BE1026438B1

BE1026438B1 - Filterinrichting en werkwijze voor uit- en/of inschakelen van zulke filterinrichting

Info

Publication number: BE1026438B1
Application number: BE20185446A
Authority: BE
Inventors: Stefaan Boel; Marc Steijnen; Sylwester Manski; Peter Waeterschoot
Original assignee: Atlas Copco Airpower Nv
Priority date: 2018-06-26
Filing date: 2018-06-26
Publication date: 2020-02-04
Also published as: ES2925681T3; WO2020003057A1; EP3813980B1; CN110639286A; EP3813980A1; CN210751686U; US11890570B2; CN110639286B; GB2576409B; GB2576409A; BE1026438A1; US20210229019A1; GB201909196D0

Abstract

Filterinrichting voor het scheiden van onzuiverheden uit een gas, bevattende een filterbehuizing (2) met een deksel (3) en een pot (4), waarbij het deksel (3) en een inlaat (6) en een uitlaat (7) bevat voor gas en waarbij in de pot (4) een filterelement (9) is aangebracht met een boven- en onderdop (10-11) en een filterpatroon (12), waarbij de bovendop (10) voorzien is van een inlaatkanaal (17) met een ingang (18) die aansluit op de inlaat (6) en waarbij tussen het deksel (3) en de bovendop (10) een ruimte (21) is die in verbinding staat met de uitlaat (7), waarbij de filterinrichting (1) een schakelelement (22) bevat met een inlaat- en uitlaatpoort (23-24) geconfigureerd zodat het roteerbaar in het deksel (3) te bevestigen is en het geroteerd kan worden tussen een uit- positie waarbij de inlaat- respectievelijk uitlaatpoort (23-24) aansluit op de in respectievelijk uitlaat (6-7) van het deksel (3), en een verdraaide positie waarbij dit niet het geval is en de ingang (18) van het inlaatkanaal (17) kan aansluiten op de inlaat (6) van het deksel (3).

Description

Filterinrichting en werkwijze voor uit— en/of inschakelen van zulke filterinrichting.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een filterinrichting en werkwijze voor uit— en/of inschakelen van dergelijke filterinrichting.

Meer speciaal is de filterinrichting bedoeld voor het filteren van onzuiverheden bijvoorbeeld olie en stof uit een gas zoals samengeperste lucht.

Er zijn reeds dergelijke filterinrichtingen bekend, welke bestaan uit een filterbehuizing waarin een filterelement kan geplaatst worden. De filterbehuizing bestaat uit een deksel en een pot met daarin het filterelement, waarbij het deksel typisch wordt vastgeschroefd op de pot of via een bajonetsluiting met de pot wordt verbonden.

Het deksel is voorzien van een inlaat voor te zuiveren gas en een uitlaat voor gezuiverd gas.

Het filterelement zelf bestaat uit een bovendop en een onderdop met daartussen een filterpatroon bestaande uit filtermateriaal.

De bovendop is voorzien van een inlaatkanaal dat te zuiveren gas naar het inwendige van het filterpatroon kan leiden. Het filterelement is zodanig te monteren dat de ingang van het inlaatkanaal in verbinding staat met de inlaat van het deksel, zodat te zuiveren gas dat via de

BE2018/5446 inlaat van het deksel de filterinrichting binnenstroomt, naar het filterpatroon geleid wordt.

Tussen het deksel en de bovendop is dan een ruimte die in verbinding staat met de uitlaat van het deksel, waarbij het gas dat via het filterpatroon gepasseerd is, via de voornoemde ruimte en de uitlaat de filterinrichting kan verlaten.

Het is bekend dat de vormgeving van het inlaatkanaal in de bovendop een belangrijke rol zal spelen in de drukval in de filterinrichting.

Het is bekend dat het filterpatroon na verloop van tijd verzadigd is en vervangen moet worden.

Daartoe wordt een machine waarin de filterinrichting is toegepast, stilgelegd. Vervolgens kan de pot van het deksel losgemaakt worden en kan het filterelement uit de pot genomen worden. Een nieuw filterelement wordt dan in de pot geplaatst waarna de pot terug aan het deksel wordt vastgemaakt.

Dit heeft als nadeel dat de machine stilgelegd moet worden en vervolgens weer moet opgestart worden. Wanneer de machine bijvoorbeeld een compressorinrichting is, wordt de toevoer van samengeperst gas stilgelegd, hetgeen ongewenst is voor verbruikerstoepassingen die continu gecomprimeerd gas behoeven.

BE2018/5446

Bovendien beperkt men voor de meeste machines liefst zoveel mogelijk het aantal herstartingen, aangezien dit voor de machine slijtage kan opleveren.

