van de belasting die wordt uitgeoefend door een trekkracht. Verlenging wordt doorgaans uitgedrukt als een percentage van de lengte van het uitgerekte materiaal in verhouding tot de lengte van het niet-uitgerekte materiaal (= afstand tussen raamwerkeinden aan het begin van de test - LE); Uitrekking: de verandering in de lengte van een materiaal als gevolg van uitrekken.
Verificatie van apparatuur: Verifieer de meetcel: een gekalibreerd verificatiegewicht van 500 g moet een kracht van 4,90(5) N ± 0,10 N opleveren.
Parameters van apparatuur: De volgende parameters zijn geprogrammeerd: Voorbelasting: 0,1 N; Kruiskopsnelheid: 300 mm/min; Eind van test: 22 N
IJklengte LE (mm) moet worden aangepast aan de taillemaat van de broek: klein 220; medium 250; groot 250; extra groot 270
Procedure: Zet het montageraamwerk in elkaar en zet de meetcel op nul; stel de ijklengte af overeenkomstig de taillemaat; schuif de broek voorzichtig over het montageraamwerk; zet de meetcel op nul; start de trekkracht (N) en de metingen op de testbaan (mm) zullen worden opgeslagen totdat er een kracht van 22N wordt bereikt; herhaal voor ten minste 5 producten.
Berekening: Noteer voor elk product de verlengingswaarde bij standaardkrachten 2N en 20N. Meet de lengtetoename vanaf het begin van de kracht-uitrekkingscurve tot het punt dat overeenkomt met de van tevoren gespecificeerde kracht. Bereken de verlenging als het percentage van de lengtetoename op basis van de ijklengte voor zowel 2N als 20N.
VOORBEELDEN
Voorbeeld 1 :
Vier identieke optrekbroeken worden vervaardigd met verschillende waarden voor (i) gebiedsratio A1/A2 en voorts (ii) lengteratio A/B. De monsters worden in willekeurige volgorde uitgereikt aan een groep panelleden (ten minste 3). De panelleden krijgen de instructie om de monsters te dragen en elk een score te geven van slecht tot uitstekend voor de pasvorm en de weerstand tegen lekken. De resultaten worden genoteerd. Tabellen 1 en 2 geven een samenvatting van de resultaten, d.w.z. het percentage panelleden dat elk van de aangegeven scores heeft gegeven.
BE2017/0133
Tabel 1 - invloed van gebiedsratio A1/A2 en lengteratio A/B op pasvorm
A1/A2 (%) A/B (ratio) Slecht (% van panelleden) Voldoende (% van panelleden) Goed (% van panelleden) Uitstekend (% van panelleden)
7% 0,29 - 17% 83% -
11% 0,52 - - - 100%
19% 0,80 17% 66% 17% -
40% 0,84 83% 17% - -
Tabel 2 - invloed van gebiedsratio Ml42 en lengteratio A/B op voorkomen van lekken
A1/A2 (%) A/B (ratio) Slecht (% van de panelleden) Voldoende (% van de panelleden) Goed (% van de panelleden) Uitstekend (% van de panelleden)
7% 0,29 - - 83% 17%
11% 0,52 - - - 100%
19% 0,80 - 100% - -
40% 0,84 100% -
Er wordt verondersteld dat de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot enige hierboven beschreven uitvoeringsvorm en dat wijzigingen op het beschreven fabricagevoorbeeld kunnen 15 worden aangebracht zonder dat de aangehechte conclusies heroverwogen hoeven te worden.
ΒΕ2017/0133 ϊλ

Claims (15)

