BE1026434B1

BE1026434B1 - Filterinrichting en werkwijze voor het monteren van zulke filterinrichting

Info

Publication number: BE1026434B1
Application number: BE20185445A
Authority: BE
Inventors: Marc Steijnen; Sylwester Manski; Peter Waeterschoot
Original assignee: Atlas Copco Airpower Nv
Priority date: 2018-06-26
Filing date: 2018-06-26
Publication date: 2020-02-03
Also published as: CN110639300B; CN110639300A; WO2020003058A1; ES2926382T3; GB201909197D0; BE1026434A1; CN210409950U; GB2576609B; EP3813981A1; SI3813981T1; US20210229016A1; EP3813981B1; GB2576609A

Abstract

Filterinrichting voor het scheiden van onzuiverheden uit een gas, bevattende een filterbehuizing (2) opgebouwd uit een deksel (3) en een pot (4) met daarin een filterelement (9) met een boven- en onderdop (10-11) en een filterpatroon (12), waarbij het deksel (3) voorzien is van een in- en uitlaat (6-7) en de bovendop (10) voorzien is van een inlaatkanaal (17) met een ingang (18) die aansluit op de inlaat (6) van het deksel (3) en tussen het deksel (3) en de bovendop (10) een ruimte (21) die in verbinding staat met de uitlaat (7) van het deksel (3), daardoor gekenmerkt dat de filterinrichting (1) voorzien is van positioneermiddelen (25) voor het positioneren van de bovendop (10) ten opzichte van het deksel (3) en van aandrukrniddelen (28) voor het aandrukken van de ingang (18) van het inlaatkariaal (17) tegen de inlaat (6) van het deksel (3), waarbij de positioneermiddelen (25) en de aandrukmiddelen (28) zodanig zijn uitgevoerd dat de positioneerrniddelen (25) tijdens het monteren van de pot (4) op het deksel (3) eerder in werking treden dan de aandrukmiddelen (28).

Description

Filterinrichting en werkwijze voor het monteren van zulke filterinrichting.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een filterinrichting en werkwijze voor het monteren van dergelijke filterinrichting.

Meer speciaal, is de uitvinding bedoeld voor het filteren van onzuiverheden bijvoorbeeld olie en stof uit een gas zoals samengeperste lucht.

Er zijn reeds dergelijke filterinrichtingen bekend, welke bestaan uit een filterbehuizing waarin een filterelement kan geplaatst worden. De filterbehuizing bestaat uit een deksel en een pot met daarin het filterelement, waarbij het deksel typisch wordt vastgeschroefd op de pot of via een bajonetsluiting met de pot wordt verbonden.

Het deksel is voorzien van een inlaat voor te zuiveren gas en een uitlaat voor gezuiverd gas.

Het filterelement zelf bestaat uit een bovendop en een onderdop met daartussen een filterpatroon bestaande uit filtermateriaal.

De bovendop is voorzien van een inlaatkanaal dat te zuiveren gas naar het inwendige van het filterpatroon zal leiden. Wanneer het filterelement gemonteerd is, staat de ingang van het inlaatkanaal in verbinding met de inlaat van het deksel, zodat te zuiveren gas dat via de inlaat van het

BE2018/5445 deksel de filterinrichting binnenstroomt, naar het filterpatroon geleid wordt.

Tussen het deksel en de bovendop is een ruimte die in verbinding staat met de uitlaat van het deksel, waarbij het gas dat via het filterpatroon gepasseerd is, via de voornoemde ruimte en de uitlaat, de filterinrichting kan verlaten.

Het is bekend dat de vormgeving van het inlaatkanaal in de bovendop een belangrijke rol zal spelen in de drukval in de filterinrichting.

Het is verder geweten dat de afdichting tussen de inlaat van het deksel en de ingang van het inlaatkanaal zeer belangrijk is om lekken te vermijden vanaf de inlaat van het deksel en de ingang van het inlaatkanaal naar de voornoemde ruimte die in verbinding staat met de uitlaat van het deksel.

In de gekende filterinrichtingen, is deze afdichting vaak niet 100%, waardoor lekken ontstaan en ongezuiverd gas de filterinrichting kan passeren.

Traditioneel is het deksel van de filterinrichting ingebouwd in een leiding, bijvoorbeeld de uitlaatleiding van een compressor.