Teneinde het aantal herstartingen en onderbrekingen van de toevoer van samengeperst gas te beperken, kent men reeds oplossingen waarbij er parallel en uitwendig aan de filterinrichting een bypassleiding voorzien wordt met de nodige bijkomende leidingen en afsluitkleppen die toelaten om de filterinrichting te bypassen, zodat de filterinrichting zonder onderbreking van de machine uit werking genomen kan worden om het filterelement te vervangen.

Soms wordt er een bijkomende filter in de bypassleiding voorzien, om ervoor te zorgen dat het gas dat via de bypassleiding gaat tijdens het vervangen van het filterelement, toch in meer of mindere mate gezuiverd wordt van verontreinigingen.

Echter, de bijkomende leidingen en afsluitkleppen veroorzaken een bijkomende drukval en houden een bijkomend risico in op gaslekken, welke een invloed hebben op de energie-efficiëntie van de machine.

Verder zorgen de bijkomende leidingen en afsluitkleppen voor een bijkomende complexiteit van de filterinstallatie, hetgeen een hogere installatiekost, een grotere omvang van de filterinstallatie en een langere filterinstallatietijd impliceert ten opzichte van een filterinstallatie zonder deze bijkomende leidingen en afsluitkleppen.

BE2018/5446

De huidige uitvinding heeft tot doel aan minstens één van de voornoemde en/of andere nadelen een oplossing te bieden doordat zij voorziet in een filterinrichting die een uiten/of inschakeling van het filterelement kan realiseren zonder de nood aan bijkomende kleppen en eventueel leidingen.

De huidige uitvinding heeft een filterinrichting als voorwerp voor het scheiden van onzuiverheden uit een te zuiveren gas,

- waarbij de filterinrichting een filterbehuizing omvat die opgebouwd is uit een deksel en een pot;

- waarbij het deksel voorzien is van een inlaat voor te zuiveren gas en een uitlaat voor gezuiverd gas;

- waarbij in de pot een filterelement is aangebracht, welk filterelement is opgebouwd uit een bovendop en een onderdop met daartussen een filterpatroon;

- waarbij de bovendop voorzien is van een inlaatkanaal met een ingang, welke ingang kan aansluiten op de inlaat van het deksel zodanig dat het te zuiveren gas via het inlaatkanaal naar het filterpatroon geleid wordt; en

- waarbij tussen het deksel en de bovendop een ruimte is die in verbinding kan staan met de uitlaat van het deksel, met als kenmerk dat de filterinrichting verder voorzien is van een schakelelement met een inlaatpoort en een uitlaatpoort, waarbij het schakelelement zodanig geconfigureerd is dat

- het roteerbaar in het deksel te bevestigen is; en

- het geroteerd kan worden tussen enerzijds een uitpositie, waarbij de inlaatpoort respectievelijk de uitlaatpoort aansluit op de inlaat respectievelijk de

BE2018/5446 uitlaat van het deksel, en anderzijds een verdraaide positie, waarbij dit niet het geval is en waarbij de ingang van het inlaatkanaal van de bovendop kan aansluiten op de inlaat van het deksel.

Een voordeel is dat door een schakelelement te integreren in het deksel van de filterinrichting, de filterinrichting zonder bijkomende afsluitkleppen uit werking genomen kan worden door het roteren van het schakelelement in de uitpositie, waarna de pot zonder vrijkomen van ongezuiverd gas naar de omgeving kan losgemaakt worden om het filterelement te vervangen.

In een preferentiële uitvoeringsvorm van de uitvinding is het schakelelement een bypasselement, waarbij de inlaatpoort en de uitlaatpoort via een bypasskanaal in fluïdumverbinding staan met elkaar, zodanig dat het te zuiveren gas van de inlaat naar de uitlaat van het deksel kan vloeien wanneer het schakelelement in de uit-positie geroteerd is.

Het voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat het filterelement te vervangen is zonder dat de machine moet stilgelegd worden, aangezien het te zuiveren gas via het bypasselement door het deksel zal stromen.

Bovendien zijn er geen bijkomende leidingen en afsluitkleppen, zodat de hiermee verbonden nadelen vermeden worden.

BE2018/5446

In het bypasskanaal is preferentieel een filtermateriaal aangebracht, zodanig dat het te zuiveren gas nog steeds in meer of mindere mate gezuiverd wordt van verontreinigingen, zelfs indien de filterinrichting gebypassd is wanneer het het bypasselement in de uit-positie geroteerd is.