  1. CONCLUSIES
    1. Absorberend artikel (1), bij voorkeur een op een broek lijkende incontinentieluier, met een lengteas (Y-Y) en een dwarsas (X-X), omvattende:
    een chassis (2) met een naar de huid gerichte zijde, een naar de kleding gerichte zijde die ligt tegenover de naar de huid gerichte zijde, een voorste taillegebied (3), een achterste taillegebied (4) en een kruisgebied (5) dat zich uitstrekt tussen het voorste en achterste taillegebied (3, 4);
    een vloeistofabsorberend orgaan (6) met een voorste en achterste einde (7, 8) dat zich uitstrekt over het kruisgebied (5) naar het voorste en achterste taillegebied (3, 4), waarbij het vloeistofabsorberende orgaan een vloeistofabsorberende kern (9) bevat, waarbij de vloeistofabsorberende kern (9) een voorste en achterste einde (10,11) heeft; en een elastisch baanmateriaal (12) dat onder spanning op de dwarsas (X-X) samentrekbaar te verbinden is met ten minste elk van het voorste en achterste taillegebied (3, 4), waarbij het voorste en achterste taillegebied (3, 4) een voorste en achterste taille-einde (13,14) omvatten en met elkaar verbonden kunnen worden langs laterale randen (15, 16, 15’, 16’) van het voorste en achterste taillegebied (3, 4) die zich uitstrekken langs een richting die evenwijdig loopt aan de lengteas (Y-Y) en waarbij, wanneer ze met elkaar verbonden zijn, een tailleopening wordt gevormd door het voorste en achterste taille-einde (13, 14) en een stel beenopeningen worden gevormd door één of meer kruis-been-omtrekranden (17,17’) en een voorste en achterste taille-been-omtrekrand (18, 19, 18’, 19’), en waarbij een eerste en tweede voorste taille-been-omtrekrand (18,18’) zich uitstrekken vanaf een eerste positie die proximaal ligt van het kruisgebied (5) naar een tweede positie die distaai daarvan ligt en proximaal van een laterale rand (16, 16’) van het voorste taillegebied (3), waarbij de eerste en tweede voorste taille-been-omtrekrand (18, 18’) tegenover elkaar vanaf de lengteas (Y-Y) zijn geplaatst en daartussen een eerste gebied (A1 ) begrenzen, en waarbij een eerste en tweede achterste taille-been-omtrekrand (19, 19’) zich uitstrekken vanaf een eerste positie die proximaal ligt van het kruisgebied (5) naar een tweede positie die distaai daarvan ligt en proximaal van een laterale rand (15, 15’) van het achterste taillegebied (4), waarbij de eerste en tweede achterste taille-been-omtrekrand (19, 19’) tegenover elkaar vanaf de lengteas (Y-Y) zijn geplaatst en daartussen een tweede gebied (A2) begrenzen,
    BE2017/0133 waarbij het eerste en tweede gebied (A1, A2) over de lengteas (Y-Y) van elkaar gescheiden worden door ten minste een deel van het kruisgebied (5), met het kenmerk dat ten minste 50% van het totale oppervlaktegebied van het chassis (2) het elastische baanmateriaal (12) omvat en elk van het eerste en tweede gebied (A1, A2) in hoofdzaak elastisch zijn gemaakt en dat het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte eerste gebied (A1) bestaat uit 3% tot 20% van het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte tweede gebied (A2), gemeten in een uitgerekte staat.
  2. 2. Absorberend artikel (1) volgens conclusie 1 waarbij het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte eerste gebied (A1 ) bestaat uit 5% tot 18%, bij voorkeur 7% tot 15%, nog verkieslijker tussen 8% en 15% van het oppervlaktegebied van het elastisch gemaakte tweede gebied (A2), gemeten in een uitgerekte staat.
  3. 3. Absorberend artikel (1) volgens elk van de voorgaande conclusies waarbij ten minste 70%, bij voorkeur ten minste 80%, nog verkieslijker tussen 83% en 99% van het totale oppervlaktegebied van het chassis (2) bestaat uit het elastische baanmateriaal (12).
  4. 4. Absorberend artikel (1) volgens elk van de voorgaande conclusies waarbij het eerste en tweede gebied (A1, A2) het elastische baanmateriaal (12) omvatten, welk materiaal (12) aangebracht is om elasticiteit te verschaffen aan het eerste en tweede gebied (A1, A2).