Wanneer men het filterelement moet vervangen, wordt de pot losgemaakt van het deksel.

BE2018/5445

Vervolgens kan men het filterelement uit het deksel of uit de pot nemen en vervangen.

Vervolgens wordt de pot met het filterelement terug vastgemaakt aan het deksel. Hierbij is het van groot belang dat de bovendop, met het inlaatkanaal, correct ten opzichte van het deksel wordt gepositioneerd, zodat het inlaatkanaal in verbinding komt te staan met de inlaat van het deksel.

Een nadeel is dat het terug installeren van de pot met filterpatroon zeer nauwkeurig moet gebeuren, waardoor deze handeling extra tijd in beslag zal nemen.

Een bijkomend nadeel is dat wanneer hierbij fouten gemaakt worden omdat men bijvoorbeeld niet de nodige nauwkeurigheid aan de dag legt, lekken kunnen ontstaan waarbij ongezuiverd gas naar de uitlaat van het deksel kan stromen zonder eerst via het filterpatroon te passeren.

Het zodanig uitvoeren van de bovendop en het deksel van de filterinrichting dat de bovendop reeds gedurende de montage nauw aansluit in het deksel om na de montage een correct afgedichte aansluiting van het inlaatkanaal van de bovendop op de inlaat van het deksel te garanderen en zodoende de hiervoorvermelde lekken te vermijden, veroorzaakt ongewenste wrijving tussen de bovendop en het deksel en bemoeilijkt aldus de montage van de pot op het deksel.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan minstens één van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

BE2018/5445

De huldige uitvinding heeft een filterinrichting als voorwerp voor het scheiden van onzuiverheden uit een gas, waarbij de filterinrichting een filterbehuizing omvat die is opgebouwd uit een deksel en een pot, waarbij in de pot een filterelement is aangebracht, welk filterelement opgebouwd is uit een bovendop en een onderdop met daartussen een filterpatroon, waarbij het deksel voorzien is van een inlaat voor te zuiveren gas en een uitlaat voor gezuiverd gas, waarbij de bovendop voorzien is van een inlaatkanaal dat te zuiveren gas naar het filterpatroon zal leiden, waarbij in gemonteerde toestand van de pot op het deksel, een ingang van het inlaatkanaal aansluit op de inlaat van het deksel en tussen het deksel en de bovendop een ruimte is die in verbinding staat met de uitlaat van het deksel, met als kenmerk dat de filterinrichting enerzijds voorzien is van positioneermiddelen die geconfigureerd zijn voor het positioneren van de bovendop ten opzichte van het deksel tijdens het monteren van de pot op het deksel, en anderzijds van aandrukmiddelen die geconfigureerd zijn voor het aandrukken van de ingang van het inlaatkanaal tegen de inlaat van het deksel na montage van de pot op het deksel, waarbij de positioneermiddelen en aandrukmiddelen zodanig zijn uitgevoerd dat de positioneermiddelen tijdens het monteren van de pot op het deksel eerder in werking treden dan de aandrukmiddelen.

Een voordeel is dat de positioneermiddelen ervoor zullen zorgen dat de bovendop correct wordt gepositioneerd ten opzichte van het deksel, zodat de ingang van het deksel uitgelijnd wordt met het inlaatkanaal.

BE2018/5445

Hierdoor zal het te zuiveren gas correct in het filterelement geleid worden.

Een ander voordeel is dat lekken vermeden kunnen worden doordat de afdichting tussen de ingang van het inlaatkanaal en de inlaat van het deksel zal aangedrukt worden.

Gezien de aandrukmiddelen tijdens het monteren van de pot op het deksel pas later in werking treden dan de positioneermiddelen, wordt wrijving tussen de bovendop en het deksel die tijdens de montage ontstaat bij het aansluiten van de bovendop en het deksel, verminderd of vermeden. Pas nadat de correcte uitlijning van de ingang van het inlaatkanaal ten opzichte van de inlaat van het deksel bijna of geheel is gerealiseerd, zal de ingang naar de inlaat aangedrukt worden, wat een goede en gemakkelijke montage van de pot op het deksel mogelijk zal maken.

Bij voorkeur is de ingang van het inlaatkanaal of de inlaat van het deksel voorzien van een niet verwijderbare afdichting.