In een alternatieve uitvoeringsvorm staan de inlaatpoort en de uitlaatpoort van het schakelelement niet in fluïdumverbinding met elkaar, zodanig dat het te zuiveren gas niet van de inlaat naar de uitlaat van het deksel kan vloeien wanneer het schakelelement in de uit-positie geroteerd is. Hierbij is het filterelement nog steeds op een correcte en veilige manier te vervangen wanneer het schakelelement in de uit-positie geroteerd is.

Bij voorkeur zijn er blokkeermiddelen voorzien om de bovendop te blokkeren ten opzichte van het schakelelement, zodanig dat de bovendop meeroteert met het schakelelement.

Hierdoor zal zowel de bovendop als het schakelelement roteren, waardoor ofwel de bovendop zal aansluiten op de inlaat van het deksel, ofwel het schakelelement, afhankelijk van de stand van het schakelelement.

Dit heeft als voordeel dat door één handeling zowel de bovendop als het schakelelement in de juiste positie komen, waarbij de filterinrichting eenvoudig op een correcte en veilige manier in of uit werking kan genomen worden.

Alternatief zou het ook mogelijk kunnen zijn dat bijvoorbeeld eerst de bovendop verdraaid wordt en

BE2018/5446 vervolgens het schakelelement. Dit vereist natuurlijk twee handelingen en kan ook leiden tot fouten.

In een praktische uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de inlaatpoort en de uitlaatpoort van het schakelelement voorzien van een niet verwijderbare afdichting.

Dit heeft als voordeel dat de afdichting tussen de inlaatpoort, respectievelijk de uitlaatpoort, en de inlaat, 10 respectievelijk de uitlaat, van het deksel zeer goed zal zijn, zodat er geen lekken kunnen optreden.

De mechanische of chemische verbinding tussen de afdichting en het schakelelement is zeer belangrijk om ervoor te 15 zorgen dat de afdichting niet beschadigd wordt of loskomt tijdens de rotatie van het schakelelement.

Daarom wordt er bij voorkeur gekozen voor een niet verwijderbare afdichting en bijvoorbeeld niet voor een 20 verwijderbare O-ring die in een daartoe voorziene groef wordt geplaatst, aangezien deze O-ring tijdens de rotatie gemakkelijk kan loskomen.

De huidige uitvinding heeft verder een werkwijze als voorwerp voor uit- en/of inschakelen van een filt^erinrichting voor het scheiden van onzuiverheden uit een te zuiveren gas,

BE2018/5446

- waarbij in de pot een filterelement is aangebracht, welk filterelement opgebouwd is uit een bovendop en een onderdop met daartussen een filterpatroon;

- waarbij tussen het deksel en de bovendop een ruimte is die in verbinding kan staan met de uitlaat van het deksel, met als kenmerk dat de filterinrichting verder voorzien is van een schakelelement met een inlaatpoort en een uitlaatpoort, waarbij het schakelelement geroteerd wordt in het deksel tussen enerzijds een uit-positie, waarbij de inlaatpoort respectievelijk de uitlaatpoort aansluit op de inlaat respectievelijk de uitlaat van het deksel, en anderzijds een verdraaide positie, waarbij dit niet het geval is en waarbij de ingang van het inlaatkanaal van de bovendop kan aansluiten op de inlaat van het deksel.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een filterinrichting volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

figuur 1 schematisch en in perspectief een filterinrichting volgens de uitvinding weergeeft;

figuur 2 schematisch en in perspectief een doorsnede weergeeft volgens de lijn II-II in figuur 1;

figuur 3 schematisch en in perspectief het schakelelement uit figuur 2 weergeeft;

BE2018/5446 figuren 4 en 5 op grotere schaal en in twee verschillende standen het gedeelte weergeven dat in figuur 2 met F4 is aangeduid.

In figuur 1 is een filterinrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven voor het scheiden van onzuiverheden uit een gas.

Dit gas kan bijvoorbeeld samengeperste lucht zijn, doch de uitvinding is hiertoe niet beperkt.

De voornoemde onzuiverheden kunnen olie, water en/of stof zi jn.

De filterinrichting 1 omvat een filterbehuizing 2, welke is opgebouwd uit een deksel 3 en een pot 4, welke op elkaar gemonteerd kunnen worden ter vorming van de filterbehuizing 2.

In het weergegeven voorbeeld, wordt de pot 4 in het deksel 3 vastgeschroefd, waarbij zowel het deksel 3 als de pot 4 voorzien zijn van een samenwerkende schroefdraad 5.

Het is niet uitgesloten dat de pot 4 in het deksel 3 wordt bevestigd door middel van een bajonetsluiting of op nog een andere manier.