  5. 5. Absorberend artikel (1 ) volgens elk van de voorgaande conclusies waarbij elke van de eerste en tweede achterste taille-been-omtrekrand (19, 19’) zich hoofdzakelijk schuin en langs tegengestelde richtingen vanaf de lengteas (Y-Y) uitstrekken en bij voorkeur in een hoofdzakelijk lineaire en/of gebogen wijze, zodat de eerste positie (20, 20’) en de tweede positie (21, 21’) van elkaar worden gescheiden langs een eerste afstand (A) die zich evenwijdig aan de lengteas (Y-Y) uitstrekt en voorts langs een tweede afstand (B) die zich haaks op de lengteas (Y-Y) en evenwijdig aan de dwarsas (X-X) uitstrekt en waarbij de afstandsratio (A/B) groter is dan 0,5, bij voorkeur tussen 0,5 en 0,8, nog verkieslijker tussen 0,5 en 0,7, zelfs nog verkieslijker tussen 0,5 en 0,6.
    BE2017/0133
  6. 6. Absorberend artikel (1) volgens elk van de voorgaande conclusies waarbij de vloeistofabsorberende kern (9) zich over de lengteas (Y-Y) over het ene of de meerdere elastisch gemaakte materialen (12) uitstrekt en waarbij zowel het voorste als achterste einde (10, 11) van de kern (9) respectievelijk in het eerste en tweede gebied (A1, A2) zijn geplaatst, zodat ten minste 35%, bij voorkeur ten minste 40%, nog verkieslijker tussen 40% en 100%, zelfs nog verkieslijker tussen 40% en 75% van het totale oppervlaktegebied van de vloeistofabsorberende kern (9) zich binnen het elastisch gemaakte eerste en tweede gebied (A1, A2) bevindt.
  7. 7. Absorberend artikel (1) volgens elk van de voorgaande conclusies waarbij het eerste en tweede gebied (A1, A2) het elastische baanmateriaal (12) omvat dat aangebracht is om te voorzien in een verlenging van 200 tot 300%, gemeten volgens de hierin beschreven werkwijze.
  8. 8. Absorberend artikel (1) volgens elk van de voorgaande conclusies waarbij het eerste en tweede gebied (A1,A2) elk een totaal elastisch gemaakt oppervlak hebben dat overeenkomt met meer dan 80%, bij voorkeur meer dan 85%, nog verkieslijker van 90% tot 99% van het totale oppervlaktegebied van het eerste en tweede gebied (A1, A2).
  9. 9. Absorberend artikel (1) volgens elk van de voorgaande conclusies waarbij het elastische baanmateriaal (12) is geselecteerd uit de groep bestaande uit een elastische film, elastische vezels, elastische banden, elastische netwerken, elastische ongeweven materialen en combinaties daarvan.
  10. 10. Absorberend artikel (1) volgens elk van de voorgaande conclusies waarbij het elastische baanmateriaal (12) een ademend elastisch laminaat omvat.
  11. 11. Absorberend artikel (1) volgens conclusie 10 waarbij het elastische laminaat een waterdamptransmissiesnelheid volgens de ASTM E96-00 Procedure D heeft van ten minste 2000
    BE2017/0133 g/m2, bij voorkeur ten minste 2500 g/m2, nog verkieslijker ten minste 3000 g/m2, zelfs nog verkieslijker van 3200 tot 5000 g/m2, per 24 uur.
  12. 12. Absorberend artikel (1) volgens conclusie 10 of 11 waarbij het elastische laminaat een eerste en tweede laag vezelmateriaal omvat en een elastisch filmlaag die tussen de eerste en tweede vezellaag is geplaatst of ten minste de eerste en tweede laag vezelmateriaal omvat, waarbij ten minste de ene van de eerste en tweede vezellaag een elastische ongeweven materiaal is.
  13. 13. Absorberend artikel (1) volgens elk van de voorgaande conclusies waarbij het deel van het kruisgebied tussen het eerste en tweede gebied (A1, A2) één of meer inelastische materialen omvat, die doorgaans zodanig aangebracht zijn dat het gebied in hoofdzaak inelastisch is.
  14. 14. Absorberend artikel (1) volgens elk van de voorgaande conclusies waarbij ten minste het voorste taillegebied (3) een reeks en/of patroon van doorlopende of niet-doorlopende verbindingen omvat die aangebracht zijn om te voorzien in ten minste één verder gebied met een verlenging die afwijkt van de verlenging van naastgelegen delen van het voorste taillegebied (3).
  15. 15. Absorberend artikel (1) volgens conclusie 14 waarbij de doorlopende of niet-doorlopende verbindingen zodanig zijn aangebracht dat ze in hoofdzaak ten minste een van de verdere gebieden omringen, bij voorkeur op een positie die proximaal ligt van het kruisgebied (5) en dat ze de elasticiteit binnen het in hoofdzaak omringde verdere gebied beperken, waarbij ze bij voorkeur een vak vormen met een kortere verlenging dan de verlenging van naastgelegen oppervlakken buiten het in hoofdzaak omringde verdere gebied.
BE2017/0133A 2017-03-03 2017-09-27 Elastisch gemaakt absorberend artikel BE1025021B1 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP17159249 2017-03-03
EP17159249.6A EP3369407B1 (en) 2017-03-03 2017-03-03 Elasticised absorbent article