Door een niet verwijderbare afdichting te voorzien, kan vermeden worden dat de afdichting tijdens de montage van het deksel op de pot loskomt of verschuift. Dit biedt extra zekerheid tegen een slechte afdichting.

De uitvinding heeft ook een werkwijze als voorwerp voor het monteren van een filterinrichting voor het scheiden van onzuiverheden uit een gas, waarbij de filterinrichting een filterbehuizing omvat die opgebouwd is uit een deksel en een pot, waarbij in de pot een filterelement is

BE2018/5445 aangebracht, welk filterelement opgebouwd is uit een bovendop en een onderdop met daartussen een filterpatroon, waarbij het deksel voorzien is van een inlaat voor te zuiveren gas en een uitlaat voor gezuiverd gas, waarbij de bovendop voorzien is van een inlaatkanaal dat te zuiveren gas naar het filterpatroon zal leiden, waarbij in gemonteerde toestand van de pot op het deksel, de ingang van het inlaatkanaal aansluit op de inlaat van het deksel en tussen het deksel en de bovendop een ruimte is die in verbinding staat met de uitlaat van het deksel, met als kenmerk dat de filterinrichting enerzijds voorzien is van positioneermiddelen die de bovendop zullen positioneren ten opzichte van het deksel tijdens het monteren van de pot op het deksel, en anderzijds voorzien is van aandrukmiddelen die de ingang van het inlaatkanaal tegen de inlaat van het deksel zullen drukken na montage van de pot op het deksel, waarbij tijdens het monteren van de pot op het deksel de positioneermiddelen eerder in werking treden dan de aandrukmiddelen.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een filterinrichting volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

figuur 1 schematisch en in perspectief een filterinrichting volgens de uitvinding weergeeft;

figuur 2 een doorsnede volgens de lijn II-II in figuur 1 weergeeft;

figuur 3 in meer detail het gedeelte weergeeft dat in figuur 2 door F3 is aangeduid;

BE2018/5445 figuur 4 schematisch en in perspectief de bovendop van figuren 2 en 3 weergeeft;

figuur 5 in meer detail de onderzijde van het deksel weergeeft ;

figuur 6 een ander zicht weergeeft van de bovendop uit figuur 4.

In figuur 1 is een filterinrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven voor het scheiden van onzuiverheden uit een gas.

Dit gas kan bijvoorbeeld samengeperste lucht zijn, doch de uitvinding is hiertoe niet beperkt.

De voornoemde onzuiverheden kunnen olie, water en/of stof zijn.

De filterinrichting 1 omvat een filterbehuizing 2, welke is opgebouwd uit een deksel 3 en een pot 4, welke op elkaar gemonteerd kunnen worden ter vorming van de filterbehuizing

2.

In het weergegeven voorbeeld, wordt het deksel 3 op de pot 4 vastgeschroefd, waarbij zowel het deksel 3 als de pot 4 voorzien zijn van een samenwerkende schroefdraad 5.

Het is niet uitgesloten dat het deksel 3 op de pot 4 wordt bevestigd door middel van een bajonetsluiting of op nog een andere manier.

Het deksel 3 is voorzien van een inlaat 6 voor te zuiveren gas en een uitlaat 7 voor gezuiverd gas. Typisch wordt de

BE2018/5445 filterinrichting 1 met zijn deksel 3 in een leiding van een machine, zoals bijvoorbeeld een compressorinstallatie, gemonteerd. Daartoe is het deksel 3 aan de inlaat 6 en de uitlaat 7 voorzien van hiervoor geschikte flenzen 8.

In de filterbehuizing 2, meer bepaald in de pot 4, is een filterelement 9 aangebracht. Dit is weergegeven in figuur 2, welke een dwarsdoorsnede weergeeft.

Het filterelement 9 is opgebouwd uit een bovendop 10 en een onderdop 11 met daartussen een filterpatroon 12, welke vervaardigd is uit filtermateriaal.