Het deksel 3 is voorzien van een inlaat 6 voor te zuiveren gas en een uitlaat 7 voor gezuiverd gas. Typisch wordt de filterinrichting 1 met zijn deksel 3 in een leiding van een machine, zoals bijvoorbeeld een compressorinstallatie,

BE2018/5446 gemonteerd. Daartoe is het deksel 3 aan de inlaat 6 en de uitlaat 7 voorzien van geschikte flenzen 8.

In de filterbehuizing 2, meer bepaald in de pot 4, is een filterelement 9 aangebracht. Dit is weergegeven in figuur 2, welke een dwarsdoorsnede weergeeft.

Het filterelement 9 is opgebouwd uit een bovendop 10 en een onderdop 11 met daartussen een filterpatroon 12, welke vervaardigd is uit filtermateriaal.

De onderdop 11 is optioneel voorzien van middelen 13 om het filterelement 9, na montage van de pot 4 in het deksel 3, in de pot 4 in elke richting translationeel te positioneren en/of vast te zetten.

Deze middelen 13 zijn uitgevoerd als een holte 14 of uitsparing die kan samenwerken met een daartoe voorziene stang 15 in de bodem 16 van de pot 4.

Bovendien zijn deze middelen 13 zodanig uitgevoerd dat het filterelement 9 roteerbaar is in de pot 4. Dit wil zeggen, dat het mogelijk is dat het filterelement 9 roteert rond zijn as in de pot 4.

In de detailfiguren 4 en 5 is duidelijk zichtbaar hoe de bovendop 10 is uitgevoerd.

De bovendop 10 is voorzien van een inlaatkanaal 17 dat te zuiveren gas naar het filterpatroon 12 kan leiden, wanneer de bovendop 10 in de overeenkomstige positie is gedraaid in

BE2018/5446 het deksel 3. Deze positie zal hierna de 'verdraaide positie' genoemd worden.

Het inlaatkanaal 17 heeft een ingang 18 dat in gemonteerde toestand van de pot 4 in het deksel 3 kan aansluiten op de voornoemde inlaat 6 van het deksel 3, wanneer de bovendop 10 zich in de verdraaide positie bevindt. Het inlaatkanaal 17 heeft ook een uitgang 19 die aansluit op het inwendige 20 van het filterpatroon 12.

In de voornoemde 'verdraaide positie' zal gas dat via de inlaat 6 de filterinrichting 1 binnenkomt, via het filterpatroon 12 moeten passeren alvorens het de filterinrichting 1 kan verlaten via de uitlaat 7.

Zoals verder duidelijk te zien is in figuur 4, is er tussen het deksel 3 en de bovendop 10 een ruimte 21 die in verbinding staat met de uitlaat 7 van het deksel 3.

In deze ruimte is tevens een schakelelement 22 aangebracht, in dit geval een bypasselement, dat in detail is weergegeven in figuur 3.

Het bypasselement als schakelelement 22 is voorzien van een inlaatpoort 23 en een uitlaatpoort 24 die in verbinding staan met elkaar via een bypasskanaal 25, dit wil zeggen dat de inlaatpoort 23 en de uitlaatpoort 24 onderling verbonden zijn via het bypasskanaal 25.

Het schakelelement 22 is roteerbaar in het deksel 3 bevestigd zodanig dat het geroteerd kan worden tussen een

BE2018/5446 uit-positie waarbij de inlaatpoort 23 aansluit op de inlaat en de uitlaatpoort 24 aansluit op de uitlaat 7 van het deksel 3 en een verdraaide positie waarbij dit niet het geval is.

In de uit-positie zal gas dat via de inlaat 6 de filterinrichting 1 binnenkomt, rechtstreeks naar de uitlaat kunnen stromen zonder via het filterpatroon 12 te moeten passeren.

In de verdraaide positie zal ervoor gezorgd worden dat de ingang 18 van het inlaatkanaal 17 van de bovendop 10 aansluit op de inlaat 6 van het deksel 3.

De uitlaat 7 van het deksel 3 zal dan in verbinding staan met de voornoemde ruimte 21, zoals hoger beschreven, en niet meer met de uitlaatpoort 24.

Het schakelelement 22 is in dit geval vervaardigd uit een 20 metaal, maar het is niet uitgesloten dat het uit kunststof of keramisch materiaal vervaardigd is.

Het schakelelement 22 kan bijvoorbeeld via 3D printen vervaardigd worden.

In het bypasskanaal 25 kan een filtermateriaal 26 worden aangebracht.