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1025021A1 BE1025021A1 (nl) 2018-09-26
BE1025021B1 true BE1025021B1 (nl) 2018-10-01

Family

ID=58228040

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2017/0133A BE1025021B1 (nl) 2017-03-03 2017-09-27 Elastisch gemaakt absorberend artikel

Country Status (2)

Country Link
EP (2) EP3682858A1 (nl)
BE (1) BE1025021B1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3620143B1 (en) 2018-09-04 2022-05-04 Ontex BV Elasticised absorbent article
WO2020117107A1 (en) * 2018-12-05 2020-06-11 Essity Hygiene And Health Aktiebolag Disposable hygiene article with improved fit

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CA2829700A1 (en) * 2005-03-02 2006-09-08 Sca Hygiene Products Ab A pant-type absorbent article
WO2007008127A1 (en) * 2005-07-14 2007-01-18 Sca Hygiene Products Ab A pant-type absorbent article having an elastic waistband
US20080287899A1 (en) * 2007-05-14 2008-11-20 Tyco Healthcare Retail Services Ag Absorbent article and method of making same
US20120046632A1 (en) * 2009-04-17 2012-02-23 Malowaniec Krzysztof D Incontinence article in pants form

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6476289B1 (en) 1991-02-28 2002-11-05 The Procter & Gamble Company Garment having elastomeric laminate
US6120487A (en) 1996-04-03 2000-09-19 The Procter & Gamble Company Disposable pull-on pant
JPH1043235A (ja) 1996-08-08 1998-02-17 Oji Paper Co Ltd 使いすておむつ
WO1999048681A1 (en) 1998-03-26 1999-09-30 The Procter & Gamble Company Elastic member and disposable garment having improved strength against stress applied during use
US6552245B1 (en) 2000-05-03 2003-04-22 Kimberly-Clark Worldwide, Inc. Absorbent article having an extensible outer cover and an extensible bodyside liner
AR037598A1 (es) 2001-11-30 2004-11-17 Tredegar Film Prod Corp Compuesto suave y elastico
US7749211B2 (en) 2002-10-18 2010-07-06 Kimberly-Clark Worldwide, Inc. Body conforming absorbent garment and methods for the use and manufacture thereof
US7018369B2 (en) 2003-05-30 2006-03-28 Kimberly-Clark Worldwide, Inc. Disposable pant-like undergarment having an elastic band adjacent the waist opening
EP1877017B1 (en) 2005-03-02 2013-08-07 SCA Hygiene Products AB A pant-type absorbent article
US20110098668A1 (en) 2009-10-23 2011-04-28 Thorson Russell E Disposable absorbent garments employing elastomeric film laminate body panels
US10857040B2 (en) 2014-12-11 2020-12-08 Attends Healthcare Products, Inc. Disposable absorbent garment having elastic sheet material and elastic strands

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CA2829700A1 (en) * 2005-03-02 2006-09-08 Sca Hygiene Products Ab A pant-type absorbent article
WO2007008127A1 (en) * 2005-07-14 2007-01-18 Sca Hygiene Products Ab A pant-type absorbent article having an elastic waistband
US20080287899A1 (en) * 2007-05-14 2008-11-20 Tyco Healthcare Retail Services Ag Absorbent article and method of making same
US20120046632A1 (en) * 2009-04-17 2012-02-23 Malowaniec Krzysztof D Incontinence article in pants form

Also Published As

Publication number Publication date
EP3369407B1 (en) 2020-04-08
EP3369407A1 (en) 2018-09-05
BE1025021A1 (nl) 2018-09-26
EP3682858A1 (en) 2020-07-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11752047B2 (en) Absorbent core, articles comprising said core, and methods of making
BE1026588B1 (nl) Elastisch gemaakt absorberend artikel
US20200397631A1 (en) Absorbent core and absorbent articles comprising said core
WO2018122117A1 (en) Absorbent core, articles comprising said core, and methods of making
BE1025021B1 (nl) Elastisch gemaakt absorberend artikel
BE1025209B1 (nl) Elastisch gemaakt absorberend artikel
BE1028229B1 (nl) Absorberende artikelen en productiewerkwijzen
BE1022537B1 (nl) Absorberend broekluier artikel
BE1022527B1 (nl) Absorberende broekluier
BE1022295B1 (nl) Anatomisch gevormd middel
BE1022415B1 (nl) Absorberend luier kledingstuk
BE1022643B1 (nl) Absorberend baby luier artikel
BE1022223B1 (nl) Absorberend artikel met onderscheidingsteken
BE1022684B1 (nl) Geoptimaliseerde vasthechtingsmiddelen

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20181001