De onderdop 11 is optioneel voorzien van middelen 13 om het filterelement 9, na montage van de pot 4 in het deksel 3, in de pot 4 in elke richting translationeel te positioneren en/of vast te zetten. Dit wil zeggen dat de middelen 13 een translationele verschuiving van het filterelement 9 ten

opzichte van	de pot 4 in elke	richting	beperken	of
verbieden, maar wel nog een rotationele	beweging van	het
filterelement	9 ten opzichte van	de	pot	4 onbeperkt
toelaten.
Deze middelen	13 zijn uitgevoerd	als	een	holte 14	of
uitsparing die	kan samenwerken met	een	daartoe voorziene
stang 15 in de	bodem 16 van de pot 4.

Bovendien zijn deze middelen 13 zodanig uitgevoerd dat het filterelement 9 roteerbaar is in de pot 4. Dit wil zeggen, dat het mogelijk is dat het filterelement 9 roteert rond zijn as in de pot 4.

BE2018/5445

In de detailfiguur 3 is duidelijk zichtbaar hoe de bovendop 10 is uitgevoerd.

De bovendop 10 is voorzien van een inlaatkanaal 17 dat te zuiveren gas naar het filterpatroon 12 zal leiden.

Het inlaatkanaal 17 heeft een ingang 18 dat in gemonteerde toestand van de pot 4 op het deksel 3 aansluit op de voornoemde inlaat 6 van het deksel 3. Het inlaatkanaal 17 heeft ook een uitgang 19 die aansluit op het inwendige 20 van het filterpatroon 12.

Zoals verder duidelijk te zien is in figuur 3, is er tussen het deksel 3 en de bovendop 10 een ruimte 21 die in verbinding staat met de uitlaat 7 van het deksel 3.

In dit geval, doch niet noodzakelijk voor de uitvinding, is de bovendop 10 voorzien van een uitstekende kraag 22 of flens die op de bovenrand 23 van de pot 4 kan rusten. Dit zal helpen bij de positionering van het filterelement 9 in de pot 4.

Deze kraag 22 of flens strekt zich uit over de volledige omtrek van de bovenrand 23 en is voorzien van minstens één doorgang 24 doorheen de kraag. Het is ook mogelijk dat de kraag 22 zich slechts over een gedeelte van de omtrek van de bovenrand 23 uitstrekt of dat er onderbrekingen in de kraag 22 zijn aangebracht.

Volgens de uitvinding, is de filterinrichting 1 voorzien van positioneermiddelen 25 die de bovendop 10 zullen

BE2018/5445 positioneren ten opzichte van het deksel 3 tijdens het monteren van de pot 4 op het deksel 3.

In het weergegeven voorbeeld van figuren 4 en 5, zijn deze positioneermiddelen 25 uitgevoerd onder de vorm van enerzijds een positioneervin 26 op de bovendop 10 en anderzijds een positioneeruitsparing 27 in het deksel 3, waarbij de positioneervin 26 van de bovendop 10 in de positioneeruitsparing 27 van het deksel 3 past.

Het is duidelijk dat het ook mogelijk is dat de bovendop 10 voorzien is van de positioneeruitsparing 27 en het deksel 3 van de positioneervin 26 die in de positioneeruitsparing 27 past.

Enkel wanneer de positioneervin 26 in de positioneeruitsparing 27 in het deksel 3 wordt gebracht of geschoven, zal de bovendop 10 in het deksel 3 passen.

Volgens de uitvinding, is de filterinrichting 1 verder voorzien van aandrukmiddelen 28 die de ingang 18 van het inlaatkanaal 17 tegen de inlaat 6 van het deksel 3 zullen drukken na montage van de pot 4 op het deksel 3.

In het weergegeven voorbeeld van figuren 4 en 5, zijn deze aandrukmiddelen 28 uitgevoerd onder de vorm van een pin 29 in het deksel 3 en een corresponderende holte 30 in de bovendop 10.

Het is duidelijk dat het ook hier mogelijk is dat het deksel 3 voorzien is van een holte 30 en de bovendop 10 voorzien is van een pin 29.

BE2018/5445

Dit heeft tot gevolg dat de afstand tussen de holte 30 en de inlaat 6 van het deksel 3 wordt bepaald door de afstand van de pin 29 tot de inlaat 6.

Door de afstand tussen de pin 29 en de inlaat 6 goed te kiezen, zal ervoor gezorgd kunnen worden dat de ingang 18 van het inlaatkanaal 17 tegen de inlaat 6 wordt gedrukt.