Teneinde de rotatie van het schakelelement 22 in de filterinrichting 1 mogelijk te maken, zijn er middelen 27 voorzien voor het roteren van het schakelelement 22 in het

BE2018/5446 deksel 3, waarbij deze middelen 27 zodanig zijn uitgevoerd dat ze bedienbaar zijn wanneer de pot 4 in het deksel 3 is gemonteerd.

Dit zal toelaten om het schakelelement 22 te roteren wanneer de filterinrichting 1 gemonteerd is in een machine.

In dit geval omvatten de voornoemde middelen 27 een pin 28 die bevestigd is aan het schakelelement 22 of er deel van uitmaakt en die doorheen het deksel 3 reikt. Door rotatie van de pin 28, zal het schakelelement 22 verdraaid kunnen worden in het deksel 3 van de uit-positie naar de verdraaide positie.

Om het visueel duidelijk te maken in welke positie het schakelelement 22 zich bevindt wanneer de filterinrichting 1 gemonteerd is in een machine, zijn er middelen 29 voorzien welke aanduiden of weergeven of het schakelelement 22 zich in de uit-positie bevindt dan wel in de verdraaide positie.

In figuur 1 is weergegeven hoe deze middelen 29 in dit geval zijn uitgevoerd, namelijk onder de vorm van een inkeping 30 in de voornoemde pin 28 en twee symbolen 31 of tekens op het deksel 3, namelijk de aanduiding BP en F, verwijzend naar respectievelijk BYPASS, overeenkomend met de uit-positie en FILTER overeenkomend met de verdraaide positie.

In dit geval zijn er blokkeermiddelen 32 voorzien om de bovendop 10 te blokkeren ten opzichte van het

BE2018/5446 schakelelement 22, zodanig dat de bovendop 10 meeroteert met het schakelelement 22.

Eén en ander zal hierbij zodanig zijn dat wanneer het schakelelement 22 in de uit-positie staat, dit ook het geval is voor de bovendop 10. Wanneer het schakelelement 22 via de voornoemde pin 28 verdraaid wordt naar de verdraaide positie, zal de bovendop 10 dan automatisch meeroteren naar zijn verdraaide positie, waarbij de ingang 18 van het inlaatkanaal 17 van de bovendop 10 aansluit op de inlaat 6 van het deksel 3.

Deze blokkeermiddelen 32 kunnen op verschillende manieren uitgevoerd worden.

Zo kunnen de bovendop 10 en het schakelelement 22 voorzien zijn van corresponderende detailleringen, zoals bijvoorbeeld een groef en vin, of kan er een klikverbinding gerealiseerd worden tussen beide.

Eén vereiste waar de blokkeermiddelen 32 aan moeten voldoen is dat ze losmaakbaar moeten zijn of dat de bovendop 10 van het schakelelement 22 losgemaakt of weggenomen moet kunnen worden.

Ten slotte is in de uit-positie een niet verwijderbare afdichting 33 voorzien tussen enerzijds de inlaatpoort 23 respectievelijk de uitlaatpoort 24 van het schakelelement 22 en anderzijds de inlaat 6 respectievelijk de uitlaat 7 van het deksel 3.

BE2018/5446

De afdichtingen 33 aan de inlaatpoort 23 en uitlaatpoort 24 zullen ervoor zorgen dat er geen lekstromen kunnen ontstaan op de locatie waar de inlaatpoort 23 aansluit op de inlaat 6 van het deksel 3 en de uitlaatpoort 24 aansluit op de uitlaat 7 van het deksel 3.

Door een niet verwijderbare afdichting te voorzien, kan vermeden worden dat de afdichting 33 tijdens de montage van het deksel 3 op de pot 4 loskomt of verschuift. Dit biedt extra zekerheid tegen een slechte afdichting.

De afdichting 33 of afdichtingen 33, welke bij voorkeur vervaardigd zijn uit een thermoplastisch elastomeer, worden bij voorkeur op de inlaatpoort 23 of de uitlaatpoort 24 gegoten in een daartoe voorziene groef.

Op deze manier maakt de betreffende afdichting 33 deel uit van het schakelelement 22.

Het is echter niet uitgesloten dat de inlaat 6 en de uitlaat 7 van het deksel 3 aan een zijde die in de uitpositie het dichtst tegenover respectievelijk de inlaatpoort 23 en de uitlaatpoort 24 van het schakelelement staat, voorzien zijn van de niet verwijderbare afdichting 33 in plaats van respectievelijk de inlaatpoort en de uitlaatpoort van het schakelelement 22.

Om de afdichting 33 te beschermen tegen beschadiging kunnen de inlaat 6 en/of de uitlaat 7 van het deksel 3 aan een zijde die in de uit-positie het dichtst tegenover de inlaatpoort 23 respectievelijk de uitlaatpoort 24 van het

BE2018/5446 schakelelement 22 staat, voorzien zijn van een afronding of afschuining. Deze afschuining kan bijvoorbeeld uitgevoerd zijn als een rechte afschuining van een rand tussen de inlaat 6 respectievelijk de uitlaat 7 en een zijde van het deksel 3 die zich in de uit-positie het dichtst tegenover de inlaat 6 respectievelijk de uitlaat 7 bevindt, waarbij de rechte afschuining een hoek tussen 5° en 45° maakt met de zijde van het deksel 3 die zich het dichtst tegenover de inlaat 6 respectievelijk de uitlaat 7 bevindt.

Verder kan het deksel 3 aan ten minste één van twee tegenoverliggende zijden die in de verdraaide positie het dichtst tegenover de inlaatpoort 23 respectievelijk de uitlaatpoort 24 van het schakelelement 22 staan, voorzien zijn van een uitsparing zodat de afdichting 33 op het schakelelement 22 niet aangedrukt is wanneer de filterinrichting 1 niet in de uit-positie is. Dit zorgt ervoor dat vervorming van de afdichting 33 door drukbelasting over de tijd beperkt blijft, hetgeen de levensduur en betrouwbare werking van de afdichting 33 ten goede komt.

De voornoemde uitsparing is een geleidelijke uitsparing in een richting die samenvalt met een tangentiële richting waarin het schakelelement 22 kan roteren, zodat de afdichting 33 op een geleidelijke manier aangedrukt wordt bij het draaien van de filterinrichting 1 in de uitpositie. Dit verkleint de kans op beschadiging van de afdichting 33 wanneer het schakelelement 22 van de uitpositie naar de verdraaide positie en vice versa geroteerd wordt.

BE2018/5446

De werking van de filterinrichting 1 is zeer eenvoudig en als volgt.

Tijdens de normale werking van de filterinrichting 1, 5 bevinden het schakelelement 22 en de bovendop 10 zich in de hoger vermelde verdraaide positie.

Dit zal toelaten dat te zuiveren gas dat via de inlaat 6 in het deksel 3 in de filterinrichting 1 komt, vervolgens via 10 de ingang 18 en het inlaatkanaal 17 van de bovendop 10 naar het filterpatroon 12 gaat.

De uitgang 19 van het inlaatkanaal 17 sluit aan op het inwendige 20 van het filterpatroon 12, zodat het te 15 zuiveren gas het filterpatroon 12 van binnen naar buiten zal doorstromen, waardoor bij doorgang onzuiverheden uit het gas gehaald worden.

Het gezuiverde gas komt dan terecht in de zone 34 tussen het f ilterpatroon 12 en de pot 4, van waaruit het in de ruimte 21 tussen de bovendop 10 en het deksel 3 terechtkomt.

Het gezuiverde gas kan dan via de uitlaat 7 in het deksel 3 25 de filterinrichting 1 verlaten.

Wanneer het filterpatroon 12 verzadigd is met onzuiverheden, moet het vervangen worden.

BE2018/5446

Om de filterinrichting 1 op een correcte en veilige manier uit werking te nemen wordt daartoe via de pin 28 het schakelelement 22 gedraaid in de uit-positie.

Dit heeft tot gevolg dat de inlaat 6 van het deksel 3 en de uitlaat 7 van het deksel 3 in verbinding staan met elkaar via het bypasskanaal 25 indien het schakelelement 22 een bypasselement betreft.

Het te zuiveren gas zal nu niet via het filterelement 9 passeren, maar via het bypasskanaal 25 stromen.

Na ontlading van druk in de f ilterbehuizing 2 is het vervolgens dus mogelijk om de pot 4 van het deksel 3 los te schroeven. Hierbij zal de pot 4 met het filterelement 9 verwijderd kunnen worden.

Om dit mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat de voornoemde blokkeermiddelen 32 losmaakbaar zijn, i.e. is het noodzakelijk dat de bovendop 10 losgemaakt kan worden van het schakelelement 22.

Het filterelement 9 zal uit de pot 4 genomen kunnen worden en een nieuw filterelement 9 zal in de pot 4 geplaatst kunnen worden.

Vervolgens kan de pot 4, met het nieuwe filterelement 9, terug op het deksel 3 geschroefd worden.

BE2018/5446

Hierbij zullen de blokkeermiddelen 32 terug in werking treden of ingrijpen op elkaar, zodat de bovendop 10 niet kan roteren ten opzichte van het schakelelement 22.