Zoals te zien is op figuren 3 tot 5, zullen de positioneermiddelen 25 eerder in werking treden dan de aandrukmiddelen 28. Inderdaad, bij het inbrengen van de bovendop 10 in het deksel 3, zal eerst de positioneervin 26 in de positioneeruitsparing 27 moeten worden geschoven, alvorens de bovendop 10 verder in het deksel 3 kan ingebracht worden. Pas wanneer de bovendop 10 verder in het deksel 3 is ingebracht, zal de pin 29 in de holte 30 komen en druk uitoefenen.

Tot slot is een niet verwijderbare afdichting 31 voorzien tussen de inlaat 6 van het deksel 3 en het inlaatkanaal 17 van de ingang 18 van de bovendop 10.

In een praktische uitvoeringsvorm van de uitvinding is de niet verwijderbare afdichting voorzien op de ingang 18 van het inlaatkanaal 17.

Deze wordt bij voorkeur op de ingang 18 gegoten, zodat deze deel uitmaakt van de bovendop 10. De afdichting 31 is bij voorkeur vervaardigd uit een thermoplastisch elastomeer.

Het is echter niet uitgesloten dat de niet verwijderbare afdichting 31 voorzien is op de inlaat 6 van het deksel 3

BE2018/5445 aan een zijde van het deksel 3 die het dichtst tegenover de ingang 18 van het inlaatkanaal 17 van de bovendop 10 staat.

Echter, aangezien het filterelement 9 van tijd tot tijd vervangen zal worden, heeft het de voorkeur om de afdichting 31 op de bovendop 10 te voorzien, zodat deze mee vervangen wordt. Het materiaal van de afdichting 31 dient in dit geval dusdanig geselecteerd te worden dat de afdichting 31 continu te gebruiken is voor een tijdsduur die minstens gelijk is aan de periode tussen twee vervangingen van het filterelement 9, aangezien het niet gewenst is dat de afdichting 31 vervangen dient te worden tussen twee vervangingen van het filterelement 9.

Om de afdichting 31 te beschermen tegen beschadiging kan de inlaat 6 van het deksel 3 aan een zijde die in gemonteerde toestand van de pot op het deksel het dichtst tegenover de inlaatpoort 17 van de bovendop 10 staat, voorzien zijn van een afronding of afschuining. Deze afschuining kan bijvoorbeeld uitgevoerd zijn als een rechte afschuining van de rand tussen de inlaat 6 en een zijde van het deksel 3 die zich in de gemonteerde toestand het dichtst tegenover de inlaatpoort 17 van de bovendop 10 bevindt, waarbij de rechte afschuining een hoek tussen 5° en 45° maakt met de zijde van het deksel 3 die zich het dichtst tegenover de inlaatpoort 17 van de bovendop 10 bevindt.

De werking van de filterinrichting 1 is zeer eenvoudig en als volgt.

Te zuiveren gas komt via de inlaat 6 in het deksel 3 in de f ilterinrichting 1 en gaat dan via de ingang 18 en het

BE2018/5445 inlaatkanaal 17 van de bovendop 10 naar het filterpatroon

12.

De uitgang 19 van het inlaatkanaal 17 sluit aan op het inwendige 20 van het filterpatroon 12, zodat het te zuiveren gas het filterpatroon 12 van binnen naar buiten zal doorstromen, waarbij bij doorgang onzuiverheden uit het gas gehaald worden.

Het gezuiverde gas komt dan terecht in de zone 32 tussen het filterpatroon 12 en de pot 4, van waaruit het via de doorgangen 24 in de kraag 22 van de bovendop 10 in de ruimte 21 tussen de bovendop 10 en het deksel 3 terechtkomt.

Het gezuiverde gas kan dan via de uitlaat 7 in het deksel 3 de filterinrichting 1 verlaten.

Wanneer het filterpatroon 12 verzadigd is met onzuiverheden, moet het vervangen worden.

Daartoe wordt de pot 4 losgeschroefd van het deksel 3, aangezien deze laatste vaak vast gemonteerd is in een machine of dergelijke.

Hierbij dient opgemerkt te worden dat het filterelement 9 niet rotationeel zal bewegen ten opzichte van het deksel 3 maar wel ten opzichte van de pot 4.

Wanneer de pot 4 verwijderd is, kan het filterelement 9 verwijderd worden.