Tot slot wordt het schakelelement 22 verdraaid naar de verdraaide positie met behulp van de pin 28.

Hierdoor zal ook de bovendop 10 meeroteren, zodat de inlaat 6 van het deksel 3 opnieuw aansluit op de ingang 18 van het inlaatkanaal 17.

De normale filterwerking van de filterinrichting 1 wordt hierdoor hernomen.

Tijdens de vervanging van het verzadigde filterelement 9, zal het schakelelement 22 in de uit-positie gedraaid worden, en het te zuiveren gas tijdelijk via het bypasskanaal 25 stromen indien het schakelelement 22 een bypasselement is. Indien er in het bypasskanaal 25 van dergelijk bypasselement een filtermateriaal 26 is aangebracht, zal het te zuiveren gas tenminste gedeeltelijk gezuiverd worden van verontreinigingen, zodat de stroomafwaartse systemen geen nadeel kunnen ondervinden van ongezuiverd gas.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een filterinrichting volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies .

1.- Filterinrichting voor het scheiden van onzuiverheden uit een te zuiveren gas,

- waarbij de filterinrichting (1) een filterbehuizing (2) omvat die opgebouwd is uit een deksel (3) en een pot (4);

- waarbij het deksel (3) voorzien is van een inlaat (6) voor te zuiveren gas en een uitlaat (7) voor gezuiverd gas;

- waarbij in de pot (4) een filterelement (9) is aangebracht, welk filterelement (9) opgebouwd is uit een bovendop (10) en een onderdop (11) met daartussen een filterpatroon (12);

- waarbij de bovendop (10) voorzien is van een inlaatkanaal (17) met een ingang (18), welke ingang (18) kan aansluiten op de inlaat (6) van het deksel (3) zodanig dat het te zuiveren gas via het inlaatkanaal (17) naar het filterpatroon (12) geleid wordt; en

- waarbij tussen het deksel (3) en de bovendop (10) een ruimte (21) is die in verbinding kan staan met de uitlaat (7) van het deksel (3), daardoor gekenmerkt dat de filterinrichting (1) verder voorzien is van een schakelelement (22) met een inlaatpoort (23) en een uitlaatpoort (24), waarbij het schakelelement (22) zodanig geconfigureerd is dat

- het roteerbaar in het deksel (3) te bevestigen is; en

- het geroteerd kan worden tussen enerzijds een uitpositie, waarbij de inlaatpoort (23) respectievelijk de uitlaatpoort (24) aansluit op de inlaat (6) respectievelijk de uitlaat (7) van het deksel (3), en anderzijds een verdraaide positie, waarbij dit niet het geval is en

BE2018/5446 waarbij de ingang (18) van het inlaatkanaal (17) van de

bovendop (10) kan aansluiten op de inlaat (6) van het

deksel (3).
2.- Filterinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het schakelelement (22) een bypasselement is, waarbij de inlaatpoort (23) en de uitlaatpoort (24) in fluïdumverbinding staan met elkaar via een bypasskanaal (25), zodanig dat het te zuiveren gas van de inlaat (6)

naar de uitlaat (7) van het deksel (3) kan vloeien wanneer

het schakelelement (22) in de uit-positie geroteerd is.
3.- Filterinrichting volgens conclusie 2, daardoor

gekenmerkt dat in het bypasskanaal (25) een filtermateriaal

(26) is aangebracht.
4.- Filterinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de inlaatpoort (23) en de uitlaatpoort (24) van het schakelelement (22) niet in fluïdumverbinding staan met elkaar, zodanig dat het te zuiveren gas niet van de inlaat (6) naar de uitlaat (7) van het deksel (3) kan

vloeien wanneer het schakelelement (22) in de uit-positie

geroteerd is.
5.- Filterinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat er middelen (27) voorzien zijn voor het roteren van het schakelelement (22) in het deksel (3), waarbij deze middelen (27) zodanig zijn uitgevoerd dat ze bedienbaar zijn wanneer het deksel (3) op de pot (4) is gemonteerd.