BE2018/5445

Een nieuw filterelement 9 kan dan geplaatst worden. Hierbij wordt dit nieuwe filterelement 9 in de pot 4 geplaatst, waarbij er optioneel voor gezorgd wordt dat de stang 15 in de holte 14 van de onderdop 11 terechtkomt.

Vervolgens wordt de pot 4 geplaatst en draait men positioneervin 26 van positioneeruitsparing 27 van onder en tegen het deksel 3 met de pot 4 totdat de de bovendop 10 in de het deksel 3 terecht komt.

Op dat moment zal de bovendop 10 goed gepositioneerd zijn ten opzichte van het deksel 3, zodat na vastschroeven van de pot 4 de ingang 18 correspondeert met de inlaat 6.

Bovendien zal op hetzelfde ogenblik de bovendop 10 verder in het deksel 3 geschoven kunnen worden en kan tegelijkertijd de pot 4 verder vastgeschroefd worden aan het deksel 3. Dit wil zeggen dat enkel als de bovendop 10 goed gepositioneerd is ten opzichte van het deksel 3, de pot 4 kan vastgeschroefd worden.

Tijdens het vastschroeven zal het filterelement 9 niet meeroteren met de pot 4.

Op een bepaald ogenblik, als de pot 4 ver genoeg vastgeschroefd is, zal ook de pin 29 ingrijpen in de holte 30 en daardoor de ingang 18 tegen de inlaat 6 aan duwen.

Hierdoor wordt een goede afdichting bekomen tusen de ingang en de inlaat 6 en kan er geen lekstroom optreden.

BE2018/5445

Ondanks het feit dat in de voornoemde beschreven voorbeelden, een gasstroom vanaf de inlaat 6 naar het inlaatkanaal 17 en het inwendige 20 van het filterpatroon 12 loopt en vervolgens door het filterpatroon 12 en via de 5 doorgangen 24 in de kraag 22 naar de ruimte 21 en uitlaat 7 in het deksel 3, is het niet uitgesloten dat de gasstroom in de andere richting loopt. Dit wil zeggen, het gas komt binnen via de uitlaat 7 in het deksel 3, gaat dan via de ruimte 21 door de doorgangen 24 in de kraag 22 om 10 vervolgens doorheen het filterpatroon 12 te gaan en dan via het inlaatkanaal 17 naar de inlaat 6 in het deksel 3 om de filterinrichting 1 te verlaten.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als 15 voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een filterinrichting volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies .

1.- Filterinrichting voor het scheiden van onzuiverheden uit een gas,

- waarbij de filterinrichting (1) een filterbehuizing (2) omvat die opgebouwd is uit een deksel (3) en een pot (4),

- waarbij in de pot (4) een filterelement (9) is aangebracht, welk filterelement (9) opgebouwd is uit een bovendop (10) en een onderdop (11) met daartussen een filterpatroon (12),

- waarbij het deksel (3) voorzien is van een inlaat (6) voor te zuiveren gas en een uitlaat (7) voor gezuiverd gas,

- waarbij de bovendop (10) voorzien is van een inlaatkanaal (17) dat te zuiveren gas naar het f ilterpatroon (12) zal leiden, waarbij in gemonteerde toestand van de pot (4) op het deksel (3), een ingang (18) van het inlaatkanaal (17) aansluit op de inlaat (6) van het deksel (3) en tussen het deksel (3) en de bovendop (10) een ruimte (21) is die in verbinding staat met de uitlaat (7) van het deksel (3), daardoor gekenmerkt dat de filterinrichting (1) enerzijds voorzien is van positioneermiddelen (25) die geconfigureerd zijn voor het positioneren van de bovendop (10) ten opzichte van het deksel (3) tijdens het monteren van de pot (4) op het deksel (3), en anderzijds van aandrukmiddelen (28) die geconfigureerd zijn voor het aandrukken van de ingang (18) van het inlaatkanaal (17) tegen de inlaat (6) van het deksel (3) na montage van de pot (4) op het deksel (3) , waarbij de positioneermiddelen (25) en de aandrukmiddelen (28) zodanig zijn uitgevoerd dat de positioneermiddelen

BE2018/5445 (25) tijdens het monteren van de pot (4) op het deksel (3) eerder in werking treden dan de aandrukmiddelen (28).

2.- Filterinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde positioneermiddelen (25) enerzijds een positioneervin (26) op de bovendop (10) of in het deksel (3) omvatten en anderzijds een positioneeruitsparing (27) in het deksel (3) respectievelijk de bovendop (10) omvatten, waarbij de positioneervin (26) van de bovendop (10) respectievelijk het deksel (3) in de positioneeruitsparing (27) van het deksel (3) respectievelijk de bovendop (10) past.

3.- Filterinrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde aandrukmiddelen (28) enerzijds een pin (29) in het deksel (3) of op de bovendop (10) omvatten en anderzijds een aan de pin (29) corresponderende holte (30) in de bovendop (10) respectievelijk het deksel (3) omvatten, zodanig dat de afstand vanaf de holte (30) tot de inlaat (6) van het deksel (3) bepaald wordt door de afstand van de pin (29) tot de inlaat (6).

4. - Filterinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat enerzijds de inlaat (6) van het deksel (3) aan een zijde van het deksel (3) die het dichtst tegenover de ingang (18) van het inlaatkanaal (17) van de bovendop (10) staat, of anderzijds de ingang (18) van het inlaatkanaal (17) is voorzien van een niet verwijderbare afdichting (31).

5. - Filterinrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de afdichting (31) op enerzijds de inlaat

BE2018/5445 (6) of anderzijds de ingang (18) is gegoten, zodat de afdichting (31) deel uitmaakt van de bovendop (10) respectievelijk het deksel (3).

6. - Filterinrichting volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat de afdichting (31) vervaardigd is uit een thermoplastisch elastomeer.

7. - Filterinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de bovendop (10) voorzien is van een uitstekende kraag (22) die op de bovenrand (23) van de pot (4) kan rusten.

8. - Filterinrichting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde kraag (22) zich uitstrekt over de volledige omtrek van de bovenrand (23) en dat doorheen deze kraag (22) minstens één doorgang (24) voorzien is zodanig dat een verbinding wordt gevormd tussen de ruimte (21) en een zone (32) tussen de het filterpatroon (12) en de pot ( 4) .

9. - Filterinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de inlaat (6) van het deksel (3) aan een zijde die in gemonteerde toestand van de pot (4) op het deksel (3) het dichtst tegenover de ingang (18) van het inlaatkanaal (17) staat, voorzien is van een afronding of afschuining.

10. - Werkwijze voor het monteren van een filterinrichting (1) voor het scheiden van onzuiverheden uit een gas,

BE2018/5445

waarbij in de pot (4) een filterelement (9) is aangebracht, welk filterelement ( 9) opgebouwd is uit een bovendop (10 ) en een onderdop i (11) met daartussen een

filterpatroon (12),

- waarbij de bovendop (10) voorzien is van een inlaatkanaal (17) dat te zuiveren gas naar het filterpatroon (12) zal leiden, waarbij in gemonteerde toestand van de pot (4) op het deksel (3), de ingang (18) van het inlaatkanaal (17) aansluit op de inlaat (6) van het deksel (3) en tussen het deksel (3) en de bovendop (10) een ruimte (21) is die in verbinding staat met de uitlaat (7) van het deksel (3), daardoor gekenmerkt dat de filterinrichting (1) enerzijds voorzien is van positioneermiddelen (25) die de bovendop (10) zullen positioneren ten opzichte van het deksel (3) tijdens het monteren van de pot (4) op het deksel (3), en anderzijds voorzien is van aandrukmiddelen (28) die de ingang (18) van het inlaatkanaal (17) tegen de inlaat (6) van het deksel (3) zullen drukken na montage van de pot (4) op het deksel (3), waarbij tijdens het monteren van de pot (4) op het deksel (3) de positioneermiddelen (25) eerder in werking treden dan de aandrukmiddelen (28) .

11.- Werkwijze volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de pot (4) op het deksel (3) wordt vastgeschroefd of via een bajonetsluiting met het deksel (3) wordt verbonden.

12.- Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, daardoor gekenmerkt dat door in de onderdop (11) voorziene middelen

BE2018/5445 (13) het filterelement (9) in de pot (4) in elke richting translationeel gepositioneerd en/of vastgezet wordt.