BE2018/5446
6.- Filterinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde middelen (27) een pin (28) omvatten die bevestigd is aan het schakelelement (22) of er deel van uitmaakt en die doorheen het deksel (3) reikt.
7. - Filterinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat er blokkeermiddelen (32) voorzien zijn om de bovendop (10) te blokkeren ten opzichte van het schakelelement (22), waarbij de blokkeermiddelen (32) zodanig geconfigureerd zijn dat de bovendop (10) meeroteert met het schakelelement (22).
8. - Filterinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de inlaatpoort (23) en/of de uitlaatpoort (24) van het schakelelement (22) aan een zijde van de inlaatpoort (23) respectievelijk de uitlaatpoort (24) die in de uit-positie het dichtst tegenover de inlaat (6) respectievelijk de uitlaat (7) van het deksel (3) staat, voorzien is van een niet verwijderbare afdichting (33).
9.- Filterinrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de afdichting (33) op de inlaatpoort (23) en/of de uitlaatpoort (24) is gegoten in een daartoe voorziene groef, zodat de afdichting (33) deel uitmaakt van het schakelelement (22).
10.- Filterinrichting volgens conclusie 8 of 9, daardoor gekenmerkt dat de afdichting (33) op de inlaatpoort (23)

BE2018/5446 en/of de uitlaatpoort (24) vervaardigd is uit een thermoplastisch elastomeer.
11. - Filterinrichting volgens één of meer van de voorgaande 5 conclusies, daardoor gekenmerkt dat het schakelelement (22) vervaardigd is uit metaal.
12. - Filterinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat er middelen (29)

10 voorzien zijn die geconfigureerd zijn voor het aanduiden of weergeven of het schakelelement (22) zich in de uit-positie bevindt dan wel in de verdraaide positie.
13. - Filterinrichting volgens één of meer van de voorgaande 15 conclusies, daardoor gekenmerkt dat de inlaat (6) en/of de uitlaat (7) van het deksel (3) aan een zijde die in de uitpositie het dichtst tegenover de inlaatpoort (23) respectievelijk de uitlaatpoort (24) van het schakelelement (22) staat, voorzien zijn van een afronding of afschuining.
14. - Filterinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het deksel (3) aan ten minste één van twee tegenoverliggende zijden die in de verdraaide positie het dichtst tegenover de inlaatpoort

25 (23) respectievelijk de uitlaatpoort (24) van het schakelelement (22) staan, voorzien is van een uitsparing.
15. - Filterinrichting volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat de uitsparing in een richting die samenvalt

30 met een tangentiële richting waarin het schakelelement kan roteren, een geleidelijke uitsparing is.

BE2018/5446
16.- Werkwijze voor uit- en/of inschakelen van een filterinrichting (1) voor het scheiden van onzuiverheden uit een te zuiveren gas,

- waarbij de filterinrichting (1) een filterbehuizing (2) omvat die opgebouwd is uit een deksel (3) en een pot (4);

- waarbij het deksel (3) voorzien is van een inlaat (6) voor te zuiveren gas en een uitlaat (7) voor gezuiverd gas;

- waarbij in de pot (4) een filterelement (9) is aangebracht, welk filterelement (9) opgebouwd is uit een bovendop (10) en een onderdop (11) met daartussen een filterpatroon (12);

- waarbij de bovendop (10) voorzien is van een inlaatkanaal (17) met een ingang (18), welke ingang (18) kan aansluiten op de inlaat (6) van het deksel (3) zodanig dat het te zuiveren gas via het inlaatkanaal (17) naar het filterpatroon (12) geleid wordt; en

- waarbij tussen het deksel (3) en de bovendop (10) een ruimte (21) is die in verbinding kan staan met de uitlaat (7) van het deksel (3), daardoor gekenmerkt dat de filterinrichting (1) verder voorzien is van een schakelelement (22) met een inlaatpoort (23) en een uitlaatpoort (24), waarbij het schakelelement (22) geroteerd wordt in het deksel (3) tussen enerzijds een uit-positie, waarbij de inlaatpoort (23) respectievelijk de uitlaatpoort (24) aansluit op de inlaat (6) respectievelijk de uitlaat (7) van het deksel (3), en anderzijds een verdraaide positie, waarbij dit niet het geval is en waarbij de ingang (18) van het inlaatkanaal (17) van de bovendop (10) kan aansluiten op de inlaat (6) van het deksel (3).

BE2018/5446
17. - Werkwijze volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de bovendop (10) meegeroteerd wordt met het schakelelement (22) door middel van blokkeermiddelen (32) waardoor de bovendop (10) ten opzichte van het

5 schakelelement (22) geblokkeerd is.
18. - Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, daardoor gekenmerkt dat het schakelelement (22) in het deksel (3) geroteerd wordt door middel van middelen (27), waarbij deze

10 middelen (27) bedienbaar zijn wanneer het deksel (3) op de pot (4) is gemonteerd.
19.- Werkwijze volgens één of meer van de voorgaande conclusies 16 tot 18, daardoor gekenmerkt dat door middelen 15 (29) aangeduid of weergegeven wordt of het schakelelement (22) zich in de verdraaide positie bevindt dan wel in de uit-positie.